1. Geleefde menselijkheid
Wat moet ik met al jullie offers? zegt de HEER.
Ik heb genoeg van die schapen, die vetgemeste kalveren;
het bloed van stieren, rammen en bokken wil ik niet meer. En wanneer jullie voor mij verschijnen –
wie heeft je gevraagd mijn voorhoven plat te lopen? Houd op met die zinloze offergaven.
Ik heb een afschuw van jullie wierook; jullie feesten, nieuwe maan en sabbat,
ik duld ze niet naast al dat wangedrag. Van jullie nieuwe maan, van ál jullie feesten heb ik een
afkeer, ze hinderen mij, ik kan ze niet langer verdragen. Wanneer jullie je handen opheffen, wend ik
mijn ogen af, ook als je aanhoudend bidt, luister ik niet.
Aan jullie handen kleeft bloed! Was je, reinig je, maak een eind aan je misdaden, ik kan ze niet
meer zien.
Vermijd alle kwaad en leer goed te doen. Zoek het recht, houd tirannen in toom, bied wezen
bescherming, sta weduwen bij.
(Jes ,10-17)
In deze belabberde kerkelijke tijden vraag ik me meer en meer af wat de zin en nut is van
godsdienst in deze verwarrende dagen. Ik kan jongeren geen ongelijk geven als ze zeggen dat ze het
niet meer willen begrijpen. Het is ook niet meer te begrijpen.
Sinds Léonard aan de macht is gebracht in het aartsbisdom komen we heel nauw in contact met de
echt Roomse Kerk en met de opvolger van Petrus, paus Benedictus XVI. Het is een pijnlijke
ontmoeting. Het doet de ogen openen voor de macht en hypocrisie die de Kerk in naam van Jezus
de Christus pleegt.
Telkens ik de Bijbel opensla kan ik me niet van de indruk ontdoen dat de Schriften van een andere
Kerk, een andere gemeente, een andere gemeenschap spreken dan die hiërarchisch vormgegeven
Roomse Kerk.
Met dit citaat van Jesaja wil ik een aantal verschilpunten aantonen tussen geleefde religie in de
Bijbel en waar we nu met ons Instituut voor staan. Maar eerst wil ik het hebben over de profetische
traditie waarin Jesaja staat. Dat is namelijk van het allergrootste belang voor het begrijpen van 'zijn'
teksten.
De profetische traditie komt na de Tora, de vijf boeken van Mozes, de richtlijnen voor het volk van
Israël. De Tora weerspiegelt de ultieme rechtvaardige en liefdevolle maatschappij, het summum van
wat menselijk mogelijk is. En daarvoor worden er grenzen gesteld: niet doden, geen afgoden
vereren, je traditie respecteren en ga zo maar door. Hele fundamentele zaken. Maar meteen wordt
ook duidelijk in diezelfde boeken van Mozes dat de mens telkens weer van die goddelijke principes
afwijkt. In de Tora moet God steeds weer van nul af aan beginnen. Met engelengeduld moet de
Naam geleerd worden, totdat zijn woorden vlees worden in het volk. Dat is Tora: richtwijzers voor
de toekomst.
Met de profetische traditie komen we van de theorie in de praktijk terecht. Wat blijft er over van de
mooie woorden eens geconfronteerd met doffe ellende? Waar blijft de solidariteit als hele groepen
uit de bevolking vermoord of gedeporteerd worden? Waarom reageren de tempelpriesters niet op de
onrechtvaardigheden in de maatschappij? Waarom komen er geen structurele veranderingen die de
ongelijkheid tussen boeren, priesterklasse en aristocratie afvlakken?
Als de Tora het hart is van de joods-christelijke traditie dan zijn de profeten diegenen die het hart op
de juiste plaats dragen: in de praktijk van alledag.
Wat Jesaja betreft zitten we in de 8ste eeuw voor Christus met de overheersing van de Assyrische
koning. Het volk is moedeloos over de belastingen en de onderdrukking van de wrede Assyriërs die
geen geweld of oorlog schuwen. En dan zijn daar de troostende woorden van Jesaja, die hen
herinnert hoe ze staande kunnen houden in het onrecht dat hen wordt aangedaan: menselijkheid. De
2. onlangs op pensioen gegane Monseigneur Gaillot heeft het over 'l' humanité' als utopie van het
evangelie. Dat is waarop Jesaja doelt: het lam zal naast de leeuw grazen, wapens zullen tot ploegen
omgesmeed worden, mensen worden medemensen van elkaar. Maar dat gaat niet zomaar. Vandaar
dat de profeet Jesaja heel scherp is over hoe er met de Tora, hoe er met godsdienst (en met de
grondprincipes van die godsdienst) moet omgegaan worden. Godsdienst is geen geëtaleerde
vroomheid met mooie liturgieën en optochten. Godsdienst is ten diepste mensendienst! Liturgie is
pas zinvol als gevierd kan worden dat de onrechtvaardigheid is verdwenen. Liturgie is pas zinvol als
iedereen in vrede een menswaardig bestaan heeft. Dan pas is dankbaarheid en feest op zijn plaats.
De God van Israël wil geen offers, maar hij wil bovenal geen mensen-offers! Oorlog en
onrechtvaardigheid – bloed aan de handen – moet in naam van God bestreden worden.
Ook over het gebed is hij heel scherp: geen litanieën of mooie woorden. Gebed dient om mensen
staande te houden in een soms wrede wereld. Niet meer en zeker niet minder.
Wat een – letterlijk – ontwapende woorden in de prelude van Jesaja! Ik ben werkelijk benieuwd hoe
de Roomse Kerk deze passages leest. Hoe kan je dit verdraaien en de overdreven tempeldienst van
de Roomse Kerk mee goedpraten?
Kenmerkend was het artikel in de Standaard met de 10 liturgische geboden van Leonard: geen
kruimelige hosties, altijd habijt dragen, niet te veel vrouwelijke acolieten, … Daar staat deze tekst
van Jesaja lijnrecht tegenover. Het is niet met vroomheid dat religie de postmoderniteit zal
overleven maar met geleefde menselijkheid.
Maarten Devos
12/11/2010