SlideShare a Scribd company logo
1 of 22
Download to read offline
ZIJN WAPENS OP NEDERLANDSE PORTRETTEN
EEN BETROUWBAAR MIDDEL TOT IDENTIFICATIE ?
DOOR
Jhr. F. G. L. 0. VAN KRETSCHMAR
Wie de kaartenbakken het Iconographisch raadpleegt en
daarin de tegenkomt die nog door de oprichter, Jhr. Mr. Dr.
E. A. van Beresteyn, geschreven zijn en waarop hij eigenhandig, in kleur,
met bewonderenswaardige minutieuze gedetailleerdheid en vaardigheid
met het penseel, de wapens had aangebracht die hij op de beschre-
ven portretten had kan daaruit opmaken hoe groot de
waarde was die hij aan deze wapens toekende: zij waren immers als
herkenningsteken bedoeld en zij ontvingen de systematische
registratie van het portret de aandacht die bij het aan-
brengen was. Maar wanneer diezelfde bezoeker ook telkens
dergelijke fiches waar ondanks die wapens met rood potlood
een kruis gehaald is; met de aantekening onrechte
genaamd en de verwijzing: thans dan zal deze zich wel
afvragen wat de hand geweest is. We waanden immers in
Nederland toch zo fortuinlijk met die vele portretten waarop niet alleen
een enkelvoudig wapenschild het geslacht waartoe de voor-
gestelde behoord: een dergelijke summiere aanduiding was een in
alle landen gebruikelijk attribuut, evenals het gedeelde wapen op
vrouwenportretten, waaruit de alliantie van twee families door het huwe-
lijk van de voorgestelde kon worden afgelezen. Minder algemeen
was het veelvuldig zowel in Nederland, als in met name
het Duitsland voorkomende vertoon van twee wapen-
schilden onder één manteling, of van één schild in beide
hoeken van het die de families aanduidden van zowel de vader
als de moeder de voorgestelde, Maar werkelijk Neder-
lands en zo waren de vele portretten waarin
de geportretteerde geflankeerd werd door twee in de
beide bovenhoeken, door een enkel schild in de vier hoeken, m.a.w.
door zijn vier Om op dergelijke wijze de vier groot-
ouders van een geportretteerde op een presenteerblaadje voorge-
houden te krijgen was een genealogische meevaller waarmee de op gang
iconographische registratie in Nederland zich inderdaad be-
voorrecht mocht achten. Het was een gegeven paard
temidden enorme toevloed gegevens waarmee deze
werd opgezet, eerst in het werk van Moes en zijn Iconographia
Batava, later voortgezet door zijn aanvankelijke medewerker, de heer
Van Beresteyn en tenslotte in 1923 geconsolideerd met de oprichting
van het I.B. Dat men zulke gegeven paarden niet al te diep in de bek
keek en blij bij het verwerken van met een zo
38
authentiek overkomende informatie, die op het eerste gezicht geen
diepgaande kritische toetsing vereiste, was te
Maar naarmate de tijd en het documentaire vergelijkingsmateriaal
beschikbaar kwam om de oogst wat kritischer te beschouwen, kwamen
daarbij steeds meer voorbeelden aan het licht waarin de genealogische
feiten die uit de heraldische informatie konden worden afgeleid, niet in
overeenstemming bleken met de van het schil-
derij, met de in het zelf besloten bewijskracht omtrent date-
ring door de de beroeps-attributen op het schilderij vereeu-
wigd; de van de voorgestelde door de kunstenaar en diens
werkterrein, etc. En zo vielen allengs de portretten met heraldische her-
kenningstekens in twee groepen uiteen: enerzijds degene die teruggingen
op een volstrekt authentieke traditie, waarin de heraldische
aanduiding de afgebeelden een en in de beste
gevallen ook artistiek bevredigende, in de compositie passende, oplos-
sing was van de wens van de opdrachtgevers: de familieportretten
ook voor het nageslacht herkenbaar te houden. Aan de andere zijde de
portretten waarop pas heel veel later deze oude traditie werd toegepast.
Een in opzet weliswaar bona fide toepassing, waarvan echter veel-
vuldig zij de was van wat men méénde te weten,
veeleer dan van wat van oudsher vaststond. Bij deze laatste praktijk,
waarin portretten van kwartierwapens werden voorzien op een wijze die
in het buitenland geheel onbekend is en die veelvuldig afbreuk deed
aan de compositie van de portretten, kon ik mij allengs niet aan de
indruk onttrekken dat, naast het oogmerk van zuiver genealogische
identificatie van de voorgestelde, ook meespeelde een typisch Neder-
landse pre-occupatie, die aan het pronkzuchtige grenst, met het voor
ieder zichtbare van het tot wapenvoering gerechtigd zijn van
voorouders in elke lijn van afstamming Een pre-occupatie die we in de
vorm van gecompliceerde opstellingen van kwartierwapens tot in het
vierde, vijfde of meerdere geslacht, aantreffen op grafmonumenten en
rouwborden tot aan de Franse revolutie in onze Kerken en tot op de dag
van heden, vanouds bewaard of opnieuw opgesteld, des eigenaars
familietrots verkondigend aan wanden van vestibules, langs trappen en
in studeer- en woonvertrekken.
Maar ook de kwartierwapens die later, met meer gevoel voor ge-
streelde ijdelheid dan voor het werk van de portretschilder, werden
aangebracht, hadden hun nut als behoudens tegenbewijs” en
in de meeste gevallen waar deze werden aangetroffen leek er geen
reden te zijn waarom men eraan zou twijfelen of de persoon, aange-
geven door de heraldische indicaties, ook werkelijk identiek kon zijn
met de voorgestelde.
Naarmate meer en meer fotografische documentatie van het
tenbestand bijeen gebracht werd, verschenen er steeds meer redenen
waarom men dergelijke heraldische identificaties moest gaan betwij-
felen. Niet alleen er portretten aan den dag die dezelfde
persoon maar door wapens of etiketten verschillend
waren, maar ook andere onverenigbare feiten kwamen aan
het Licht.
Het fotografische maakte het nauwkeurig
39
Afb.1EenAdvocaat
uithetgeslachtVanRingh
J.v.Wyckerslooth
c.1660165
Afb.2
FransHals
1629aet40
PaulusvanBeresteyn
1588-1636
ren aan de van mogelijk, evenals van periode en stijl
van kunstenaars. Ook de mogelijkheid de plaats van ontstaan van
portretten te localiseren door een toenemende kennis omtrent de ver-
blijfplaats en de reizen de kunstenaars nam steeds toe.
Naarmate de zekerheid toenam omtrent de datering en de herkomst
een zeker portret, werd het ook steeds duidelijker dat deze bewijs-
bare feiten vaak niet in overeenstemming met de informatie die
verstrekt werd door de heraldische herkenningstekens die op het schil-
derij waren aangebracht. Het werd duidelijk dat het nodig was dat deze
zo hoog gewaardeerde heraldieke indicaties op hun waarde geschat
werden door het stellen van de vraag: is het werkelijk mogelijk dat de
persoon, aangeduid door de heraldische in aanmerking
nemend wat weten omtrent de levensdata en verblijfplaats van deze
persoon, ook werkelijk geschilderd werd in de tijd en plaats die on-
ontkoombaar besloten liggen in de bewijsmiddelen omtrent tijd en plaats
van ontstaan vervat in het schilderij zelf? Anders gezegd: wetend waar
en wanneer een zeker persoon leefde, woonde en werkte, kan hij dan
geschilderd zijn op die in de kledij van die periode, en door die
specifieke kunstenaar, waarvan eveneens weten dat zijn leven en
werken gebonden waren aan welomschreven jaren en plaatsen?
Deze eerste vraag dwingt ons vervolgens tot de vraag: behelsde het
portret van begin af aan de heraldische informatie die voor ons
hebben, of werd die er op een later tijdstip aan toegevoegd ? Zo ja,
welke waarde kunnen wij dan vandaag nog aan die informatie toe-
kennen ?
En zo moest dit genealogische gegeven paardje terdege in de bek
gekeken worden en sindsdien verdween er veel van de vaste bodem
waarop de pioniers van de Nederlandse iconografie hadden menen te
mogen bouwen wanneer zij deze heraldieke hulpmiddelen hadden aan-
getroffen bij hun taak van portret-identificatie. De vraag moest gesteld
worden: wat had zich afgespeeld in deze oude traditie, schijnbaar
boven verdenking verheven; wat kon nog steeds als echt beschouwd
worden, wat als gevaarlijk misleidend ?
Enkele voorbeelden zullen aantonen hoe kritisch een iconograaf moet
zijn, alvorens de genealogische identificatie kan accepteren die
schijnbaar vervat is in heraldieke kennmerken op het portret.
Onlangs werd de reproductie van een uitmuntend portret aan het
ter identificatie door de eigenaar toegezonden (Afb. 1). Deze had het in
Engeland gekocht en had het, volkomen terecht, toegeschreven aan Jan
van Wyckerslooth. Deze toeschrijving, gebaseerd op de signatuur met
initialen J. W., kon op gronden bevestigd worden door ver-
gelijking met andere bekende portretten door deze schilder vervaar-
digd.
Aan de pilaar rechts op het beeld kan men een gebeeldhouwde
heraldische gedenkplaat ontwaren, zoals die zo veelvuldig in Neder-
landse kerken werden aangetroffen: in het midden het wapen van de
gememoreerde persoon omringd door de vier wapens van zijn groot-
ouders; die van vaderszijde links, van moederszijde rechts,
Er was in het geheel omtrent de geportretteerde of
omtrent de herkomst van het schilderij en de beschrijving van de vier
41
Afb. 3 van Eede
1594-1671
tr. 1616
Johan van
P. Moreelse
1619 aet 25
Afb. 5
Johanna Charlotte van Renesse
1695-1723
tr. 1718
Jan Louis van Hardenbroek
G. Alberts 1718
Afb. 4 Foutief benaamd:
Elisabeth van der
1652-1709
tr. 1676
Frederik van
H. Bloemaert 1642
Afb. 6
van Hardenbroek
c. 1615-1658, tr. 1641
Machtella van
t. J. v. Stock
kwartierwapentjes berustte op de weinig heraldieke kennis van de
eigenaar en wat hij meende te kunnen ontwaren. Het geluk zat ons
echter mee: in tegenstelling tot wat men zou verwachten bij een zo
betrekkelijk ongecompliceerd wapen, bleken er maar weinig
wapens te bestaan die een boom vergezeld van drie vogels vertonen
en van hen kon het merendeel geëlimineerd worden op chronologische
gronden. De familie Van Ringh bleef als laatste candidaat over en de
