1. R E G I O N A L E AG E N DA
N A A R E E N N I E U W B E ST U U R S P R O G R A M M A
VA N H E T R OA 2006 - 2010
2. NAAR EEN NIEUW BESTUURSPROGRAMMA
van het ROA 2006 -2010
Het ROA is het samenwerkingsverband van de zestien gemeenten in de Amsterdamse
stadsregio. Het heeft een formele wettelijke status en het rijk heeft er verantwoordelijkheden
en middelen aan toebedeeld. Waarom? Dat blijkt uit wat er de afgelopen jaren mee is bereikt.
Bijvoorbeeld:
Voor de voorziening in de regionale woningbehoefte zijn er afspraken gemaakt over de
grotere woningbouwlocaties. Afspraken onderling en vervolgens met het rijk, over
taakstelling en verdeling van rijksmiddelen. Dat hebben de gemeenten in eigen hand.
Voor de bereikbaarheid beschikken de gemeenten via het ROA zélf over rijksgeld voor
infrastructuur, eerst voor de projecten tot € 12,5 mln., nu ligt de grens bij € 225 mln. En voor de
grotere projecten is het ROA de stem van de regio bij het rijk. Wat is daarmee bereikt? Om te
beginnen tal van projecten in de gemeenten zelf, met bijdragen volgens gezamenlijk
vastgestelde criteria en prioriteiten. Van fietspaden tot kruispuntvernieuwing. Verder is er een
doorbraak gekomen inzake de Coentunnelverbreding en de Westrandweg, gaat de omlegging
van de N201 er komen en ligt de Zuidtangent er voor een belangrijk deel. Voor andere
projecten liggen er initiatieven om ze met studies in beweging te brengen: de corridorstudies
Amsterdam-Schiphol-Haarlemmermeer, de Zaancorridor, de studie voor openbaar vervoer op
de corridor Amstelveen-Aalsmeer-Uithoorn en voor uitbouw van de Zuidtangent.
Omdat het ROA opdrachtgever is voor openbaar stads- en streekvervoer wordt dat als één
samenhangend systeem benaderd. De marktwerking die het rijk doorgevoerd wil zien past het
ROA toe op de maat van het gebied, in samenspraak met de betrokken gemeenten. Zó wordt
het voordeel behaald van méér prestaties uit dezelfde bijdrage.
Uitnodiging aan de gemeenten
En nu start de voorbereiding voor een programma voor de nieuwe bestuursperiode, na de
komende gemeenteraadsverkiezingen. Voor een samenwerkingsorgaan van de gemeenten
moet de mening van de deelnemers uitgangspunt zijn. Dat is de reden voor deze notitie.
In 2006 worden gemeenteraadsverkiezingen gehouden. Daarmee komt ook voor het ROA een
nieuwe bestuursperiode in zicht. Uit de nieuwe gemeentebesturen komt een nieuw bestuur voor
het ROA voort. Het Dagelijks Bestuur van ROA vindt het, mét de Commissie Algemene Zaken en
Werkwijze uit de Regioraad, belangrijk dat dat nieuwe bestuur straks zijn programma kan
baseren op de wensen, die in de ROA-gemeenten leven. Het ROA is immers het
samenwerkingsverband van die gemeenten.
NAAR EEN NIEUW BESTUURSPROGRAMMA 1 22 juni 2005
3. Ook voor de huidige bestuursperiode zijn de gemeenten aan het woord geweest om tot
aanbevelingen te komen voor het nieuwe ROA-bestuur. De Regionale Agenda 2003 – 2006 is
daar het resultaat van.
Met deze notitie worden de gemeenten opnieuw uitgenodigd hun mening te geven.
Aangezien de raden in de gemeenten de beleidskaders stellen richt deze uitnodiging zich in
het bijzonder tot hen. Deze notitie verschaft de informatie die behulpzaam kan zijn bij het
voorbereiden van de koers. Vervolgens kunnen de nieuwe raden zich na de verkiezingen in
2006 definitief uitspreken.
Planning
De uitspraken die nu van de gemeenten worden gevraagd
Eind oktober 2005
zullen worden voorgelegd aan de Regioraad in de huidige
Uitspraken gemeenteraden
samenstelling. Want deze kan daar vanuit de opgedane 13 december 2005
ervaringen aanbevelingen aan verbinden. Deze Regioraad voegt
aanbevelingen worden vervolgens verwerkt in een concept- aanbevelingen bij uitspraken
document voor de nieuwe Regionale Agenda. Dat document gemeenten
wordt de huidige Regioraad nog voor een laatste toetst Februari 2006
voorgelegd. Uiteindelijk wordt het aangeboden aan het Regioraad toetst verwerking
nieuwe bestuur, dat er zijn programma voor de komende van de aanbevelingen in een
bestuursperiode op kan baseren. advies aan het nieuwe bestuur
De uitspraken van de gemeenten zijn volgens deze planning over concept-Regionale
uiterlijk eind oktober nodig. Agenda
Informatie
In de notitie wordt achtereenvolgens informatie gegeven over het ontstaan en de
ontwikkeling van de regionale samenwerking in de stadsregio Amsterdam, wordt de actuele
stand van zaken op een aantal dossiers voorgesteld en wordt vooruitgeblikt naar de nabije
toekomst, die onder andere door nieuwe regelgeving veranderingen zal brengen, onder
andere door een nieuwe Wet Gemeenschappelijke Regelingen, de nieuwe Wet Ruimtelijke
Ordening en de eis tot regionale afstemming over de programma’s GroteStedenBeleid.
Tot slot wordt er een aantal concrete vraagpunten voor de gemeenteraden geformuleerd.
NAAR EEN NIEUW BESTUURSPROGRAMMA 2 22 juni 2005
4. TERUGBLIK
De stadsregio Amsterdam heeft de afgelopen decennia veel groei te zien gegeven. De bedrijvigheid
is in deze jaren flink toegenomen. De regio trekt internationaal investeringen aan. Groei van de
werkgelegenheid is het gevolg. Dat kost ruimte. Zowel voor de bedrijven als voor de toenemende
bevolking. De regio is hierdoor verder verstedelijkt en de gemeenten zijn hierdoor steeds meer een
zekere ruimtelijke en functionele eenheid gaan vormen.
De aantrekkelijkheid van de regio wordt bepaald door de omvang van het totaal en door de
verscheidenheid in het aanbod. Niet alleen voor bedrijven is de regio als vestigingsplaats
interessant. Ook voor de inwoners geldt dat. Eenmaal gevestigd weet men zich verbonden met de
woonplaats, maar op vele terreinen wordt gebruik gemaakt van wat verderop in de regio wordt
geboden. Van oudsher in het centrale stedelijke gebied van Amsterdam, maar ook elders, voor
werk en recreatie en voor voorzieningen op tal van terreinen. Dat is voor iedereen in de regio een
herkenbaar beeld.
