1. Wat beweegt de mensen met de verschillende opstellingen?
DE INITIERENDE
OPSTELLING
DE CONTROLERENDE
OPSTELLING
DE
ONDERSTEUNENDE
OPSTELLING
DE ANALYSERENDE
OPSTELLING
Kan
verbeteren
door:
Zelfdiscipline,
Afstand, nadenken
Rust.
Aandacht voor emoties,
luisteren naar de
anderen.
Doortastendheid,
Voortvarendheid,
Eigen initiatief
Initiatieven , doen,
Leven, risico’s
Nemen.
Constateert
progressie
door:
Toejuichingen,
Concreet commentaar.
Concrete feiten,
Doelen gaan voor
mensen.
Attentie en erkenning
door derden.
Bezig zijn, en blijven, en
resultaat scoren.
Moet ruimte
krijgen om:
Te scoren met
spannende uitdagingen.
Te meten (=weten),
concurreren en winnen.
Zich prettig te voelen
met zijn omgeving.
Niet onder druk te
komen.
Zoekt leiding
die:
Aanzet tot nog meer
succes, inspireert.
Hen de ruimte voor
eigen koers geeft.
Concrete voorzetten en
projecten aanbiedt.
De paden uitzet.
Is karig met: Hard werken, liever lui
dan moe.
Tijd, men lijkt erg druk en
doelmatig.
Persoonlijke banden,
relaties zijn belangrijk.
De kans hun imago te
verzwakken door te
weinig kennis.
Hecht waarde
aan:
Anderen overhalen,
sociaal verkeer.
Opdrachten correct en
op tijd volbrengen.
Waardering, als men me
maar aardig vindt.
Kennis, diepgang is de
basis van alles.
Is op zijn best
bij:
Enkele hints hoe het
uitdagende doel te
bereiken.
Gezag en
verantwoordelijkheid.
Aangegeven werkwijze
en planning.
Logisch toepasbare
analyse.
Vertrouwt op
zijn:
Uitstraling en
overredingskracht.
Deskundigheid en
kracht.
Vermogen anderen voor
zich in te nemen.
Deskundigheid en data.
Is heel goed
in:
“Verkopen”, plannen
maken, acteren.
Ordenen, plannen,
ontwikkelen,
organiseren.
Aardig zijn, relationele
taakaspecten.
Onderzoek, analyse,
statistiek, databeheer.
2. Wat vinden de verschillende opstellingen van elkaar?
De analyserende opstelling
Wie bewondert wat in de ander het
meest?
Wie bewondert wat in de ander het
minst?
Analyserend
>
Analyserend
Het verstandelijke, de rust, het
behoudende, de hang naar logica en
degelijkheid, de neiging tot samenwerking,
de nauwkeurigheid, de betrouwbaarheid.
De starheid, de reserve, de koele, kritische
opstelling.
Analyserend
>
Ondersteunend
Het gemak in de omgang, de
inschikkelijkheid, het nadenkende, de rust,
het zorgvuldige, de neiging tot
samenwerking.
Het gevoelsmatige, het inschikkelijke, het
zachtaardige.
Analyserend
>
Initiërend
Het stimulerende, het aanzetten tot
nadenken, het beeldende.
De grote lijnen, het gevoelsmatige, het
geëxalteerde, het niet afmaken van taken,
het niet nakomen van afspraken.
Analyserend
>
Controlerend
De doelmatigheid, de hang naar logica, de
gerichtheid tot feiten en taken.
De gehaastheid, het concurrerende, het
riskerende, de bluf.
3. Wat vinden de verschillende opstellingen van elkaar?
De initiërende opstelling
Wie bewondert wat in de ander het
meest?
Wie bewondert wat in de ander het
minst?
Initiërend
>
Initiërend
De sociale vaardigheid, het geestdriftige,
het gevoelsmatige, de ondernemendheid,
het gevoel voor drama, de mate van
geïnvolveerdheid
De veelheid van woorden, de
scoringsdrang, de eigenwijsheid, het
impulsieve.
Initiërend
>
Controlerend
De deskundigheid, de onafhankelijkheid,
de zelfverzekerdheid.
Het gebrek aan warmte, de mate van
gedisciplineerdheid, het serieuze, het
kritisch-beschouwende.
Initiërend
>
Ondersteunend
Het coöperatieve, het behulpzame, de
bereikbaarheid, de prettige manier van
doen.
Het vermogen zich altijd aan te passen, de
bezorgdheid, het concurrentie ontwijkende,
het gebrek aan tempo.
Initiërend
>
Analyserend
De gerichtheid op coöperatie, de mate
waarin men op hen kan bouwen.
Het gebrek aan zichtbare levensvreugde,
het emotieloze, het gebrek aan dynamiek,
het geloof in cijfers.
4. Wat vinden de verschillende opstellingen van elkaar?
De ondersteunende opstelling
Wie bewondert wat in de ander het
meest?
Wie bewondert wat in de ander het
minst?
Ondersteunend
>
Ondersteunend
De neiging tot samenwerking, de
plezierige omgang, het nadenkende, het
hulpvaardige.
Het gebrek aan tempo, de
gereserveerdheid, de rust.
Ondersteunend
>
Initiërend
Het vlotte, het stimulerende, het
geestdriftige, het belangstellende.
Het lawaaierige, veel woorden, het
gevoelsmatige, het geëxalteerde.
Ondersteunend
>
Controlerend
Het doelmatige, het gevoel van
verantwoordelijkheid, de deskundigheid,
het gedisciplineerde.
Het zelfingenomene, de moeizame relatie,
het gebrek aan geduld, het gereserveerde,
het gebrek aan geduld, het emotieloze, het
eisende.
Ondersteunend
>
Analyserend
Het behoudende, het geduldige, het
nauwkeurige, het coöperatieve.
Geen warmte, geloof in cijfers, geen
gevoelens, de afstand.
5. Wat vinden de verschillende opstellingen van elkaar?
De controlerende opstelling
Wie bewondert wat in de ander het
meest?
Wie bewondert wat in de ander het
minst?
Controlerend
>
Controlerend
De snelheid en de logica, het zelfstandige,
de besluitvorming, het doelmatige,
concrete, de discipline, de dadendrang.
Het gebrek aan luistervaardigheid, de
gereserveerdheid, de eigenwijsheid, de
gehaastheid, het eisende.
Controlerend
>
Initiërend
Het tempo, het concurrerende, het
inlevingsvermogen, het sociaal vaardige.
Het chaotische, het gevoelsmatige, het
geëxalteerde, het impulsieve.
Controlerend
>
Ondersteunend
Het bedachtzame, de drang tot
samenwerking, het behulpzame, het
coöperatieve.
Het gevoelsmatige, het gebrek aan
analyse, het gedetailleerde, het
afwachtende.
Controlerend
>
Analyserend
De nauwkeurigheid, de objectiviteit, de
logische denkwijze, het betrouwbare.
Teveel feiten, gebrek aan
besluitvaardigheid, geen risico lopen.