3. MVO | 1
Routekaart MVO
Agentschap NL
MinisterievanEconomischeZaken,
LandbouwenInnovatie
Een gezamenlijk initiatief van:
Productschap MVO
Frank Bergmans (projectleider) en Frans Claassen
(eindverantwoordelijke Routekaart)
Atos Consulting
Rien Gouweloos, Hanneke Lankveld, Sven Oudkerk
(procesbegeleiders)
Mogelijk gemaakt met ondersteuning van
Het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en
Innovatie via Agentschap NL
Stefan Schuurmans Stekhoven (projectsecretaris)
Op weg naar energiezuinige processen
en een biobased economy
Routekaart MVO
4. Routekaart MVO
2 | MVO
De MVO-Routekaart is
uitgevoerd door de bedrijven
uit de MVO-sector en mede
mogelijk gemaakt door:
Watercycle Research Institute
5. MVO | 3
Routekaart MVO
Inhoud
1 De MVO-sector en de Routekaart 10
1.1 Inleiding en doelstelling Routekaart 10
1.2 Visie van de MVO-sector 10
1.3 Afbakening 11
2 Introductie MVO-sector 13
2.1 De sector in vogelvlucht 13
2.2 Kansen voor de MVO-sector 14
2.3 De MVO-sector, energie en duurzaamheid 15
2.4 Over het Productschap MVO 17
3 Naar een duurzame MVO-sector 18
3.1 Innovaties in proces-efficiëntie – Energiebewust procesbeheer 19
3.2 Innovaties in proces-efficiëntie – Waterbeheer 24
3.3 Innovaties in proces-efficiëntie – Membranen 27
3.4 Innovaties naar de biobased economy – Valoriseren oliën en vetten 32
3.5 Innovaties naar de biobased economy – Valoriseren melen 38
4 Energiegebruik van de MVO-sector op weg naar 2030 44
4.1 Scenario’s 44
4.2 Productieproces 44
4.3 Ketenprojecten 46
4.4 Duurzame energie 47
4.5 Conclusies 47
5 Actieprogramma 48
5.1 In samenwerking tot actie 48
5.2 Sturing en communicatie 50
5.3 Innovaties tot 2030 52
Bijlage 1 Werkgroepen Routekaart MVO 53
Bijlage 2 Contactgegevens betrokken expertisepartijen 54
Bijlage 3 Gebruikte afkortingen 54
Bijlage 4 Mogelijkheden waterhuishouding MVO-sector 56
Bijlage 5 Factsheet MVO VAPRO-cursus ‘De energiebewuste operator’ 58
7. MVO | 5
Routekaart MVO
Voorwoord
Het is goed om ook in economisch sombere tijden naar de toekomst te kijken die verder aan de horizon
ligt. Dit MVO-Routekaartrapport toont een positief perspectief voor 2030. Innovaties maken het mogelijk
om efficiënter om te gaan met energie en innovatieve technologieën brengen nieuwe producten op
bestaande en nieuwe markten.
De tijd is er rijp voor. Stijgende grondstofprijzen en aandacht voor duurzame ontwikkeling zijn een stimu-
lans om de mogelijkheden van hernieuwbare grondstoffen nader te onderzoeken. En extra aandacht
voor energie kan helpen om de concurrentiepositie te verstevigen. Met een sterke agro-industrie,
chemie en logistiek is Nederland bovendien in de ideale positie om alle ketenpartijen voor een biobased
economy bij elkaar te brengen.
Maar innovatie gaat niet vanzelf. De studies die zijn uitgevoerd tijdens de Routekaart laten zien dat er
potentie is maar de benodigde innovatieve technologie moet nog worden ontwikkeld, is nog niet ver
genoeg doorontwikkeld of moet nader worden getest. Ook de verbeterde prijs-prestatieverhouding
van nieuwe product/marktcombinaties moet de huidige en toekomstige afnemers overtuigen. Dit
vraagt inzet, creativiteit, doorzettingsvermogen en bereidheid tot investeren in onderzoek. Dit rapport
biedt aanknopingspunten voor bestaande en potentieel nieuwe afnemers van de MVO-keten, zoals de
diervoederindustrie en de chemiesector.
Het Bestuur dankt de medewerkers uit de MVO-bedrijven voor hun inzet en bijdrage in de diverse
werkgroepen en workshops. Zonder hun inbreng had dit resultaat nooit tot stand kunnen komen. Hun
commentaar bij de uitvoering van de diverse studies heeft gezorgd voor een voor de sector bruikbaar
resultaat. Bovendien zijn we het ministerie van EL&I, Agentschap NL en de betrokken externe adviseurs
erkentelijk voor hun bijdrage aan dit project.
Het Bestuur heeft goedkeuring gegeven aan dit rapport en roept alle MVO-bedrijven op om hun
commitment te geven aan de in deze Routekaart beschreven trajecten.
Namens het Bestuur van Productschap MVO,
Wim Oosterhuis Frans Claassen
Voorzitter Secretaris / directeur
8. Routekaart MVO
6 | MVO
Doelstelling Routekaart
De MVO-Routekaart geeft invulling aan de derde MeerJaren
Afspraken energie-efficiëntie (MJA3). Het Productschap MVO
heeft de Routekaart in samenwerking met de bedrijven in de
sector opgesteld en bouwt voort op de Voorstudie uit 2010. Op
deze wijze vervult het Productschap zijn rol als facilitator voor het
behalen van duurzaamheidsdoelstellingen in de MVO-sector.
De doelstelling van een Routekaart is 30% energieefficiëntie
verbetering in 2020 ten opzichte van 2005, met een werk
hypothese van 50% energie-efficiëntieverbetering in 2030. De
MVO-sector heeft in 2010 al 8% energiebesparing uit proces-
maatregelen ten opzichte van 2005 gerapporteerd. Met de in
deze Routekaart benoemde innovaties en innovatietrajecten kan
de sector tot 2030 hier ongeveer 22% (2,0 PJ) aan toevoegen.
Een veelvoud aan energiebesparing kan echter worden behaald
door in de chemie grondstoffen op basis van fossiele oliën te
vervangen door producten uit de MVO-sector op basis van
biomassa.
Deze Routekaart past in de visie van het Productschap op de
sector: een internationale concurrerende sector die zijn maat-
schappelijke verantwoordelijkheid neemt. De MVO-sector is al
sinds 1993 een actieve deelnemer aan de achtereenvolgende
MJA’s. Hij heeft over de gehele looptijd gemiddeld 2% per jaar
efficiëntieverbetering weten te bereiken en toont met deze
Routekaart aan dat hij voortvarend verder gaat op de ingeslagen
weg. Als onderdeel van complexe internationale productieketens
speelt hij ook een belangrijke rol in het stimuleren van duurzaam-
heid in aanpalende sectoren.
In de Voorstudie zijn een aantal richtingen geselecteerd, die
verder zijn uitgewerkt in deze Routekaart. Er zijn kansrijke innova-
ties geïdentificeerd, die energiewinst opleveren en een aanwijs-
baar marktpotentieel hebben voor de MVO-bedrijven. Diverse
gerenommeerde kennisinstellingen hebben in het kader van de
Routekaart deze innovaties nader onderzocht. Per innovatie is
het potentieel geschetst en is het duidelijk waar uitdagingen en
randvoorwaarden liggen. Het onderzoek heeft de overtuiging
versterkt dat duurzame ontwikkeling en winstgevendheid in de
MVO-sector hand in hand kunnen gaan.
Het onderzoek is uitgevoerd rond twee innovatiethema’s.
Membranen, water en energiebesparing door gedrag betreffen
(interne) innovaties door proces-efficiëntie. Innovaties richting
de Biobased Economy omvatten (keten) innovaties, die gericht
zijn op het produceren van innovatieve producten voor (nieuwe)
markten. Onder het thema Innovaties richting de Biobased
Economy wordt onderscheid gemaakt in het valoriseren van oliën
en vetten en het valoriseren van melen (droge fracties).
Innovaties door proces-efficiëntie – Energiebesparing
door gedrag
De MVO-sector heeft al veel bereikt op het gebied van ener-
giebewust procesbeheer. Tegelijk is er de wetenschap dat er
nog een aanzienlijk potentieel onbenut is. Door verdere stappen
rond bewust duurzaam en energie-efficiënt werken, de invoering
van geavanceerde meet- en kwaliteitssystemen en procesopti-
malisatie verwacht de sector richting 2030 nog ongeveer 15%
extra energie-efficiëntie te kunnen bereiken, bij het huidige
productievolume ruim 1.500 TJ. Als concrete eerste stap is in het
kader van het Routekaarttraject de cursus “De energiebewuste
operator” ontwikkeld, waarvan een effect van 2% (2,0 TJ) op het
energieverbruik wordt verwacht. De verwachting is dat de cursus
een stimulans zal zijn voor verdere verbetervoorstellen voor
energie-efficiënt werken.
Innovaties door proces-efficiëntie – Water
In deze Routekaart is een twaalftal kansrijke maatregelen
bijeengebracht om het verbruik van water en het daaraan
gerelateerde energieverbruik binnen de in Nederland gevestigde
productiefaciliteiten terug te brengen. Vaak zijn deze innovaties
interessant voor een of enkele specifieke bedrijven in de sector.
Concrete substantiële energiebesparingen worden vooral
verwacht van de monitoring van de kwaliteit van het conden-
saat, verwijdering van mineralen uit ketelvoedingswater en
anaerobe behandeling van afvalwater. Totaal kan een besparing
bij het huidige productievolume van meer dan 170 TJ worden
bereikt. De economische haalbaarheid van deze innovaties
vergt nader onderzoek. Daarom is besloten tot de eerste stap:
de ontwikkeling van een rekenmodel om watergebruik en
kosten en baten van deze maatregelen op bedrijfsniveau te
bepalen.
Samenvatting
Voor u ligt de Routekaart voor de Margarine, Vetten en Oliën (MVO) sector.
De Nederlandse MVO-sector is een gezonde en in de afgelopen jaren groeiende
sector met een omzet in 2011 van 5,6 miljard euro. De MVO-bedrijven zijn inter-
nationaal toonaangevend en hebben door een uitstekende technische en kennis
infrastructuur en moderne productiefaciliteiten een sterke concurrentiepositie.
9. MVO | 7
Routekaart MVO
Innovaties door proces-efficiëntie – Membranen
Een membraan is een scheidingsvlak dat stoffen beneden een
zekere molecuulgrootte doorlaat en daarboven niet. Membranen
kunnen dus worden gebruikt om oplossingen en gassen te
scheiden. De waarde voor de MVO-sector ligt erin dat membranen
de mogelijkheid hebben dit tegen lagere kosten en energiegebruik
te doen ten opzichte van de nu gebruikte technologieën. De
belangrijkste kandidaten voor toepassing zijn het scheiden van
hexaan uit ruwe olie, het ontslijmen van olie en het terugwinnen
van het oplosmiddel (aceton) bij natte fractionering. Na onderzoek
lijkt toepassing voor verwijdering van vrije vetzuren uit olie minder
kansrijk. Membranen zijn tot nu in de MVO-sector weinig toege-
past omdat zij snel dichtslibben. Door het gebruik van vibrerende
membranen lijkt dit probleem opgelost en is de technologie klaar
voor applicatieonderzoeken op semi-pilotschaal om de betrouw-
baarheid te bewijzen. Bij het huidige productievolume ligt een
besparing van ruim 500 TJ in het verschiet.
Innovaties richting de Biobased Economy – Valoriseren
oliën en vetten
Onder valorisatie verstaan wij de conversie van een grondstof of
tussenproduct tot de meest waardevolle combinatie van eindpro-
ducten. Voor oliën en vetten ligt het belangrijkste toepassings-
gebied in bioplastics. De oleochemie, onderdeel van de MVO-
sector, biedt uitzicht op energiezuinige productie van bioplastics
en andere kunststoffen die langketenige koolstofketens vergen,
zoals voor thermoharders en textielvezels. Biobased productie
op basis van suikers en zetmelen is hiervoor minder geschikt.
Het marktaandeel van oleochemieproducten ten opzichte van de
minerale oliën in de organische chemie kan in 2030 verdubbelen
tot 10%. Voorwaarden zijn een toename van productie van oliën
en vetten (door bijvoorbeeld gisten en schimmels), de acceptatie
van GGO’s en een ‘level playing field’ voor alle producten die olie
als grondstof hebben.
Innovaties richting de Biobased Economy – Valoriseren
melen
Als nevenproduct produceert de MVO-sector een grote hoeveel-
heid dierlijk en plantaardig meel. Valoriseren van deze melen
draagt bij aan de totale energie-efficiëntie en de winstgevendheid
van het MVO-bedrijf. In het kader van de biobased economy is
daarom onderzoek uitgevoerd naar nieuwe toepassingen voor
dit meel en de componenten daarin zoals eiwitten en vezels in
het bijzonder uit zonnebloempitten, raapzaad en dierlijk meel.
Alhoewel de focus van de MVO-Routekaart ligt op de produc-
tieprocessen van oliën en vetten kunnen nieuwe en verbeterde
conversieroutes voor meel bijdragen tot een grotere energie-
efficiëntie van de gehele productieketen. Er zijn 19 concrete
mogelijkheden benoemd. Om te bepalen wat hieruit de meest
kansrijke zijn, is nader onderzoek naar de toepassingsmogelijk
heden van de eiwitten nodig. In eerste instantie betreft dit
onderzoek naar de functionaliteiten van de diverse eiwitten, de
mogelijkheden als grondstof voor de productie van bioplastics
en verhoging van de verteerbaarheid door hydrolisering. Deze
Routekaart focust op meel van raapzaad, zonnebloempitten en
dierlijk materiaal. Soja en sojameel zijn belangrijke grondstoffen in
de MVO-sector maar zijn buiten beschouwing gelaten vanwege
de hoge nutritionele waarde van sojameel voor de diervoeder
industrie.