Al in de zeventiger jaren hebben de
Hoe werkt de zeggenschap van de gemeenten binnen
gemeentebesturen ingezien dat een
het ROA?
gezamenlijke visie op de ontwikkeling
van de regio vereist was om de
De Regioraad is het hoogste besluitvormend orgaan
activiteiten van de gemeenten goed af te
van het ROA. De raad is samengesteld uit
stemmen. De groeiende samenhang in
vertegenwoordigers van de deelnemende gemeenten.
het gebied vroeg om meer bestuurlijke
Uit de Regioraad wordt een Dagelijks Bestuur
eenheid. Er is gestart met een informele
gekozen.
samenwerking. Gaandeweg groeide het
besef, dat het nodig was de
De voorbereiding van de besluitvorming is er op
samenwerking een meer verplichtend
gericht de gemeenten erbij te betrekken.
karakter te geven. Het was voor de
Om te beginnen is er al betrokkenheid in de
ontwikkeling van het geheel nodig erop
ambtelijke voorbereiding, door deelname vanuit de
te kunnen rekenen, dat besluiten ook
gemeenten.
zouden worden uitgevoerd.
Bestuurlijk zwaarwegend is het overleg met de
Vooruitlopend op een definitieve wethouders in het Portefeuillehoudersoverleg.
wettelijke regeling werd de Over de grote beleidsstukken wordt de gemeenten
samenwerking geformaliseerd door de ook schriftelijk om hun mening gevraagd.
Kaderwet Bestuur in Verandering. De Tenslotte beslist de Regioraad.
Kaderwet gaf de regio eigen
bevoegdheden op het gebied van Ook rond de zaken die ROA zelf betreffen, zoals voor
ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer, dit nieuwe bestuursprogramma, worden de
wonen en economie. De gemeenten gemeenten benaderd.
konden in gezamenlijkheid nu meer zelf
NAAR EEN NIEUW BESTUURSPROGRAMMA 3 22 juni 2005
5. regelen. Het rijk decentraliseerde budgetten voor infrastructuur en openbaar vervoer naar de regio.
De regio werd zélf verantwoordelijk voor de inzet van deze middelen.
Onder de werking van de Kaderwet zijn voor de regio in eerste instantie het Regionaal
Structuurplan en het Regionaal Verkeer- en Vervoerplan door de Regioraad vastgesteld.
Beleidskaders voor de regio als geheel, opgesteld met inbreng vanuit de gemeenten. De
gemeenten hebben daarin hun zienswijze op de ontwikkeling van de regio kunnen vastleggen in
een rechtsgeldig kader. Kader voor de plannen van de gemeenten zelf, die zich daarmee verzekerd
wisten dat het gemeentelijke beleid tevens voorzag in de regionale behoefte, en kader voor de
verdeling van de door het Rijk gedecentraliseerde budgetten voor verkeer en vervoer.
Door opeenvolgende regeringen zijn er verschillende modellen ontwikkeld voor de bestuurlijke
samenwerking in de grootstedelijke gebieden. Uiteindelijk is het de bedoeling dat WGRplus als
nieuwe wettelijke grondslag binnenkort in het Staatsblad verschijnt. Deze regeling continueert en
verstevigt de eigen ruimte van de samenwerkende gemeenten en het instrumentarium, dat hen
daarvoor ter beschikking staat.
NAAR EEN NIEUW BESTUURSPROGRAMMA 4 22 juni 2005
6. DE ACTUELE STAND VAN ZAKEN
De Amsterdamse stadsregio is een sterk onderdeel van de concurrentiekracht van Nederland. Dat
komt door tal van factoren, zoals haar breed samengestelde economie, de sterke zakelijke en
dienstverlenende sector, Schiphol en de zeehavens als sterke knooppunten in internationale
netwerken en niet te vergeten Amsterdam, en speciaal de binnenstad, als krachtig en wervend
beeldmerk. Ook de woonomgeving die de regio biedt, in een mooi landschap, speelt een rol.
Het rijk onderkent dat en zet
erop in. De grote rijksnota’s van
deze tijd: Pieken in de Delta, de
Nota Ruimte en de Nota
Mobiliteit, getuigen ervan.
Aantrekkelijk blijven als
economische motor vergt
inspanningen. Internationaal
verliest de regio aan kracht. De
overheden moeten doen wat in
hun vermogen ligt om de positie
te behouden en te versterken.
De regio moet een
aantrekkelijke omgeving zijn om
te verblijven. Dat was en is de
opgave. Dat vraagt een
woningaanbod dat in aantal en
verscheidenheid voldoet, met
verbinding naar open landschap
en recreatievoorzieningen, met
Het ROA-gebied:
regionale en topvoorzieningen
16 gemeenten
binnen bereik en met een breed
1,344 miljoen inwoners
geschakeerd aanbod aan
1003,44 km2
werkgelegenheid. Dat alles goed
bereikbaar door een optimaal 628.105 woningen
functionerend netwerk van
verbindingen via weg en openbaar vervoer. Daardoor wordt de aantrekkingskracht van de regio, en
tegelijk die van de gemeenten, als vestigingsgebied behouden en versterkt.
Een aantrekkelijke omgeving vormen én ruimte bieden voor werken en wonen én de
bereikbaarheid verbeteren zijn dus de hoofdopgaven.
NAAR EEN NIEUW BESTUURSPROGRAMMA 5 22 juni 2005
7. De opgaven liggen in de gemeenten, maar als deel van de gezamenlijke opgave en gebaseerd op de
gezamenlijke kijk op het te bereiken resultaat. De gemeenten werken door de toegenomen
vervlechting behalve voor de eigen inwoners ook aanvullend op elkaar. Voorbeelden zijn het
bouwen van woningen, waarvoor sommige gemeenten nog mogelijkheden hebben die anderen
minder of niet hebben, het plannen van bedrijventerreinen in de verschillende categorieën en van
voorzieningen die door aard of schaal zich niet gespreid vestigen maar geconcentreerd. Het totaal
van de regio kan in het hele benodigde pakket en in een breed geschakeerd aanbod voorzien.
De taak van het ROA daarin is voor deze bestuursperiode vastgelegd in de Regionale Agenda 2003-
2006. Deze formuleerde acties per beleidsterrein. Kort samengevat kan worden gezegd, dat met
een nieuw Regionaal Verkeer- en-Vervoerplan (RVVP), met het OntwikkelingsPlan Economie Regio
Amsterdam (OPERA) als economisch programma, met de Woonvisie en met het Regionaal
Beleidskader Jeugdzorg 2005-2008 de gewenste kaders tot stand zijn gekomen. Het proces van
totstandkoming van deze nota’s, met de gemeenten, heeft de partijen werkendeweg gezamenlijk
actueel zicht gegeven op wat er moet gebeuren. De komende periode is logischerwijs bestemd om
uitwerking te geven aan de uitvoeringsprogramma’s, die er voor het RVVP en de Woonvisie en
Jeugdzorg al zijn en waaraan voor OPERA wordt gewerkt.
In de bijlage ziet u een overzicht per beleidsterrein.
Beleidsontwikkeling voor de genoemde nota’s was de extra inzet in deze periode. De activiteiten
hebben zich natuurlijk niet daartoe beperkt. Er is ook uitvoering gegeven aan de reguliere taken
die ROA heeft, zoals uit het navolgende blijkt.