weinige genealogische informatie over deze familie bevestigde dat drie
broeders van deze naam tussen 1660 en 1670, op welke het
gedateerd moet worden, in leven waren en dat zij de kleinzoons
waren van grootouders die de vier wapens gevoerd had-
den die als kwartierwapens op het schild voorkwamen: Van Ringh X
Van Gruythuysen, en Bugge X Zowel de wapenfiguren als
de orde waarin zij waren opgesteld bleken correct. Maar: hoewel twee
van de drie broeders inderdaad advocaten geweest waren, zoals de
kledij van de voorgestelde en de grote foliant waarop zijn hand rust
schenen aan te tonen, hun carrières hadden zich in Delft, Leiden en
Amsterdam afgespeeld, Jan van voor zover bekend
uitsluitend in Utrecht werkzaam geweest was
Niet met zekerheid is aan de hand van de reproductie vast te stellen
of de gedenkplaat met de wapens werkelijk van dezelfde hand is als de
rest van het schilderij. Zolang dit niet het geval is kan niet als onom-
stotelijk worden dat de Utrechtse Jan van Wijckerslooth
een Leidse of advocaat Van Ringh heeft geportretteerd.
Natuurlijk zou deze identificatie ook aan stelligheid kunnen winnen
wanneer zou kunnen worden vastgesteld hetzij dat een der gebroeders
Van Ringh ook met Utrecht connecties had gehad, hetzij dat Jan
van Wijckerslooth voor zijn opdrachten ook buiten Utrecht heeft
begeven. Dit moge buitensporig omzichtig lijken bij het bereiken van
een maar in soortgelijke gevallen is de wens maar al te vaak
de moeder van de gedachte, lees: conclusie gebleken
Afb. 3 toont een portret waarop de vier kwartieren van de voorge-
stelde in de vier hoeken staan Op grond hiervan kan deze
geïdentificeerd worden als Jacomina van Eede, 1594-1671, in 1616 ge-
huwd met Johan van Deze identificatie in geen enkele
tegenspraak te staan tot de overige feiten die uit het schilderij zelve
blijken: de inscriptie op het paneel luidt dat het in 1619
geschilderd werd, toen de voorgestelde 25 jaar oud was, hetwelk klopt
met de geboortedatum van Jacomina van Eede. Daarenboven is het
portret gesigneerd Paulus Moreelse, de portretschilder in
stad en provincie Utrecht, waarbinnen de Van Reede’s zulk een promi-
nente rol speelden als de aanzienlijkste edelen van die Tenslotte is
ook de provenance van het schilderij boven alle twijfel verheven: het
hangt op Kasteel Hardenbroek, waar het ingebracht werd door de
Portret van een advocaat uit de familie van Ringh. Mogelijk Mr. Jacob Bugge
van Ringh, Advocaat, eerst te Delft, later te Amsterdam, ald. Of Mr.
Hendrik Bugge van Ringh, te Leiden 26-8-1669, advocaat aldaar. Beiden zoons
van Cornelis van Fiingh en Ludwina Bugge.
Doek, ca. door Jan van Wyckerslooth. Privé coll., Canada.
43
van Jacomina van Eede: Machtella van de vrouw van
Gijsbert van Hardenbroek
Desalniettemin, ofschoon de wapentjes in dit een juiste mede-
deling bevatten over de voorgestelde, hun aanwezigheid op het portret
danken zij niet aan de oorspronkelijke schilder: een van de schildjes is
gedeeltelijk over de signatuur van Moreelse geschilderd, aldus een
te meer leverende voor het apocriefe karakter van de schildjes,
op een later aangebracht en zonder égards voor signatuur of
compositie.
Een ander portret van dezelfde verzameling het voorgaande, afb.
4, vertoont, zoals de meeste portretten in deze enorme collectie, de-
zelfde behandeling met opgeschilderde kwartierwapens. Maar in dit
geval ontving de schilder die de vier kwartierwapens vermoedelijk in
het begin van de eeuw op het portret schilderde, de verkeerde
gegevens voor het uitvoeren van zijn taak: de waarnaar de
kwartierwapens en wiens in effigie op Kasteel
Hardenbroek op zichzelf volstrekt aannemelijk was, werd in 1654
geboren, het schilderij duidelijk gesigneerd en gedateerd was
H. Bloemaert, Wederom werd dit portret geschilderd door een
portrettist die veelvuldig voor het Utrechtse patriciaat werkte, zodat de
aanwezigheid van zijn werk op Hardenbroek geheel normaal is.
Wij zullen dus ook in dit geval, zoals in de meeste gevallen waarin een
traditioneel door de geaccepteerde identificatie onverenigbaar
moet worden verklaard met de datering van het portret, eerder te doen
met een onjuist geconcludeerde identificatie, dan met een ver-
valste. Langs genealogische weg en vaststelling van lijnen van
vererving zijn dergelijke onjuiste benamingen veelal recht te zetten. Dat
dit in dit geval niet gebeurde, is het gevolg van de omstandigheid
dat het in de collectie op kasteel Hardenbroek van zovele
dergelijke dat deze eerst door een complete
bewerking van deze portrettenreeks kunnen worden opgelost.
Naar gelang het overzicht van de portretten waaraan op een later
tijdstip vier grootouderlijke kwartieren werden toegevoegd completer
wordt, vermoeden steeds meer in de eerste
plaats, dat deze een eeuwse was, gedeeltelijk
voortkomend uit genealogische mooidoenerij, gedeeltelijk uit de wens
de identiteit der voorgestelden eens en altijd vast te leggen. In de
tweede plaats dat deze methode stamt uit de provincie in Nederland
die vanouds als deftig” bekend stond met zijn concentratie
kastelen en landhuizen haar niet minder deftige
hoofdstad: Utrecht. En in de derde plaats dat, in die provincie, de mode
zich verspreidde vanuit de verzameling op Hardenbroek, alwaar zij op
de meest consistente en niets ontziende werd Vrijwel
zeker was in dat huis de inspiratie hiervoor een authentiek 18de eeuwse
44
Jacomina van Eede, 1594-1671, tr. 1616 Johan van Paneel 70 53. Ges.
en ged. P. Moreelse, anno 1619 aet. 25. Coll. Kast. Hardenbroek.
Ten onrechte genaamd Clara Elisabeth van de 1652-1709, tr. 1676 Frederik
van Paneel 73 x 58. Ges. en ged. H. Bloemaert 1642.
Coll. Kast. Meest waarschijnlijk kan dit portret geïdentificeerd
worden als Machtella van tr. 1641 Gijsbert van Hardenbroek.
heraldische portretlijst die een van de meest extravagante en verbazing-
wekkende voorbeelden is van de Nederlandse met kwartieren:
een contemporain met het portret, door Gerrit Alberts in 1718 ge-
schilderd, van de Slotvrouwe van Hardenbroek van die dag, Johanna
Charlotta van Renesse, (Afb. 5) in dat jaar gehuwd met Jan Louis van
en waarop, evenals op de rond het portret van
Louis van Hardenbroek zelf, 32 gesneden en gepolychromeerde wapen-
schildjes van hun wederzijdse bet-bet-over-grootouders zijn aange-
bracht Ook in de familie leefde nog de traditie dat een van de vele
Heren van Hardenbroek die elkaar in de eeuw aldaar aflosten zich
in de wintermaanden bezighield met het doen nederdalen van de heral-
dische sterrenregen die op het gros der portretten aantreffen. Dat
gebeurde niet alleen in de vorm van op de aangebrachte
wapens maar ook door middel van gepolychromeerde schildjes die op
de lijsten werden bevestigd. Naar het zich laat aanzien deze veelal
van oudere datum dan de lijsten waarop zij thans zodat niet
uitgesloten mag worden dat deze oude schildjes afkomstig waren van
rouwborden die uit de kerken verwijderd waren. Het feit dat ook deze
wapentjes, telkens weer, niet in overeenstemming blijken met de date-
ring van de afgebeelde personen, bevestigt dat oorspronkelijk niet
voor deze portretten gemaakt waren. Zie bijv. afb.
Evenwel, al blijkt het gerechtvaardigd te concluderen dat de
van de identiteit der afgebeelden d.m.v. heraldiek voor een
groot gedeelte terug gaat op een eeuwse herleving van deze
methode en dan meestal toegepast op 17de eeuwse portretten, toch
was dit niettemin de herleving van een oud gebruik dat in onbruik was
geraakt.
Reeds uit het einde der 15de eeuw kennen een serie portretten
vervaardigd door de Meester van Alkmaar, voorstellende de leden van
een der oudste geslachten van het Graafschap Holland, dat de
Heren van waarop elk lid vergezeld is van zijn wapen,
opgehangen aan een lederen riem die gegespt is de openingen
van het gotische steenwerk waaronder hij of zij in gebedshouding is
afgebeeld. (Afb. 7)
De Duitse zoals Augsburg en produ-
ceren ook vroege voorbeelden van deze combinatie van piëteit en
tretkunst, heraldiek de functie vervult aan het nageslacht te
verkondigen, aan welke stichters zij de opdracht tot het vervaardigen
van deze schatten van religieuze kunst te danken hebben. Zoals het
altaarstuk van Ulrich Walther en Barbara Riedler in de Städtische
Kunstsammlung te Augsburg, geschilderd door Hans Holbein de Oude
Johanna Charlotta van Renese, 1695-1723, tr. 1718 Jan L OUIS van Hardenbroek.
Dk. 78 65, ges. en Gerrit Alberts 1718. Coll. Kast. Hardenbroek.
Portret dat in overeenstemming met de kwartietwapens genaamd wordt
van Hardenbroek, geb. c. 1615, 1658, zn. van en Anna van Varick. Het
schilderij werd evenwel eerst rond geschilderd. Toegeschreven aan J.
van der Stock, Dk. 120 93. Coll. Kast. Hardenbroek.
Hendrik van c. Pan. 82 door de Meester van
Alkmaar c. 1496. Coll. ‘s Verspreide Kunstvoorwerpen, inv. no. ZN
Uit een serie van 5 gelijkvormige portretten.
45
Afb.7.HendrikvanNaaldwijk
c.1360-1427
Mr.vanAlkmaar
vóór1500
Afb.6.
c.
Janvan
tr.1511
vanPoelgeest
Afb.9
HansderA.
c.1500
Ulrich
1419-1505
tr.1437
BarbaraRiedler
-1507
Afb.10
vanAdrichem
c.1473-1555
Mostaert
c.1520
Afb. van van Wassenaar 1431
tr. 1417
van 1449
Ms. van eeuw
Afb. 12 Goert van 15161585
tr. 1544
Geertruid van Nyenrode
in Aunsbura, kort voor 1500. (Afb. 9). Hoewel
door hun kinderen, staan op de
de donors omringd
zijvleugels wordt hun
wapen met alle versierselen schroom over zoveel werelds ver-
toon, prominent en centraal onmiddellijk onder de religieuze voorstelling
geplaatst. Enkele jaren later identificeert Dürer op het
bergse Paumgärtner thans in de Pinakothek te München, niet
alleen de ouders door hun wapenschilden, maar geeft ook aan elke