Een vuistregel zegt dat een biobased productieroute 50% minder
energie verbruikt dan de huidige productieroute gebaseerd
op fossiele grondstoffen. Naast de materiaal-gerelateerde
koolstofvervanging biedt gebruik van biomassa de mogelijkheid
om conversie te realiseren door energie-extensieve biotechnolo
gische processen, waarmee energie-intensieve thermochemi-
sche omzetting kan worden vervangen. Bij het huidige produc-
tievolume en marktaandeel van MVO in de organische chemie
betekent dit, voor oliën en melen samen, een energiebesparing
van 13 PJ. Afhankelijk van het veronderstelde groeiscenario voor
deze substitutie van fossiele door biobased grondstoffen kan dit
oplopen tot boven de 50 PJ. Potentieel kan de MVO-sector dus
voor energiebesparingen staan die een orde groter zijn dan de
50% energie-efficiëntie doelstelling uit de MJA3.
MVO-sector in samenwerking met partners en overheid
De Routekaart geeft inzicht in de mogelijkheden die de MVO-
bedrijven individueel kunnen oppakken. Daarnaast is het duidelijk
dat een substantiële energie-efficiëntieverbetering alleen bereikt
kan worden als er een gezamenlijke aanpak en partnerships
worden ontwikkeld. Hierbij kan het Productschap MVO een rol
spelen. De sector zoekt niet alleen partners in de eigen omgeving
maar ook daarbuiten, zoals in de chemie (valorisatie oliën) en in
de diervoederindustrie (valorisatie melen).
De MVO-sector zoekt aansluiting bij het topsectorenbeleid van
de overheid. Actief overheidsbeleid om de transitie naar een
biobased economy te stimuleren is van groot belang. Daarbij
moet een gelijk speelveld voor bio-energie en andere biobased
toepassingen worden gecreëerd. De overheid kan marktintro
ducties gemakkelijker maken door passende wet- en regel
geving, Green Deals of door als launching customer op te treden.
Daarnaast verwacht de sector gerichte financiële ondersteuning
voor onderzoek.
Tenslotte
Op basis van maatregelen binnen de productieprocessen van
de eigen sector verwacht MVO in het tijdvak 2005-2030 een
energie-efficiëntie van ruim 30% te realiseren. Nog veel grotere
besparingen liggen in het verschiet door samen met keten-
partners en overheid het potentieel van de biobased economy
te ontwikkelen. De MVO-sector zal actief deze samenwerking
11. MVO | 9
Routekaart MVO
Hoofdstuk 1 is de inleiding voor de Routekaart en geeft op hoofdlijnen weer hoe de MVO-sector vorm
en inhoud heeft gegeven aan de Routekaart. Daarnaast beschrijft dit hoofdstuk welke onderdelen niet
zijn meegenomen in de Routekaart (afbakening).
Hoofdstuk 2 beschrijft de sector in vogelvlucht, op welke manier hij al jaren vorm geeft aan duurzame
ontwikkeling en energie en welke rol het Productschap MVO speelt in de sector.
Hoofdstuk 3 is het hart van het rapport. Het laat zien welke Routekaart-trajecten tot 2030 de sector in
2011 heeft ontwikkeld. In de paragrafen 3.1 tot en met 3.5 worden innovaties besproken. Elk van deze
paragrafen is als volgt opgebouwd:
• Inleiding
• Mogelijkheden van de innovatie voor de MVO-sector
• Impact van de innovatie op de MVO-sector
• Ontwikkeltraject voor de MVO-sector, met randvoorwaarden en aanbevelingen vanuit de diverse
rapporten voor de individuele MVO-bedrijven
• Conclusies inclusief een beschrijving van de focus die het Productschap MVO heeft gekozen binnen
de innovatie.
Hoofdstuk 4 beschrijft welke impact de innovaties uit hoofdstuk 3 hebben op het behalen van de
MJA3-doelstelling in 2030.
Hoofdstuk 5 laat zien op welke manier de MVO-sector invulling kan geven aan het uitvoeren van de
innovaties door middel van samenwerking met partijen in en buiten de sector. Dit hoofdstuk toont
de acties in onderlinge samenhang volgens het pad van innovatie tot aan 2030. De acties zelf zijn al
beschreven in hoofdstuk 3.
Aan dit rapport ligt onderzoek ten grondslag van vier kennisinstellingen en adviesbureaus:
• Food Biobased Research van Wageningen UR
• Valorisation of Plant Production Chains van Wageningen UR
• EproConsult
• Membraan Applicatie Centrum Twente
De adviesbureaus KWR en Wetsus hebben een bijdrage geleverd aan een workshop over waterbeheer
in de MVO-industrie. Advies- en trainingsorganisatie VAPRO heeft samen met het Productschap MVO
de cursus ‘De energiebewuste operator’ ontwikkeld.
De onderzoeksrapporten zijn op aanvraag verkrijgbaar bij Productschap MVO (Frank Bergmans,
bergmans@mvo.nl).
Leeswijzer
12. Routekaart MVO
10 | MVO
1.1 Inleiding en doelstelling Routekaart
De Margarine, Vetten en Oliën (MVO) sector heeft een Routekaart
opgesteld: een instrument ter realisatie van de derde MeerJaren-
Afspraken energie-efficiëntie (MJA). De MJA is een convenant
tussen de Nederlandse overheid en het bedrijfsleven om in
samenwerking tot energie-efficiëntie verbetering te komen. De
doelstelling is 30% energie-efficiëntie verbetering in 2020 ten
opzichte van 2005, met een werkhypothese van 50% energie-
efficiëntie verbetering in 2030. De doelstelling van 50% in 2030
is niet haalbaar door optimalisatie alleen: nieuwe en grotere
veranderingen en ideeën zijn nodig. De Routekaart voorziet in het
genereren van deze veranderingen en ideeën met ondersteuning
vanuit het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en
Innovatie.
De Routekaart is één van de mogelijkheden voor de MVO-sector
om zijn sterke positie te behouden en zelfs te vergroten. Hier
wordt niet alleen gekeken naar de (technologische) mogelijk-
heden om energie-efficiëntie verbeteringen in de eigen sector
te realiseren, maar ook op welke manier de MVO-sector, door
intensieve samenwerking met verschillende ketenpartners, kan
komen tot energie-efficiëntie verbetering in de diverse ketens
waarin de MVO-sector een rol speelt.
De MVO-sector is er van overtuigd dat bedrijfscontinuïteit goed
samengaat met duurzame ontwikkeling en ziet dan ook geen
bedreigingen maar kansen. Vanuit dit perspectief is het Product-
schap MVO gestart met de Routekaart, als vervolgstap op de
Voorstudie uit 2010. Uit de Voorstudie bleek dat de sector reeds
actief werkt aan diverse onderdelen van duurzame ontwikkeling.
De Routekaart bouwt verder op de ingezette route van de sector
naar 2030.
1.2 Visie van de MVO-sector
De Routekaart beschrijft de wijze waarop de MVO-sector zijn
ambitie ten aanzien van de MJA gaat realiseren. In 2030 is de
MVO sector een innovatieve, transparante en rendabele sector,
die streeft naar een significante bijdrage aan de verduurzaming
van de samenleving. Een centrale maatschappelijke positie is
daarbij van belang. Deze ambitie sluit aan bij de visie van het
Productschap MVO:
‘Het Productschap MVO zet zich
samen met het bedrijfsleven in voor een
internationale concurrerende sector die
zijn maatschappelijke verantwoordelijkheid
neemt.’
Er is gekozen voor het ontwikkelen van (innovatieve) producten
en technologieën, maar er is ook gekozen voor het optimaliseren
van de huidige processen door middel van gedrag. Er is gekeken
naar de verwachte impact op de energiehuishouding en duur-
zaamheid en naar de bijdrage aan de toegevoegde waarde van
de sector (positionering op de markt). De Routekaart omvat de
volgende twee thema’s:
• Innovaties in proces-efficiëntie
• Innovaties naar de biobased economy
De MVO-sector en
de Routekaart
13. MVO | 11
Routekaart MVO
Deze innovaties zijn verder uitgewerkt in deel-innovaties, die door
de individuele MVO-bedrijven alsmede in sectorverband kunnen
worden uitgevoerd. De innovaties zijn zo concreet mogelijk
uitgewerkt zodat de bedrijven de betreffende innovaties gemak-
kelijk kunnen overnemen in hun eigen bedrijfsbeleid.
Door deze combinatie van realisme (korte termijn) en innovatie
(middellange tot lange termijn) voorziet de MVO-sector een
versterkte concurrentiepositie in 2030: door het continueren van
kostenbesparingen (o.a. door energie-efficiëntie), door de huidige
klanten op dezelfde hoogwaardige wijze te blijven bedienen, door
het consolideren van bestaande markten en door het aanboren
van nieuwe markten. Daarnaast geven de diverse innovaties een
stimulans aan duurzame ontwikkeling in de MVO-sector en ver
daarbuiten.
1.3 Afbakening
Het uitvoeren van een Routekaart betekent maken van keuzes en
daarmee afbakenen van onderwerpen. Figuur 1 geeft weer welke
onderdelen van de keten binnen de scope van de Routekaart
vallen. De volgende onderwerpen zijn niet meegenomen in de
Routekaart:
• Duurzame energie
• Teelt
• Bleekaarde
Duurzame energie
In het onderzoek voor deze Routekaart is, in navolging van de
Voorstudie en voorgaande jaren binnen de MJA, geen structureel
onderzoek gedaan naar mogelijkheden voor de opwekking of het
gebruik van duurzame energie. De MVO-sector produceert zelf
biobrandstoffen maar voorziet geen grote innovaties binnen het
onderwerp duurzame energie voor de sector zelf. Deze heeft het
laaghangende fruit als geplukt (bijvoorbeeld in gebruik name van
warmte-krachtkoppeling (WKK) installaties). Duurzame energie zal
al product wel worden ingekocht indien het prijstechnisch gaat
concurreren met de huidige conventionele energieproducten.
Teelt
Er is al veel gaande op het gebied van de teelt en het Product-
schap MVO zet zich al jaren in voor een duurzame teelt. Daar-
naast is teelt nodig voor productie van gewenste eigenschappen
en samenstelling van oliën. Echter de invloed van een Routekaart
op de teelt, die zich in het buitenland bevindt, is zeer beperkt.
Daarom is er voor gekozen, conform de Voorstudie, om teelt
buiten de Routekaart te laten.
Bleekaarde
Bleekaarde is tijdens de Voorstudie genoemd als een thema
dat potentie leek te hebben voor de MJA3-doelstellingen. Het is
echter gedurende de Routekaart gebleken dat bleekaarde toch
weinig kansen biedt om significante energie-efficiëntie verbete-
ringen te realiseren. Er is een korte studie gedaan naar mogelijk
heden om bleekaarde te verwerken. Een overzicht hiervan is bij
het Productschap op aanvraag verkrijgbaar.
14. Routekaart MVO
12 | MVO
Teelt
Productie
Toepassingen
Figuur 1 De MVO-sector in beeld (teelt,
productie en toepassingen) en afbakening
voor de Routekaart
15. MVO | 13
Routekaart MVO
Binnenlandse leveringen van vetten en oliën naar bestemming (2010) Oliën en vetten in de Nederlandse industrie (2010)
1,5 miljoen ton 3,7 miljoen ton
EnergieopwekkingLevensmiddelen Oleochemische producten
Diervoeder
SojaoliePalmolie Kokosvet
Overige plantaardige oliën Dierlijke vettenRaapolie
Zonnebloemolie
Oliën en vetten in de Nederlandse industrie en toepassingen (2011)
Figuur 2
6%
54%
2313
17%
47%
13%
9%
6%
14%
5%6%
2.1 De sector in vogelvlucht
Natuurlijke oliën en vetten vinden hun weg naar vele soorten
producten. De MVO-sector voegt waarde toe en geeft structuur
aan diverse voedings-, gezondheids- en verzorgingsproducten
die de consument dagelijks gebruikt.
De MVO-sector kent een plantaardige en een dierlijke component
en levert aan diverse ketens in Nederland zoals de voedings-
middelenindustrie (54%), de diervoederketen (23%), de (oleo)
chemische industrie (6%) en de energiesector (17%) (zie ook
Figuur 2). Hier levert de sector de hoogwaardige (hulp- of grond)
stoffen die voor deze ketens van belang zijn zoals oliën voor
voedingsmiddelen, eiwitten voor diervoeder, bulkchemicaliën voor
de chemie of biodiesel.
Alle producten worden door de MVO-sector met zorg en
aandacht geproduceerd uit ruwe plantaardige oliën, oliezaden
en dierlijke vetten (zie ook Figuur 2). Ruwe plantaardige oliën en
oliezaden worden voor ruim 98% geïmporteerd. Globaal ziet de
herkomst van de MVO-grondstoffen er als volgt uit:
• Palmolie: Zuidoost-Azië
• Soja: Noord- en Zuid-Amerika
• Raapzaad (voor raapolie) en zonnebloempitten: Oost-Europa
• Kokosvet: Azië
• Dierlijk vet: voornamelijk uit Nederlandse slachterijen.
In Nederland worden de grondstoffen verder bewerkt in één van
de 49 productielocaties (zie tabel 1).
Productielocaties in MVO-sector in Nederland #
Verwerkers oliezaden (crush) 5
Uitsmelters dierlijke vetten 9
Raffinadeurs/harders 13
Margarine-/spijsvetfabrikant 8
Vetrecyclingbedrijven 7
Oleochemie 1
Opslagbedrijven 6
Totaal 49
Tabel 1 Productielocaties MVO-sector 2011
De grondstoffen worden bewerkt tot olie met de gewenste eigen-
schappen. Om oliën specifieke smelteigenschappen en structuur
te geven, voor bijvoorbeeld margarine, volgen extra bewerkings-
stappen. De voornaamste MVO-processen zijn crush (het malen
van de plantaardige grondstoffen), raffinage (van ruwe olie tot
zuivere olie), margarine- en sausproductie, verwerking van slacht-
bijproducten en oleochemie (productie van energieproducten
en chemicaliën, waaronder biotransportbrandstoffen als biodie-
Introductie MVO-sector
Margarine, frituurvet, brood en banket, soepen, sauzen, zepen, wasmiddelen,
diervoeder, biodiesel, smeermiddelen, medicijnen en cosmetica
16. Routekaart MVO
14 | MVO
sel). De MVO-sector zorgt er tevens voor dat de grondstoffen
optimaal worden verwerkt: ook de rest- en bijproducten worden
ingezet in de meest hoogwaardig mogelijke toepassingen.