Infrastructuur
Op het gebied van de infrastructuur is in de gemeenten nieuwe infrastructuur tot stand gebracht
met bijdragen uit de gezamenlijke middelen van de Gebundelde Doeluitkering (GDU) die het Rijk
de regio ter beschikking stelt. De regio verdeelde zelf geld voor projecten tot € 12,5 miljoen maar de
Rijksmiddelen worden voor een groter deel naar de regio verschoven, zodat de regio nu projecten
kan subsidiëren tot een kostengrens van € 225 miljoen.
Daarnaast is ROA namens de regio partner in de grote projecten die tot de verantwoordelijkheid
van het Rijk horen. Aansprekend succes is dat het deze periode is gelukt om het project Tweede
Coentunnel/Westrandweg rond te krijgen.
Verder lopen er verschillende studies naar projecten die de bereikbaarheid van de regio kunnen
verbeteren. Voorbeelden zijn de eigen Corridorstudie Amsterdam-Schiphol-Haarlemmermeer, de
Zuidtangent-Oost, de studie naar een nieuwe ov-verbinding Amstelveen-Aalsmeer-Uithoorn en de
deelname in de studie naar omlegging van de A9, de verbinding Haarlemmermeer-Amsterdam-
Almere en de gebiedsgerichte uitwerking Purmerend.
Tot slot is de regio erin geslaagd om een steviger positie te verwerven in het overleg met de
spoorsector. Die vormt voor het regionale vervoer een belangrijke component, zonder dat de regio
daar veel invloed op had. Doordat de regio nu mede richting geeft aan rijksinvesteringen is daar
verandering in gekomen. Dat is een positie om ook voor een volgende periode vast te houden.
NAAR EEN NIEUW BESTUURSPROGRAMMA 6 22 juni 2005
8. Openbaar vervoer
Voor het openbaar vervoer is in deze bestuursperiode aanbesteding de hoofdzaak, met als doel een
beter ov-aanbod tegen dezelfde overheidsbijdrage. Voor de Zaanstreek is aanbesteding gelukt,
voor Waterland is deze onderweg en voor het concessiegebied Amstel- en Meerlanden volgt
aanbesteding nog. Voor Amsterdam is er een andere aanpak van start gegaan, omdat het GVB een
gemeentebedrijf is. Het gaat daarbij tegelijk om veruit het grootste deel van het aanbod aan
openbaar vervoer voor de regio. Daarom zal deze opgave ook voor de komende periode een groot
deel van de inspanning vergen.
Wonen
Voor de woningbouw was er de monitoring van de Vinex-afspraken en van de marktontwikkeling
en de verslaglegging naar het rijk. Nog recent zijn er nieuwe Verstedelijkingsafspraken tot stand
gekomen. Bij bouwprogramma’s die elkaar aanvullen horen huisvestingsregels die voorzien in de
regionale toegankelijkheid, dus ook op dat terrein waren er activiteiten. Ten slotte was er
afstemming van de gemeentelijke ISV-programma’s.
Economie
Naast de vaststelling van een nieuw beleidskader, zijn er door het ROA op economisch terrein
verschillende projecten uitgevoerd, zoals de Regionale Bedrijfslocatiemonitor en de website
bedrijventerreinen (vanaf medio april 2005), regionale coördinatie/afstemming over grootschalige
detailhandelsvestigingen, een toeristische OV-routekaart als eerste concrete uitwerking van het
Masterplan Toerisme en de ondersteuning van gemeenten bij het verwerven van externe subsidies.
Ruimtelijke ordening
Voor de ruimtelijke ordening waren er al vele visies en plannen, waaronder in het bijzonder het
toen actuele nieuwe Streekplan, dat voorshands voldoende kader bood. Daarom is de focus gelegd
bij de uitvoeringsproblematiek, waarvoor een inventarisatie van de ruimtelijke plannen in de regio
is opgesteld en digitaal beschikbaar wordt gemaakt. Om te beginnen biedt dat de gemeenten
inzicht in de actuele uitvoeringscontext van hun plannen. Het maakt zichtbaar welke plannen in
een bepaalde periode elkaar beconcurreren of aanvullen, hoe projecten zich verhouden tot
geplande infrastructuur, etc.
Daarnaast behoorde het tot de taak van het ROA om afstemming te organiseren over de plannen
en visies van andere overheden en van het samenwerkingsverband Regio Randstad, en de
gezamenlijke mening uit te dragen naar die instanties. De voorbereiding op de Vijfde Nota, nu de
Nota Ruimte, stond centraal. Dat versterkte tevens de gezamenlijke kijk op de gewenste
ontwikkelingen.
Grondbeleid
Het gezamenlijke grondbeleid, waarmee volgens de Regionale Agenda een start moest worden
gemaakt, is bedoeld als instrument om projecten te vergemakkelijken. Het kan geen doel op
NAAR EEN NIEUW BESTUURSPROGRAMMA 7 22 juni 2005
9. zichzelf zijn. Bij het programmeren van woningbouw en bedrijfs- en kantorenlocaties kan het
nuttig zijn te beschikken over de mogelijkheid van regionale verevening van voor- en nadelen of
over de mogelijkheid extra middelen in te kunnen zetten voor projecten, die wél erg wenselijk zijn
voor de regionale ontwikkeling maar die op zichzelf niet rond zijn te krijgen. De uitwisseling die
binnen de gemeente praktijk is zou in feite ook op regionaal niveau inzetbaar moeten zijn voor de
zaken die voor de regio belangrijk zijn. In de afgelopen periode is daarvoor niet de goede
benadering gevonden.
Op de verschillende overheidsniveaus komt steeds meer op het netvlies dat bovenlokaal
grondbeleid een sleutel biedt om tot doorbraken in ruimtelijk beleid te komen. In vervolg op de
Nota Ruimte wordt er door het rijk op gestudeerd. Ook in de laatste Noordvleugelconferentie is
uitgesproken dat er op dit terrein actie moet worden ondernomen. Aanhakend bij deze
ontwikkelingen heeft de opdracht uit de regionale agenda aan kracht en betekenis gewonnen.
Sociale agenda
Voor de sociale agenda, als nieuwe te verkennen opgave, is een beperkt aantal onderwerpen
geselecteerd, waarop een regionale aanpak meerwaarde leek te bieden. Die onderwerpen waren:
1. mogelijke regionale uitbreiding van de Stichting Bijzondere Noden Amsterdam
2. leerlingenvervoer
3. ketenbenadering (in hulpverlening).
De inzet van ROA bleek op dit terrein niet de verhoopte impuls op te leveren. Op het eerste punt is
het nog de vraag of er toegevoegde waarde valt te bereiken en de twee andere terreinen bleken té
complex van aard zodat de regionale benadering geen doorbraak kon betekenen. Deze ervaring
biedt geen aanleiding om een vervolg te entameren.
Jeugdzorg maakt ook deel uit van de sociale agenda. Daarover is als actie opgenomen het
verduidelijken en aanscherpen van de rol en betrokkenheid van het ROA bij de Jeugdhulpverlening.
Het ROA heeft inmiddels voor jeugdzorg een doelmatige en doeltreffende tweedelijn
vormgegeven. Doelmatig in termen van benchmarking en doeltreffend in termen van het volume
aan kinderen en jongeren dat wordt bediend.