schoonzoon en schoondochter een volledige heraldieke identificatie
door naast elke knielende figuur hun alliantiewapen te plaatsen. Hoe-
veel betekenis Dürer aan de heraldiek als persoonlijk attribuut hechtte
blijkt trouwens ook uit de prachtige ontwerpen die hij maakte, niet
alleen voor zijn eigen maar zelfs voor dat van de Dood
Ook in de Nederlanden was deze combinatie van piëtistische
met steeds portretten vergezeld van een
heraldische identificatie lange de wijze waarop men zich vereeuwi-
gen liet.
Of dat nu geschiedde in de doordringend persoonlijke weergave van
een donor door Jan Mostaert op een altaarstuk uit rond 1520, met het
wapen der Van op bescheiden gsneden in het zij-
paneel van bidbank. (Afb. 10). Of in de Van Berendrecht
tafel ongeveer 15 jaren later, waar de zeer gestyleerd aandoende
portretten tot een geworden zijn waarvan het karakter
duidelijk onderstreept wordt door het grootse voorouderlijke vertoon
van de wederzijdse vier kwartieren van de echtgenoten. (Afb. 8).
Nog in de eeuw wordt deze vrome weergave van voorouders
aan hun bidstoel aangewend voor de illustraties van de
genealogie van het Huis van Wassenaer-Duivenvoorde voor een
zuiver genealogisch en decoratief doel dus. (Afb. 11).
Ook het grote dubbelportret van Goert van en Geertruyd van
van hem posthuum, van haar zeer waarschijnlijk nog naar
Altaarstuk door Hans Holbein der Städtische Kunstsammlung, Augsburg
inv. nos. 65, 66 en 67. Op het middenpaneel de Verheelijking op de
Berg waaronder de wapens Walther en Riedler; op het linkerpaneel de Wonder-
bare waaronder de donor: Ulrich Walther, groot-koopman te Augs-
burg, zoon van Ulrich Walther en Barbara vergezeld van zijn
8 zonen; op het rechterpaneel vrouw (gehuwd Augsburg 1437) Barbara
Riedler, uit München, t 1507, dochter van Markus en Elisabeth Hofmeyr verge-
zeld van 14 dochters, aan de voet van de wonderbare genezing van de Bezetene.
(Door de afstammingslijn Walther-Sulzer-Ehem-Kretschmar komt dit echtpaar in
de kwartieren van vele Nederlanders voor).
Zie Waetzoldt: Dürer (Phaidon Verlag), afb. 242, Kopergravure van het
wapen van de Dood, 1503.
Aebrecht van Adrichem, 1473-1555, als donor op een vleugel van een
altaarstuk door Jan Mostaert, c. 1520. (Détail) Paneel 78 37. Coll. Museum van
Schone Kunsten, Brussel. Gat. no. 539.
Memorietafel voor Jan van Berendrecht, c. en zijn vrouw (tr.
1511) Claesdr. van Poelgeest. Zie Nederl. Leeuw 1915 k. 135 e.v. Paneel,
c. New York Historica1 Society, inv. 8.201.
Jacob van (van Wassenaar), t 1431 tr. 1417 Reyntgen van t 1449.
Uit het Ms. Wassenaer”, coll. Graaf kast. Warfusé, Belg.
Goert van van Saesveld, eerste Heer van Amerongen, 15161585 en zijn
vrouw (gehuwd 1544) Geertruid van Dk. 144 Coll.
Kast. Amerongen.
4 9
Afb. 13 14 Mr. Aert van der Goes
1475-1545
tr.
Margaretha van Banchem
1476-1545
Maerten v. 1541 aet. 66 en 65
Afb. 15 16 van Liauckama
-1579
tr.
Sjouck van Martena
-1547 (7)
t. A. v. Cronenburg 1546 aet. 25
het leven, hoewel weergegeven in knielende gebedshouding, zal minder
met een religieus oogmerk tot stand gekomen zijn dan wel als een
uiting van dynastiek zelfbewustzijn, elk geschraagd door zijn zestien
kwartierwapens. (Afb. 12).
Ondertussen hadden de individuele portretten van zowel edellieden
als van het stadspatriciaat zich geheel ontdaan van elk religieus attri-
buut. zeldzaam bleven in Holland portretten als van de
jurist Aert van der Goes en zijn vrouw door Maerten van Heemskerck
in 1541 geschilderd, waarin de wapenschilden aan hun decoratief ge-
kronkelde linten een integraal deel uitmaakten van het algehele schema
van de kunstenaar. (Afb. 13 14).
Voor een vrijwel ononderbroken traditie in deze die zich vanaf het
midden der eeuw gedurende meer dan 100 jaar voortzette, moeten
wij in Friesland terecht. Een traditie waarin de heraldische symboliek
van meet af aan door de portretschilders in hun composities was opge-
nomen: niet achteraf door latere generaties daaraan toegevoegd, maar
door de kunstenaar zelf met weldoordachte zorg geplaatst in de ruimte
rondom hun onderwerpen, of geïntegreerd in de ornamentering van de
Adriaen van Cronenburg was een van de grote meesters in
deze opmerkelijke traditie die zich rond de Friese portretkunst met zijn
icoon-achtige weergave van de Friese opdrachtgevers, ontwikkelde.
Even verschillend van de portretkunst die zich in het Bourgondische
Holland ontwikkelde, als de mensen van deze beide landen van elkaar
verschilden.
In een stel portretten gedateerd 1546, gebruikt Van Cronenburg de
decoratieve omlijsting als een natuurlijke plaatsing van de enkelvoudige
schilden van van Liauckama en zijn vrouw, ten toon ge-
houden door twee van de klassieke naaktfiguren die rondstoeien in de
marmeren fries, in trompe I’oeil uitgevoerd (Afb. 15 + 16). Het Fries
Museum te Leeuwarden bezit nog vele voorbeelden van Cronenburg’s
kunst, zoals de portretten van van Cammingha (Afb. 17) en zijn
vrouw van 1550, met hun verbazingwekkend eenvoudige zowel als
kleurrijke, hel groene, achtergronden, waartegen de adellijke geloofs-
brieven van hun wederzijdse grootouders in de vorm van hun wapen-
schilden, vol geblasoeneerd met helmtekens en dekkleden, zich ont-
plooien ter weerszijden van hun hoofden In hetzelfde Museum be-
vindt zich het portret uit 1561 van Hemmema maar hier
plaatst Cronenburg zijn vier kwartierwapens in krullend
Mr. Aert van der Goes, Advocaat Hof van Holland, 1475-1545, tr. ll. Margaretha
van Banchem, 1476-1545. Panelen 91 69, door Maerten van Heemskerck, 1541.
Coll. Van der Goes van Naters. Van deze portretten bestaan nog twee andere
stellen.
van Liauckame. 1572, van Barradeel. en tweede vrouw
van Martena, Feb. 1547. Hij gedateerd 1546 25, 1546 aet.
15. Panelen, hij 98 86, zij 97 83, 5. A. van Cronenburg. Coll.
Staatsdomein
van Cammingha, 1576, zoon van Wytze en Rints van en
tweede vrouw van Haerda, 1584, dochter van Fedde en Saeck thoe
Herewey. Panelen, 83 Bruikleen coll. Van Cammingha aan Fries Museum
Leeuwarden, inv. nos. 7755 en 7756.
van Hemmema, Hoofdeling van Berlikum. 1496-1572. Zoon van Doeke en
Poppema. Pan. Ged. 1561 aet. 65. Door Adr. van Cronenburg.
Coll. Fries Museum inv. 1961-153.
51
Afb. 17 van Cammingha
- 1 5 7 6
tr.
Frouk van Haerda
A. v. Cronenburg 1550
Afb. 18 van Hemmema
1496-1572
A. v. Cronenburg
1561 aet. 65
Afb. 19 20
Maitre des Portraits des Exilés
1576 aet 28 en 21
Syds van Botnia
1548-1615
tr. 1571
Teth van Douma
1555-1620
Afb. 21 His Eminga
na 1660
tr.
Haring van Sytzama
t. Mr. h. Adie Lambertz Portr.
1603 aet. 23
Afb. 22
en Juw van Harinxma
geb. 1607
Pieter Feddes
aet. 1
Afb. 23. Frederica Tjarda van Starckenborgh
en 2 als kind gest. broertjes
Jan de Stomme
1654
teerde schildjes en omlijsting, een in elke hoek, als het ware de stijl
voorspellend die de eeuwse heraldische schilder op Hardenbroek
zo laat op de dag en met zo weinig imaginatie op de portretten zou
aanwenden. (Afb. 18).
Twee latere voorbeelden van de geslaagde manier waarop de
eeuwse Friese portretschilders het probleem oplosten hoe hun onder-
werp zowel als de gecompliceerde heraldische figuren in de hun toe-
gemeten ruimten te plaatsen, zien wij in de portretten van Syds van
Botnia en zijn vrouw door een anonieme meester uit 1576. (Afb. 19 +
20). traditie zet zich nog enige tijd tot in de 17de eeuw voort, in
1603 nog geheel in de oude vormgeving (Afb. 21); maar ook met af-
nemend succes zoals te zien is in het overigens markante portret van
de 1-jaar oude tweelingen Van gedateerd 1609, waarin
het alliantiewapen van hun ouders wat ongemakkelijk tussen hun hoof-
den bekneld is geraakt. (Afb. 22).
In de aangrenzende provincie Groningen vinden we nog een verlate
echo van het gewicht dat men in Friesland legde op voorvaderlijk ver-
toon van wapens, in het portret van de Tjarda van Starckenborgh kin-
deren waarop de van hun 16 bet-overgrootouders in
de achtergrond te zijn, een weinig slordig en ook onopvallend
aan afhangende linten bevestigd. (Afb. 23). Maar in de westelijke
provincies de jonge Republiek, waar de portretschilders allengs
hun noordelijke kunstbroeders voorbij gestreefd en overschaduwd
hebben, zowel in kunstenaarschap als in oorspronkelijkheid, is het
van familiewapens op portrettten vrijwel geheel tot stilstand
gekomen, Ongetwijfeld hebben het jonge republikeinse
en het Calvinistische puritanisme bijgedragen tot de
tijdelijke onderbreking van zulke feodale uitingen. Maar
moeten ook de stijl en de composities van de nieuwe school van
portretschilders, waarin voor heraldische emblemen geen natuurlijke
plaats was, hun invloed op deze ontwikkeling gehad hebben.
Om slechts een voorbeeld te noemen: van Rembrandt is niet één
enkel portret bekend waarop een wapen voorkomt, hoewel vele van zijn
cliënten, zoals de verschillende leden van de oppermachtige dynastie
der Trippen, zich bijzonder goed van hun eigen importantie bewust
waren Rembrandt kende andere middelen om de wereldse grootheid
zijn onderwerpen over het voetlicht te brengen, getuige de impo-
sante portretten van een volstrekte eenvoud van Jacob Trip en zijn
Syds van Botnia. 1548-1615, ged. 1576 aet. 28, tr. 1571 Teth van Douma,
ged. 1576 aet. 21. Panelen toegeschr. aan de Maître des portraits
des Exilés (Wassenbergh.) Coll. Fries Museum inv. nos. 65 en 66.
His van Eminga, geb. 1580. t na 1660, tr. Haring van Sytzama. Pan. 103 80,
ged. 1603 aet. 23, toegeschr. aan de Meester van het Adie Lambertz Portret
(Wassenbergh). Coll. Van Cammingha, bruikleen aan Fries Museum, inv. no.
en Juw van Harinxma, tweelingzonen van Dr. Ernst en Tieth van Botnia.
Ged. 1609 aet. 1. Pan. 91 77, toegeschr. Pieter Feddes van Harlingen. Coll.