De sector past het streven toe van Rethink (grondstoffenvoor-
ziening), Reduce (energieverbruik, ecologische voetafdruk en
milieubelasting) Reuse (hergebruik reststromen). Daarom zijn er
in de sector weinig bij- en reststromen waarvoor geen geschikte
verwerking of toepassing is.
2.2 Vandaag en de toekomst: de
sector in ontwikkeling
Kansen voor de MVO-sector
Toenemende consumptie van oliën en vetten, groeiende vraag
naar hoogwaardige en gezonde producten, biobrandstoffen,
biobased economy, technologische innovaties en multilaterale en
regionale vrijhandelsinitiatieven.
Bedreigingen voor de MVO-sector
Druk op beschikbare grondstoffen, economische crisis, opkomst
lokale productie in productielanden, concurrentie vanuit andere
sectoren, ontbrekende acceptatie genetisch gemodificeerde
organismen (GGO’s), grillige consumentenmarkt en verande-
rende eisen aan voeding.
Er zijn allerlei ontwikkelingen gaande in de omgeving van de
MVO-sector: politieke, economische, sociale, maar ook duur-
zaamheidsontwikkelingen. Het gaat om complexe processen in
internationale ketens met veel belanghebbenden. Om verande-
ring te bewerkstelligen is samenwerking met betrokken bedrijven,
overheden en maatschappelijke organisaties cruciaal. Nederland
speelt daarin internationaal een toonaangevende rol. De MVO-
sector kan het hoofd bieden aan deze ontwikkelingen door een
aantal unieke en sterke kenmerken:
• Moderne productiefaciliteiten
• Productdifferentiatie
• Een sterke kennispositie
• Een goede infrastructuur
• Ketensamenwerking ten behoeve van duurzame grondstoffen
• Sterke, internationaal concurrerende bedrijven
De Nederlandse MVO-sector is een grote verwerker van
oliehoudende zaden (top 3 Europa) en behoort tot de grootste
producenten in Europa van geraffineerde en bewerkte plant-
aardige oliën en vetten. Nederland kent tevens een sterke
diervoeder- en voedingsmiddelenindustrie die de positie van de
Nederlandse MVO-sector versterkt. Al deze kenmerken zorgen
er voor dat de benoemde kansen met beide handen worden
aangepakt en de bedreigingen het hoofd worden geboden.
kader 1
Facts figures
MVO-sector op een rijtje
De MVO-sector omvat alle bedrijven die actief zijn in de
verwerking van of handel in oliezaden en verwerking of
productie van plantaardige oliën, dierlijke vetten en de
producten die daarvan gemaakt worden.
• Productiewaarde (2011): 5,6 miljard euro
• Aantal medewerkers: 5.300
• Stabiel consumptief verbruik per hoofd van de bevolking
van vetten en oliën (2010) 20,6 kilogram
• Sterke concentratie van MVO-bedrijven in en rond
Rotterdamse en Amsterdamse havens
• De invoer van MVO-producten in 2010 steeg met
134.000 ton, de waarde van de invoer steeg met 675
miljoen euro.
• De binnenlandse leveringen van vetten en oliën namen in
2010 met 8,4% toe tot 1,567 miljoen ton
17. MVO | 15
Routekaart MVO
2.3 De MVO-sector, energie en
duurzaamheid
De MVO-sector neemt al sinds 1993 deel aan de Meerjaren
afspraak Energiebesparing (MJA1, 2 en 3). Het (primair) energie-
gebruik van de MVO-sector in 2010 was 8.431 TJ (zie Figuur 3
en kader 2).
Figuur 3 laat zien dat het primair energieverbruik over de periode
2005-2010 is toegenomen. Energie-efficiëntie maatregelen in het
productieproces hebben in deze periode 8% besparing opgeleverd.
De stijging is het gevolg van een stijging in productievolume van de
MVO-sector: de Nederlandse oliezadenverwerking en productie
van ruwe vetten en oliën en schroot is deze zelfde periode met
28,7% gegroeid. Ook andere productiecijfers vertonen een stijgende
lijn: bewerkte oliën en vetten +6,4%, raffinagevetzuren + 15%,
margarines, halvarines en spijsvetten 23%.
De sector heeft over de gehele looptijd gemiddeld 2% per jaar
efficiëntieverbetering weten te bereiken en loopt op schema.
De belangrijkste maatregelen ten aanzien van energie-efficiëntie
verbetering hebben tot nu toe gelegen op het gebied van
good housekeeping en procesefficiëntieverbetering. Een aantal
concrete voorbeelden van verbeteringen (op sectorniveau) zijn:
• Optimalisatie van het degummingsproces (ontslijmen) leverde
14,2 TJ op
• Stoomejecteurs vervangen door vacuümpompen leverde 11
TJ op
• Luchtlekkages verhelpen leverde 9,4 TJ op
• Optimalisatie van transporten leverde 4,3 TJ op
In 2009 hebben alle MJA3-deelnemers (zie kader 4) per vestiging
een Energie-efficiëntie plan (EEP) opgesteld voor de periode
2009-2012. In het EEP is de energie-efficiëntie doelstelling
vastgelegd en gekoppeld aan concrete energiebesparingsmaat-
kader 2
Energie tastbaar maken
1 Petajoule (PJ) komt overeen met het jaarlijkse energie-
gebruik van 12.000 huishoudens. 1 PJ is gelijk aan 1015
joules en is gelijk aan 1000 Terajoule (TJ). 1 TJ is dus gelijk
aan 1012 joule.
In 2010 gebruikten de deelnemende MVO-bedrijven samen
8431 TJ primaire energie. Dit komt overeen met het
gemiddelde jaarlijkse energiegebruik (elektra en gas samen)
van ruim 100.000 Nederlandse huishoudens.
Bron: Voortgangsrapport MJA-monitoring over 2010 Margarine-, Vetten- en
Oliënindustrie, Agentschap NL 2010
Duurzame energieProcesefficiency
Bron: Voortgangsrapport MJA-monitoring over 2010 Margarine-, Vetten- en
Oliënindustrie, Agentschap NL 2010
Ketenefficiency
Uitgevoerde maatregelen MVO-sector 2006-2010
Figuur 4
350
300
250
200
150
100
50
0
2006 2007 2008 2009 2010
MJA2 MJA3
ElektriciteitAardgas
Bron: Voortgangsrapport MJA-monitoring over 2010 Margarine-, Vetten- en
Oliënindustrie, Agentschap NL 2010
Ontwikkeling primair energiegebruik
over de periode 2005-2010 van de MVO-sector
Figuur 3
9.000
8.000
7.000
6.000
5.000
4.000
3.000
2.000
1.000
0
2005 2006 2007 2008 2009 2010
Energieverbruik (TJ) Energieverbruik (TJ)
Verdeling kunststoffenmarkt naar product
Figuur 10
18. Routekaart MVO
16 | MVO
regelen samen met een planning om deze uit te voeren. De
EEP’s worden vierjaarlijks opgesteld, conform de eisen vanuit
de MJA. De EEP’s over de periode 2009-2012 zijn allen positief
beoordeeld door Agentschap NL.
De inhoud van de EEP’s vormt de basis voor het meerjarenplan
(MJP) van de MVO-sector. Het MJP over de periode 2009-2012
kent voor 2012 een doelstelling ter verbetering van de energie-
efficiëntie van 12,7% ten opzichte van het basisjaar 2008. Deze
doelstelling is opgebouwd uit maatregelen op het gebied van
procesefficiëntie (10,7%), duurzame energie (1,8%) en ketenpro-
jecten (0,2 %) (zie ook Figuur 4). Duurzame energie heeft voor de
MVO-sector een lagere prioriteit (zie paragraaf 1.3 ‘Afbakening’
voor onderbouwing waarom duurzame energie geen onderdeel
van de Routekaart uitmaakt).
De sector heeft ook breder dan voor alleen energie een aantal
ambities geformuleerd op het gebied van duurzaamheid en ook
daarvoor al goede resultaten behaald.
Ambities MVO-sector
• Eind 2015 worden er in het geval van palmolie, sojaolie en
dierlijk vet alleen nog maar duurzame grondstoffen gebruikt en
zijn er voor andere grondstoffen concrete stappen gezet voor
verduurzaming
• Stimuleren goed opgeleide werknemers en interesse voor
werken in de MVO-sector
• Toename gebruik van duurzame oliën en vetten
• De toelating en acceptatie van genetisch gemodificeerde
organismen (GGO’s) in Europa loopt gelijk met die in de rest
van de wereld
• Toename gebruik van gezonde oliën en vetten in een
verantwoorde voeding
• Bevorderen kennis over gezondheid en duurzaamheid van
oliën en vetten
• Inzameling gebruikt frituurvet bij consumenten laten stijgen
naar 10 miljoen liter in 2015
• Een transparante sector in 2015 die kwaliteit en voedsel
veiligheid goed heeft geborgd
Behaalde resultaten tot 2011
• Erkenning van de Roundtable on Sustainable Palm Oil (RSPO)
als de standaard voor duurzame palmolie
• 10% van wereldwijde productie palmolie RSPO-gecertificeerd
• Transparante handelsstroom waarmee duurzame palmolie
gekocht en gevolgd kan worden
• Roundtable on Responsible Soy (RTRS)-gecertificeerde soja
in 2011 op Europese markt
• Oprichting Nederlandse Taskforces Duurzame Soja en
Duurzame Palmolie
• Uitbreiding online kenniscentrum MVO
• Gehalte transvetten in voeding teruggedrongen tot minder
dan 1 energieprocent. Dalende trend ingezet bij verzadigde
vetzuren
• Aandeel vloeibaar frituurvet in horeca gestegen naar 78%
• Bewustzijn vergroot over belang margarine voor jonge kinde-
ren
• Lancering draaischijf en website www.kiesgezondvet.nl
• Inzameling gebruikt frituurvet bij huishoudens gestegen naar
15% van de consumentenmarkt
• 5000 vrachtwagenbewegingen minder, met gemiddeld
1.6 miljoen minder kilometers, in samenwerking met het
programma Duurzame Logistiek
kader 3
Bedrijven die deelnemen aan de
MJA3 verplichten zich ertoe:
• Zich in te spannen om gezamenlijk 30% energie-efficiën-
tieverbetering te bereiken in de periode 2005-2020
• Vierjaarlijks een energie-efficiëntieplan (EEP) op te stellen
• Zogenoemde ‘zekere’ besparingsmaatregelen uit te
voeren (terugverdientijd kleiner dan vijf jaar)
• Systematische energiezorg in te voeren
• Zich in te spannen om energie-efficiënte door middel
van ketenefficiëntie en duurzame energie te realiseren
• Jaarlijks te rapporteren over de voortgang van de
uitvoering van het convenant
kader 4
De bedrijven die deelnemen
aan de MJA
AarhusKarlshamns AB, ADM, Cargill, IOI Group, Wilmar
Edible Oils BV, Romi Smilfood, Unilever Nederland Food
Factories, Unimills, Vetsmelterij Bosland. Zij omvatten 80%
van de totale productie van de MVO-sector en 80% van
het energieverbruik van de totale sector.
19. MVO | 17
Routekaart MVO
2.4 Over het Productschap MVO
Betrokken, Omgevingsbewust en Dienstverlenend
Het Productschap Margarine, Vetten en Oliën (MVO) is een
samenwerkingsverband van ondernemingen in de oliën- en
vettensector. MVO is ingesteld via de Wet op de bedrijfsorganisa-
tie. De organisatie heeft daardoor een publiekrechtelijk karakter.
Productschap MVO ontplooit activiteiten die in het belang zijn
van de keten én het algemeen belang dienen. MVO is door zijn
positie als ketenorganisatie en publiekrechtelijke instantie de
intermediair tussen bedrijven, werknemers en externe partijen.
Het Productschap MVO is informatiebron, dienstverlener,
coördinator, initiatiefnemer en aanjager (zie ook Figuur 5).
De belangrijkste taken van MVO zijn:
• Het bij elkaar brengen van partijen uit de gehele MVO-keten
en het bieden van een platform voor overleg, meningsvorming
en afstemming (platform)
• Het behartigen van het sectorbelang en het optreden
als woordvoerder bij sectorbrede thema’s en activiteiten
(belangenbehartiger)
• Het realiseren van doelstellingen op het terrein van gezond-
heid en duurzame ontwikkeling (zelfregulering)
• Het ontwikkelen en delen van betrouwbare en genuanceerde
informatie en het delen van kennis met de sector (kennis
centrum)
MVO is gevestigd in Rijswijk en zet zich in voor een internationaal
concurrerende sector met Nederland als belangrijkste werk
terrein. De organisatie bestaat uit 20 werknemers, verdeeld over
twee units (‘Markt Duurzaamheid’ en ‘Voeding Gezondheid’)
en een stafafdeling.
overheid
politiek
mediaketenpartijen
multistake-
holder
initiatieven
ngo’s
wetenschap
MVO
de MVO sector
VERNOF, BNMF, NOFOTA, VVS,
VND, VNCI, NEVEDI, CBL, CNV,
DE UNIE, FNV
individuele bedrijven,
werkgevers en werknemers
Figuur 5 Positie Productschap MVO, bron Visie 2011-2015
20. Routekaart MVO
18 | MVO
Naar een
duurzame MVO-sector
De Routekaart maakt een aantal mogelijkheden inzichtelijk waardoor de
sector in 2020 zijn MJA3-doelstelling van 30% energie-efficiëntie verbete-
ring kan behalen en tevens vorm kan geven aan de werkhypothese van 50%
energie-efficiëntie verbetering in 2030. Deze mogelijkheden worden in dit
hoofdstuk beschreven. De MVO-sector kiest voor een interne benadering en
een ketenbenadering en heeft daartoe twee overkoepelende focusgebieden
geformuleerd:
• Innovaties in proces-efficiëntie (intern): door energiebewust procesbeheer,
waterbeheer en inzet van membranen
• Innovaties naar de biobased economy (gehele productieketen): valoriseren
van oliën en vetten en van melen
Tabel 2 geeft weer hoe de geformuleerde prestatiegebieden
uit de Voorstudie en de hierboven genoemde focusgebieden
samenhangen.
