1. Het presens : theorie.
Het presens (de onvoltooid tegenwoordige tijd) gebruik je om over het heden (nu) te
spreken.
voorbeeld regel
enkelvoud
1 ik woon stam
2 jij / je / u woont stam + t
3 hij / zij / ze woont stam + t
meervoud
1 wij wonen infinitief
2 Jullie wonen infinitief
3 zij / ze wonen infinitief
1) stam eindigt op -t → geen extra -t toevoegen
voorbeeld: wachten → stam = wacht → hij wacht
2) stam eindigt op -d → wel extra -t toevoegen
voorbeeld: worden → stam = word → hij wordt
vasten : hij vast
antwoorden : jij antwoordt
starten : zij start
landen : het vliegtuig landt