Van Harinxma, Beetsterzwaag.
Frederica Tjarda van Starckenborgh in 1679 gehuwd met Bernhard
Joh. van Prott, met twee als kind overleden broertjes. van Allard en
Gratia Clant. Pan. 123 147.5. ges. en ged. Jan de Stomme, 1654.
Coll. Provinciaal Museum, Groningen.
54
Margaretha de Geer in de National Gallery te Londen. Hetzelfde geldt
voor al de grote Amsterdamse schilders van de deftigheid en de groten
der stad Amsterdam. Mierevelt en Ravesteyn, de hofschilders van
Delft en Den Haag par voegden zo nu en dan een beschei-
den wapenschildje, soms aan een koordje of strikje, aan hun
toe, maar juist hun en weelderigste portretten
zouden in de totaliteit van hun composities heraldische toevoegsels
slecht verdragen hebben. Ook in menig ander, elegant gecomponeerd
portret van de geëmancipeerde burgerij zouden deze heraldische attri-
buten niet op hun plaats geweest zijn. Zo is Bartholomeus van der
Helst’s dubbelportret van Abraham del en vrouw in het
Museum een sprekend voorbeeld van de vrije en informele
behandeling1 van zijn onderwerpen, waaraan de karakteristieken van een
familie-icoon geheel vreemd zijn, karakteristieken die zich op ZO van-
zelfsprekende wijze in de Friese portretten aan de heraldiek paarden.
Een de weinigen de eminente portretschilders der
Gouden Eeuw die er niet tegen op zag, wapenschilden op te nemen in
zijn composities, was Frans Hals. Bij hem schenen zij te passen in het
ongebreidelde plezier dat hij in de meeste uitingen des goeden levens
stelde. Maar hij behandelde zijn wapenschilden dan ook met een op-
gewekte, niet te zeggen nonchalante vrijheid van vormgeving, die aan
de bewaarders van recht en orde op het terrein van de heraldiek
wel eens als grenzende aan het frivole zal zijn overgekomen, zoals in
het portret van Paulus van Beresteyn. (Afb. 2
Tegen het derde kwart van de 17de eeuw, toen de nakomelingen van
de politieke en commerciële nieuwe mannen die de Hollandse wel-
varendheid hadden gegrondvest, zich gevormd hadden tot een nieuwe
oligarchie van patriciërs, manifesteerde zich ook een hernieuwde be-
langstelling voor genealogie en heraldiek. Maar in de bleef
de rol van de heraldiek een onopvallende. Nog tot het eind van de 18de
eeuw werden wapens slechts zelden op portretten geplaatst. Het lijkt
aannemelijk, te beoordelen naar vermeldingen in
dat wapens veelvuldiger werden aangebracht in uitbundig gesneden
vergulde lijsten dan wij aan de hand van de weinige overlevende voor-
beelden kunnen afleiden. Enerzijds hun kwetsbaarheid, anderzijds de
mode die later goud en krullen verwisselde voor zwart en glad, zullen
er toe bijgedragen hebben dat wij er vandaag niet méér van kennen.
Een voorbeeld uit de jaren vinden wij rond het portret
van Sara Hoeufft (Afb. 24) een ander uit de vroege 18de
eeuw omlijst het portret van van Steenhuys. (Afb. 25)
In de gevallen waar wij heraldische aanduidingen van de identiteit
van de voorgestelden aantreffen op het schilderij zelf zijn deze meestal
uitgevoerd in grisaille, zelden in kleuren, en dan als onderdeel van de
Paulus van Beresteyn, 1588-1636. Dk. 139 102, ges. en ged. Frans Hals
aet. 40. Coll. du Louvre, Parijs.
Sara Fannius, 1683, tr. 1683 Gideon Hoeufft. Dk. 50 43, ges. Cornelis lansson
van Ceulen filius. Coll. Grothe van Schellach.
van Steenhuys, Heer van Heumen etc., Ridderschap van Nijmegen,
1722. tr. 1687 Lucretia van der Noot. Dk. 69 68, ovaal, toegeschr. Gerrit
Alberts. Coll. Erven Van Rengers,
55
Afb. 24 Sara Fannius
-1683
tr. 1683
Gideon Hoeufft
v a n
1683
Afb. 25 van Steenhuys
- 1 7 2 2
tr. 1687
Lucretia van der Noot
t. Gerrit
Afb. 26 Regenten van het Walenweeshuis
Amsterdam
t. W.
1671
Afb. 27 Gaspar
1634-1688
dr. of nr. Jan
Afb. 28 Jan Boudaen Courten
1635-1716
1675
Anna Maria Hoeufft
Ph. van Dijk
naar Caspar Netscher
1676
Afb. 29 de Vries
17061750
tr. 1728
Nanning van Foreest
t. Nic. Verkolje
Afb. 30 Mr. Lieve
1676-1743
1730
Anna de
M. Quinckhard
1733
stoffering van de achtergrond. In kleur soms, ingeweven in kussens,
gordijnen of Smyrna tafelkleden.
Wallerant Vaillant, gebruikte wapenschildjes in grisaille
als een vernuftig alternatief op de gebruikelijke geschilderde namen op
een van zijn regentenstukken, slechts onopvallend waarneembaar,
geheel in monochroom, als onderdeel van zijn architectonische achter-
grond. (Afb. 26). Ostentatiever is de levensgrote representatie van zijn
wapen, in het gordijn achter hem, op het portret van de grote
Pensionaris Gaspar in het (Afb. 27).
Caspar Netscher is een van de eersten die, in 1676 in het portret van
Jan Boudaen Courten de alliantie wapens van Courten en zijn vrouw
in de compositie invoegt als in steen gehouwen in de sokkel waarop hij
leunt. (Afb. 28).
Vijftig jaar later gebruikt Nicolaas Verkolje nog graag deze oplossing,
zoals in het portret van van Foreest met een variatie op
het thema door een stukje minitieus weergegeven steenhouwerskunst
op een monumentale tuinvaas. (Afb. 29).
Een laat voorbeeld van deze nieuwe traditie van als het ware toege-
paste heraldiek, in het tweede kwart van de 18de eeuw alweer op haar
retour, zien we nog in het van een Burgemeester
met familie in 1733, in een vertrek vol persoonlijke symboliek
30): de wapens van Lieven en zijn vrouw in kleur
boven een wandboog, het wapen van Amsterdam in een
Smyrna tafelkleed, en in de achtergrond, de beelden die de openbare
orde en handel symboliseren waaraan Geelvinck zijn diensten wijdde.
Dit is van de hand de middelmatige kunstenaar
Maurits Quinkhard, maar verschillende portretten van een soortgelijke
compositie waarin identificerende familiewapens zijn opgenomen, kan
men aantreffen in het oeuvre van een zo eminent portretschilder als
Cornelis Troost Maar in de individuele portretten die dan steeds
De Regenten van het Walenweeshuis anno 1671. v.l.n.r. Antoine 1619-1841,
Jeremias van Raey, Jean du Roy 1623-1671, Paul Godin, Dk.
162 283. toegeschr. Wallerant Vaillant. Coll. Hospice Wallonne, Amsterdam.
Gaspar Raadpensionaris. Dk. 67 54, door of naar Jan
levens de Oude. Coll. Rijksmuseum no. 2577a.
Jan Boudaen Courten, 1635-1716, Schepen van Middelburg, tr. 1675 Anna Maria
Hoeuft. Dk. 49 40, copie door Ph. van naar Caspar Netscher 1676 Coll.
Rijksmuseum 1738.
de Vries, 1706-1750, tr. 1728 Nanning van Foreest. Dk. 90 70, ovaal.
Toegeschr. Verkolje. Coll. Van Foreest Stichting.
Mr. Lieve Geelvinck, 1676-1743, Schepen en Burgemeester van Amsterdam, met
zijn tweede vrouw Anna de 1690-1761 en hun zoontje Lieve, geb. 1730. Dk.
65 81, ges. en ged. M. Quinckhard 1733. Privé coll.
Zie Dr. J. W. Troost”, pag. no. 131 T, groepsportret
in een interieur van Mr. Jan Six, vrouw Anna Elisabeth van den Bempden,
met zoon Jan, geb. 1730. Penseel in waterverf, 1740 Leningrad, Hermitage, inv.
N 8420. Idem, pag. 204 no. 135 S, Egidius Willem Tolling, zijn vrouw Golina
Smith en zoon Egidius Laurens, dk. 78 102, ges. en ged. C. Troost 1742 Coll.
Stichting Hannema de Stuers Heino. Idem pag. 226, no. 232 S, onbekend echtpaar
in een interieur, waarvan een dubbelportret geschilderd wordt, Boven een deur
tot nog toe ongeïdentificeerde alliantiewapens. Dk. 102 127, ges. en ged. C.
Troost 1733. Coll. Brussel-Elsene Museum, 1921 nr. 691.
58
meer vervaardigd of geïnspireerd werden door de Franse portretschil-
ders ontbreken de wapens binnen de voorstelling geheel, Ook de
rococo-lijsten bieden aan hen geen plaats, daarentegen de formele
kuiven der Louis XVI-lijsten weer wel. De jaren na de Franse Revolutie
noch de Empire heraldisch ingeluid met het verwijderen van alle
sporen van heraldieke trots uit kerken en openbare gebouwen, leveren
uiteraard ook in de portretkunst weinig voorbeelden van wapens op
portretten. Waarbij wij allengs weer zijn aangeland bij de waarin de
passie à la Hardenbroek losbarstte die met terugwerkende kracht met
name onze portretten van wapens voorzag op een wijze en
schaal die zij oorspronkelijk nimmer gekend hadden.
Concluderende, zou ik de vraag wapens op Nederlandse portret-
ten een betrouwbaar middel tot identificatie” samenvattend willen be-
antwoorden aldus:
Heraldieke identificatie van geportretteerden berust op een oude,
authentieke traditie, vooral vanaf 1550 in Friesland met een grote mate
van genealogische geloofwaardigheid en technisch-heraldieke juistheid
beoefend. In de 17de en 18de eeuw die vrijwel geheel, met
enkele uitzonderingen in zeer bescheiden vorm of geheel ondergeschikt
aan de stoffering van de
In de eeuw grijpt men terug op de oudste traditie, maar maakt
daarbij vele fouten door op zichzelf correcte heraldieke aanduidingen
aan te brengen op onjuist geïdentificeerde portretten.
Deze fouten zijn in feite verwarringen en foute interpretaties, veeleer
dan frauduleuze aanmatigingen. Ook deze foute aanduidingen kunnen
derhalve nog aanknopingspunten opleveren bij een her-indentificatie,
daar zij vaak een traditie vastleggen omtrent de herkomst van een
portret waarin een kern van waarheid ligt die opnieuw ontdekt kan
worden. Het wachtwoord blijft bij de wapens, dat zij
leveren behoudens Wanneer men deze,
terecht, bij een restauratie van een dergelijk later opgesmukt portret,
zou willen laten verwijderen, dan is het dus toch van groot belang deze
al dan niet foutieve bron van identificatie voordien in extenso vast te
leggen.
FOTO-VERANTWOORDING
A. Den Haag: 3, 5. 11, 12, 13, 14, 24, 26, 29,
Frans Leeuwarden: 21, 22, 25.
Steenmeyer, Groningen: 23.
Rijksbureau voor Kunsthistonsche Documentatie: 4, 6.
Dienst voor Verspreide Kunstvoorwerpen: 7.
Fries Museum, Leeuwarden: 15, 16, 17, 18, 19, 20.
Amsterdam: 2, 27, 28.
Städtische Kunstsammlungen, Augsburg: 9.
A.C.L. Brussel: 10.
New York Historica1 Society: 8.

