6. 1
Onze manier van organiseren,
handelen en in actie komen wordt
veroorzaakt door de
omstandigheden waarin we ons
bevinden:
7. •een ad hoc vraag van een klant die gisteren nog
geleverd wilde hebben
•gebrek aan middelen
•een plotseling appèl van een collega
•dreigende crisis in het productieproces
•dreiging van het budget
•een tegenslag die alle aandacht vraagt
•een conflict tussen twee medewerkers
•etc.
12. gewenste resultaat
• Deze manier van handelen noemen we
spanning zoekt oplossing
CREËREN
huidige werkelijkheid
13. OVERZICHT VAN HET CREËREND
PROCES
1. Idee?
• In het eerste stadium van het creërend proces begin je te
bedenken wat je wilt creëren. Je speelt met diverse
mogelijkheden en begin je een algemeen idee te vormen
van hetgeen je wilt creëren. Je experimenteert met ideeën.
Het creërend proces begint altijd met het bedenken van een
resultaat dat je werkelijk wilt, ongeacht de mogelijkheden
en/of het ‘redelijk’ is.
14. 2. Visie van het gewenste resultaat.
• In dit stadium verandert het algemene idee van wat je wilt
in een specifiek beeld van het eindresultaat.
15. 3. Huidige werkelijkheid.
• De kunst om de huidige werkelijkheid nauwkeurig vast te
stellen is van het grootste belang omdat het de basis vormt
voor structurele spanning, de drijvende kracht achter de
acties in het creërend proces. Structurele spanning ontstaat
door het verschil tussen wat je wilt en wat je nu hebt.
16. 4. Neem stappen.
• Als je eenmaal een helder beeld hebt van het door jou
gewenste eindresultaat en je hebt een nauwkeurig beeld
van de werkelijkheid, is het tijd voor actie. De primaire
keuze is het resultaat dat je wilt creëren. Secundaire keuzes
betreffen de opeenvolgende stappen die je moeten nemen
om het door jou gewenste resultaat te creëren.
17. 5. Leren – Bijstellen – Evalueren
• Het creërend proces is eenvoudig te beschrijven. Je neemt
strategische stappen, je evalueert het resultaat van deze
stappen en vervolgens stel je het proces bij en je stelt weer
bij en je stelt nog eens wat bij. In het creërend proces is
elke bijstelling een experiment. Hoe beter je je
experimenten kunt beoordelen, des te beter ben je in staat
om je acties bij te stellen. Door het voortdurend evalueren,
leer je, hetgeen je steeds effectiever maakt.
18. 6. Resultaat opbouwen
• Als je een momentum of voortgaande beweging opbouwt,
voeg je elke keer dat je een resultaat creëert, energie en
kracht toe aan het volgende resultaat dat je wilt creëren.
19. 7. Altijd een doel hebben
• Door het bedenken van opeenvolgende kleine stappen op
weg naar je creatie, kun je je energie veel makkelijker
concentreren en is de kans op succes veel groter. En actie,
maar vooral ook succes, dragen bij aan je resultaat.
20. 8. Voltooiing
• Het is belangrijk om te weten wanneer je creatie af is. In
deze fase mag je van je resultaat genieten.
21. 9. Leven met je resultaat
• In de laatste fase word je toeschouwer van je eigen creatie.
Je bent dan in staat om objectief en vanuit een groter
perspectief het resultaat van je werk te beoordelen en te
waarderen.
23. Voorbeeld
Het water in een rivier.
Het gedrag van water volgt een simpele wet: het stroomt van
hoog naar laag, en volgt daarbij de weg van de minste
weerstand. De structuur van het landschap bepaalt dus het
gedrag van het water. Wil je het gedrag van het water
beïnvloeden dan moet je dus iets aan de structuur van het
landschap veranderen zodat de weg van de minste weerstand
anders gaat lopen, je graaft misschien een andere bedding.
24. Visie van het eindresultaat
ACTIESTAPPEN
Huidige werkelijkheid
25. • Welke elementen/ onderdelen waaraan je dacht bij
wat je vroeger wilde worden herken je in het
beroep wat je nu hebt.