De ketenbenadering is binnen het ROA de afgelopen periode geen onderwerp van gesprek
geweest. Dat veranderde met de invoering van de Wet op de Jeugdzorg (1 januari 2005) en de
aankondiging van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO). De WMO draagt de
gemeenten vijf functies op in het preventief jeugdbeleid die nauw zijn verbonden met het werk dat
het ROA verricht in het kader van de Wet op de Jeugdzorg. De ROA-taak omvat feitelijk de
tweedelijnszorg, de gemeenten zullen de taken in de eerste lijn zoals signalering,
opvoedingsondersteuning, lichte zorg alsmede coördinatie van die zorg en toeleiding naar eerste
en tweede lijn dienen op te pakken. Op dit moment wordt binnen de verantwoordelijkheid van het
ROA een aanzienlijk deel van die lichte (pedagogische) zorg uitgevoerd. Deze uitvoering is tot 2007
gegarandeerd, maar nieuwe financieringsvoorwaarden van het rijk kunnen inhouden dat een
(groot) deel van deze zorg naar het lokale niveau moet. Het is vooralsnog niet waarschijnlijk dat er
middelen vanuit de Wet op de Jeugdzorg overgeheveld worden naar het Gemeentefonds, zodat er
niet alleen inhoudelijk maar ook financieel een nieuwe verantwoordelijkheid bij gemeenten komt.
NAAR EEN NIEUW BESTUURSPROGRAMMA 8 22 juni 2005
10. Afstemmingen met het lokale niveau is noodzakelijk, met name waar het heldere
aanspreekpunten voor de cliënten, korte verwijsroutes, standaarden van professionalisering en
registratie betreft. In die zin zou een sociale agenda van het ROA een belangrijke bijdrage leveren
aan een versterking van de totale keten in het jeugdbeleid. De gezamenlijke portefeuillehouders
van het ROA hebben 25 mei 2005 aangegeven een Taskforce te willen opzetten die zich met dit
onderwerp bezig gaat houden.
Het ROA heeft intussen samen met de gemeente Amsterdam en de landelijke Operatie Jong een
pilot voor verdere verbeteringen van indicatiestellingen in het brede terrein van jeugdzorg
opgezet. Het betreft dan vooral gecombineerde indicatiestellingen voor jeugdzorg, zorg aan licht
verstandelijk gehandicapte kinderen en psychiatrische zorg.
Noordvleugelconferentie
Tot de actuele stand van zaken hoort ook dat inmiddels door de voortschrijdende schaalvergroting
afstemming van de hoofdlijnen van het regionale beleid in breder kader wenselijk is. Daarvoor
hebben de Noordvleugelconferenties een succesvol platform geboden. Alle portefeuillehouders
van overheden in de Noordvleugel van de Randstad maken daar op hoofdlijnen afspraken, die in
het eigen bestuur als uitgangspunt van beleid worden voorgesteld. Het ROA heeft een actief
aandeel in de voorbereiding van de conferenties. De uitspraken van de tot nu toe gehouden
conferenties zijn vervolgens door de Regioraad als grondslagen voor het ROA-beleid vastgesteld.
Het ROA moet ook zijn aandeel nemen in de uitwerking van de conferentie en uitvoering van de
afgesproken acties. Het ROA is door de intensievere samenwerking die er in dit gebied is en door de
beschikbare instrumenten en middelen bij uitstek in staat om wat de conferentie voorstaat uit te
werken en verder te brengen. Dat én het feit, dat het ROA een groot deel van de Noordvleugel
beslaat, maken dat het ROA in de Noordvleugel een krachtige bijdrage moet leveren.
De Noordvleugelconferentie is tevens het platform waarop goed wordt samengewerkt met andere
belangrijke partners, zoals de provincie Noord-Holland en Almere. De beleidsopgaven van ROA zijn
nauw verbonden met Almere. Naast de samenwerking binnen de Noordvleugel neemt Almere deel
aan overleg binnen ROA. De opgaven voor de komende periode maken intensivering van de
samenwerking met Almere wenselijk.
Wat niet op de agenda stond
De gemeentebestuurders hebben het onderwerp milieu voor deze bestuursperiode niet op de
regionale agenda geplaatst en het ROA heeft op dit terrein daarom geen expertise meer.
Dat neemt niet weg dat milieu bovenlokale kanten heeft. Al was het maar, omdat het ook van
invloed is op de ontwikkeling van de stadsregio. Sprekend voorbeeld zijn de recent gebleken
gevolgen voor planning van weguitbreiding en bebouwing van de ministeriële Regeling
Luchtkwaliteit, in samenhang met de Europese regelgeving.
Een ‘sociale agenda’ maakte wel deel uit van de huidige regionale agenda. Daarmee is op een
aantal kleinere onderwerpen deels wel enig succes geboekt. Maar het echte grote
maatschappelijke vraagstuk is dat van gescheiden in plaats van geïntegreerde ontwikkeling. Dat
NAAR EEN NIEUW BESTUURSPROGRAMMA 9 22 juni 2005
11. patroon beïnvloedt de hele regio. Daarmee is ook het sociale klimaat in het geding. Dat is nu juist
van groot belang voor de aantrekkingskracht van de regio, voor zowel bewoners als voor bedrijven.
In de Woonvisie komt het vraagstuk wel om de hoek kijken. Maar een bredere aanpak is denkbaar.
Voor de hand liggende schema’s zijn er echter niet. Onderzoek naar een mogelijke aanpak zou een
eerste stap zijn.
Groen en water zijn ook onderwerpen, die niet of nauwelijks aandacht hebben gekregen. Terwijl
groen een functie heeft voor alle stedelijke delen van de regio en de oplossing van het vraagstuk
van waterberging in een totale regionale afweging beter uitkomt dan wanneer de som alleen
lokaal en sectoraal mag worden opgelost. De Kaderrichtlijn Water gaat naar het zich laat aanzien
ook van grote invloed zijn op de ruimtelijke ontwikkelingsmogelijkheden. Deze richtlijn betreft de
waterkwaliteit. Omdat groen en water onderdeel zijn van de ruimtelijke afwegingen waarvoor de
regio staat zal alleen al om die reden verdieping op deze terreinen nodig zijn.
De vraag is of op deze terreinen een taak ligt voor regionale samenwerking, nu deze een vaste
wettelijke basis krijgt? Zou het nieuwe bestuur in zijn programma moeten opnemen hiervoor ten
minste de mogelijkheden te verkennen? Zo ja, welke onderwerpen moeten dan prioriteit hebben.
NAAR EEN NIEUW BESTUURSPROGRAMMA 10 22 juni 2005
12. VOORUITBLIK
De gemeenten zijn permanent volop in ontwikkeling, en dus is de regio dat ook. De opgaven die er
liggen om een krachtige regio te blijven - door ruimte te bieden voor bedrijven en woningen, om in
bereikbaarheid te voorzien, om recreatie en voorzieningen te bieden, om waardevolle
landschappen te sparen en vitaal te houden -moeten worden vervuld in een context van
achterblijvende overheidsinvesteringen en afnemende ruimtelijke mogelijkheden door
toenemende belemmeringen, bijvoorbeeld voortkomend uit Europese en nationale regelgeving. De
nieuwe 20 Ke-contour rond Schiphol is van dat laatste een sprekend voorbeeld.