More Related Content

More from Historische Vereniging Noordoost Friesland

More from Historische Vereniging Noordoost Friesland (20)

Vijf inscripties in Album Amicorum Michael Corvinus 1624
Vijf inscripties in Album Amicorum Michael Corvinus 1624Vijf inscripties in Album Amicorum Michael Corvinus 1624
Vijf inscripties in Album Amicorum Michael Corvinus 1624
 
Album amicorum Fredericus Kemener
Album amicorum Fredericus KemenerAlbum amicorum Fredericus Kemener
Album amicorum Fredericus Kemener
 
Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1565-1568 YY7
Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1565-1568 YY7Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1565-1568 YY7
Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1565-1568 YY7
 
Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1559-1564 YY6
Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1559-1564 YY6Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1559-1564 YY6
Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1559-1564 YY6
 
Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1554-1559 YY5 (c)
Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1554-1559 YY5 (c)Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1554-1559 YY5 (c)
Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1554-1559 YY5 (c)
 
Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1554-1559 YY5 (b)
Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1554-1559 YY5 (b)Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1554-1559 YY5 (b)
Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1554-1559 YY5 (b)
 
Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1554-1559 YY5 (a)
Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1554-1559 YY5 (a)Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1554-1559 YY5 (a)
Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1554-1559 YY5 (a)
 
Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1549-1554 YY4
Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1549-1554 YY4Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1549-1554 YY4
Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1549-1554 YY4
 
Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1538-1548 YY3
Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1538-1548 YY3Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1538-1548 YY3
Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1538-1548 YY3
 
Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1534-1537 YY2
Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1534-1537 YY2Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1534-1537 YY2
Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1534-1537 YY2
 
Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1527-1533 YY1
Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1527-1533 YY1Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1527-1533 YY1
Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1527-1533 YY1
 
Ver van het Front? Friesland en de Friezen in de Eerste Wereldoorlog
Ver van het Front? Friesland en de Friezen in de Eerste WereldoorlogVer van het Front? Friesland en de Friezen in de Eerste Wereldoorlog
Ver van het Front? Friesland en de Friezen in de Eerste Wereldoorlog
 
Friese oorijzers op de zeebodem
Friese oorijzers op de zeebodemFriese oorijzers op de zeebodem
Friese oorijzers op de zeebodem
 
Wapenboek Nederlandse studenten in Angers 1614-1617
Wapenboek Nederlandse studenten in Angers 1614-1617Wapenboek Nederlandse studenten in Angers 1614-1617
Wapenboek Nederlandse studenten in Angers 1614-1617
 
Schilderij Maaltijd te Dokkum, met oa Philander de Baron, deel 2
Schilderij Maaltijd te Dokkum, met oa Philander de Baron, deel 2Schilderij Maaltijd te Dokkum, met oa Philander de Baron, deel 2
Schilderij Maaltijd te Dokkum, met oa Philander de Baron, deel 2
 
Schilderij Maaltijd te Dokkum, met oa Philander de Baron, deel 1
Schilderij Maaltijd te Dokkum, met oa Philander de Baron, deel 1Schilderij Maaltijd te Dokkum, met oa Philander de Baron, deel 1
Schilderij Maaltijd te Dokkum, met oa Philander de Baron, deel 1
 
Wrak Flevopolder oorijzers Sneker familie
Wrak Flevopolder oorijzers Sneker familieWrak Flevopolder oorijzers Sneker familie
Wrak Flevopolder oorijzers Sneker familie
 
De Sneuper 141, maart 2021, webnieuws
De Sneuper 141, maart 2021, webnieuwsDe Sneuper 141, maart 2021, webnieuws
De Sneuper 141, maart 2021, webnieuws
 
Extract verbaal landdrost Friesland op belastingen trekschepen
Extract verbaal landdrost Friesland op belastingen trekschepenExtract verbaal landdrost Friesland op belastingen trekschepen
Extract verbaal landdrost Friesland op belastingen trekschepen
 
Extract besluiten Bestuur Friesland over trekschepen
Extract besluiten Bestuur Friesland over trekschepenExtract besluiten Bestuur Friesland over trekschepen
Extract besluiten Bestuur Friesland over trekschepen
 

