7. SAMENGESTELDE ZINNEN
Onderschikking Nevenschikking
1. Hoofdzin 1. Hoofdzin
2. Bijzin 2. Hoofdzin
Hoofdzin: persoonsvorm en onderwerp staan naast elkaar in de zin.
Bijzin: persoonsvorm en onderwerp staan niet naast elkaar in de zin.
12. BEKNOPTE BIJZINNEN
Onderschikking
1. Hoofdzin
2. Bijzin
a. Stefano is bang verkeerd begrepen te worden.
b. Stefano is bang dat hij verkeerd begrepen wordt.
a. Hevig blozend keek hij haar aan.
b. Terwijl hij hevig bloosde, keek hij haar aan.
13. VERKEERD AANSLUITENDE BEKNOPTE BIJZINNEN
Onderschikking
1. Hoofdzin
2. Bijzin
a. Na gezond te hebben, kwamen de rode bultjes weer tevoorschijn.
14. VERKEERD AANSLUITENDE BEKNOPTE BIJZINNEN
Onderschikking
1. Hoofdzin
2. Bijzin
a. Na gezond te hebben, kwamen de rode bultjes weer tevoorschijn.
b. Nadat ik had gezond, kwamen de rode bultjes weer tevoorschijn.
15. VERKEERD AANSLUITENDE BEKNOPTE BIJZINNEN
Onderschikking
1. Hoofdzin
2. Bijzin
a. Na gezond te hebben, kwamen de rode bultjes weer tevoorschijn.
b. Nadat ik had gezond, kwamen de rode bultjes weer tevoorschijn.
a. Enthousiast zwaaiend reed de auto met de bruid en bruidegom weg.
16. VERKEERD AANSLUITENDE BEKNOPTE BIJZINNEN
Onderschikking
1. Hoofdzin
2. Bijzin
a. Na gezond te hebben, kwamen de rode bultjes weer tevoorschijn.
b. Nadat ik had gezond, kwamen de rode bultjes weer tevoorschijn.
a. Enthousiast zwaaiend reed de auto met de bruid en bruidegom weg.
b. Terwijl ze enthousiast zwaaiden, reed de auto met de bruid en bruidegom weg.
22. FOUTIEVE SAMENTREKKING
Nevenschikking
1. Hoofdzin
2. Hoofdzin
a. Jack was volgens de rechter onschuldig en onjuist behandeld.
b. Jack was volgens de rechter onschuldig en Jack was onjuist behandeld.
a. Mijn mentor stelde ik een vraag, maar beantwoordde hem niet.
23. FOUTIEVE SAMENTREKKING
Nevenschikking
1. Hoofdzin
2. Hoofdzin
a. Jack was volgens de rechter onschuldig en onjuist behandeld.
b. Jack was volgens de rechter onschuldig en Jack was onjuist behandeld.
a. Mijn mentor stelde ik een vraag, maar beantwoordde hem niet.
b. Mijn mentor stelde ik een vraag, maar hij beantwoordde hem niet.
24. FOUTIEVE SAMENTREKKING
Nevenschikking
1. Hoofdzin
2. Hoofdzin
a. Jack was volgens de rechter onschuldig en onjuist behandeld.
b. Jack was volgens de rechter onschuldig en Jack was onjuist behandeld.
a. Mijn mentor stelde ik een vraag, maar beantwoordde hem niet.
b. Mijn mentor stelde ik een vraag, maar hij beantwoordde hem niet.
a. Ik zal voor jou koffie zetten en de afwas in de vaatwasser.
25. FOUTIEVE SAMENTREKKING
Nevenschikking
1. Hoofdzin
2. Hoofdzin
a. Jack was volgens de rechter onschuldig en onjuist behandeld.
b. Jack was volgens de rechter onschuldig en Jack was onjuist behandeld.
a. Mijn mentor stelde ik een vraag, maar beantwoordde hem niet.
b. Mijn mentor stelde ik een vraag, maar hij beantwoordde hem niet.
a. Ik zal voor jou koffie zetten en de afwas in de vaatwasser.
b. Ik zal voor jou koffie zetten en ik zal de afwas in de vaatwasser zetten.