Nieuwe regelgeving zorgt er anderzijds voor, dat de regio veel van haar
ontwikkelingsmogelijkheden en -instrumenten in eigen hand krijgt. Het is de verwachting dat de
nieuwe Wet Gemeenschappelijke Regelingen (WGRplus), waarvan hiervoor al is gezegd dat het de
nieuwe wettelijke basis voor besturen van stadsregio’s is, binnenkort in het Staatsblad verschijnt.
De WGRplus biedt een duidelijke taakverdeling. Nieuw ten opzichte van de situatie nu is dat de
WGRplus duidelijk aangeeft waar de scheiding van verantwoordelijkheden tussen provincie en
stadsregio ligt. Dat is grote winst, want op het terrein van de ruimtelijke ordening is het tot nu toe
mogelijk gebleken dat de streekplanbevoegdheid van de provincie en de
structuurplanbevoegdheid van de regio elkaar overlappen.
Het criterium voor het onderscheid is dat de provincie zich bij haar ruimtelijke plannen voor het
gebied van een WGRplusregio beperkt tot het doen van uitspraken, die voor de relatie tussen de
WGRplus-regio en de rest van de
provincie noodzakelijk zijn. De Stel:
provincie toetst dan de regionale U wordt ’s-ochtends wakker, in uw nieuwe huis in
plannen aan deze relatie. De wettekst Weidevenne, Purmerend.
is duidelijk. De regio gaat over de zaken U werkt overdag, 30 kilometer verderop, als één van de
binnen de regio. 50.000 medewerkers op en rond Schiphol.
En u gaat ’s-avonds, met de bus, lekker uit in het theater op
Voor verkeer en vervoer ligt het iets het Leidseplein.
anders. Het RVVP heeft dezelfde status
U staat er natuurlijk niet bij stil, maar:
als een provinciaal verkeer- en -
• Uw huis in Weidevenne is gebouwd als gevolg van
vervoerplan. Met de WGRplus kan de
regionale afspraken over nieuwe woningbouwlocaties;
provincie ook hier uitspraken doen,
• Uw baan op Schiphol kwam mede tot stand, omdat de
voor zover die noodzakelijk zijn voor de
regio altijd pal heeft gestaan voor groei van
relatie tussen de regio en de rest van de
werkgelegenheid op de luchthaven;
provincie.
• De Stadsschouwburg van Amsterdam is er ook voor
Purmerenders, omdat de regio zorgt dat u met het OV in
GS van Noord-Holland en het Dagelijks 39 minuten op het Leidseplein staat.
Bestuur van het ROA hebben het
NAAR EEN NIEUW BESTUURSPROGRAMMA 11 22 juni 2005
13. WGRplus-uitgangspunt uitgewerkt in afspraken, die voor het ROA zijn bekrachtigd door de
Regioraad van december van 2003. Samenwerking met respect voor elkaars terrein en
bevoegdheden is de kern van deze afspraken.
De nieuwe bestuursperiode start daarom in de constellatie, dat het samenwerkingsverband zélf
gaat over de regionale ontwikkeling. De verantwoordelijkheid voor de hiervoor beschreven
opgaven op het gebied van wonen, werken, recreatie, voorzieningen en bereikbaarheid ligt dan via
het samenwerkingsverband bij de samenwerkende gemeenten.
Dat kan worden meegewogen voor het nieuwe bestuursprogramma. Is het ingezette beleid dan
nog toereikend, moeten er accenten worden verschoven of moet er een schepje bovenop.
Daarbij moet wel worden bedacht, dat de bezetting van de ROA-organisatie in totaliteit berekend
is op de taken die nu worden uitgevoerd, dan wel gepland zijn. Vergroting van het takenpakket
kan van invloed zijn op de benodigde omvang van de organisatie.
Stond deze bestuursperiode in het teken van het opzetten van nieuw of vernieuwd beleid, de
komende zal zich kenmerken door de uitvoering. Dat is al in gang gezet.
Voor ruimtelijke ordening betekenen de hiervoor geschetste ontwikkelingen een heroriëntatie. De
Nota Ruimte borduurt al voort op het stramien van WGRplus. Met deze Nota laat het Rijk veel over
aan de decentrale overheden. Op veel plaatsen benoemt de Nota opgaven voor provincies met de
toevoeging, dat die taken voor het grondgebied van WGRplus-regio’s aan het bestuur van die
stadsregio’s is. Het gaat om:
• Uitwerken van het bundelinggebied
• Verdeling van ruimte voor wonen, werken en groen en recreatie
• Locatiebeleid
• Afstemming voorzieningen
• Verwerken wateropgave
• Monitoren
Deze ontwikkeling vraagt om een beleidsbasis in de vorm van een regionale ruimtelijke visie of
plan. Dat kan integraal alle regionale ontwikkeling onderling afgewogen plaats bieden, met
vervlechting van de eerder genoemde sectorale beleidsnota’s. Er zijn meer redenen voor een
actueel regionaal plan:
• De uitwerking van de taken van de Nota Ruimte moet worden vastgelegd.
• Ook het streekplan ondervindt de gevolgen van de Nota Ruimte en de provincie is niet meer
bevoegd daarin te voorzien voor de zaken van de regio.
• De uitspraken van de Noordvleugelconferenties moeten worden verwerkt.
• Het nieuwe bestuur zal haar programma ook ruimtelijk willen vastleggen.
NAAR EEN NIEUW BESTUURSPROGRAMMA 12 22 juni 2005
14. • Met de Nota Ruimte is ontwikkelingsplanologie opgekomen. Niet concentreren op wat
allemaal niet mag, maar kansen schetsen. Dit vraagt om een nieuw type structuurvisie in
plaats van de traditionele, die uitgaat van toelatingsplanologie.
Veel materiaal is al beschikbaar en over veel bestaat in de regio ten minste globale
overeenstemming. Dus het gaat niet zozeer om visievorming als wel om inventariseren en
actualiseren, en waar nodig zaken onderling verbinden. De uitdaging is een document op te stellen
dat de bovenlokale structuren en doelen wervend verbindt en vormgeeft en waarin de sectorale
doelen zijn geïntegreerd. Het beperkt zich tot het bovenlokale niveau en laat daarmee ruimte voor
lokale structuurplannen.
Nauw verbonden met dit beleidsterrein komen er voor het grondbeleid als uitvoeringsinstrument
in de nieuwe bestuursperiode voorzienbaar nieuw impulsen uit de studies die het Rijk op dit gebied
onderneemt. Net als de Kaderwet noemt WGRplus het als regionale verantwoordelijkheid. Van
groot belang is tevens dat in de Noordvleugelconferentie actie op dit punt is afgesproken.
NAAR EEN NIEUW BESTUURSPROGRAMMA 13 22 juni 2005
16. VRAAGPUNTEN
De vragen voor de gemeenten die van belang zijn bij het goed formuleren van een
voorbereidingsdocument voor een Regionale Agenda voor de bestuursperiode 2006-2010 luiden:
1. Wat is in de regionale samenwerking volgens u niet goed gegaan, wat heeft u
gemist, wat is goed gegaan?
2. Het Dagelijks Bestuur stelt, dat de veranderde context aanleiding is op het terrein
van de ruimtelijke ordening te intensiveren. Bent u het eens met intensivering op
het gebied van de ruimtelijke ordening?