Portretten met familiewapens CBG jaarboek1977

  • 1. ZIJN WAPENS OP NEDERLANDSE PORTRETTEN EEN BETROUWBAAR MIDDEL TOT IDENTIFICATIE ? DOOR Jhr. F. G. L. 0. VAN KRETSCHMAR Wie de kaartenbakken het Iconographisch raadpleegt en daarin de tegenkomt die nog door de oprichter, Jhr. Mr. Dr. E. A. van Beresteyn, geschreven zijn en waarop hij eigenhandig, in kleur, met bewonderenswaardige minutieuze gedetailleerdheid en vaardigheid met het penseel, de wapens had aangebracht die hij op de beschre- ven portretten had kan daaruit opmaken hoe groot de waarde was die hij aan deze wapens toekende: zij waren immers als herkenningsteken bedoeld en zij ontvingen de systematische registratie van het portret de aandacht die bij het aan- brengen was. Maar wanneer diezelfde bezoeker ook telkens dergelijke fiches waar ondanks die wapens met rood potlood een kruis gehaald is; met de aantekening onrechte genaamd en de verwijzing: thans dan zal deze zich wel afvragen wat de hand geweest is. We waanden immers in Nederland toch zo fortuinlijk met die vele portretten waarop niet alleen een enkelvoudig wapenschild het geslacht waartoe de voor- gestelde behoord: een dergelijke summiere aanduiding was een in alle landen gebruikelijk attribuut, evenals het gedeelde wapen op vrouwenportretten, waaruit de alliantie van twee families door het huwe- lijk van de voorgestelde kon worden afgelezen. Minder algemeen was het veelvuldig zowel in Nederland, als in met name het Duitsland voorkomende vertoon van twee wapen- schilden onder één manteling, of van één schild in beide hoeken van het die de families aanduidden van zowel de vader als de moeder de voorgestelde, Maar werkelijk Neder- lands en zo waren de vele portretten waarin de geportretteerde geflankeerd werd door twee in de beide bovenhoeken, door een enkel schild in de vier hoeken, m.a.w. door zijn vier Om op dergelijke wijze de vier groot- ouders van een geportretteerde op een presenteerblaadje voorge- houden te krijgen was een genealogische meevaller waarmee de op gang iconographische registratie in Nederland zich inderdaad be- voorrecht mocht achten. Het was een gegeven paard temidden enorme toevloed gegevens waarmee deze werd opgezet, eerst in het werk van Moes en zijn Iconographia Batava, later voortgezet door zijn aanvankelijke medewerker, de heer Van Beresteyn en tenslotte in 1923 geconsolideerd met de oprichting van het I.B. Dat men zulke gegeven paarden niet al te diep in de bek keek en blij bij het verwerken van met een zo 38
  • 2. authentiek overkomende informatie, die op het eerste gezicht geen diepgaande kritische toetsing vereiste, was te Maar naarmate de tijd en het documentaire vergelijkingsmateriaal beschikbaar kwam om de oogst wat kritischer te beschouwen, kwamen daarbij steeds meer voorbeelden aan het licht waarin de genealogische feiten die uit de heraldische informatie konden worden afgeleid, niet in overeenstemming bleken met de van het schil- derij, met de in het zelf besloten bewijskracht omtrent date- ring door de de beroeps-attributen op het schilderij vereeu- wigd; de van de voorgestelde door de kunstenaar en diens werkterrein, etc. En zo vielen allengs de portretten met heraldische her- kenningstekens in twee groepen uiteen: enerzijds degene die teruggingen op een volstrekt authentieke traditie, waarin de heraldische aanduiding de afgebeelden een en in de beste gevallen ook artistiek bevredigende, in de compositie passende, oplos- sing was van de wens van de opdrachtgevers: de familieportretten ook voor het nageslacht herkenbaar te houden. Aan de andere zijde de portretten waarop pas heel veel later deze oude traditie werd toegepast. Een in opzet weliswaar bona fide toepassing, waarvan echter veel- vuldig zij de was van wat men méénde te weten, veeleer dan van wat van oudsher vaststond. Bij deze laatste praktijk, waarin portretten van kwartierwapens werden voorzien op een wijze die in het buitenland geheel onbekend is en die veelvuldig afbreuk deed aan de compositie van de portretten, kon ik mij allengs niet aan de indruk onttrekken dat, naast het oogmerk van zuiver genealogische identificatie van de voorgestelde, ook meespeelde een typisch Neder- landse pre-occupatie, die aan het pronkzuchtige grenst, met het voor ieder zichtbare van het tot wapenvoering gerechtigd zijn van voorouders in elke lijn van afstamming Een pre-occupatie die we in de vorm van gecompliceerde opstellingen van kwartierwapens tot in het vierde, vijfde of meerdere geslacht, aantreffen op grafmonumenten en rouwborden tot aan de Franse revolutie in onze Kerken en tot op de dag van heden, vanouds bewaard of opnieuw opgesteld, des eigenaars familietrots verkondigend aan wanden van vestibules, langs trappen en in studeer- en woonvertrekken. Maar ook de kwartierwapens die later, met meer gevoel voor ge- streelde ijdelheid dan voor het werk van de portretschilder, werden aangebracht, hadden hun nut als behoudens tegenbewijs” en in de meeste gevallen waar deze werden aangetroffen leek er geen reden te zijn waarom men eraan zou twijfelen of de persoon, aange- geven door de heraldische indicaties, ook werkelijk identiek kon zijn met de voorgestelde. Naarmate meer en meer fotografische documentatie van het tenbestand bijeen gebracht werd, verschenen er steeds meer redenen waarom men dergelijke heraldische identificaties moest gaan betwij- felen. Niet alleen er portretten aan den dag die dezelfde persoon maar door wapens of etiketten verschillend waren, maar ook andere onverenigbare feiten kwamen aan het Licht. Het fotografische maakte het nauwkeurig 39
  • 4. ren aan de van mogelijk, evenals van periode en stijl van kunstenaars. Ook de mogelijkheid de plaats van ontstaan van portretten te localiseren door een toenemende kennis omtrent de ver- blijfplaats en de reizen de kunstenaars nam steeds toe. Naarmate de zekerheid toenam omtrent de datering en de herkomst een zeker portret, werd het ook steeds duidelijker dat deze bewijs- bare feiten vaak niet in overeenstemming met de informatie die verstrekt werd door de heraldische herkenningstekens die op het schil- derij waren aangebracht. Het werd duidelijk dat het nodig was dat deze zo hoog gewaardeerde heraldieke indicaties op hun waarde geschat werden door het stellen van de vraag: is het werkelijk mogelijk dat de persoon, aangeduid door de heraldische in aanmerking nemend wat weten omtrent de levensdata en verblijfplaats van deze persoon, ook werkelijk geschilderd werd in de tijd en plaats die on- ontkoombaar besloten liggen in de bewijsmiddelen omtrent tijd en plaats van ontstaan vervat in het schilderij zelf? Anders gezegd: wetend waar en wanneer een zeker persoon leefde, woonde en werkte, kan hij dan geschilderd zijn op die in de kledij van die periode, en door die specifieke kunstenaar, waarvan eveneens weten dat zijn leven en werken gebonden waren aan welomschreven jaren en plaatsen? Deze eerste vraag dwingt ons vervolgens tot de vraag: behelsde het portret van begin af aan de heraldische informatie die voor ons hebben, of werd die er op een later tijdstip aan toegevoegd ? Zo ja, welke waarde kunnen wij dan vandaag nog aan die informatie toe- kennen ? En zo moest dit genealogische gegeven paardje terdege in de bek gekeken worden en sindsdien verdween er veel van de vaste bodem waarop de pioniers van de Nederlandse iconografie hadden menen te mogen bouwen wanneer zij deze heraldieke hulpmiddelen hadden aan- getroffen bij hun taak van portret-identificatie. De vraag moest gesteld worden: wat had zich afgespeeld in deze oude traditie, schijnbaar boven verdenking verheven; wat kon nog steeds als echt beschouwd worden, wat als gevaarlijk misleidend ? Enkele voorbeelden zullen aantonen hoe kritisch een iconograaf moet zijn, alvorens de genealogische identificatie kan accepteren die schijnbaar vervat is in heraldieke kennmerken op het portret. Onlangs werd de reproductie van een uitmuntend portret aan het ter identificatie door de eigenaar toegezonden (Afb. 1). Deze had het in Engeland gekocht en had het, volkomen terecht, toegeschreven aan Jan van Wyckerslooth. Deze toeschrijving, gebaseerd op de signatuur met initialen J. W., kon op gronden bevestigd worden door ver- gelijking met andere bekende portretten door deze schilder vervaar- digd. Aan de pilaar rechts op het beeld kan men een gebeeldhouwde heraldische gedenkplaat ontwaren, zoals die zo veelvuldig in Neder- landse kerken werden aangetroffen: in het midden het wapen van de gememoreerde persoon omringd door de vier wapens van zijn groot- ouders; die van vaderszijde links, van moederszijde rechts, Er was in het geheel omtrent de geportretteerde of omtrent de herkomst van het schilderij en de beschrijving van de vier 41
  • 5. Afb. 3 van Eede 1594-1671 tr. 1616 Johan van P. Moreelse 1619 aet 25 Afb. 5 Johanna Charlotte van Renesse 1695-1723 tr. 1718 Jan Louis van Hardenbroek G. Alberts 1718 Afb. 4 Foutief benaamd: Elisabeth van der 1652-1709 tr. 1676 Frederik van H. Bloemaert 1642 Afb. 6 van Hardenbroek c. 1615-1658, tr. 1641 Machtella van t. J. v. Stock
  • 6. kwartierwapentjes berustte op de weinig heraldieke kennis van de eigenaar en wat hij meende te kunnen ontwaren. Het geluk zat ons echter mee: in tegenstelling tot wat men zou verwachten bij een zo betrekkelijk ongecompliceerd wapen, bleken er maar weinig wapens te bestaan die een boom vergezeld van drie vogels vertonen en van hen kon het merendeel geëlimineerd worden op chronologische gronden. De familie Van Ringh bleef als laatste candidaat over en de weinige genealogische informatie over deze familie bevestigde dat drie broeders van deze naam tussen 1660 en 1670, op welke het gedateerd moet worden, in leven waren en dat zij de kleinzoons waren van grootouders die de vier wapens gevoerd had- den die als kwartierwapens op het schild voorkwamen: Van Ringh X Van Gruythuysen, en Bugge X Zowel de wapenfiguren als de orde waarin zij waren opgesteld bleken correct. Maar: hoewel twee van de drie broeders inderdaad advocaten geweest waren, zoals de kledij van de voorgestelde en de grote foliant waarop zijn hand rust schenen aan te tonen, hun carrières hadden zich in Delft, Leiden en Amsterdam afgespeeld, Jan van voor zover bekend uitsluitend in Utrecht werkzaam geweest was Niet met zekerheid is aan de hand van de reproductie vast te stellen of de gedenkplaat met de wapens werkelijk van dezelfde hand is als de rest van het schilderij. Zolang dit niet het geval is kan niet als onom- stotelijk worden dat de Utrechtse Jan van Wijckerslooth een Leidse of advocaat Van Ringh heeft geportretteerd. Natuurlijk zou deze identificatie ook aan stelligheid kunnen winnen wanneer zou kunnen worden vastgesteld hetzij dat een der gebroeders Van Ringh ook met Utrecht connecties had gehad, hetzij dat Jan van Wijckerslooth voor zijn opdrachten ook buiten Utrecht heeft begeven. Dit moge buitensporig omzichtig lijken bij het bereiken van een maar in soortgelijke gevallen is de wens maar al te vaak de moeder van de gedachte, lees: conclusie gebleken Afb. 3 toont een portret waarop de vier kwartieren van de voorge- stelde in de vier hoeken staan Op grond hiervan kan deze geïdentificeerd worden als Jacomina van Eede, 1594-1671, in 1616 ge- huwd met Johan van Deze identificatie in geen enkele tegenspraak te staan tot de overige feiten die uit het schilderij zelve blijken: de inscriptie op het paneel luidt dat het in 1619 geschilderd werd, toen de voorgestelde 25 jaar oud was, hetwelk klopt met de geboortedatum van Jacomina van Eede. Daarenboven is het portret gesigneerd Paulus Moreelse, de portretschilder in stad en provincie Utrecht, waarbinnen de Van Reede’s zulk een promi- nente rol speelden als de aanzienlijkste edelen van die Tenslotte is ook de provenance van het schilderij boven alle twijfel verheven: het hangt op Kasteel Hardenbroek, waar het ingebracht werd door de Portret van een advocaat uit de familie van Ringh. Mogelijk Mr. Jacob Bugge van Ringh, Advocaat, eerst te Delft, later te Amsterdam, ald. Of Mr. Hendrik Bugge van Ringh, te Leiden 26-8-1669, advocaat aldaar. Beiden zoons van Cornelis van Fiingh en Ludwina Bugge. Doek, ca. door Jan van Wyckerslooth. Privé coll., Canada. 43