Door deze aanpak neemt de MVO-sector zijn eigen verant-
woordelijkheid door enerzijds intern te streven naar de hoogst
mogelijke energie-efficiëntie door procesinnovaties en anderzijds
door in de keten te zoeken naar innovatieve mogelijkheden voor
en hoogwaardige toepassingen van haar producten.
Elk van de paragrafen 3.1 tot en met 3.5 is als volgt opgebouwd:
• Inleiding
• Mogelijkheden van de innovatie voor de MVO-sector
• Impact van de innovatie op de MVO-sector, plus bijbehorende
tabel met energie-efficiëntie verbeteringen die in hoofdstuk 4
worden samengevoegd
• Ontwikkeltraject voor de MVO-sector tot 2030: acties,
randvoorwaarden en aanbevelingen voor de individuele MVO-
bedrijven:
Er wordt waar mogelijk onderscheid gemaakt in korte termijn
(2012-2015), middellange termijn (2015-2020) en lange
termijn (2020-2030). Soms zijn de korte termijn acties wel
duidelijk maar zijn de uitkomsten bepalend of de vervolgacties
op middellange of lange termijn worden uitgevoerd. In dat
geval zijn de middellange en lange termijn samengevoegd tot
1 termijn (2015-2030)
• Conclusies, inclusief een beschrijving van de focus die het
Productschap MVO heeft gekozen binnen de innovatie
Par. Innovaties in de MVO-sector Focus Prestatiegebied Voorstudie
3.1 Innovaties in proces-efficiëntie – Energiebewust procesbeheer Intern Efficiënte processen
3.2 Innovaties in proces-efficiëntie – Waterbeheer Intern Duurzame keten
3.3 Innovaties in proces-efficiëntie – Membranen Intern Efficiënte processen
3.4 Innovaties naar biobased economy - Valoriseren oliën en vetten Keten Productinnovatie
3.5 Innovaties naar biobased economy - Valoriseren melen Keten Productinnovatie
Tabel 2 Overzicht van de innovaties voor de MVO-sector, met een duiding intern of keten, gekoppeld aan de prestatiegebieden voor 2030
21. MVO | 19
Routekaart MVO
3.1 Innovaties in proces-efficiëntie –
Energiebewust procesbeheer
3.1.1 Inleiding energiebewust procesbeheer
Energiebewust gedrag heeft betrekking op optimaal proces
beheer. Met optimaal procesbeheer wordt het optimaliseren van
het productieproces binnen de kaders van vastgestelde criteria
bedoeld.
Optimaal procesbeheer vindt nu al plaats in de MVO-sector: de
gewenste producten worden volgens de strenge kwaliteitseisen
van de afnemer geproduceerd. Minimaal energieverbruik is
echter een betrekkelijk nieuw criterium naast de conventionele
criteria als hygiëne, kwaliteit, (voedsel)veiligheid, snelheid en
continuïteit. Er wordt nog maar beperkt gestuurd op het criterium
energieverbruik. Dit geeft potentie om het proces dusdanig te
optimaliseren dat een significante energiebesparing kan worden
gerealiseerd.
De Routekaart heeft voor een bottom-up benadering gekozen
oftewel: energiebewust gedrag bevorderen bij de proces
operator. Hoewel energiemanagement de nodige aandacht krijgt
in het kader van de MJA heeft de rol van de operator te weinig
aandacht gekregen. De operator is namelijk de spin in het web:
hij kent de processen, de procedures, de producten en kan snel
schakelen met belanghebbenden op of dichtbij de werkvloer. Op
deze wijze wordt kennis ook breder verspreid binnen het bedrijf
(breder dan alleen het energieteam).
Innovaties in gedrag zijn niet alleen van belang voor de MVO-
sector maar ook voor andere procesindustrieën. De sector
streeft dan ook naar samenwerking met partijen buiten de sector
om op efficiënte wijze tot energiebesparing te komen.
3.1.2 Mogelijkheden energiebewust procesbeheer
Het is belangrijk dat de operator zich bewust is van het belang
van energie-efficiëntie want zonder energiebesef kan nieuw
gedrag niet succesvol worden gestimuleerd. In samenwerking
met VAPRO heeft het Productschap MVO tijdens het Routekaart-
traject een cursus ontwikkeld, “De energiebewuste operator”
(zie ook Figuur 6 en bijlage 5 Factsheet MVO-VAPRO cursus
‘De energiebewuste operator’). De cursus, gebaseerd op het
Competentie Gericht Onderwijs (CGO)-model (zie kader 5),
maakt de procesoperator bewust van zijn handelen en de impact
die zijn handelen heeft op het energieverbruik.
Voorafgaand aan de cursus kunnen de operators hun beginken-
nis toetsen door een gratis online test. De output van de test
wordt gebruikt om in samenwerking met het management de
cursus op maat te maken, bijvoorbeeld door meer aandacht
te besteden aan een onderwerp waarop de operators slecht
hebben gescoord. De cursus bestaat uit theorie en praktijk
opdrachten (ook wel leerarrangementen). De cursus maakt
gebruik van bestaand VAPRO-materiaal (theorielessen),
waarnaast speciale onderdelen specifiek voor de MVO-sector
zijn ontwikkeld (bijvoorbeeld introductie op de MVO-specifieke
processen). De cursus bestaat uit 5 modules:
• Procestechniek: verdampen, drogen, mengen, zeven, malen,
extractie, raffinage, utilities
• Procesbeheersing: regelingen en procesbeheersings
systemen, meten en monitoring
• Energie: warmte en warmteoverdracht, smelten, verdampen,
warmtewisselaars
• Rekenvaardigheid/wiskunde: rekenen met eenheden, ratio’s
en rendementen, grafieken maken en lezen
• Milieu: lessen als ‘Ons handelen en milieu’, ‘Fossiele en
duurzame energie’ en ‘Duurzaamheid’
De modules en lessen worden besproken tijdens 6 workshops
gedurende een looptijd van 6 maanden. De cursus heeft een
studiebelasting van ca. 15 uur theorie en 25 uur praktijk (on
the job). Aan zelfstudie zal gedurende deze periode ca. 10 uur
moeten worden besteed. Operators worden begeleid door een
professional (externe docent), maar ook intern door zogenaamde
bedrijfsmentoren, die de operators helpen met de praktijk
opdrachten en de theorielessen.
Figuur 6 Brochure ‘De energiebewuste operator’
MVO / VAPRO-cursus
De energiebewuste operator
■ Speciaal ontwikkeld voor operators werkzaam in de sector van margarine, vetten en oliën (MVO) in het kader van
de Meerjarenafspraken energiebesparing (MJA3)
■ Aandacht voor energiebewustzijn en competentieontwikkeling van de MVO-operator
■ Focus op bedrijfsprocessen, zoals crush en raffinage, verwerken van slachtbijproducten, margarine- en saus-
productie en oleochemie
■ Combinatie van theorielessen en leerwerkopdrachten
■ Eindpresentatie van energieverbetervoorstellen
■ Ontwikkeling cursus door VAPRO en MVO, begeleid door Atos Consulting
■ Uitvoering cursus door VAPRO
■ Na afronding cursus mogelijkheid tot het instromen in een regulier VAPRO-programma
Deze cursus is door VAPRO ontwikkeld in opdracht van het Productschap MVO in het kader van de MJA3 Routekaart energiebesparing
voor deze sector. Een gedeelte van de cursus bestaat uit reeds bestaand VAPRO-lesmateriaal (VAPRO-A en VAPRO-B). De nieuwe
modules hebben specifiek betrekking op de MVO-sector alsmede energiemanagement. Tevens zijn er voor deze MVO-cursus MVO-
specifieke leerwerkopdrachten ontwikkeld. Na afronding van de cursus kunnen de cursisten doorstromen naar een reguliere VAPRO-
opleiding. Bij een eventueel vervolg kan de cursist dan versneld de reguliere VAPRO-opleidingen volgen.
Energiebeheer: ● Introductie energie ● Energiegebruik● MVO en overheid
MVO-processen: ● Crush ●Raffinage ● Verwerking slachtbijproducten ●Margarine- en sausproductie ● Oleochemie
Procestechniek met onder meer: ● Verdampen ● Drogen ● Mengen ● Zeven ● Malen ● Extractie ● Raffinage ● Utilities
Procesbeheersing met onder meer: ● Regelingen en procesbeheersingssystemen ● Meten en Monitoring
Energie met onder meer: ● Warmte en warmteoverdracht ● Smelten, verdampen ● Warmtewisselaars
Rekenvaardigheid: ● Rekenen met eenheden ● Ratio’s en rendementen ● Grafieken en grafieken lezen
Milieu: ● Ons handelen en milieu ● Fossiele en duurzame energie ● Duurzaamheid
De theorielessen op hoofdlijnen
Start december 2011
bij voldoende inschrijving
● Onnodig energieverbruik ● Energieverbruik op de productieafdeling ● Energie hergebruiken ● Specifiek energiegebruik
● Energieverbeterplan en berekenen van energiebesparing ● Energie in context bedrijfsfilosofie ● Kwaliteit en rendement
● Energiegegevens verzamelen, verwerken en analyseren
De onderwerpen van de leerwerkopdrachten zijn o.a.
Studiebelasting
De cursus omvat een studiebelasting van circa 15 uur the-
orie en 25 uur praktijk (on the job) gedurende een looptijd
van 6 maanden. Aan zelfstudie zal circa 10 uur moeten
worden besteed. Tevens dienen de bedrijfsmentoren reke-
ning te houden met voldoende tijd ter begeleiding van de
cursisten.
De toegevoegde waarde van deze cursus
voor uw bedrijf
■ Energiebesparing door toegenomen kennis/scholing
van operators
■ Kostenbesparing
■ Goed opgeleide operators die breed inzetbaar zijn
■ Gemotiveerde operators
■ Toegenomen inzicht in (duurzame) bedrijfsprocessen
van operators
■ Een bijdrage aan de duurzaamheid van de MVO-sector
Kosten
De kosten bedragen bij een deelname van 12 personen
1290 euro per persoon (excl. BTW). Bij een kleiner aantal
deelnemers kunnen de kosten worden aangepast. VAPRO
kan in voorkomende gevallen ook bemiddelen in het sa-
menvoegen van medewerkers van diverse bedrijven tot
een plenaire groep van 12 personen. Begeleiding/
coaching vindt dan nog steeds per bedrijf plaats.
Ook is het mogelijk de cursus uit te breiden op basis van
individuele bedrijfswensen met andere VAPRO-modules.
In voorkomende gevallen bestaat de mogelijkheid tot
subsidie. VAPRO kan u hierover nader informeren.
Cursusaanvang
De cursus kan worden gegeven vanaf december 2011,
afhankelijk van voldoende deelname. Exacte cursusdata
zijn in overleg.
Bel of schrijf voor meer informatie, het aanmelden of inschrijven voor de cursus met Frank Bergmans van het Productschap MVO,
telefoon: +31(0)70 3195150, bergmans@mvo.nl en/of Dirk de Knecht van VAPRO (+31(0) 6 5235 1504, D.d.Knecht@vapro.nl).
Interesse?
VAPRO-modules
Amperelaan 4d
2289 CD Rijswijk
Postbus 3095
2280 GB Rijswijk
T 070-3195150
E bergmans@mvo.nl
I www.mvo.nl
Loire 150
2491 AK Den Haag
Postbus 24090
2490 AB Den Haag
T 070-3378300
E info@vapro.nl
I www.vapro.nl
22. Routekaart MVO
20 | MVO
‘Door te werken met en aan de
competenties van de mensen in het
bedrijf kan nog een grote sprong in
energie-efficiëntie worden bereikt’,
Dirk de Knecht VAPRO
23. MVO | 21
Routekaart MVO
Na afloop van de cursus wordt het kennisniveau van de opera-
tors opnieuw getest middels de onlinetoets en wordt beoordeeld
welk effect de cursus heeft gehad (op operatorniveau). Op
bedrijfsniveau kan worden gemeten welk effect de cursus heeft
op het energieverbruik: hoeveel energie werd verbruikt vooraf-
gaand aan de cursus en wat is het verschil nadat de operators
de cursus succesvol hebben doorlopen? Het is afhankelijk van
het individuele bedrijf of dit mogelijk en/of gewenst is.
3.1.3 Impact energiebewust
procesbeheer
De verwachting is dat een sectorbrede uitrol van de cursus “De
energiebewuste operator” op korte termijn tot ongeveer 2% extra
energie-efficiëntie zal leiden.
Een indicatie voor het totale besparingspotentieel van energie
bewust procesbeheer is 15% tot 2030 (zie tabel 3 voor de
besparing bij het huidige productievolume). De grotere betrok-
kenheid van de operators zal bottom-up leiden tot nieuwe voor-
stellen voor bedrijfsspecifieke procesoptimalisaties. Een belang-
rijk deel van de voorziene besparing komt echter uit reguliere
vervangingsinvesteringen. Het merendeel van de MVO-bedrijven
heeft grote installaties, die door de jaren heen in kleine stappen
worden geoptimaliseerd. Grote optimalisatiestappen worden
doorgaans gerealiseerd bij volledige vervanging van een oude
installatie door een moderne en energie-efficiënte installatie. De
vervangingstermijn van dergelijke kapitaalintensieve installaties is
al snel 15 tot 20 jaar. Onderzoek naar dergelijke proces-efficiëntie
verbeteringsmogelijkheden maakt vast onderdeel uit van het
reguliere MJA-traject. In deze top down-benadering onderzoekt
een energieteam onder leiding van de technisch directeur en de
energiecoördinator naar verbetermogelijkheden. Een voorbeeld
van een vervangingsinvestering die op korte termijn gepland
staat met een grote impact op de energie-efficiëntie is het
volledig vernieuwen van de warmte-krachtkoppeling (WKK) bij
ADM-Europoort.