3. In het voorgaande zijn er terreinen genoemd, waarop ROA niet werkzaam is.
a) Zijn daar zaken bij waarvan u onderkent dat regionale samenwerking
voordelen kan bieden?
b) Zijn er andere zaken, niet genoemd, waarvoor u dat ook zo ziet?
NAAR EEN NIEUW BESTUURSPROGRAMMA 15 22 juni 2005
17. BIJLAGE OVERZICHT PER BELEIDSGEBIED
1. VERKEER EN VERVOER
a. Tekst Regionale Agenda 2003 – 2006
De regionale agenda 2003-2006 geeft op het spoor “verbeteren van de bereikbaarheid”als acties
aan:
1. een RVVP maken;
2. investeren in Infra;
3. het verdelen van GDU op basis van een regionaal programma;
4. invulling geven aan het opdrachtgeverschap openbaar vervoer.
b. Ontwikkeling
Ad 1.
Met het vaststellen van het RVVP (december 2004), het Uitvoeringsprogramma RVVP en het
Regionaal Infrastructuur Programma (maart 2005) in de Regioraad zijn de beleidsprioriteiten voor
de periode tot 2010/2015 gesteld en de daarvoor benodigde acties en projecten benoemd, incl. een
bestedingsplan.
Met de komst van de verkeersveiligheidstaken ‘educatie, communicatie en handhaving’ heeft het
ROA de integrale verantwoordelijkheid gekregen voor de regionale verkeersveiligheid
Per 1 januari 2005 is de Brede doeluitkering Verkeer en Vervoer (BDU) in werking getreden.
Ad 2.en 3.
Het Regionaal Infrastructuur Programma geeft als uitwerking van het uitvoeringsprogramma RVVP
nader inzicht in de stand van zaken en beschikbare middelen van de subprogramma’s openbaar
vervoer, weg, fiets en studie. Dit mede op basis van een eerder vastgestelde Kadernota GDU+,
waarin de uitwerking van de decentralisatie vanuit het rijk naar de stadsregio’s is beschreven.
Ad 4.
Met de Visie Openbaar Vervoer is het openbaarvervoerbeleid voor de komende jaren vastgesteld.
Hierin wordt uitwerking gegeven aan onder meer de Wet Personenvervoer 2000. Marktwerking
doet zijn intrede met grote OV-verantwoordelijkheid voor de stadsregio. Inmiddels is de concessie
Zaanstreek aanbesteed en de aanbesteding van de concessie Waterland in vergaande
voorbereiding (aanbesteding eind 2005). Voor de toekomstige situatie van de concessie
Amsterdam is de dit jaar voorziene evaluatie van de WP 2000 van invloed: deze zal uitsluitsel
geven over de verplichting van aanbesteding van het stedelijke openbaar vervoer .
Concessiebeheer is voor de stadsregio een steeds belangrijker activiteit geworden. Andere
speerpunten van het ov-beleid zijn: Toegankelijkheid, Sociale Veiligheid en introductie van de
chipkaart met de daaraan gekoppelde tariefvrijheid.
18. c. Externe ontwikkeling
1. De Nota Mobiliteit (vaststelling door Tweede Kamer begin 2006) beschrijft onder meer de
‘essentiële onderdelen van beleid’ die door de regio vertaald dienen te worden in het regionale
beleid. Wellicht dat hieruit nieuwe taken voor het ROA voortvloeien.
2. De evaluatie WP 2000, aanbesteding openbaar vervoer: een door de minister te houden
evaluatie kan van invloed zijn op de mate en tempo van openbare aanbesteding in het ROA-
gebied.
3. WGRplus heeft enige invloed op de relatie tussen provinciaal- en regionaal beleid. Nu is er geen
hiërarchische verhouding tussen de plannen van provincie en regio; onder WGRplus zal worden
geregeld dat de provincie ook hier uitspraken kan doen, die noodzakelijk zijn voor de
verhouding tussen de regio en de rest van de provincie. Veel invloed op het huidige
takenpakket van het ROA is er niet van te verwachten. De uiteindelijke rol van de provincie
wordt pas duidelijk na besluitvorming over de WGRplus en een evaluatie van de Planwet
Verkeer en Vervoer.
d. Mogelijke nieuwe doelen
De beleidsdoelen en speerpunten zijn verwoord in het al vastgestelde RVVP. De besluitvorming
over de WGRplus en de evaluatie van de WP 2000 zijn sterk van invloed op de rol die het ROA kan
innemen.
Items die de komende bestuursperiode expliciet – als uitwerking van het RVVP – gaan spelen zijn
onder meer:
1. strategie ontwikkelen om (innovatieve) financieringsbronnen aan te boren om de ambities en
benodigde middelen beter in balans te brengen;
2. nadere afspraken met de gemeente Amsterdam over het opdrachtgeverschap van het
stadsvervoer;
3. om meer te kunnen betekenen voor de gemeenten: sterkere positionering van de stadsregio
richting externe partijen, als toevoeging op hetgeen de gemeenten zélf ondernemen.
19. 2. RUIMTELIJKE ONTWIKKELING
a. Tekst Regionale Agenda 2003 – 2006
De gewenste actie was voor deze periode het ontwikkelen van een regionale structuurvisie en een
‘bijbehorend’ uitvoeringsprogramma.
b. Ontwikkeling
Zoals in de voorgaande tekst al is vermeld is er geen nieuwe regionale structuurvisie gemaakt,
maar is de focus gelegd bij de uitvoeringsproblematiek.
c. Externe ontwikkeling
Op het gebied van de ruimtelijke ordening heeft de invoering van de WGR-plus de grootste
gevolgen voor de regionale samenwerking.
Omdat de provincie zich voor het gebied van de regio dan beperkt tot uitspraken, die noodzakelijk
zijn voor de relatie van het WGRplus-gebied en de rest van de provincie zijn alleen de
samenwerkende gemeenten bevoegd voor het regionale ruimtelijke beleid.
De Nota Ruimte gaat al uit van de situatie onder de WGRplus. Deze heeft als uitgangspunt dat het
Rijk zich beperkt tot de structuren die van nationaal belang zijn en dat veel wordt overgelaten aan
de provincies en aan de gemeenten. Een aantal van de taken die aan de provincies wordt
toebedeeld is volgens de Nota in het geval er een WGR-plusregio is, voor dat gebied aan die regio:
• Uitwerken van het bundelinggebied
• Verdeling van ruimte voor wonen, werken en groen en recreatie
• Locatiebeleid
• Afstemming voorzieningen
• Verwerken wateropgave
• Monitoren.
Onder de huidige Wet RO behoudt de provincie haar toetsende rol ten aanzien van gemeentelijke
plannen. De provincie moet volgens de huidige wet formeel toetsen aan streekplan en regionaal
structuurplan. Het streekplan is actueler dan het regionale structuurplan. De voortzetting van
toetsing aan het streekplan is vooralsnog, in elk geval voor 2005, wel zo praktisch. Dat streekplan
voldoet als toetsingskader, zolang de regio nog geen eigen kader heeft gesteld. Daartoe is de regio
steeds bevoegd volgens de structuurplanbevoegdheid die WGRplus geheel aan de regio toekent,
hetgeen is uitgewerkt in de afspraken die tussen GS en het DB zijn gemaakt.
