18. “ Scenarios are stories about the future. They are not attempts to predict the future; rather, they aim to sketch the boundaries of the plausible. They are built on a thorough analysis of factors – social, political, economic, environmental, technological – that could shape the future environment of a given business, region or policy area. They explore three or four diverse eventualities of how the world might look if the most uncertain and important drivers unfold in different ways.” Bron: World Economic Forum
21. Polderen op wereldniveau Internationaal commitment Economische integratie Europa Procesinnovatie Groene economie Multilaterale wereld Verenigde Staten van Europa Netwerkeconomie Technologische doorbraak Energiecrisis blijft uit Bipolaire wereld Vrijhandel stagneert Europa: status quo Technologiewedloop Energiecrisis is een feit Gefragmenteerde wereld Eurotijdperk voorbij Protectionisme viert hoogtij Grondstoffenschaarste dwingt tot innoveren De wereldeconomie in 2030 Wonen en werken in Nederland in 2030 De financiële sector in 2030 Grondstofzekerheid en duurzame economische ontwikkeling in 2030
Kennis & Economisch Onderzoek 22-09-11 Rabobank
Grote verschillen economische krimp en herstel tussen opkomende en ontwikkelde wereld. Zeer belangrijke rol Azië, maar stijging grondstoffenprijzen heeft ook Latijns Amerika mee omhoog getrokken Opkomende wereld al weer boven pre-crisis trend, ontwikkelde wereld niet Verschillen zullen blijven bestaan, met relatief hoge groei opkomende wereld en lage groei ontwikkelde wereld>>> Kennis & Economisch Onderzoek 22-09-11 Rabobank
De wereldwijde economische groei blijft positief, maar het groei tempo zal na een zeer zwak tweede kwartaal relatief laag blijven. Een afzwakking van de mondiale groei lag in de lijn der verwachting. We onderscheiden een aantal belangrijke oorzaken: De economieën in de opkomende wereld, met name in Azië, lopen tegen de grenzen van haar productiecapaciteit aan. Centrale banken verhogen de rente om te voorkomen dat de hoge economische groei tot te hoge inflatie leidt. Deze landen zullen daardoor minder hard doorgroeien. In een aantal opkomende markten (Brazilië, Turkije) speelt daarnaast een risico van oververhitting. De grote instroom van kapitaalstromen richting deze regio werkt mogelijk overwaardering/’bubbelvorming’ en hoge inflatie in de hand. De lagere economische groei in de opkomende markten leidt tot een lagere groei van de wereldhandel. In 2010 en het eerste kwartaal van 2011 was de sterk groeiende wereldhandel juist een belangrijke steun in de rug voor het economische herstel in Europa. Dit verhulde het relatief gematigde onderliggende herstel in de binnenlandse bestedingen door de financiële crisis. Nu de bijdrage van de netto handel afzwakt, wordt dit trage onderliggende herstel weer zichtbaar. De binnenlandse bestedingen staan in Europa onder druk doordat in Zuid-Europa huishoudens en bedrijven de in de jaren voor de crisis opgebouwde schuldenlast afbouwen en overheden onder druk van de financiële markten in hoog tempo hun begroting op orde moeten brengen. In Noord-Europa is meer ruimte voor hogere bestedingen, maar ook hier zijn overheden begonnen met bezuinigen en zijn consumenten en bedrijven voorzichtig door de grote onzekerheden over de wereldwijde economische ontwikkelingen en de problematiek van de overheidsschulden in een aantal Europese landen. De VS staan momenteel onder grote druk om de begrotingsproblemen aan te pakken. De zeer moeizame onderhandelingen tussen de Democraten en Republikeinen omtrent de verhoging van het ‘schuldenplafond’ vormde recent de aanleiding tot een afwaardering van de Amerikaanse kredietwaardigheid door Standard & Poor’s, naar AA+. Om het vertrouwen te behouden zijn grootschalige bezuinigingen onvermijdelijk. Net als in grote delen van