IJkjaar 2010 Energieverbruik
(TJ)
Energiebesparing
(TJ)
Crush 5.733 860
Raffinage 2.739 411
Margarines en sauzen 583 87
Dierlijke oliën en vetten 783 117
Totaal 9.838 1.476
Tabel 3 Energiebesparing door energiebewust procesbeheer in 2030
3.1.4 Ontwikkeltraject tot 2030
Energieverbruik kan als criterium worden toegevoegd aan
optimaal procesbeheer, maar er zijn een aantal randvoorwaar-
den waaraan een bedrijf moet voldoen wil dit effectief zijn. Het
belangrijkste is commitment van het management. Het hoger
management en de plantmanagers moeten hun commitment
en betrokkenheid tonen. Als operators in-training gesignaleerde
resultaten of issues rapporteren zal het management structurele
acties moeten uitzetten. In latere fasen zal diepgaander commit-
ment moeten worden getoond. Continuous Improvement in de
sector en in de keten is een managementfilosofie die jaar in jaar
uit volle aandacht vergt.
Op korte termijn wordt aanbevolen de volgende randvoorwaar-
den te adresseren om effectief te starten:
• Basis energiezorgsysteem en – voorzieningen Er moet
binnen een bedrijf een basisniveau ten aanzien van energie
en energiezorg aanwezig zijn. Er moeten voldoende mogelijk
heden zijn om te kunnen meten en informatie online zichtbaar
te maken. Dit basisniveau is noodzakelijk om het maximale
rendement uit de operator opleiding te halen
• Professionele werkhouding Naast het basisniveau binnen
het thema energie moet er ook worden voorzien in een
basisniveau aan professionele attitude in de operatie: wil
om te verbeteren en ingesleten werkwijzen ter discussie te
stellen en een goede opvolging van gemelde issues. Er moet
een cultuur zijn waarbij opmerkingen tot verbetering serieus
worden genomen en, waar mogelijk binnen een gepaste
termijn, leiden tot acties. Dit basisniveau is ook noodzakelijk
om het maximale rendement uit de operator opleiding te halen
• Duidelijke organisatiestructuur Elke medewerker kan
alleen betrokken zijn en blijven als hij bevoegd is om beslis-
kader 5
Competentie Gericht Onderwijs
(CGO) model
De VAPRO CGO-opleidingen nemen de werkplek als
uitgangspunt. Van daaruit wordt ingegaan op de proces-
sen en eenheidsbewerkingen die zich binnen het bedrijf
afspelen.
De VAPRO CGO-opleidingen zijn opgebouwd uit blokken.
Ieder blok bestaat uit een aantal leerarrangementen: een
set van praktische opdrachten die op de werkplek worden
uitgevoerd.
De onderwerpen van de leerarrangementen zijn met zorg
gekozen en sluiten aan op eenheidsbewerkingen die
voorkomen binnen het bedrijf. (bron VAPRO)
24. Routekaart MVO
22 | MVO
‘Er is niets leukers
dan om van een
operator te horen
dat het ook met een
graadje minder kan.’
Chris Velzeboer, Cargill
25. MVO | 23
Routekaart MVO
singen te nemen over acties die bij zijn taakniveau horen.
Daartoe moeten zowel taken en verantwoordelijkheden als de
bijbehorende bevoegdheden duidelijk en in balans zijn
• Kritieke Prestatie Indicatoren (KPI) structuur Hetgeen de
operator leert en communiceert moet worden vastgelegd in
de organisatie, bijvoorbeeld middels een KPI structuur. Een
dergelijke KPI structuur dient als bevestiging van verantwoor-
delijkheden ten aanzien van borging, logging en archivering
van de verkregen resultaten en verbeteringen
• Budget en planning Een organisatie moet financiën
beschikbaar hebben maar moet ook in toewijzing van tijd en
geld voldoende prioriteit aan structurele verbeteringen geven.
Denk hierbij aan grootschalige onderhoudsprojecten die de
prioriteiten ten aanzien van procesverbetering even doen
verschuiven. Dit begint al bij het implementeren van de MVO/
VAPRO opleiding
De MVO-bedrijven hebben inmiddels al veel van bovenstaande
aspecten gerealiseerd, maar hernieuwde aandacht voor deze
aspecten vanuit het perspectief van energiebesef wordt aanbe-
volen.
Het actieprogramma voor de MVO-bedrijven ziet er als volgt uit:
2012-2015
In eerste instantie ligt de nadruk op het beter uitvoeren van
bestaande werkwijzen. In deze fase heeft optimaal procesbeheer
vooral te maken met de procesoperator en de impact die hij kan
hebben op het energieverbruik van het bedrijf.
Zoals gesteld is er als actie voor de korte termijn gekozen
voor een specifieke cursus voor de procesoperator. Door een
cursus op dit niveau aan te bieden kan een sneeuwbaleffect in
het bedrijf ontstaan. De cursus is zodanig opgezet dat proces
operators zelf aan de slag gaan met het onderwerp energie
en met hun enthousiasme en expertise alle belanghebbenden
kunnen stimuleren en overtuigen. Uiteindelijk zal de beweging
van ‘bottom’ (procesoperator) naar ‘top’ (management) bepalend
zijn voor het succesvol en optimaal beheersen van het produc-
tieproces.
Er zijn naast de cursus meer initiatieven mogelijk. Deze kunnen
worden geïdentificeerd door een (her)analyse van de huidige
procedures. Voorbeelden zijn:
• Crush: monitoring onderhoud machines
• Raffinage: logistieke afstemming processtappen en vervuiling
procesapparatuur
• Margarines en sauzen: analyse omsteltijden, batchoptimalisa-
ties, value stream analysis
• Dierlijke vetten: procedures toetsen op noodzaak vanuit wet-
en regelgeving.
2015-2030
Op middellange tot lange termijn wordt veel meer gekeken
naar het meten en continu verbeteren van het proces,
waarbij uiteindelijk ook naar de gehele keten wordt gekeken
(ketenoptimalisatie). Methoden en technieken vanuit (integraal)
kwaliteitsmanagement zijn van toepassing (zie kader 6).
3.1.5 Conclusies energiebewust procesbeheer
• De cursus ‘De energiebewuste operator’ vergroot het bewust-
zijn van de operator ten aanzien van duurzaamheid en energie
en is de start van ongeveer 15% energie-efficiëntie verbetering
in 2030 via procesoptimalisatie
• Een eerste pilot van de cursus ‘De energiebewuste operator’
zal in 2012 starten. De eerste resultaten worden ook in 2012
verwacht
• Het vergroten van het bewustzijn is een eerste stap in het
optimaliseren van het productieproces. Door verbetervoorstel-
len van de operators wordt additionele energie-efficiëntie
evrbetering verwacht
Door middel van een pilot bij een MVO-bedrijf wordt de bruik-
baarheid van de cursus “De energiebewuste operator” getest en
indien nodig wordt de cursus geactualiseerd. Het Productschap
MVO monitort de pilot en de uitkomsten. De eerste resultaten
worden in de eerste helft van 2012 verwacht. Vanaf medio 2012
kunnen overige MVO-bedrijven hun werknemers laten deel
nemen aan de cursus. De cursus wordt in principe in-company
gegeven maar samenwerking tussen MVO-bedrijven is ook
mogelijk.
kader 6
Methoden en technieken voor
integraal kwaliteitsmanagement en
optimaal procesbeheer
Energiezorg en gebruik van ISO50001, inrichten van een
effectieve energiemonitoring met behulp van bijvoorbeeld
een EMS (Energy Management System) zijn aandachts-
gebieden. Aandacht zal worden gegeven aan waste
management, benutting van reststromen, technieken uit
Kaizen, six-sigma en lean management, en het verspreiden
van kennis en best practices.
26. Routekaart MVO
24 | MVO
3.2 Innovaties in proces-efficiëntie –
Waterbeheer
3.2.1 Inleiding waterbeheer
De MVO-sector zet zich in om zo efficiënt en duurzaam mogelijk
met water om te gaan.
Waterbeheer is belangrijk in termen van duurzaamheid en
continuïteit van de MVO-sector. De sector werkt weliswaar
veelal met droge producten en probeert toevoeging van water
zoveel mogelijk te vermijden, water blijft echter wel nodig. Water
is nodig in productieprocessen zelf, maar ook voor koeling en
reiniging. Zorgvuldig waterbeheer in de MVO-sector is een van
de speerpunten van de Routekaart.
Binnen de MVO-sector wordt door de bedrijven gelet op het
watergebruik, maar worden er relatief weinig investeringen
gedaan om meer water te besparen of water te hergebruiken. De
meeste investeringen in waterbesparing zijn momenteel nog niet
rendabel. Dat komt omdat water nog relatief goedkoop is en in
goede kwaliteit en grote volumes te verkrijgen is in Nederland. De
bedrijven voldoen vanzelfsprekend aan de wettelijke eisen vanuit
de vergunning en monitoren de relevante parameters.
Er is in samenwerking met diverse adviesbureaus (KWR, Wetsus
en EproConsult) een verkennende workshop georganiseerd
en mede op basis van de uitkomsten van de workshop heeft
EproConsult een rapport geschreven. De uitkomsten van deze
rapportage zijn in deze paragraaf meegenomen.
3.2.2 Mogelijkheden waterbeheer
De MVO-sector heeft 12 mogelijkheden binnen het onderwerp
water gedefinieerd, die kunnen leiden tot transparantie in de
keten, betere kwaliteit en beter watergebruik in 2030 (zie bijlage
4), met daarbij een inschatting van energiebesparing per jaar op
sectorniveau. Een aantal mogelijkheden zijn specifiek voor de
MVO-sector, maar een aantal mogelijkheden lenen zich ook goed
voor toepassing in andere sectoren, zoals de voedingsmiddelen-
sector en/of andere procesindustrieën.
De mogelijkheden richten zich op het verbeteren van de kwaliteit
van water (koeltorenwater, ketelvoedingswater en condensaat),
op het verminderen van watergebruik (in de vorm van spui) en
het testen van technologieën om water te onttrekken uit bijvoor-
beeld afvalwaterstromen. Het testen van technologieën kan
plaatsvinden op bedrijfslocaties, om de claims van leveranciers
te testen en om te testen of de technologie geschikt is voor de
MVO-sector.
3.2.3 Impact waterbeheer
Voor een deel van de 12 mogelijkheden kan een concrete
indicatie van de haalbare energiebesparing worden gegeven.
Bij het huidige productievolume telt dit op tot 175 TJ. Voor de
andere mogelijkheden is nog nader onderzoek nodig. Ook voor
de technologisch volwassen mogelijkheden moet nader worden
uitgewerkt of de investering rendeert op het niveau van indivi-
duele bedrijven. Ontwikkeling van een aanpak hiervoor, inclusief
een rekentool en een benchmark is daarom een noodzakelijke
tussenstap die op sectorniveau kan worden uitgevoerd. De
energiebesparing in 2030 ten gevolge van waterbeheer bij het
huidige productievolume is in tabel 4 weergegeven.
IJkjaar 2010 Energieverbruik
(TJ)
Energiebesparing
(TJ)
Crush 5.733 42
Raffinage 2.739 42
Margarines en sauzen 583 24
Dierlijke oliën en vetten 783 66
Totaal 9.838 175
Tabel 4 Energiebesparingen door waterbeheer in 2030
3.2.4 Ontwikkeltraject tot 2030
Om met technologieën waterbeheer te optimaliseren moet er
worden voldaan aan de randvoorwaarde dat de betreffende
technologie bewezen en betrouwbaar is. Water is voor MVO-
bedrijven een hulpmiddel en geen core business. Bovendien
moet er een goede terugverdientijd zijn. Tevens moet de techno-
logie en/of het alternatieve systeem inherent voedselveilig zijn.
Het actieprogramma waterbeheer voor de individuele MVO-
bedrijven ziet er als volgt uit:
2012-2015
Er is nog weinig bekend over het watergebruik en de kosten
daarvan van de individuele bedrijven en van de sector. Daarom is
het noodzakelijk om op korte termijn activiteiten te ondernemen
om dit inzicht te verkrijgen.
Op korte termijn wordt in het kader van de Routekaart in
opdracht van MVO een rekentool ontwikkeld en in 2012 uitgetest
bij drie bedrijven (pilots). De rekentool omvat het gehele bedrijfs-
waterbeheer van inname van water, het geschikt maken van het
water als proces-, ketelvoedings- of koelwater tot het reinigen
en het eventueel opnieuw geschikt maken van afvalwater. De
rekentool kan voor verschillende technologieën en mogelijk
heden voor waterbesparingsmogelijkheden per bedrijf inzichtelijk
maken wat het watergebruik is, wat de kosten zijn en welke
opbrengsten er kunnen worden gerealiseerd. Uiteindelijk levert de
rekentool de onderbouwing voor (individuele) verbeterprojecten
27. MVO | 25
Routekaart MVO
die leiden tot vermindering van water- en hulpstoffengebruik en
energiebesparing.
Daarnaast kunnen de MVO-bedrijven in 2012 deelnemen aan
de waterbenchmark. Deze loopt parallel aan het updaten van de
EEP’s (2013-2016) zodat de benchmark geen extra (administra-
tieve en personele) inzet vereist van de MVO-bedrijven. De water-
benchmark zal inzicht geven in verschillende parameters (zoals
verbruik, soorten water, energiekosten, etc.) op sectorniveau.
2015-2030
Uit het onderzoek in het tijdvak 2012-2015 zal een beeld komen
van rendabele investeringen in waterbeheer op bedrijfsniveau.
Deze zullen vanaf 2015 worden uitgevoerd.
Daarnaast vergen een aantal mogelijkheden nader fundamenteel
onderzoek. Voorbeelden zijn:
• Sluiten van de fosfaatkringloop: welke mogelijkheden zijn er
om fosfaat in bruikbare vorm en samenstelling uit afvalwater
terug te winnen?
• Onderzoek naar toepasbaarheid en haalbaarheid van forward
osmosis: kan deze technologie, die gebruik maakt van
membranen, worden toegepast in de MVO-sector?