In de nieuwe wet RO wordt het instrumentarium voor de WGRplus-gebieden uitgewerkt. De
verwachting is dat deze nieuwe wet per 2007 van kracht zou kunnen worden. Er is nog veel
discussie over de inhoud.
20. d. Mogelijke nieuwe doelen
In de situatie dat de regio zelf verantwoordelijk zal zijn voor het regionale ruimtelijk beleid is een
beleidsbasis in de vorm van een nieuwe regionaal ruimtelijk plan. Daar zijn nog meer aanleidingen
voor:
• Er is een integraal document wenselijk, waarin de ruimtelijke aspecten van de Woonvisie, het
RVVP en OPERA samenkomen.
• De uitwerking van de taken van de Nota Ruimte moet worden vastgelegd.
• Ontwikkelingsplanologie vraagt om een nieuw type structuurvisie in plaats van de traditionele,
die uitgaat van toelatingsplanologie.
• De bevoegdheden die de nieuwe Wet RO brengt vragen een actueel eigen beleidskader.
Toepassing van de toegekende bevoegdheden moet ten dienste staan van vastgelegde doelen.
• De Nota Ruimte heeft ook het streekplan aangetast.
• De uitspraken van de Noordvleugelconferenties moeten worden verwerkt.
• Het nieuwe bestuur zal haar programma ook ruimtelijk willen vastleggen. Dat impliceert een
vroege start.
De uitdaging is een document op te stellen dat de bovenlokale structuren en doelen wervend
verbindt en vormgeeft en waarin de sectorale doelen zijn geïntegreerd. Het beperkt zich tot het
bovenlokale niveau en laat daarmee ruimte voor lokale structuurplannen.
21. 3. ECONOMISCHE ZAKEN
a. Tekst Regionale Agenda 2003 – 2006
In de Regionale Agenda 2003-2006 is voor dit beleidsterrein als actie opgenomen ‘het actualiseren
en uitvoeren van de regionale economische ontwikkelingsstrategie’. De regionale economische
ontwikkelingsstrategie moet aangeven hoe gewerkt wordt aan een gezonde en gedifferentieerde
economie met internationale concurrentiekracht.
b. Ontwikkeling
De internationale concurrentiepositie van de regio staat onder druk. Dit uit zich onder meer in een
groeiende werkloosheid, een afname van de winstgevendheid van vele bedrijven in de regio, een
grote kantorenleegstand en het achterblijven van nieuwe investeringen. Er komen al enkele jaren
achtereen minder buitenlandse toeristen, evenals minder nieuwe vestigingen van buitenlandse
ondernemingen in de regio.
In de loop van deze bestuursperiode is het OntwikkelingsPlan Economie Regio Amsterdam (OPERA)
opgesteld en vastgesteld door de Regioraad in december 2004. Het Uitvoeringsprogramma (UP-
OPERA) is in de maak. OPERA heeft ook gediend als bouwsteen voor de 4e Noordvleugelconferentie
in februari 2005.
Naast de vaststelling van een nieuw beleidskader, zijn er door het ROA op economisch terrein
verschillende projecten uitgevoerd, zoals de Regionale Bedrijfslocatiemonitor en de website
bedrijventerreinen (vanaf medio april 2005), regionale coördinatie/afstemming m.b.t.
grootschalige detailhandelsvestigingen, een toeristische OV-routekaart als eerste concrete
uitwerking van het Masterplan Toerisme en de ondersteuning van gemeenten bij het verwerven
van externe subsidies.
De economische samenwerking is sterk verbreed, vooral met Almere, het Noordzeekanaalgebied
en recentelijk Haarlem; daarnaast wordt er intensief samengewerkt met de Kamer van Koophandel
en de provincie Noord-Holland, alsook in Randstedelijk verband.
c. Externe ontwikkeling
WGRplus bepaalt dat de regio:
a. periodiek een regionaal-economische ontwikkelingsstrategie opstelt;
b. het beleid aangeeft ter zake van de uitoefening van zijn bevoegdheden met betrekking tot
bedrijventerreinen, kantoorlocaties en detailhandelsvoorzieningen die van regionaal belang zijn,
daaronder mede begrepen de zee- en luchthavens en de daarbij behorende bedrijfslocaties;
c. de hoofdlijnen vaststelt van een regionaal promotie- en acquisitiebeleid gericht op
bedrijfsvestiging en toerisme.
d. Mogelijke nieuwe doelen
• regionaal kennis- en innovatieprogramma (ondersteunt vanuit Rijksmiddelen en EU-geld);
• stimuleren verdergaande samenwerking in het Noordzeekanaalgebied;
• minder regels en meer regionale eenvormigheid m.b.t. uitvoering/handhaving regelgeving
22. 4. WONEN
a. Tekst Regionale Agenda 2003 – 2006
Voor het onderwerp wonen zijn in Lijnen naar de toekomst – regionale agenda 2003-2006 – de
volgende elementen benoemd:
• Regionale afstemming prestatie-afspraken woningcorporaties
• Zorg en wonen
• Differentiatie woonmilieus op regionaal niveau
• Herstructurering
Bestaande taken zoals de regionale woonruimteverdeling, de bovenlokale afstemming van het ISV-
beleid en de monitoring van regionale woningmarktontwikkelingen blijven deel uitmaken van het
pakket.
b. Ontwikkeling
Bovengenoemde punten hebben alle een plaats gekregen in de beleidsontwikkelingen voor de
periode 2003-2006. De regionale woonruimteverdeling is als apart onderwerp genomen, evenals
de bovenlokale afstemming van het ISV-beleid, dat in nauwe samenwerking met Rijk en Provincie
gebeurt. De overige onderwerpen maken onderdeel uit van de regionale Woonvisie, die met het
bijbehorende uitvoeringsprogramma in december 2004 door de Regioraad is vastgesteld.
c. Externe ontwikkeling
Het voorgenomen huurbeleid van de minister van VROM kan een andere situatie van de
woningvoorraad opleveren. Als de plannen definitief zijn, brengt het ROA de gevolgen van dit
beleid in kaart en kan bepaald worden of dit nog nadere actie behoeft.
Met WGRplus wordt de gemeentelijke bevoegdheid een gezamenlijke regionale. Daarmee wordt
de positie van de gezamenlijke gemeenten op het dossier woonruimteverdeling sterker. ROA zal
daar invulling aan moeten geven.
d. Mogelijke nieuwe doelen
De doelen zoals die in de regionale agenda 2003-2006 zijn genoemd, blijven van kracht, aangevuld
met mogelijk beleid of onderzoek dat voortkomt uit het in voorbereiding zijnde voorstel van de
minister van VROM over het huurbeleid.
23. 5. GROEN EN LANDSCHAP
a. Tekst Regionale Agenda 2003 – 2006
Onder het kopje “behoud van de landschappelijke kwaliteit en versterking van de stedelijke
groenstructuur” zijn de volgende uitvoeringstaken benoemd:
• uitwerking van het contourenbeleid (in het kader van het Regionale Structuurvisie)
• uitwerken van een ontwikkelingsgerichte landschapsstrategie
• opstellen uitvoeringsprogramma groenprojecten en coördinatie uitvoering groenprojecten
• inventarisatie van de mogelijkheden om het recreatieve medegebruik van groen te vergroten
b. Ontwikkeling
• de provincie Noord-Holland blijkt in de (uitvoerings-)praktijk grotendeels te voorzien in de
behoefte;
• er was geen directe aanleiding tot beleidsontwikkeling.