Europa zijn huishoudens niet in staat om voor de lagere bestedingen van de overheid te compenseren. Bijgevolg zal het economische herstel in de VS relatief langzaam blijven verlopen, waardoor de werkloosheid nog geruime tijd zeer hoog zal blijven. De problemen omtrent de perifere landen van de eurozone zijn nog altijd niet opgelost. Terwijl de beleidsmakers van de 17 eurolanden veel moeite hebben om op één lijn te komen, blijft het vertrouwen van obligatiebeleggers in het schuldpapier van deze landen laag. Om de onrust op de markten in toom te houden koopt de ECB sinds begin deze maand (augustus) in grote aantallen obligaties op (€22 miljard in eerste week). Dit is echter een korte termijn oplossing. Een finale oplossing van de schuldencrisis moet komen van de tekentafel van de politici. Wij zijn van mening dat het in het belang van Nederland is om de rust op de financiële markten te herstellen en de toekomst van de euro te garanderen. De foutenmarge is bijzonder gering, wat we ook al terugzien in de buitengewoon sterke invloed die de vertraging van de mondiale economische groei en de schuldenproblematiek in de VS en Europa de afgelopen maanden hebben uitgeoefend op de financiële markten. De staatsrente van traditionele veilige havens als de VS, Duitsland, het VK, Zwitserland en ook Nederland zijn sterk gedaald. In Zuid-Europa zien we juist het tegenovergestelde. Beurskoersen zijn hard gedaald. Bovendien komt dit alles zeer groots in het nieuws. Dit heeft tot een forse daling van het consumentenvertrouwen geleid. Het is moeilijk te bepalen wat de impact van deze onrust op de financiële markten op de economische groei zal zijn. Door de grote onzekerheid kunnen huishoudens en bedrijven hun bestedingen uitstellen, waardoor de toch al lage economische groei verder omlaag wordt gebracht. Een nieuwe recessie, waarbij het BBP in twee achtereenvolgende kwartalen krimpt, is in een aantal landen dan ook niet uit te sluiten. Maar vooralsnog voorzien wij geen herhaling van de diepe recessie die op het faillissement van Lehman Brothers volgde. Bovenstaande factoren leggen de nadruk op de groeivertraging op de korte termijn. Het is belangrijk om ons te realiseren dat bovenstaande factoren die de groei op de korte termijn vertragen (schuldafbouw in VS & Europese periferie, institutionele hervormingen in Europa) op de lange termijn economische groei juist ondersteunen en huidige risico’s doen afnemen.
De Nederlandse economie kende een zwak tweede kwartaal (de economie is met 0,1% gegroeid k-o-k). Naar verwachting blijft de economie de komende kwartalen op een laag pitje draaien. De investeringen zijn na een sterk eerste kwartaal met gunstige weersomstandigheden in het tweede kwartaal fors teruggevallen. In het eerste kwartaal namen de investeringen van de private sector nog met 8% toe (k-o-k) (vooral onder invloed van een hogere bouwproductie), terwijl ze in het tweede kwartaal daalden met -3% (k-o-k). De combinatie van een afzwakkende wereldhandel en minder goed gevulde orderportefeuilles zorgt ervoor dat investeringen moeilijk op gang blijven. De bezettingsgraad is nog altijd laag, maar bedrijven verwachten dit jaar wel weer meer te investeren. Naast uitbreidingsinvesteringen is er bij veel bedrijven vooral behoefte aan vervangingsinvesteringen. Veel van die noodzakelijke investeringen werden tijdens de crisis op de lange baan geschoven. Voor 2011 en 2012 verwachten wij dan ook een bescheiden groei van het investeringsvolume. Door de afzwakkende wereldhandel neemt het uitvoervolume minder snel toe. Ook de groei van het invoervolume neemt af, doordat Nederlandse importeurs minder profiteren van de wederuitvoer. Bovendien wordt er nauwelijks extra geconsumeerd en is het investeringsvolume nog altijd laag. De Nederlandse consument houdt de hand nog steeds op de knip. De consumptie