3.2.5 Conclusies
• Waterbeheer krijgt nog geen hoge prioriteit binnen de
MVO-sector. Onderzoek wijst uit dat er relatief veel inzet
van kapitaal nodig is om waterbesparingen te realiseren en
daarmee energie te besparen. Realistische terugverdientijden
zijn onzeker
• De MVO-sector verwacht door het ontwikkelen van een
rekentool op bedrijfsniveau en een benchmark op sector-
niveau meer inzicht te krijgen in de toepasbaarheid van de
geïdentificeerde mogelijkheden voor innovatief waterbeheer in
de MVO-sector
Het Productschap MVO onderneemt de volgende activiteiten
op korte termijn:
• Het ontwikkelen van een waterrekentool voor het individuele
MVO-bedrijf
• Het uitvoeren van een waterbenchmark voor de MVO-sector,
gekoppeld aan de update van het EEP (2013-2016)
Het Productschap MVO ontwikkelt de rekentool die de manier
van werken en de kosten van waterbeheer bij de MVO-bedrijven
in kaart brengt. Het Productschap MVO beheert deze rekentool
en draagt zorg voor een frequente update, indien gewenst vanuit
de sector. Het Productschap MVO zal zich tevens sterk maken
voor het uitvoeren van een benchmark koeltorenwater en neemt
de coördinatie ervan voor zijn rekening. Voor de ondersteuning
door externe deskundigen op het gebied van water en energie
doet het Productschap MVO beroep op de financiële onder-
steuning vanuit de MJA. Het Productschap MVO beheert de
benchmark en draagt zorg voor een frequente update (jaarlijks /
tweejaarlijks, afhankelijk van de wens vanuit de MVO-bedrijven).
Daarnaast zijn er een aantal onderwerpen benoemd waarvoor
fundamenteel en pre-concurrentieel onderzoek kan worden
uitgevoerd. Indien er vanuit de MVO-sector behoefte is aan het
uitvoeren van dit onderzoek kan het Productschap MVO hierbij
een rol spelen, als coördinator of facilitator. Blijkt dat er vanuit
de MVO-sector behoefte is aan nader onderzoek dan zal het
Productschap de MVO-bedrijven hierbij ondersteunen.
28. Routekaart MVO
26 | MVO
‘Door de inbreng en
betrokkenheid van
medewerkers van de
MVO-bedrijven is er een
plan tot stand gekomen
dat draagvlak heeft binnen
de MVO-sector’
Ron Ongenae, Epro Consult.
‘Niet alleen innoveren
vergt creativiteit, ook het
inpassen ervan in bestaande
processen. Dat noem ik
dubbel plezier!’,
Marnix Morskate Vion Foods
29. MVO | 27
Routekaart MVO
3.3 Innovaties in proces-efficiëntie –
Membranen
3.3.1 Inleiding membranen
Een membraan is een scheidingsvlak dat stoffen beneden een
zekere molecuulgrootte doorlaat en daarboven niet (zie ook
figuur 8). De snelheid van het scheiden is afhankelijk van het
verschil in concentratie en/of het drukverschil tussen de te
scheiden vloeistoffen. Membranen worden al deels toegepast in
de MVO-sector, voor het zuiveren van afvalwater waar bijvoor-
beeld nog oliën of vetten in zitten.
Voor de MVO-sector is de toepassing van membranen een
geschikte manier voor het verkrijgen van zuivere productstromen
en het besparen van energie. Membranen kunnen worden
ingezet in het bewerkingsproces dat (droge) oliezaden en bonen
bewerkt tot zuivere oliën en vetten. In Figuur 7 is het proces
schematisch weergegeven.
In het verleden heeft de MVO-sector membranen getest in het
proces maar deed hiermee negatieve ervaringen op. Zo raakten
membranen verstopt of vervuild en werd het proces vertraagd.
Sindsdien zijn echter nieuwe inzichten verkregen in de toepas-
sing van membranen in dergelijke processen. Het Membraan
Applicatie Centrum Twente (MACT) heeft een onderzoeksrapport
voor de MVO-sector gepubliceerd met een inventarisatie van
deze nieuwe inzichten en mogelijkheden. De uitkomsten en
aanbevelingen uit dit onderzoek zijn in deze paragraaf verwerkt.
Figuur 8 Schematische weergave verschil tussen microfiltratie, ultrafiltratie
en nanofiltratie. Bron: Possibilities for membrane technology in the edible
oil industry by T. Franken
3.3.2 Mogelijkheden membraantechnologieën
Voor de MVO-sector zijn er ten aanzien van membraantechno-
logie en membraansystemen drie interessante mogelijkheden
geïdentificeerd (zie Figuur 8):
• Ultrafiltratie als technologische toepassing
• Nanofiltratie als technologische toepassing
• Vibrerende membranen als membraansysteem-toepassing
Drogen
Bonen en
oliezaden
Breken Zeven Pletten Pelletiseren
Ruwe oliën
en vetten
Zuivere oliën
en vetten
Zuiveren van de olie
door ontslijmen,
neutraliseren, bleken
en deodoriseren.
Daarnaast scheiden
van de oliën in fracties
Crushbedrijven
Raffinagebedrijven
Grondstoffen en producten
Mogelijkheid voor toepassing
van membranen: bij het
extraheren en bij het raffineren
van oliën en vetten
Microfiltratie
voeden
membraan
doordringen
∆P ==
Raffineren
Extraheren
Z
neutraliseren, bleken
en deodoriseren.
Daarnaast scheiden
van de oliën in fracties
extraheren en bij het raffineren
van oliën en vetten
deeltjes
opgeloste stoffen (hoog M)
opgeloste stoffen (laag M)
drukverschil
Microfiltratie
voeden
membraan
doordringen
∆P ==
∆P ==
∆P
Ultrafiltratie
∆P ==
Nanofiltratie / omgekeerde osmose
Figuur 7 Eenvoudige weergave productieproces oliën en vetten (bij crushbedrijven en door raffinadeurs)
inclusief punten in het proces waar membranen kunnen worden toegepast
30. Routekaart MVO
28 | MVO
‘Voor een succesvolle
toepassing van membranen in
de MVO-productieprocessen
zijn drie zaken belangrijk:
betrouwbaarheid, betrouwbaarheid
en betrouwbaarheid’.
Ton Francken, MACT
31. MVO | 29
Routekaart MVO
Figuur 8 laat zien dat de membranen afhankelijk van het type
filtratie deeltjes tegenhouden. Zo worden door nanofiltratie alle
opgeloste deeltjes tegengehouden, terwijl microfiltratie kleinere
deeltjes laat doorstromen. Microfiltratie valt buiten de drie
genoemde mogelijkheden en wordt niet verder behandeld.
Het toepassen van ultrafiltratie als technologie kan tot een
betere scheiding van olie en hexaan en tot energiebesparing
leiden. Nu wordt hexaan verwijderd door destillatie, een energie-
intensief proces. Alhoewel de olie na ultrafiltratie nog gedestil-
leerd moet worden om de laatste restjes hexaan te verwijderen,
leidt de toepassing van ultrafiltratie tot betere scheiding en
energiebesparing.
Nanofiltratie kan worden toegepast voor het zogenaamd
‘ontslijmen’ van olie. Hierbij worden fosfolipiden uit de olie
verwijderd, die de olie een ongewenste kleur of smaak kunnen
geven. De huidige manier van verwijdering van fosfolipiden is het
bewerken van de olie met chemicaliën. Door membranen toe te
passen is ‘ontslijmen’ als aparte stap niet meer nodig. De fosfolipi-
den worden namelijk door de membranen uit de olie gefiltreerd en
hoeven niet meer separaat met chemicaliën te worden verwijderd.
Nanofiltratie kan ook worden toegepast bij de scheiding van
olie en aceton. Nu wordt aceton veelal verwijderd door het
te verdampen. Door de olie te verwarmen wordt echter ook
de kwaliteit van het product aangetast. Het toepassen van
membranen op kamertemperatuur kan de kwaliteit van de oliën
ten goede komen. Spiraalgewonden nanofiltratie is een speciale
moduleopbouw van nanofiltratie.
Vibrerende membranen kunnen worden toegepast in de
MVO-sector, met name bij het ontslijmen, het fractioneren en bij
de productie van dierlijke vetten. Door het vibrerende karakter
vervuilen de membranen niet, één van de belangrijkste voorwaar-
den voor gebruik in de MVO-sector. De investeringskosten van
een vibrerend membraansysteem zijn gelijk aan de kosten van
een conventioneel systeem. Andere voordelen van een vibrerend
membraansysteem:
• Er kan een hogere opbrengst van zuivere olie worden gereali-
seerd
• Er kan een energiebesparing van 80% worden behaald ten
opzichte van het conventionele crossflow membraansysteem
Daarnaast is gekeken naar mogelijkheden van membraantech-
nologieën voor het scheiden van vrije vetzuren (kleine vluchtige
componenten) uit olie. Het gebruik van membranen lijkt een
goed alternatief voor de huidige manier van scheiding die een
hoog water- en chemicaliënverbruik kent. Er is echter meer
onderzoek nodig om deze scheiding te kunnen realiseren in de
MVO-sector.
3.3.3 Impact membraantechnologieën
De beschreven technologieën zijn voor de MVO-sector nog
relatief nieuw en onbekend. Om de betrouwbaarheid van en
bekendheid met de technologie te vergroten is aanvullend onder-
zoek (met name applicatieonderzoek) nodig om tot een succes-
volle implementatie van membraantechnologie te komen (zie
kader 8 voor de fasen in RD). Is de betrouwbaarheid eenmaal
aangetoond in de MVO-sector door een pilot-onderzoek, dan
kan de technologie breder worden uitgezet.
De kosten voor de zogenaamde applicatieonderzoeken zijn
afhankelijk van de fase waarin een onderzoek zich bevindt:
kader 7
Hexaan en aceton
Hexaan en aceton worden als oplosmiddel aan de geplette
oliezaden en –bonen respectievelijk olie toegevoegd. Zij
mengen zich met de olie, waardoor de olie met oplos-
middel gemakkelijk af te scheiden is van de restfracties.
Vervolgens moet de olie worden gescheiden van het oplos-
middel. Membraantechnologie biedt deze mogelijkheid.
kader 8
Het onderscheid in onderzoek zoals
vaak wordt gehanteerd in de RD
1. Research: fundamenteel onderzoek, zoals dat wordt
gedaan aan universiteiten, instituten of researchafdelin-
gen van (grote) bedrijven. Kenmerk is dat hierbij nieuwe
processen en producten worden onderzocht.
2. Development: ontwikkelingsonderzoek waarbij de
resultaten van de research worden omgezet in concrete
processen en producten. Hierin zijn de volgende fasen
onderscheiden:
a. Proces- en productontwikkeling: fase direct na
de research (wordt in sommige gevallen ook tot
research gerekend).
b. Applicatie-onderzoek: hierbij worden concrete
producten en processen uitgetest in (nieuwe)
toepassingen. Doel van dit onderzoek is het vergro-
ten van de acceptatie en het verkrijgen van nieuwe
inzichten.
c. Pilot-onderzoek: de fase na applicatie-onderzoek.
Hierbij wordt op grotere schaal en gedurende
langere tijd onderzocht of een bepaald proces kan
worden toegepast.
32. Routekaart MVO
30 | MVO
‘Our MVO-roadmap will help
to stimulate discussion and
consideration in the (EU)
chemical industry on the
potential of oleochemicals as a
key renewable raw material’.
Peter Tollington, Cargill
33. MVO | 31
Routekaart MVO
fundamenteel onderzoek vergt meer budget en inzet dan
bijvoorbeeld het uitvoeren van applicatieonderzoek. De kosten
zijn voor individuele MVO-bedrijven, maar kunnen mogelijk in
sectorverband eenmalig worden genomen middels het Institute
for Sustainable Process Technology (ISPT). Hier kan een bedrijf
‘tickets’ voor onderzoek inkopen dat door geselecteerde kennis-
instellingen wordt uitgevoerd. Afhankelijk van het aantal tickets
heeft een bedrijf meer of minder invloed op bepaalde onderzoe-
ken. De sector kan hierbij aansluiten bij lopende, maar ook bij
nieuwe, projecten en zodoende voordeel halen uit deelname aan
ISPT.
In Tabel 5 zijn de verwachte baten (energiebesparing) van de
twee membraantechnologieën met bijbehorend membraan-
systeem weergegeven. De genoemde energiebesparingen zijn
vastgesteld per installatie van gemiddelde grootte zoals die in de
MVO-sector gebruikelijk is. Voor alle drie de technologieën geldt
dat de terugverdientijd korter is dan 5 jaar.
Er zijn op dit moment drie crush en twee raffinage locaties in
Nederland. In Tabel 6 zijn de energiebesparingen in 2030 ten
gevolge van de inzet van membranen bij het huidige productie-
volume weergegeven.
IJkjaar 2010 Energieverbruik
(TJ)
Energiebesparing
(TJ)
Crush 5.733 360
Raffinage 2.739 170
Margarines en sauzen 583 0
Dierlijke oliën en vetten 783 0
Totaal 9.838 530
Tabel 6 Energiebesparingen door membranen in 2030
3.3.4 Ontwikkeltraject tot 2030
De randvoorwaarden voor succesvolle toepassing van
membraantechnologieën in de MVO-sector zijn (in volgorde van
belangrijkheid):
• (Bewezen) betrouwbaarheid van de techniek
• Goede terugverdientijd
De betrouwbaarheid staat hierbij op de eerste plaats. Dit is
een belangrijk aandachtsgebied voor de MVO-sector, gezien
eerdere (negatieve) ervaringen met membranen. Daarom is het
van belang om te starten met zogenaamde ‘technoprojecten’
(korte applicatieonderzoeken) om het scheidingsprincipe
op semi-pilot schaal te kunnen aantonen. Aan de hand van
praktijkresultaten wordt gekeken welke mogelijkheden er zijn
voor (i) implementatie van de techniek op grotere schaal, en
(ii) procesverbeteringen naar aanleiding van de resultaten. Het
uitvoeren van applicatieonderzoeken is één van de voorwaarden
voor succesvolle implementatie van membranen: het verhoogt
de betrouwbaarheid van de technologie. Belangrijk hierbij is
tevens de technische ondersteuning vanuit (externe applicatie)
specialisten en samenwerking met (interne) productspecialisten.
Het moment dat een bestaande installatie aan vervanging toe is,
is een geschikt moment voor de investering.