• ROA is opgetreden als aanvrager voor een rijksbijdrage (€ 3.818.016) voor het VINAC regionaal
groenproject Purmerland.
Als er in ROA-verband een Regionale Structuurvisie wordt opgesteld zullen de ambities over groen,
recreatie en landschap verhelderd moeten worden. Daaraan moeten implicaties worden
gekoppeld.
c. Externe ontwikkeling
WGRplus rekent het aan de regio’s om in de complexe ruimtelijke afwegingen onder andere de
stedelijke groenvoorziening te betrekking. Daarmee behoort het tot de planningstaak van de regio.
d. Mogelijke nieuwe doelen
De planningopgave maakt deel uit van de afwegingen op het ruimtelijk terrein.
24. 6. SOCIALE AGENDA
a. Tekst Regionale Agenda 2003 – 2006
In de regionale agenda 2003-2006 is opgenomen, dat onderzocht moest worden welke sociale
thema’s gebaat zouden zijn met een regionale aanpak. Jeugdzorg maakt ook deel uit van de sociale
agenda.
Voor jeugdzorg is als actie opgenomen het verduidelijken en aanscherpen van de rol en
betrokkenheid van het ROA bij de Jeugdhulpverlening.
b. Ontwikkeling
Op basis van gesprekken met de verantwoordelijke wethouders is een lijst gemaakt van mogelijke
onderwerpen voor de sociale agenda. Hieruit zijn de volgende projecten geselecteerd:
1. mogelijke regionale uitbreiding van de Stichting Bijzondere Noden Amsterdam
2. leerlingenvervoer
3. ketenbenadering
Ad. 1.
Er is een aantal verkennende gesprekken geweest over dit onderwerp en op dit moment wordt
bezien of de kosten en de baten van de uitbreiding naar de regio van dit fonds tegen elkaar
opwegen.
Ad. 2.
In overleg met gemeenten wordt momenteel de opdracht aan een extern bureau voorbereid om de
mogelijkheid tot nadere samenwerking in kaart te brengen.
Ad. 3.
Gezien de vele spelers in dit veld, is de eerste opgave het zoeken naar de meerwaarde van de regio
op dit terrein. Een extern bureau bestudeert momenteel het machts– en krachtsveld en de rol die
het ROA zou kunnen vervullen.
Jeugdzorg
Het ROA heeft inmiddels voor jeugdzorg een doelmatige en doeltreffende tweedelijn
vormgegeven. Doelmatig in termen van benchmarking en doeltreffend in termen van het volume
aan kinderen en jongeren dat wordt bediend. Afstemmingen met het lokale niveau met name waar
heldere aanspreekpunten voor de clienten, korte verwijsroutes, standaarden van
professionalisering en registratie betreft is noodzakelijk.
Het ROA heeft intussen samen met de gemeente Amsterdam en de landelijke Operatie Jong een
pilot voor verdere verbeteringen van indicatiestellingen in het brede terrein van jeugdzorg
opgezet. Het betreft dan vooral gecombineerde indicatiestellingen voor jeugdzorg, zorg aan licht
verstandelijk gehandicapte kinderen en psychiatrische zorg.
25. c. Externe ontwikkeling en mogelijke nieuwe doelen
De ketenbenadering is binnen het ROA de afgelopen periode geen onderwerp van gesprek
geweest. Dat verandert met de invoering van de Wet op de Jeugdzorg (1 januari 2005) en de
aankondiging van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO). De WMO draagt de
gemeenten vijf functies op in het preventief jeugdbeleid die nauw zijn verbonden met het werk dat
het ROA verricht in het kader van de Wet op de Jeugdzorg. De ROA-taak omvat feitelijk de
tweedelijnszorg, de gemeenten zullen de taken in de eerste lijn zoals signalering,
opvoedingsondersteuning, lichte zorg alsmede coördinatie van die zorg en toeleiding naar eerste
en tweede lijn dienen op te pakken. Op dit moment wordt binnen de verantwoordelijkheid van het
ROA een aanzienlijk deel van die lichte (pedagogische) zorg uitgevoerd. Deze uitvoering is tot 2007
gegarandeerd, maar nieuwe financieringsvoorwaarden van het rijk kunnen inhouden dat een
(groot) deel van deze zorg naar het lokale niveau moet. Het is vooralsnog niet waarschijnlijk dat er
middelen vanuit de Wet op de Jeugdzorg overgeheveld worden naar het Gemeentefonds, zodat er
niet alleen inhoudelijk maar ook financieel een nieuwe verantwoordelijkheid bij gemeenten komt.
In die zin zou een sociale agenda van het ROA een belangrijke bijdrage leveren aan een versterking
van de totale keten in het jeugdbeleid. De gezamenlijke portefeuillehouders van het ROA hebben
25 mei 2005 aangegeven een Taskforce te willen opzetten die zich met dit onderwerp bezig gaat
houden.
26. 7. GRONDBELEID
a. Tekst Regionale Agenda 2003 – 2006
Het doel dat voor dit beleidsterrein is geformuleerd luidt: regionale coördinatie van grondbeleid.
De te ondernemen acties waren:
• het verkennen van de mogelijkheden te komen tot coördinatie van procedures,
uitgiftevoorwaarden en uitgifteregels;
• benoemen van opgaven waarvoor een regionaal grondbeleid als instrument gewenst is;
• inventarisatie van de mogelijkheden van een projectgewijze ontwikkeling van regionaal
grondbeleid
b. Ontwikkeling
Grondbeleid is geen doel op zich. Het is veelbelovend als middel om realisering van projecten
mogelijk te maken.
c. Externe ontwikkeling
WGRplus zegt dat de regio instrumenten krijgt voor bovenlokaal grondbeleid. Dat ligt in het
verlengde van de Kaderwet, die de bevoegdheid gaf regionaal grondbeleid te voeren, verplichtend
voor de gemeenten. Tot dusver is daar geen invulling aan gegeven.
De Nota Ruimte zegt dat regionaal grondbeleid een belangrijk instrument is om tot ontwikkeling
te komen. Gebrek aan mogelijkheden voor kostenverhaal of verevening vormen volgens deze Nota
een belemmering voor ontwikkelingsplanologie. Het Rijk neemt op zich hiervoor instrumentarium
ter beschikking te stellen en is met onderzoek daarnaar van start gegaan.
De vierde Noordvleugelconferentie heeft uitgesproken dat de mogelijkheden van een gezamenlijk
grondbeleid of althans het maken van afspraken over de ontwikkeling op majeure locaties worden
verkend.
d. Mogelijke nieuwe doelen
Het is wenselijk regionaal grondbeleid te ontwikkelen als instrument om tot realisatie te komen op
de andere beleidsterreinen. Deze uitdaging wordt versterkt door de verwachtingen die erover in de
Nota Ruimte zijn neergelegd en door de uitwerking die het Rijk op zich heeft genomen.
De uitspraken van de Noordvleugelconferentie nopen in elk geval tot actie op dit punt.