daalde met -0.1% in het tweede kwartaal (k-o-k). Dalende beurskoersen, de Europese schuldencrisis, het op handen zijnde bezuinigingspakket van de overheid van 18 miljard en zorgen over pensioenen zijn allen factoren die een drukkend effect hebben op de consumptie en de spaardrift aanwakkeren. Tekenend voor het broze vertrouwen in de economie is dat het consumentenvertrouwen in september 2011 afnam tot -30, een daling van 9 punten ten opzichte van een maand eerder. De arbeidsmarktsituatie is vooralsnog stabiel, maar het gevaar van een hogere werkloosheid is wel toegenomen. Het seizoensgecorrigeerde werkloosheidspercentage nam in augustus 2011 toe tot 5,4%, een stijging van 0,1 procentpunt ten opzichte van een maand eerder. Gedurende de rest van dit jaar en komend jaar blijft de werkloosheid waarschijnlijk rond 5¼% schommelen. De werkgelegenheid bij de overheid gaat naar verwachting verder dalen door bezuinigingen. In eerste instantie worden tijdelijke contracten niet meer verlengd en worden ontstane vacatures niet meer opgevuld. De grote klappen komen echter pas in 2012, als ambtenaren gedwongen worden ontslagen. Ook in het bedrijfsleven groeit de werkgelegenheid maar mondjesmaat en is het risico op ontslag nog steeds aanwezig. Veel bedrijven zijn tijdens de crisis terughoudend geweest met het ontslaan van medewerkers (labour hoarding), maar nu het herstel traag verloop kunnen zij soms niet anders. In het afgelopen jaar hebben de gas- en energieprijzen een opwaarts effect gehad op de inflatie. De inflatie komt in 2011 naar verwachting uit op 2¼%, terwijl de inflatie in 2010 1¼% bedroeg. Naar verwachting gaat van de producentenprijzen de komende tijd een drukkend effect uit op de inflatie (door de afzwakkende wereldhandel en de beperkte binnenlandse dynamiek). Bovendien neemt ook de bijdrage van voedsel en energie aan het eind van 2011 en 2012 naar verwachting iets af. De woningmarkt blijft nog steeds onder druk staan. Zowel het prijsniveau als de transactieaantallen hebben in het tweede kwartaal een nieuw dieptepunt bereikt. De verlaging van de overdrachtsbelasting zal niet voor een ommezwaai gaan zorgen in de prijsontwikkeling. Naar verwachting zullen de prijzen op nationaal niveau in 2011 met 2% en in 2012 nogmaals met 2½% dalen.
Vertrouwen in euro op de financiële markten valt wereldwijd weg De situatie op de financiële markten is nu ernstiger dan vlak voor de val van Lehman Wereldwijd wachten beleggers op helderheid over de wijze waarop Europa haar problemen gaat oplossen Europese politici hakken echter geen knopen door De kans op een ernstige financiële crisis wordt met de dag groter Kennis & Economisch Onderzoek 22-09-11 Rabobank
Kennis & Economisch Onderzoek 22-09-11 Rabobank Griekenland : Loopt achter op doelstelling begrotingstekort als gevolg van recessie. Schuldpositie onhoudbaar zelfs na bijdrage private sector Verdere herstructurering waarschijnlijk Portugal : Ligt slechts in beperkte mate achter op begrotingsdoelstelling als gevolg van recessie, maar corrigerende maatregelen worden genomen. Schuldenlast moeilijk te dragen gegeven de structurele zwaktes. Tweede reddingspakket is mogelijk door risico’s m.b.t. implementatie. Ierland : Op koers ondanks gebrek aan economisch herstel. Schuldpositie houdbaarder door sterke fundamenten. De bankensector blijft een risico. Noodzaak voor tweede reddingspakket is onzeker. Spanje : Startpositie is nog goed (schuldratio lager dan euro zone gemiddelde). Maar het tekort blijft groot. De regionale overheidsfinanciën en (mogelijke verdere) verliezen in de bankensector zijn de twee belangrijkste risico’s. Italië : Begrotingstekort is klein, maar schuldratio is hoog (opgebouwd in de jaren ‘70 en ‘80). Lijdt onder structurele zwaktes. Hervormingsbereidheid en negatief marktsentiment blijven voornaamste risico’s.