Een actieprogramma voor membranen ziet er als volgt uit voor
de individuele MVO-bedrijven:
2012 tot 2015
• Applicatieonderzoeken voor de twee benoemde membraan-
technologieën respectievelijk het membraansysteem (ultra- en
nanofiltratie respectievelijk vibrerende membranen)
2015 tot 2020
• Development- en applicatieonderzoek op scheiding van vrije
vetzuren uit olie
2020 tot 2030
• Development- en applicatieonderzoek op procesintegratie
van membraantechnologieën in (bestaande) installaties van de
MVO-bedrijven
• Development- en applicatieonderzoek op procesintensificatie
(kleinere en efficiëntere scheidingen)
3.3.5 Conclusies
• Membranen bieden veel potentie voor de MVO-sector, maar
zijn (nog) relatief onbekend en vanwege negatieve ervaringen
is de sector terughoudend om er aan te beginnen. Door
nieuwe inzichten en ontwikkelingen overwinnen de nieuwe
Stroom in
MVO-sector
Proces Type bedrijf Membraantechnologie Verwachte
energiebesparing
Olie/hexaanmengsel Extractie, met ontslijmen
als extra mogelijkheid
Crush Ultrafiltratie en nanofiltratie,
met vibrerende membranen
voor het ontslijmen
120 TJ/jaar
Olie/oplosmiddelen Fractioneren Raffinage Nanofiltratie met vibrerende
membranen
85 TJ/jaar
Tabel 5 Productstromen in de MVO-sector en membraantechnologieën
34. Routekaart MVO
32 | MVO
technologieën oude barrières en kunnen zij de MVO-sector
kansrijke mogelijkheden bieden om:
• Een optimale scheiding van olie en andere stoffen (zoals
oplosmiddelen als hexaan) te verkrijgen
• Energie en hulpstoffen als water en chemicaliën te
besparen
• Mogelijk processtappen als ontslijmen en verdamping van
oplosmiddelen te verminderen of af te schaffen
• Er is nog wel nader toegepast onderzoek in de vorm van
applicatieonderzoeken nodig, niet alleen voor acceptatie en
betrouwbaarheid, maar ook voor het verkrijgen van nieuwe
inzichten, onder meer door intensieve samenwerking tussen
de in- en externe experts.
Het Productschap MVO is voornemens een plan van aanpak
voor een technoproject te ontwikkelen voor het testen van
vibrerende membraansystemen voor de scheiding van ruwe
olie/hexaan. In een werkgroep met vertegenwoordiging van
het Membraan Applicatie Centrum Twente (MACT), een leve-
rancier van membraansystemen en een vertegenwoordiging
van MVO-bedrijven wordt een plan gemaakt om de technische
haalbaarheid van de nieuwe membraansystemen in de praktij-
komgeving te testen. Het Productschap MVO kan bijdragen aan
het project, bijvoorbeeld door het project te coördineren. Het
Productschap MVO verwacht toewijzing van middelen uit het
onderzoeksbudget voor ISPT/NL GUDS. Zodra de technische
en economische haalbaarheid is bewezen kan de overheid de
invoering versnellen door de specifieke installatie op te nemen in
de lijst voor de milieu-investeringsaftrek.
Daarnaast zijn er een aantal onderwerpen benoemd waarvoor
fundamenteel en pre-concurrentieel onderzoek moet worden
uitgevoerd. Indien er vanuit de MVO-sector behoefte is aan het
uitvoeren van dit onderzoek, kan het Productschap MVO hierbij
een rol spelen, als coördinator of facilitator. Indien blijkt dat er
vanuit de MVO-sector behoefte is aan nader onderzoek, dan zal
het Productschap de MVO-bedrijven hierbij ondersteunen.
3.4 Innovaties naar de biobased
economy – Valoriseren oliën en vetten
3.4.1 Inleiding biobased economy
De biobased economy is een economie waarin bedrijven produc-
ten vervaardigen uit hernieuwbare grondstoffen: biomassa1
. De
kern van de biobased economy is dat hernieuwbare grondstoffen
uiteindelijk de eindige fossiele grondstoffen vervangen. Biomassa
is niet alleen hernieuwbaar maar vaak ook minder toxisch, beter
biologisch afbreekbaar en geeft veel lagere gezondheidsrisico’s
voor met name werknemers.
Gebruik van hernieuwbare grondstoffen wordt steeds belang-
rijker doordat de wereldvoorraad aardolie opraakt, de hieraan
verbonden prijzen zullen stijgen, en er steeds meer eisen worden
gesteld aan de uitstoot van broeikassen. Vervanging van fossiele
door hernieuwbare grondstoffen vergt echter een zorgvuldige
benadering. Indien gebruik wordt gemaakt van de gangbare
soorten biomassa met de huidige technieken moet het volume
sterk omhoog. Dit staat in schril contrast met de afnemende
beschikbaarheid van vruchtbare landbouwgrond en een sterk
groeiende wereldpopulatie. Dit heeft gevolgen voor onder meer
de voedselvoorziening en sociale gevolgen, met name in niet-
Westerse landen, landgebruik, biodiversiteit, watergebruik, CO2
,
etc. Er zijn nieuwe concepten nodig om biomassa duurzaam te
verwerken en toe te passen.
Bioraffinage is een van die mogelijkheden. Bioraffinage kan
op verschillende manieren worden gedefinieerd. De tot nu toe
in Nederland gehanteerde definitie luidt: ‘Bioraffinage is het
scheiden van hernieuwbare grondstoffen in afzonderlijke compo-
nenten die individueel vermarkt kunnen worden ofwel direct na
het scheiden ofwel na verdere behandeling: biologisch, thermo-
chemisch of chemisch’. Bioraffinage biedt de kans om op
efficiënte wijze, met een minimaal verlies aan energie en massa,
te komen tot producten die fossiele grondstoffen vervangen of
aanvullen2
. Bioraffinage als concept biedt dus perspectief om
hernieuwbare grondstoffen zoals oliën en vetten op duurzame
wijze te benutten in een biobased economy.
De biobased economy is in de MVO-sector al jaren gemeen-
goed. Zo gebruikt bijvoorbeeld de oleochemie (onderdeel van de
MVO-sector) plantaardige oliën en dierlijke vetten als bouwstenen
voor non-foodtoepassingen zoals lippenstift, zeep, kaarsen,
wasmiddelen, verf, plastics, lijmen en chemische halffabricaten.
De chemische industrie zal ook steeds vaker overstappen op
hernieuwbare grondstoffen zoals oliezaden, tropische oliën en
dierlijke bijproducten als alternatief voor fossiele grondstoffen.
De chemische sector schat zelf dat de volledige transitie naar
hernieuwbare grondstoffen in 2080 volledig is afgerond3
.
Nieuwe producten afkomstig uit de MVO-sector kunnen bijdra-
gen aan het tot stand brengen van een biobased economy, door
het valoriseren van oliën en vetten en melen (droge fracties). Met
valoriseren wordt bedoeld het volwaardig benutten van de (MVO)
grondstof, van de wortels tot de zaden.
1) Bron Overheidsvisie op de biobased-economy in de energietransitie LNV
www.minlnv.nl/cdlpub/servlet/CDLServlet?p_file_id=21862
2) Bron: www.edepot.wur.nl/20798
3) Bron: www.vnci.nl/actualiteit/nieuwsbrief/nieuwsbrief-artikelen/11-11-15/_Transi-
tie_naar_biobased_rond_2080_voltooid_.aspx
35. MVO | 33
Routekaart MVO
Zoals is weergegeven in Figuur 9 staat biodiesel als brandstof
onder aan de piramide. Oliën en vetten en daarvan afgeleide
producten hebben een hoge energetische waarde en in
veel gevallen kunnen zij als biobrandstoffen worden ingezet.
Biobrandstoffen blijven richting de toekomst een belangrijke
afzetmarkt van de MVO-sector, ook gezien Europese wet- en
regelgeving (10% biobrandstoffen in het totale brandstofverbruik
in 2020). De focus van de Routekaart ten aanzien van nieuwe
kansen van de biobased economy ligt echter op hoogwaardiger
valorisaties van oliën en vetten dan tot biobrandstoffen.
3.4.2 Inleiding valoriseren oliën en vetten
De oleochemie houdt zich bezig met het valoriseren van oliën
en vetten. De oleochemie is een kleine, maar voor de toekomst
belangrijke speler binnen de MVO-sector. Op dit moment
kent de Nederlandse MVO-sector slechts een beperkt aantal
oleochemische bedrijven. Het gaat daarbij met name om bedrij-
ven die oliën en vetten bewerken tot stoffen die als halffabricaat
worden ingezet door andere bedrijven.
De afnemers van deze halffabricaten, het best te typeren als de
traditionele organische fijnchemie, maken tot heden met name
gebruik van halffabricaten afgeleid van minerale olie oftewel
petrochemische grondstoffen. Voorlopers uit die sector stappen
echter over op hernieuwbare grondstoffen, waaronder natuurlijke
oliën en vetten. Met deze sector wil de MVO-sector intensiever
gaan samenwerken. Redenen zijn enerzijds dat door samen-
werking beide sectoren doelstellingen kunnen behalen op het
gebied van energie-efficiëntie en duurzaamheid en anderzijds dat
natuurlijke oliën en vetten uitermate geschikt zijn als vervanging
van minerale oliën.
Oliën zijn de ideale grondstof voor dicarbonzuren met middel-
lange tot lange ketens. Deze dicarbonzuren kunnen worden
toegepast voor de productie van biopolymeren (plastics) met
unieke bruikbare eigenschappen zoals waterresistentie, flexi-
biliteit, hoge sterkte en weerstand tegen vervorming en hoge
resistentie tegen de inwerking van chemicaliën. De huidige
grondstoffen voor bioplastics, zoals suiker en zetmeel, hebben
relatief korte koolstofketens. Korte ketens zijn een belangrijke
basis om biologisch afbreekbare plastics te maken.
Voor thermoharders en plastics die vezels kunnen vormen voor
textiel en tapijt zijn echter langketenige biopolymeren nodig. Oliën
en vetten hebben een langere keten en meer dubbele bindingen
dan zetmelen of suikers. Hierdoor zijn er geen bewerkingsstap-
pen nodig om lange ketens te vormen. Momenteel is castorolie,
dat voor meer dan 90% uit oliezuur bestaat, de meest geliefde
olie voor technische toepassingen. Er is echter meer onderzoek
nodig om de toegevoegde waarde van oliën en vetten onder
de aandacht te krijgen bij de ketenpartners. Voorbeelden uit de
MVO-sector zijn weergegeven in kader 10.
De oleochemie kan een belangrijke bijdrage leveren aan het
succes van de MVO-sector in de toekomst. Daarnaast kan de
oleochemie in grote mate bijdragen aan het verduurzamen van
de keten en van de maatschappij, zowel door het vervangen van
petrochemische producten als door het leveren van producten
met een nieuwe functionaliteit.
3.4.3 Mogelijkheden valoriseren oliën en vetten
De markt voor bioplastics lijkt de meest geschikte markt voor
de MVO-sector te zijn om aansluiting bij te zoeken. De conventi-
onele plasticsmarkt is de grootste voor de chemische industrie:
circa 80% van alle chemicaliën gaat naar de plasticsmarkt.
Tussen 2000 en 2008 is de wereldwijde consumptie van
Hoge waarde
per ton product
(€20.000 per ton)
Lage waarde
per ton product
(≤€0)
Waardepiramide chemicaliën op basis van MVO-grondstoffen
Figuur 9
Parmaceutische producten en cosmetica
€ 20.000 per ton
Voedsel en diervoederingrediënten
Min. € 50 – 250, max € 5000 – 20000 per ton
Bioplastics en functionele polymeren
€ 400 – 5000 per ton
Functionele chemicaliën
€ 250 – 400 per ton
Brandstof
€ 0 – 300 per ton
Storten
€ -300 – 0 per ton
kader 9
Samenhang paragraaf 3.4 en 3.5
Een verkenning ten aanzien van (nieuwe) biobased
producten uit de MVO-sector en de rol die de MVO-sector
kan spelen in het realiseren van een biobased economy is
gedurende de Routekaart uitgevoerd door dr. Rolf Blaauw
(WuR) voor de toepassing van plantaardige en dierlijke
oliën en vetten. Deze paragraaf (3.4) is gebaseerd op dit
onderzoek. Een vergelijkbaar onderzoek is uitgevoerd door
prof. Johan Sanders van Wageningen Universiteit (WuR).
Hier is gekeken naar het valoriseren van meel van raapzaad
en zonnebloempitten en dierlijk meel. Dit onderzoek wordt
verder toegelicht in paragraaf 3.5.
36. Routekaart MVO
34 | MVO
‘Oliezuur wordt een
belangrijke grondstof voor
hoogwaardige plastics’,
Rolf Blaauw, Wageningen Universiteit
37. MVO | 35
Routekaart MVO
bioplastics (op basis van de tot nu toe belangrijkste grondstoffen
zetmeel, suiker en cellulose) met 600% gestegen. Bioplastics
vormen nog maar een klein onderdeel van de totale kunststoffen-
markt (0,25-1%) maar de verwachting is dat een aanzienlijk deel
van de conventionele plasticsmarkt zal worden overgenomen
door bioplastics: 25% in 2020, maar schattingen lopen uiteen.
Technisch gezien kan zelfs 90% van de huidige kunststoffen
worden vervangen door bioplastics.
Er zijn ook trends gaande waar plastics zwaardere materialen
zullen vervangen. Denk bijvoorbeeld aan de automotive sector,
waar de bouw van lichtere voertuigen door het gebruik van
plastics leidt tot brandstofbesparingen.
Een andere veelbelovende toepassing op Europees niveau voor
bioplastics is ‘smart packaging’ voor versproducten. Door het
gebruik van bioplastics met de juiste eigenschappen wordt de
levensduur van een product verlengd, wordt er minder voedsel
weggegooid en wordt er minder CO2
uitgestoten.
kader 11
Bioplastics in perspectief
In 2008 werd in Nederland 442 kiloton plastics geprodu-
ceerd, in 2010 450 kton.
Algemeen geldt dat vervanging van een fossiel product
door een vergelijkbaar biobased product leidt tot verlaging
van de uitstoot van broeikasgassen en van het gebruik van
fossiele energie. Een studie ten aanzien van bioplastics
komt tot de volgende conclusie: 38% vervanging van
plastics door bioplastics leidt tot 56 PJ energiebesparing in
Nederland (bron Agentschap NL).