  • 7. van Jacomina van Eede: Machtella van de vrouw van Gijsbert van Hardenbroek Desalniettemin, ofschoon de wapentjes in dit een juiste mede- deling bevatten over de voorgestelde, hun aanwezigheid op het portret danken zij niet aan de oorspronkelijke schilder: een van de schildjes is gedeeltelijk over de signatuur van Moreelse geschilderd, aldus een te meer leverende voor het apocriefe karakter van de schildjes, op een later aangebracht en zonder égards voor signatuur of compositie. Een ander portret van dezelfde verzameling het voorgaande, afb. 4, vertoont, zoals de meeste portretten in deze enorme collectie, de- zelfde behandeling met opgeschilderde kwartierwapens. Maar in dit geval ontving de schilder die de vier kwartierwapens vermoedelijk in het begin van de eeuw op het portret schilderde, de verkeerde gegevens voor het uitvoeren van zijn taak: de waarnaar de kwartierwapens en wiens in effigie op Kasteel Hardenbroek op zichzelf volstrekt aannemelijk was, werd in 1654 geboren, het schilderij duidelijk gesigneerd en gedateerd was H. Bloemaert, Wederom werd dit portret geschilderd door een portrettist die veelvuldig voor het Utrechtse patriciaat werkte, zodat de aanwezigheid van zijn werk op Hardenbroek geheel normaal is. Wij zullen dus ook in dit geval, zoals in de meeste gevallen waarin een traditioneel door de geaccepteerde identificatie onverenigbaar moet worden verklaard met de datering van het portret, eerder te doen met een onjuist geconcludeerde identificatie, dan met een ver- valste. Langs genealogische weg en vaststelling van lijnen van vererving zijn dergelijke onjuiste benamingen veelal recht te zetten. Dat dit in dit geval niet gebeurde, is het gevolg van de omstandigheid dat het in de collectie op kasteel Hardenbroek van zovele dergelijke dat deze eerst door een complete bewerking van deze portrettenreeks kunnen worden opgelost. Naar gelang het overzicht van de portretten waaraan op een later tijdstip vier grootouderlijke kwartieren werden toegevoegd completer wordt, vermoeden steeds meer in de eerste plaats, dat deze een eeuwse was, gedeeltelijk voortkomend uit genealogische mooidoenerij, gedeeltelijk uit de wens de identiteit der voorgestelden eens en altijd vast te leggen. In de tweede plaats dat deze methode stamt uit de provincie in Nederland die vanouds als deftig” bekend stond met zijn concentratie kastelen en landhuizen haar niet minder deftige hoofdstad: Utrecht. En in de derde plaats dat, in die provincie, de mode zich verspreidde vanuit de verzameling op Hardenbroek, alwaar zij op de meest consistente en niets ontziende werd Vrijwel zeker was in dat huis de inspiratie hiervoor een authentiek 18de eeuwse 44 Jacomina van Eede, 1594-1671, tr. 1616 Johan van Paneel 70 53. Ges. en ged. P. Moreelse, anno 1619 aet. 25. Coll. Kast. Hardenbroek. Ten onrechte genaamd Clara Elisabeth van de 1652-1709, tr. 1676 Frederik van Paneel 73 x 58. Ges. en ged. H. Bloemaert 1642. Coll. Kast. Meest waarschijnlijk kan dit portret geïdentificeerd worden als Machtella van tr. 1641 Gijsbert van Hardenbroek.
  • 8. heraldische portretlijst die een van de meest extravagante en verbazing- wekkende voorbeelden is van de Nederlandse met kwartieren: een contemporain met het portret, door Gerrit Alberts in 1718 ge- schilderd, van de Slotvrouwe van Hardenbroek van die dag, Johanna Charlotta van Renesse, (Afb. 5) in dat jaar gehuwd met Jan Louis van en waarop, evenals op de rond het portret van Louis van Hardenbroek zelf, 32 gesneden en gepolychromeerde wapen- schildjes van hun wederzijdse bet-bet-over-grootouders zijn aange- bracht Ook in de familie leefde nog de traditie dat een van de vele Heren van Hardenbroek die elkaar in de eeuw aldaar aflosten zich in de wintermaanden bezighield met het doen nederdalen van de heral- dische sterrenregen die op het gros der portretten aantreffen. Dat gebeurde niet alleen in de vorm van op de aangebrachte wapens maar ook door middel van gepolychromeerde schildjes die op de lijsten werden bevestigd. Naar het zich laat aanzien deze veelal van oudere datum dan de lijsten waarop zij thans zodat niet uitgesloten mag worden dat deze oude schildjes afkomstig waren van rouwborden die uit de kerken verwijderd waren. Het feit dat ook deze wapentjes, telkens weer, niet in overeenstemming blijken met de date- ring van de afgebeelde personen, bevestigt dat oorspronkelijk niet voor deze portretten gemaakt waren. Zie bijv. afb. Evenwel, al blijkt het gerechtvaardigd te concluderen dat de van de identiteit der afgebeelden d.m.v. heraldiek voor een groot gedeelte terug gaat op een eeuwse herleving van deze methode en dan meestal toegepast op 17de eeuwse portretten, toch was dit niettemin de herleving van een oud gebruik dat in onbruik was geraakt. Reeds uit het einde der 15de eeuw kennen een serie portretten vervaardigd door de Meester van Alkmaar, voorstellende de leden van een der oudste geslachten van het Graafschap Holland, dat de Heren van waarop elk lid vergezeld is van zijn wapen, opgehangen aan een lederen riem die gegespt is de openingen van het gotische steenwerk waaronder hij of zij in gebedshouding is afgebeeld. (Afb. 7) De Duitse zoals Augsburg en produ- ceren ook vroege voorbeelden van deze combinatie van piëteit en tretkunst, heraldiek de functie vervult aan het nageslacht te verkondigen, aan welke stichters zij de opdracht tot het vervaardigen van deze schatten van religieuze kunst te danken hebben. Zoals het altaarstuk van Ulrich Walther en Barbara Riedler in de Städtische Kunstsammlung te Augsburg, geschilderd door Hans Holbein de Oude Johanna Charlotta van Renese, 1695-1723, tr. 1718 Jan L OUIS van Hardenbroek. Dk. 78 65, ges. en Gerrit Alberts 1718. Coll. Kast. Hardenbroek. Portret dat in overeenstemming met de kwartietwapens genaamd wordt van Hardenbroek, geb. c. 1615, 1658, zn. van en Anna van Varick. Het schilderij werd evenwel eerst rond geschilderd. Toegeschreven aan J. van der Stock, Dk. 120 93. Coll. Kast. Hardenbroek. Hendrik van c. Pan. 82 door de Meester van Alkmaar c. 1496. Coll. ‘s Verspreide Kunstvoorwerpen, inv. no. ZN Uit een serie van 5 gelijkvormige portretten. 45
  • 11. Afb. van van Wassenaar 1431 tr. 1417 van 1449 Ms. van eeuw Afb. 12 Goert van 15161585 tr. 1544 Geertruid van Nyenrode
  • 12. in Aunsbura, kort voor 1500. (Afb. 9). Hoewel door hun kinderen, staan op de de donors omringd zijvleugels wordt hun wapen met alle versierselen schroom over zoveel werelds ver- toon, prominent en centraal onmiddellijk onder de religieuze voorstelling geplaatst. Enkele jaren later identificeert Dürer op het bergse Paumgärtner thans in de Pinakothek te München, niet alleen de ouders door hun wapenschilden, maar geeft ook aan elke schoonzoon en schoondochter een volledige heraldieke identificatie door naast elke knielende figuur hun alliantiewapen te plaatsen. Hoe- veel betekenis Dürer aan de heraldiek als persoonlijk attribuut hechtte blijkt trouwens ook uit de prachtige ontwerpen die hij maakte, niet alleen voor zijn eigen maar zelfs voor dat van de Dood Ook in de Nederlanden was deze combinatie van piëtistische met steeds portretten vergezeld van een heraldische identificatie lange de wijze waarop men zich vereeuwi- gen liet. Of dat nu geschiedde in de doordringend persoonlijke weergave van een donor door Jan Mostaert op een altaarstuk uit rond 1520, met het wapen der Van op bescheiden gsneden in het zij- paneel van bidbank. (Afb. 10). Of in de Van Berendrecht tafel ongeveer 15 jaren later, waar de zeer gestyleerd aandoende portretten tot een geworden zijn waarvan het karakter duidelijk onderstreept wordt door het grootse voorouderlijke vertoon van de wederzijdse vier kwartieren van de echtgenoten. (Afb. 8). Nog in de eeuw wordt deze vrome weergave van voorouders aan hun bidstoel aangewend voor de illustraties van de genealogie van het Huis van Wassenaer-Duivenvoorde voor een zuiver genealogisch en decoratief doel dus. (Afb. 11). Ook het grote dubbelportret van Goert van en Geertruyd van van hem posthuum, van haar zeer waarschijnlijk nog naar Altaarstuk door Hans Holbein der Städtische Kunstsammlung, Augsburg inv. nos. 65, 66 en 67. Op het middenpaneel de Verheelijking op de Berg waaronder de wapens Walther en Riedler; op het linkerpaneel de Wonder- bare waaronder de donor: Ulrich Walther, groot-koopman te Augs- burg, zoon van Ulrich Walther en Barbara vergezeld van zijn 8 zonen; op het rechterpaneel vrouw (gehuwd Augsburg 1437) Barbara Riedler, uit München, t 1507, dochter van Markus en Elisabeth Hofmeyr verge- zeld van 14 dochters, aan de voet van de wonderbare genezing van de Bezetene. (Door de afstammingslijn Walther-Sulzer-Ehem-Kretschmar komt dit echtpaar in de kwartieren van vele Nederlanders voor). Zie Waetzoldt: Dürer (Phaidon Verlag), afb. 242, Kopergravure van het wapen van de Dood, 1503. Aebrecht van Adrichem, 1473-1555, als donor op een vleugel van een altaarstuk door Jan Mostaert, c. 1520. (Détail) Paneel 78 37. Coll. Museum van Schone Kunsten, Brussel. Gat. no. 539. Memorietafel voor Jan van Berendrecht, c. en zijn vrouw (tr. 1511) Claesdr. van Poelgeest. Zie Nederl. Leeuw 1915 k. 135 e.v. Paneel, c. New York Historica1 Society, inv. 8.201. Jacob van (van Wassenaar), t 1431 tr. 1417 Reyntgen van t 1449. Uit het Ms. Wassenaer”, coll. Graaf kast. Warfusé, Belg. Goert van van Saesveld, eerste Heer van Amerongen, 15161585 en zijn vrouw (gehuwd 1544) Geertruid van Dk. 144 Coll. Kast. Amerongen. 4 9
  • 13. Afb. 13 14 Mr. Aert van der Goes 1475-1545 tr. Margaretha van Banchem 1476-1545 Maerten v. 1541 aet. 66 en 65 Afb. 15 16 van Liauckama -1579 tr. Sjouck van Martena -1547 (7) t. A. v. Cronenburg 1546 aet. 25
  • 14. het leven, hoewel weergegeven in knielende gebedshouding, zal minder met een religieus oogmerk tot stand gekomen zijn dan wel als een uiting van dynastiek zelfbewustzijn, elk geschraagd door zijn zestien kwartierwapens. (Afb. 12). Ondertussen hadden de individuele portretten van zowel edellieden als van het stadspatriciaat zich geheel ontdaan van elk religieus attri- buut. zeldzaam bleven in Holland portretten als van de jurist Aert van der Goes en zijn vrouw door Maerten van Heemskerck in 1541 geschilderd, waarin de wapenschilden aan hun decoratief ge- kronkelde linten een integraal deel uitmaakten van het algehele schema van de kunstenaar. (Afb. 13 14). Voor een vrijwel ononderbroken traditie in deze die zich vanaf het midden der eeuw gedurende meer dan 100 jaar voortzette, moeten wij in Friesland terecht. Een traditie waarin de heraldische symboliek van meet af aan door de portretschilders in hun composities was opge- nomen: niet achteraf door latere generaties daaraan toegevoegd, maar door de kunstenaar zelf met weldoordachte zorg geplaatst in de ruimte rondom hun onderwerpen, of geïntegreerd in de ornamentering van de Adriaen van Cronenburg was een van de grote meesters in deze opmerkelijke traditie die zich rond de Friese portretkunst met zijn icoon-achtige weergave van de Friese opdrachtgevers, ontwikkelde. Even verschillend van de portretkunst die zich in het Bourgondische Holland ontwikkelde, als de mensen van deze beide landen van elkaar verschilden. In een stel portretten gedateerd 1546, gebruikt Van Cronenburg de decoratieve omlijsting als een natuurlijke plaatsing van de enkelvoudige schilden van van Liauckama en zijn vrouw, ten toon ge- houden door twee van de klassieke naaktfiguren die rondstoeien in de marmeren fries, in trompe I’oeil uitgevoerd (Afb. 15 + 16). Het Fries Museum te Leeuwarden bezit nog vele voorbeelden van Cronenburg’s kunst, zoals de portretten van van Cammingha (Afb. 17) en zijn vrouw van 1550, met hun verbazingwekkend eenvoudige zowel als kleurrijke, hel groene, achtergronden, waartegen de adellijke geloofs- brieven van hun wederzijdse grootouders in de vorm van hun wapen- schilden, vol geblasoeneerd met helmtekens en dekkleden, zich ont- plooien ter weerszijden van hun hoofden In hetzelfde Museum be- vindt zich het portret uit 1561 van Hemmema maar hier plaatst Cronenburg zijn vier kwartierwapens in krullend Mr. Aert van der Goes, Advocaat Hof van Holland, 1475-1545, tr. ll. Margaretha van Banchem, 1476-1545. Panelen 91 69, door Maerten van Heemskerck, 1541. Coll. Van der Goes van Naters. Van deze portretten bestaan nog twee andere stellen. van Liauckame. 1572, van Barradeel. en tweede vrouw van Martena, Feb. 1547. Hij gedateerd 1546 25, 1546 aet. 15. Panelen, hij 98 86, zij 97 83, 5. A. van Cronenburg. Coll. Staatsdomein van Cammingha, 1576, zoon van Wytze en Rints van en tweede vrouw van Haerda, 1584, dochter van Fedde en Saeck thoe Herewey. Panelen, 83 Bruikleen coll. Van Cammingha aan Fries Museum Leeuwarden, inv. nos. 7755 en 7756. van Hemmema, Hoofdeling van Berlikum. 1496-1572. Zoon van Doeke en Poppema. Pan. Ged. 1561 aet. 65. Door Adr. van Cronenburg. Coll. Fries Museum inv. 1961-153. 51
  • 15. Afb. 17 van Cammingha - 1 5 7 6 tr. Frouk van Haerda A. v. Cronenburg 1550 Afb. 18 van Hemmema 1496-1572 A. v. Cronenburg 1561 aet. 65 Afb. 19 20 Maitre des Portraits des Exilés 1576 aet 28 en 21 Syds van Botnia 1548-1615 tr. 1571 Teth van Douma 1555-1620