Exposures van Rabobank op deze landen per 30-06-2011 (conform Halfjaarverslag 2011), in miljoenen euro’s Griekenland: 211 (na voorziening 104 miljoen) Portugal: 18 (na voorziening 1 miljoen) Ierland: 45 (na voorziening 6 miljoen) Spanje: 69 Italië: 347 Kennis & Economisch Onderzoek 22-09-11 Rabobank
De acute problemen als gevolg van de perifere schuldencrisis hebben vooral te maken met (gebrek aan) vertrouwen. Een geloofwaardig commitment aan de euro van álle deelnemende landen is de enige oplossing. Daarmee zijn echter de onderliggende problemen in de eurozone, en met name die in de Zuid-Europese landen, nog niet opgelost. Ook die oplossing moet gezamenlijk tot stand komen, maar dit vraagt aanzienlijk meer tijd. Er wordt nogal gemakkelijk gedaan alsof de problemen in Zuid-Europa alleen daar kunnen (moeten) worden opgelost. Als gevolg van de globalisering en het proces van Europese integratie zijn landen steeds meer met elkaar vervlochten geraakt. De problemen in Zuid-Europa zijn óók ons probleem, omdat we in die landen vorderingen hebben uitstaan. Die vervlochtenheid betekent bovendien dat de oplossing van de problemen in Zuid-Europa niet zonder gevolgen kan blijven in Noord-Europa. Ze vormen twee kanten van dezelfde medaille. De structurele oplossing van de schuldencrisis in Zuid-Europa bestaat uit een herstel van de concurrentiepositie ten opzichte van andere landen, onder meer door lagere lonen ten opzichte van buitenlandse concurrenten. Zo komt er weer ruimte voor groei van het BBP en de werkgelegenheid in die landen en is de kans op afbetaling van de schulden het grootst. Een relatieve daling van de lonen in Zuid-Europa ten opzichte van die van Noord-Europa betekent een relatieve loonstijging van de Noord-Europese lonen ten opzichte van de Zuid-Europese. Dat is de andere kant van de medaille. Een verbetering van de concurrentiepositie in Zuid-Europa kan dus ook tot stand worden gebracht door een loonstijging in landen als Nederland en Duitsland, met wie de Zuid-Europese landen een handelstekort hebben. Op die manier worden de betalingsbalansonevenwichtigheden in Europa rechtgetrokken. Voor Nederlandse exporteurs betekent dat, dat zij hun concurrentiepositie op de wereldmarkt zien verzwakken, maar consumenten krijgen juist meer te besteden dankzij de hogere lonen. Het CPB constateert dan ook dat een combinatie van lagere lonen in Zuid-Europa en een hogere loonstijging in Noord-Europa een uitweg biedt uit de Europese schuldencrisis. Zo’n gecoördineerde actie heeft nog meer kans van slagen wanneer de Zuid-Europese landen er tevens in zouden slagen de stijging van de arbeidsproductiviteit weer op gang te brengen, schrijft het CPB. Die is daar de laatste jaren behoorlijk achtergebleven. Een stijging van de arbeidsproductiviteit leidt automatisch tot lagere loonkosten per eenheid product. Om de arbeidsproductiviteit te verbeteren, zijn structurele hervormingen noodzakelijk, gericht op betere marktwerking (meer concurrentie) en een kwaliteitsverbetering in het onderwijs. Zulke hervormingen kosten veel tijd en stuiten, net als een loonsverlaging, vaak op veel verzet onder de bevolking. Er is dus nogal wat durf en een langetermijnvisie voor nodig, twee eigenschappen die de politiek niet erg eigen zijn.