Wilmar Edible Oils bv is een geavanceerde fabriek voor
natuurlijke vetalcoholen aan het bouwen. Natuurlijke vette
alcoholen worden onder andere toegepast voor de productie
van was- en schoonmaakmiddelen, weekmakers, smeer-
middeladditieven, grondstoffen voor de kunststofindustrie,
cosmetica en producten voor persoonlijke verzorging.
DSM brengt sinds 2009 Ecopaxx op de markt, een “lang-
ketenige polyamide” met unieke eigenschappen zoals lage
vochtopname en een hoog smeltpunt (de hoogste van alle
bioplastics) en een hoge kristallisatiesnelheid. Deze nieuwe
kunststof bestaat voor 70% uit castorolie.
Croda en Wageningen Universiteit werken momenteel aan
een product dat aan PLA (PolyLactic Acid, een bioplastic op
basis van suiker) kan worden toegevoegd om een sterke,
flexibele folie te produceren. Door de combinatie van PLA en
op olie gebaseerde producten ontstaat een verpakkingsmate-
riaal dat volledig is gemaakt van hernieuwbare grondstoffen.
Cargill heeft transformatorolie op basis van sojaolie ontwik-
keld die beter presteert dan de petrochemische variant. Door
het hoge vlampunt, de temperatuur waarbij de olie spontaan
ontbrandt, is het risico op brand aanzienlijk lager. Bovendien
veroudert de papieren pakking in de transformator niet. En
mocht zich om wat voor reden dan ook lekkage voordoen,
dan is sojaolie biologisch afbreekbaar. Dit laatste is met name
een voordeel in natuurgebieden maar ook op plaatsen waar
waterwinning plaatsvindt.
Om te voorzien in de groeiende vraag naar oliën en vetten
doen tal van bedrijven uit de MVO-keten een beroep op
biotechnologiebedrijven. Zo werken Unilever en Bunge
samen met Solazyme om met behulp van micro-organismen
suikers om te zetten in oliën en vetten. Neste Oil, producent
van hernieuwbare diesel en vliegtuigbrandstof, zoekt naar
mogelijkheden om met de hulp van gisten en schimmels
organisch afval om te zetten in oliën en vetten voor energie-
toepassingen.
kader 10
Voorbeelden van valoriseren oliën en vetten in de MVO-sector
Duurzame energieProcesefficiency
Bron: Voortgangsrapport MJA-monitoring over 2010 Margarine-, Vetten- en
Oliënindustrie, Agentschap NL 2010
Ketenefficiency
Uitgevoerde maatregelen MVO-sector 2006-2010
Figuur 4
350
300
250
200
150
100
50
0
2006 2007 2008 2009 2010
MJA2 MJA3
ElektriciteitAardgas
Bron: Voortgangsrapport MJA-monitoring over 2010 Margarine-, Vetten- en
Oliënindustrie, Agentschap NL 2010
Ontwikkeling primair energiegebruik
over de periode 2005-2010 van de MVO-sector
Figuur 3
9.000
8.000
7.000
6.000
5.000
4.000
3.000
2.000
1.000
0
2005 2006 2007 2008 2009 2010
Energieverbruik (TJ) Energieverbruik (TJ)
DraagtassenKunststof Vormvaste kunststoffen
(schaaltjes, bekers, etc.)
Overige flessenPET-flessen
Verdeling kunststoffenmarkt naar product
Figuur 10
43%
37%
6%
8%
7%
38. Routekaart MVO
36 | MVO
‘Leren van elkaar,
inzicht verschaffen,
verbeteren
leuker kun je het
niet maken!!’
Leo Knoester, ADM
39. MVO | 37
Routekaart MVO
3.4.4 Impact innovaties valorisatie oliën en vetten
Naar verwachting zal de oleochemische industrie haar marktaandeel
voor grondstoffenlevering aan de organische chemie ten opzichte
van de petrochemie in 2030 verdubbelen van 5% naar 10%.
Conventionele plastics leiden tot veel (niet-recyclebaar) afval,
dat veelal gestort of verbrand wordt (met uitstoot van CO2
en
andere stoffen als gevolg). Bioplastics kennen deze nadelen
niet. Aansluiten bij de bioplastics markt draagt tevens bij aan het
behalen van eisen vanuit Europese wet- en regelgeving, zoals
meer recyclen met minder verpakkingsmateriaal.
Het vervangen van petrochemische grondstoffen door hernieuw-
bare grondstoffen zoals plantaardige of dierlijke vetten en oliën
leidt vervolgens tot een significante energiebesparing in de
fijnchemie (zie tabel 7). Bijvoorbeeld de productie van 1 ton
weekmaker volgens de conventionele productiemethode kost 61
GJ per ton. De oleochemische productie van weekmakers hoeft
‘slechts’ 27 GJ per ton te kosten: een verschil van 34 GJ per
ton (bron ‘The future of oils and fats for the chemical industry – a
roadmap to 2030’ by Dr. Blaauw). Een soortgelijk besparings
potentieel geldt ook voor andere producten.
In de Actieagenda Topsector Chemie (New Earth, New Chemis-
try van juni 2011) formuleert de Topsector Chemie zijn ambitie
voor de halvering van de CO2
-uitstoot en de duurzame economie
voor 2030. Men wil in 2030 25% van de materialen vervangen
door hernieuwbare grondstoffen. Om het mogelijk te maken dat
de helft van de 25%, net als in de huidige situatie, uit plant-
aardige en dierlijke vetten en oliën komt zullen de MVO- en de
chemiesector samen moet optrekken bij onderzoek en ontwik-
keling. De ontwikkeling van duurzame producten moet een
equivalent van 79 PJ aan energiebesparing opleveren en 5,8 Mt
minder CO2
-emissie in 2030.
Ook aan deze laatste doelstelling kan de MVO-industrie een
bijdrage leveren, doordat een deel van de producten via
microbiologische processen kan plaatsvinden. Doordat deze
processen op relatief lage temperaturen verlopen zal er minder
(fossiele) energie nodig zijn. De actieagenda noemt specifiek
de samenwerking met de voedselindustrie. Hieraan nemen ook
MVO-bedrijven zoals Cargill en Croda deel.
Op dit moment geldt dat ongeveer 7% van de organische
chemie zich baseert op MVO-grondstoffen (oliën, vetten en meel
samen). Gegeven het energieverbruik van de chemie en een
besparing van 50% door de inzet van biobased productieproces-
sen is een indicatie van het besparingspotentieel bij het huidige
productievolume weergegeven in Tabel 7.
IJkjaar 2010 Energieverbruik
(TJ)
Energiebesparing
(TJ)
Chemie (MEE) 341.000 11.935
Chemie (MJA3) 34.940 1.223
Totaal 375.964 13.158
Tabel 7 Energiebesparingen door vervanging van petrochemische
grondstoffen door natuurlijke oliën en meel in 2030
3.4.5 Ontwikkeltraject tot 2030
Het verdubbelen van het marktaandeel van de oleochemie
is afhankelijk van een aantal randvoorwaarden. Zo moet de
toegevoegde waarde van oliën en vetten ten opzichte van
andere biobased grondstoffen (zoals zetmeel, suikers, etc.)
duidelijk worden aangetoond.
De totale productie van oliën en vetten moet sterk
toenemen, van 170 miljoen ton nu naar 400 miljoen ton in
2030. Dit is nodig om geen concurrentie te laten ontstaan tussen
voedsel, diervoeder en technische toepassingen van oliën en
vetten. Deze verhoogde productie wordt met name mogelijk
gemaakt door de commerciële en succesvolle toepassing van
olieproducerende micro-organismen.
Genetische modificatie van oliehoudende gewassen
is geaccepteerd en leidt tot gewassen met een verhoogd
oliegehalte en de gewenste vetzuursamenstelling (meer dan 90%
van één specifiek vetzuur). Dit draagt tevens bij aan verlaagde
productiekosten, omdat bijvoorbeeld bepaalde stappen in het
productieproces eenvoudiger worden.
Er is een ‘level playing field’ voor alle markten van produc-
ten die olie als grondstof hebben. Politieke mandaten en
kader 12
Bioplastics en biopolymeren
Bioplastic is de naam die wordt gegeven aan plastic dat
wordt gemaakt uit natuurlijke producten. Het zijn in feite
kunstmatige biopolymeren. Biopolymeren is een verzamel-
term voor alle kunststoffen die gemaakt zijn van grondstof-
fen die gewoon voorkomen in de natuur.
Bioplastics worden toegepast in een gesloten kringloop,
cradle-to-cradle (C2C). Daarmee wordt het verbruik van
fossiele brandstoffen verminderd en de uitstoot van CO2
beperkt. Voor de productie en verwerking van bioplastics is
bovendien minder energie nodig. En toekomstige gene-
raties worden niet opgezadeld met afval- en milieuproble-
men. Bioplastics worden in Nederland met name gebruikt
in verpakkingsmateriaal, voor zakken voor in de gft-bak en
als potjes en afdekfolie in de land- en tuinbouw.
Bron: Wikipedia en www.biopolymeer.nl
40. Routekaart MVO
38 | MVO
prikkels stimuleren beide producten. Daarbij worden de produc-
ten op eerlijke, transparante duurzaamheidscriteria beoordeeld.
Als aan deze voorwaarden wordt voldaan kan het aandeel
van oliën en vetten dat naar de oleochemische industrie gaat
toenemen van 10% (17 miljoen ton) nu naar 15% (60 miljoen ton)
in 2030.
Het actieprogramma voor de MVO-bedrijven ziet er als volgt uit:
2012-2015
• Beter in kaart brengen en onder de aandacht brengen van de
toegevoegde waarde van oliën en vetten voor de productie
van bioplastics
• Oprichting van een RD platform. Om de genoemde
ontwikkelingen te volgen en waar nodig bij te sturen wordt
het aanbevolen een platform op te richten met niet alleen
producerende bedrijven, maar ook allerlei ketenschakels,
zoals kennisinstellingen, overheden en afnemers, van teelt tot
productie
• Ontwikkeling en optimalisatie van de conversietechnologie
door een drietal richtingen:
• Verbeteren van de prestatie (stabiliteit, efficiëntie en kosten)
van katalysatoren om oliën en vetten om te zetten in nieuwe
stoffen met nieuwe gewenste functionaliteiten
• Verbeteren van de conversie van vetzuren naar dicarbonzuren
met behulp van micro-organismen
• Verbreden van de conversiemogelijkheden door slim combine-
ren van beschikbare technieken
2015-2020
• Samenwerkingsverbanden oprichten voor biotechnologische
conversie van non-voedsel bronnen (suikers, CO2
) naar
oleochemische bouwstenen
• Ontwikkeling van nieuwe scheidingstechnologieën om meer
dan 90% van specifieke vetzuren te verkrijgen
2020-2030
• Deelnemen aan programma’s in teelt en ontwikkeling van
(genetisch gemodificeerde) hoog oliehoudende gewassen met
enkelvoudige, onverzadigde vetzuren
• Opschalen van microbiologische olieproductie door gisten
en schimmels voor bifunctionele bouwstenen met unieke
eigenschappen.
3.4.6 Conclusies
• Bioplastics lijkt als markt het meest geschikt voor valoriseren
van oliën en vetten
• Wereldwijd zullen ‘traditionele’ markten voor de oleochemie
een grote rol spelen, maar voor Europa hebben op oleoche-
mie gebaseerde plastics producten (zoals smart packaging
van voedingsmiddelen) een grote groeikans
• In 2030 is het aandeel oliën en vetten als feedstock voor de
chemische industrie verdubbeld naar 10%, mits aan enkele
randvoorwaarden wordt voldaan
• De potentie is er maar zal niet vanzelf worden waar gemaakt.
Chemiebedrijven zullen overtuigd moeten raken van de
potentie van oliën en vetten als nieuwe grondstoffen
• De MVO-industrie ontbreekt het aan voldoende basiskennis
over de functionele eigenschappen voor toepassing van oliën,
vetten en melen voor technische toepassingen
In samenwerking met de keten van afnemers in de chemie,
kunststofproducenten, producenten van kunststofproducten zoals
textiel en tapijt en kennisinstellingen wil het Productschap MVO de
ontwikkeling van bioplastics voor de MVO-sector stimuleren.
Het Productschap MVO gaat in samenwerking met de VNCI
(Vereniging Nederlandse Chemische Industrie) en de NRK
(vereniging voor de Nederlandse Rubber en Kunststofindustrie)
de ontwikkeling van bioplastics stimuleren. De eerste stap is het
bekend maken van de mogelijkheden van de MVO-grondstoffen
bij potentiële afnemers. Dit moet leiden tot een consortium van
actief betrokken samenwerkingspartners. Vervolgens kan met die
actieve ketenpartners een projectaanpak worden geformuleerd.
Daarna kunnen kennisinstellingen en/of technologieleveranciers
worden betrokken bij het ontwikkelen van de benodigde schei-
dings- en/of conversietechnologie.
3.5 Innovaties naar de biobased
economy – Valoriseren melen
3.5.1 Inleiding valoriseren van melen
Deze Routekaart focust op meel van raapzaad, zonnebloem
pitten en dierlijk meel. Soja en sojameel zijn belangrijke grond-
stoffen in de MVO-sector maar zijn buiten beschouwing gelaten
vanwege de hoge nutritionele waarde van sojameel voor de
diervoederindustrie.
Raapzaad en zonnebloempitten worden voornamelijk geteeld en
bewerkt voor de productie van olie voor menselijke consumptie.
Er komen hierbij bijna vergelijkbare hoeveelheden meel vrij: de
zaden van beide gewassen bevatten olie en eiwit (dat wordt
omgezet in meel) in een verhouding 40:60. Dit meel en dat van
dierlijke bijproducten worden traditioneel toegepast als diervoe-
der. Raapzaad, zonnebloem- en dierlijk meel bevatten echter
componenten zoals suiker, zetmeel, proteïne, vetzuren, cellulose,
lignine die een alternatief kunnen bieden voor productie van deze
componenten uit fossiele grondstoffen.