  • 16. Afb. 21 His Eminga na 1660 tr. Haring van Sytzama t. Mr. h. Adie Lambertz Portr. 1603 aet. 23 Afb. 22 en Juw van Harinxma geb. 1607 Pieter Feddes aet. 1 Afb. 23. Frederica Tjarda van Starckenborgh en 2 als kind gest. broertjes Jan de Stomme 1654
  • 17. teerde schildjes en omlijsting, een in elke hoek, als het ware de stijl voorspellend die de eeuwse heraldische schilder op Hardenbroek zo laat op de dag en met zo weinig imaginatie op de portretten zou aanwenden. (Afb. 18). Twee latere voorbeelden van de geslaagde manier waarop de eeuwse Friese portretschilders het probleem oplosten hoe hun onder- werp zowel als de gecompliceerde heraldische figuren in de hun toe- gemeten ruimten te plaatsen, zien wij in de portretten van Syds van Botnia en zijn vrouw door een anonieme meester uit 1576. (Afb. 19 + 20). traditie zet zich nog enige tijd tot in de 17de eeuw voort, in 1603 nog geheel in de oude vormgeving (Afb. 21); maar ook met af- nemend succes zoals te zien is in het overigens markante portret van de 1-jaar oude tweelingen Van gedateerd 1609, waarin het alliantiewapen van hun ouders wat ongemakkelijk tussen hun hoof- den bekneld is geraakt. (Afb. 22). In de aangrenzende provincie Groningen vinden we nog een verlate echo van het gewicht dat men in Friesland legde op voorvaderlijk ver- toon van wapens, in het portret van de Tjarda van Starckenborgh kin- deren waarop de van hun 16 bet-overgrootouders in de achtergrond te zijn, een weinig slordig en ook onopvallend aan afhangende linten bevestigd. (Afb. 23). Maar in de westelijke provincies de jonge Republiek, waar de portretschilders allengs hun noordelijke kunstbroeders voorbij gestreefd en overschaduwd hebben, zowel in kunstenaarschap als in oorspronkelijkheid, is het van familiewapens op portrettten vrijwel geheel tot stilstand gekomen, Ongetwijfeld hebben het jonge republikeinse en het Calvinistische puritanisme bijgedragen tot de tijdelijke onderbreking van zulke feodale uitingen. Maar moeten ook de stijl en de composities van de nieuwe school van portretschilders, waarin voor heraldische emblemen geen natuurlijke plaats was, hun invloed op deze ontwikkeling gehad hebben. Om slechts een voorbeeld te noemen: van Rembrandt is niet één enkel portret bekend waarop een wapen voorkomt, hoewel vele van zijn cliënten, zoals de verschillende leden van de oppermachtige dynastie der Trippen, zich bijzonder goed van hun eigen importantie bewust waren Rembrandt kende andere middelen om de wereldse grootheid zijn onderwerpen over het voetlicht te brengen, getuige de impo- sante portretten van een volstrekte eenvoud van Jacob Trip en zijn Syds van Botnia. 1548-1615, ged. 1576 aet. 28, tr. 1571 Teth van Douma, ged. 1576 aet. 21. Panelen toegeschr. aan de Maître des portraits des Exilés (Wassenbergh.) Coll. Fries Museum inv. nos. 65 en 66. His van Eminga, geb. 1580. t na 1660, tr. Haring van Sytzama. Pan. 103 80, ged. 1603 aet. 23, toegeschr. aan de Meester van het Adie Lambertz Portret (Wassenbergh). Coll. Van Cammingha, bruikleen aan Fries Museum, inv. no. en Juw van Harinxma, tweelingzonen van Dr. Ernst en Tieth van Botnia. Ged. 1609 aet. 1. Pan. 91 77, toegeschr. Pieter Feddes van Harlingen. Coll. Van Harinxma, Beetsterzwaag. Frederica Tjarda van Starckenborgh in 1679 gehuwd met Bernhard Joh. van Prott, met twee als kind overleden broertjes. van Allard en Gratia Clant. Pan. 123 147.5. ges. en ged. Jan de Stomme, 1654. Coll. Provinciaal Museum, Groningen. 54
  • 18. Margaretha de Geer in de National Gallery te Londen. Hetzelfde geldt voor al de grote Amsterdamse schilders van de deftigheid en de groten der stad Amsterdam. Mierevelt en Ravesteyn, de hofschilders van Delft en Den Haag par voegden zo nu en dan een beschei- den wapenschildje, soms aan een koordje of strikje, aan hun toe, maar juist hun en weelderigste portretten zouden in de totaliteit van hun composities heraldische toevoegsels slecht verdragen hebben. Ook in menig ander, elegant gecomponeerd portret van de geëmancipeerde burgerij zouden deze heraldische attri- buten niet op hun plaats geweest zijn. Zo is Bartholomeus van der Helst’s dubbelportret van Abraham del en vrouw in het Museum een sprekend voorbeeld van de vrije en informele behandeling1 van zijn onderwerpen, waaraan de karakteristieken van een familie-icoon geheel vreemd zijn, karakteristieken die zich op ZO van- zelfsprekende wijze in de Friese portretten aan de heraldiek paarden. Een de weinigen de eminente portretschilders der Gouden Eeuw die er niet tegen op zag, wapenschilden op te nemen in zijn composities, was Frans Hals. Bij hem schenen zij te passen in het ongebreidelde plezier dat hij in de meeste uitingen des goeden levens stelde. Maar hij behandelde zijn wapenschilden dan ook met een op- gewekte, niet te zeggen nonchalante vrijheid van vormgeving, die aan de bewaarders van recht en orde op het terrein van de heraldiek wel eens als grenzende aan het frivole zal zijn overgekomen, zoals in het portret van Paulus van Beresteyn. (Afb. 2 Tegen het derde kwart van de 17de eeuw, toen de nakomelingen van de politieke en commerciële nieuwe mannen die de Hollandse wel- varendheid hadden gegrondvest, zich gevormd hadden tot een nieuwe oligarchie van patriciërs, manifesteerde zich ook een hernieuwde be- langstelling voor genealogie en heraldiek. Maar in de bleef de rol van de heraldiek een onopvallende. Nog tot het eind van de 18de eeuw werden wapens slechts zelden op portretten geplaatst. Het lijkt aannemelijk, te beoordelen naar vermeldingen in dat wapens veelvuldiger werden aangebracht in uitbundig gesneden vergulde lijsten dan wij aan de hand van de weinige overlevende voor- beelden kunnen afleiden. Enerzijds hun kwetsbaarheid, anderzijds de mode die later goud en krullen verwisselde voor zwart en glad, zullen er toe bijgedragen hebben dat wij er vandaag niet méér van kennen. Een voorbeeld uit de jaren vinden wij rond het portret van Sara Hoeufft (Afb. 24) een ander uit de vroege 18de eeuw omlijst het portret van van Steenhuys. (Afb. 25) In de gevallen waar wij heraldische aanduidingen van de identiteit van de voorgestelden aantreffen op het schilderij zelf zijn deze meestal uitgevoerd in grisaille, zelden in kleuren, en dan als onderdeel van de Paulus van Beresteyn, 1588-1636. Dk. 139 102, ges. en ged. Frans Hals aet. 40. Coll. du Louvre, Parijs. Sara Fannius, 1683, tr. 1683 Gideon Hoeufft. Dk. 50 43, ges. Cornelis lansson van Ceulen filius. Coll. Grothe van Schellach. van Steenhuys, Heer van Heumen etc., Ridderschap van Nijmegen, 1722. tr. 1687 Lucretia van der Noot. Dk. 69 68, ovaal, toegeschr. Gerrit Alberts. Coll. Erven Van Rengers, 55
  • 19. Afb. 24 Sara Fannius -1683 tr. 1683 Gideon Hoeufft v a n 1683 Afb. 25 van Steenhuys - 1 7 2 2 tr. 1687 Lucretia van der Noot t. Gerrit Afb. 26 Regenten van het Walenweeshuis Amsterdam t. W. 1671
  • 20. Afb. 27 Gaspar 1634-1688 dr. of nr. Jan Afb. 28 Jan Boudaen Courten 1635-1716 1675 Anna Maria Hoeufft Ph. van Dijk naar Caspar Netscher 1676 Afb. 29 de Vries 17061750 tr. 1728 Nanning van Foreest t. Nic. Verkolje Afb. 30 Mr. Lieve 1676-1743 1730 Anna de M. Quinckhard 1733
  • 21. stoffering van de achtergrond. In kleur soms, ingeweven in kussens, gordijnen of Smyrna tafelkleden. Wallerant Vaillant, gebruikte wapenschildjes in grisaille als een vernuftig alternatief op de gebruikelijke geschilderde namen op een van zijn regentenstukken, slechts onopvallend waarneembaar, geheel in monochroom, als onderdeel van zijn architectonische achter- grond. (Afb. 26). Ostentatiever is de levensgrote representatie van zijn wapen, in het gordijn achter hem, op het portret van de grote Pensionaris Gaspar in het (Afb. 27). Caspar Netscher is een van de eersten die, in 1676 in het portret van Jan Boudaen Courten de alliantie wapens van Courten en zijn vrouw in de compositie invoegt als in steen gehouwen in de sokkel waarop hij leunt. (Afb. 28). Vijftig jaar later gebruikt Nicolaas Verkolje nog graag deze oplossing, zoals in het portret van van Foreest met een variatie op het thema door een stukje minitieus weergegeven steenhouwerskunst op een monumentale tuinvaas. (Afb. 29). Een laat voorbeeld van deze nieuwe traditie van als het ware toege- paste heraldiek, in het tweede kwart van de 18de eeuw alweer op haar retour, zien we nog in het van een Burgemeester met familie in 1733, in een vertrek vol persoonlijke symboliek 30): de wapens van Lieven en zijn vrouw in kleur boven een wandboog, het wapen van Amsterdam in een Smyrna tafelkleed, en in de achtergrond, de beelden die de openbare orde en handel symboliseren waaraan Geelvinck zijn diensten wijdde. Dit is van de hand de middelmatige kunstenaar Maurits Quinkhard, maar verschillende portretten van een soortgelijke compositie waarin identificerende familiewapens zijn opgenomen, kan men aantreffen in het oeuvre van een zo eminent portretschilder als Cornelis Troost Maar in de individuele portretten die dan steeds De Regenten van het Walenweeshuis anno 1671. v.l.n.r. Antoine 1619-1841, Jeremias van Raey, Jean du Roy 1623-1671, Paul Godin, Dk. 162 283. toegeschr. Wallerant Vaillant. Coll. Hospice Wallonne, Amsterdam. Gaspar Raadpensionaris. Dk. 67 54, door of naar Jan levens de Oude. Coll. Rijksmuseum no. 2577a. Jan Boudaen Courten, 1635-1716, Schepen van Middelburg, tr. 1675 Anna Maria Hoeuft. Dk. 49 40, copie door Ph. van naar Caspar Netscher 1676 Coll. Rijksmuseum 1738. de Vries, 1706-1750, tr. 1728 Nanning van Foreest. Dk. 90 70, ovaal. Toegeschr. Verkolje. Coll. Van Foreest Stichting. Mr. Lieve Geelvinck, 1676-1743, Schepen en Burgemeester van Amsterdam, met zijn tweede vrouw Anna de 1690-1761 en hun zoontje Lieve, geb. 1730. Dk. 65 81, ges. en ged. M. Quinckhard 1733. Privé coll. Zie Dr. J. W. Troost”, pag. no. 131 T, groepsportret in een interieur van Mr. Jan Six, vrouw Anna Elisabeth van den Bempden, met zoon Jan, geb. 1730. Penseel in waterverf, 1740 Leningrad, Hermitage, inv. N 8420. Idem, pag. 204 no. 135 S, Egidius Willem Tolling, zijn vrouw Golina Smith en zoon Egidius Laurens, dk. 78 102, ges. en ged. C. Troost 1742 Coll. Stichting Hannema de Stuers Heino. Idem pag. 226, no. 232 S, onbekend echtpaar in een interieur, waarvan een dubbelportret geschilderd wordt, Boven een deur tot nog toe ongeïdentificeerde alliantiewapens. Dk. 102 127, ges. en ged. C. Troost 1733. Coll. Brussel-Elsene Museum, 1921 nr. 691. 58
  • 22. meer vervaardigd of geïnspireerd werden door de Franse portretschil- ders ontbreken de wapens binnen de voorstelling geheel, Ook de rococo-lijsten bieden aan hen geen plaats, daarentegen de formele kuiven der Louis XVI-lijsten weer wel. De jaren na de Franse Revolutie noch de Empire heraldisch ingeluid met het verwijderen van alle sporen van heraldieke trots uit kerken en openbare gebouwen, leveren uiteraard ook in de portretkunst weinig voorbeelden van wapens op portretten. Waarbij wij allengs weer zijn aangeland bij de waarin de passie à la Hardenbroek losbarstte die met terugwerkende kracht met name onze portretten van wapens voorzag op een wijze en schaal die zij oorspronkelijk nimmer gekend hadden. Concluderende, zou ik de vraag wapens op Nederlandse portret- ten een betrouwbaar middel tot identificatie” samenvattend willen be- antwoorden aldus: Heraldieke identificatie van geportretteerden berust op een oude, authentieke traditie, vooral vanaf 1550 in Friesland met een grote mate van genealogische geloofwaardigheid en technisch-heraldieke juistheid beoefend. In de 17de en 18de eeuw die vrijwel geheel, met enkele uitzonderingen in zeer bescheiden vorm of geheel ondergeschikt aan de stoffering van de In de eeuw grijpt men terug op de oudste traditie, maar maakt daarbij vele fouten door op zichzelf correcte heraldieke aanduidingen aan te brengen op onjuist geïdentificeerde portretten. Deze fouten zijn in feite verwarringen en foute interpretaties, veeleer dan frauduleuze aanmatigingen. Ook deze foute aanduidingen kunnen derhalve nog aanknopingspunten opleveren bij een her-indentificatie, daar zij vaak een traditie vastleggen omtrent de herkomst van een portret waarin een kern van waarheid ligt die opnieuw ontdekt kan worden. Het wachtwoord blijft bij de wapens, dat zij leveren behoudens Wanneer men deze, terecht, bij een restauratie van een dergelijk later opgesmukt portret, zou willen laten verwijderen, dan is het dus toch van groot belang deze al dan niet foutieve bron van identificatie voordien in extenso vast te leggen. FOTO-VERANTWOORDING A. Den Haag: 3, 5. 11, 12, 13, 14, 24, 26, 29, Frans Leeuwarden: 21, 22, 25. Steenmeyer, Groningen: 23. Rijksbureau voor Kunsthistonsche Documentatie: 4, 6. Dienst voor Verspreide Kunstvoorwerpen: 7. Fries Museum, Leeuwarden: 15, 16, 17, 18, 19, 20. Amsterdam: 2, 27, 28. Städtische Kunstsammlungen, Augsburg: 9. A.C.L. Brussel: 10. New York Historica1 Society: 8.