5. Hoe lang mag een President aan de macht blijven?
December 2005: overwinning Morales (voor een periode van 5 jaar).
Nieuwe grondwet aangenomen (25 januari 2009). De Republiek Bolivia wordt omgedoopt tot de ´Plurinationale staat Bolivia´.
December 2009 (vervroegde verkiezingen): Morales begint aan zijn tweede termijn (voor een periode van 5 jaar). Volgens de grondwet een president mag maximaal twee termijnen aan de macht blijven. Maar...
Volgens de regering is de Boliviaanse staat --door de nieuwe Grondwet-- ´heropgericht´. Dus, de eerste regeringsperiode van Morales telt niet (´resetten´).
12 Oktober 2014: Morales wint een derde termijn (voor 5 jaar).
6. Democratie in Venezuela, Ecuador en Bolivia Trias politica? (scheiding der machten)
Wetgevende macht (Parlement) onder controle van de uitvoerende macht (regering).
Pers vrijheid en meningsuiting aan banden gelegd.
Electorale instanties gecontroleerd door de regeringen.
Rechtelijke macht (justitie) onder de facto controle van de uitvoerende macht (regering).
7. Thema’s
Latijns-Amerika en democratie: een moeizame historische relatie.
De ‘dubbele’ transitie vanaf de jaren 1980s.
De valkuilen van de nieuwe democratieën.
De opkomst van populisme en kritiek op de klassieke democratie.
Decentralisatie, gemeentepolitiek en participatie.
9. Beruchte dictators
Juan Manuel de Rosas
Argentinië
Porfírio Díaz
Mexico
Manuel Estrada Cabrera
Guatemala
Anastasio Somoza
Nicaragua
Alfredo Stroessner
Paraguay
Augusto Pinochet
Chili
10. Regeringen zonder ciudadanos
Sterk ‘staats-centrisch’ karakter besluitvormingsproces (top-down)
Elitisme en geen effectieve mechanismen voor burgerparticipatie.
‘Participatie’, uitsluitend in politiek discours en retoriek
Patronage en clientelisme in plaats van participatie.
Eerder ‘representatie van bepaalde belangen’ : corporatisme en populisme
14. Waarom is het democratiseringsproces dat in de jaren 1980s aanving zo exceptioneel?
Nooit eerder zijn tegelijkertijd zoveel Latijns-Amerikaanse landen geregeerd door democratisch gekozen autoriteiten.
Nooit eerder had Latijns-Amerika voor zo´n lange periode (1980-2014) democratie gekend.
15. De ‘dubbele transitie’
Politieke transitie
[van dictatuur naar democratie]
Economische transitie
[van staatsgeleide economie naar
markteconomie]
16. Democratisering in de 1980s
Ecuador (1979); Honduras (1979); Peru (1980);
Bolivia (1982); Argentinië (1983); Brazilië (1985);
Uruguay (1985); Guatemala (1986); Nicaragua (1989); Paraguay (1989); El Salvador (1989); Chili (1990); Mexico (2000)
18. Tijdelijke of Permanente democratieën?
De Pendulum-beweging (dictatuur-democratie- dictatuur)
Lage Legitimiteit (democratieën met economische malaise; ‘la década perdida’ (het verloren decennium´); schulden)
Rol leger; aanvaarding van nieuwe democratie?
Governability (regeerbaarheid): kunnen de nieuwe democratieën regeren (en de hoge verwachtingen waarmaken?)
19. ´Democracias Pactadas´
Strijd binnen militaire regimes tussen ‘duros’ [hardliners] en ‘blandos’ [gematigden]
Militairen gaan terug naar de kazernes:
A) verdwijnen communistisch gevaar
B) bestaan van gematigde oppositie (compromis)
Garanties:
-Geen judiciële achtervolging (wegens schending mensenrechten)
- Respect voor institutionele autonomie strijdkrachten
23. Democratiseringsproces: ¿Más de lo mismo?
‘Lage-intensiteit’ of ‘minimalistische’ democratie: formele mechanismen
Angst voor ‘lawine’ aan socio-economische claims vanuit de bevolking
Gobernabilidad en politieke stabiliteit
Decentralisatie (neo-liberale agenda)
24. Knelpunten Latijns-Amerikaanse democratieën
Corruptie politieke leiders (en inner circle)
Uiteenvallen van politieke partijen
Dramatische verzwakking van het Parlement
Zwakke rechterlijke macht
Opkomst van demagogische leiders
Constitutionele hervormingen (verlenging mandaat)
Lage graad van governability en accountability
25. Fragiliteit nieuwe democratieën
Ecuador: Abdalá Bucaram (februari 1997); Ajamil Mahuad (januari 2000); Lucio Gutiérrez (april 2005)
Argentinië: Fernando de la Rua (december 2001)
Venezuela: Carlos Andrés Pérez (mei 1993); Hugo Chávez (april 2002).
Bolivia: Gonzalo Sánchez de Lozada (oktober 2003); Carlos Mesa (oktober 2005)
Honduras: staatsgreep tegen Manuel Zelaya (juni 2009)
27. De opkomst van populisme en
kritiek op de klassieke democratie
28. Van anti-neoliberalisme naar anti (klassieke) democratie
Opkomst van links populisme:
Hugo Chávez (1999-2013†)
Evo Morales (2006-2020?)
Rafael Correa (2007-2014?)
32. Municipalización: Politieke gevolgen
Reductie pressie georganiseerde groeperingen op het centrale staatsapparaat
‘Atomisering’, fragmentatie op gemeenteniveau
Versterking van stem/rol van de burger (Depolitisering, individualisering en verzwakking traditionele politieke organisaties)
33. Pressie voor Participatie: ‘De onwaarschijnlijke alliantie’
Linkse politieke organisaties en sociale bewegingen. Doel: democratie te verdiepen.
Internationale Instellingen (World Bank). Doel: meer toezicht op handelingen staat (controle corruptie/taken van de staat overhandigen aan lagere overheden en ngo’s om de staat te verkleinen)
Donorlanden. Doel: democratie bevorderen maar ook bezuiniging op ontwikkelingshulp (vooral [kleine] initiatieven van de bevolking helpen financieren.
34. Municipalización: Verzwakking of versterking van de staat?
Gemeenten en aanwezigheid van politieke en administratieve autoriteit
Verbeterde communicatie staat ↔ ‘binnenland’
Bereik nationaal beleid op lokaal niveau