Financiële chaos: Er moet besloten worden in welke valuta de schulden en vorderingen genoteerd worden. Als internationale vorderingen en schulden in euro blijven luiden, krijgen landen die hun nieuwe munt in waarde zien dalen te maken met een oplopende schuldenlast. Een alternatief zou zijn om net als de binnenlandse schulden en vorderingen ook die ten opzichte van het buitenland in de nieuwe valuta te noteren. Als beleggers en spaarders er dus lucht van krijgen dat de euro vervangen kan worden door een nieuwe, zeer zwakke, munt zullen zij massaal hun spaartegoeden bij Noord-Europese banken willen stallen. Door de bankrun die ontstaat, kan een mogelijk naderend einde van de euro dus al op voorhand een financiële crisis veroorzaken, tenzij men alle (grensoverschrijdende) financiële stromen van de één op de andere dag weet te bevriezen. Zware recessie: 1. Export aangetast door andere concurrentieverhoudingen (devaluaties) en grote onrust. 2. grote vermogensverliezen 3. Grote onrust/onzekerheid invloed op consumptie/investeringen. Zeer traag herstel: Verleden laat zien dat herstel uit financiële crises zeer langzaam is, met name omdat het lang duurt voordat financiële instellingen voldoende buffers hebben om hun kredietverlening op te voeren naar het maatschappelijk optimum. Opgeven voordelen euro: waarschijnlijk minder internationale handel en minder financiële integratie. Uit onderzoek is gebleken dat de internationale handel van de lidstaten door de euro zo’n 5% hoger is geworden. Daarnaast ook risico op desintegratie Europese Unie. Er gelden ook een aantal nadelen die worden opgegeven: er is weer beschikking over het eigen wisselkoers en monetair beleid, wat in meest ideale zin kan aansluiten aan de condities in een bepaald land. Nooit meer financiële crisis? Er heeft financiële integratie plaatsgevonden sinds de invoering van de euro. Echter dat de euro grootschalige kredietverlening mogelijk heeft gemaakt betekent niet dat de verkeerde beslissingen van huishoudens, bedrijven en overheden ook door de euro ontstaan zijn. Met het juiste overheidsbeleid kan het ook anders kunnen. Kennis & Economisch Onderzoek 22-09-11 Rabobank
Hou rekening met nieuwe perioden van onrust op financiële markten met alle gevolgen voor rente, beurskoersen, valutabewegingen van dien. Eurocrisis is eigenlijk een politieke crisis: Europa traag met ratificatie “21 juli” ECB helpt, maar onder voorwaarde Spanje neemt tekortlimiet in de wet op Italië kreunt en steunt onder extra bezuinigingen Griekenland haalt doelen 2011 niet IMF missie verlaat Athene ECB voert de druk op “ Karlsruhe”: dit mag, maar niet verder Schauble bespreekt euro-exit ( be German or be gone?) Kennis & Economisch Onderzoek 22-09-11 Rabobank
Kennis & Economisch Onderzoek 22-09-11 Rabobank
Kaasschaaf uit de kast 119 maatregelen om 14¾ mld omgerekend 125 miljoen per maatregel 6 miljard kleinere overheid + structureel lagere ambtenaren salarissen; CPB geeft aan: 2 miljard mogelijk Structurele hervormingen arbeidsmarkt, pensioenen, zorg, woningmarkt blijven uit
De overheid geeft ook in 2012 meer uit dan de ontvangen belastingen en premies. Het verschil (het begrotingstekort) bedraagt in 2012 naar verwachting €17,8 miljard (2,9% BBP) en ligt daarmee voor het eerst sinds 2008 onder het Maastrichtplafond van 3%. Een tekort op de overheidsbegroting is eerder regel dan uitzondering. In het verleden vertoonde de overheidsbegroting -op een enkele uitzondering na- bijna voortdurend een tekort, zelfs wanneer het economisch meezat. Procyclisch begrotingsbeleid betekent dat de overheidsbegroting in tijden van economische voorspoed een overschot vertoont. De buffers die zo worden opgebouwd, kunnen goed worden gebruikt als het economisch tegenzit. Nu ontbreekt het vet op de botten en dat maakt de overheidsfinanciën kwetsbaar voor tegenvallers. (Ter informatie: de toename van het tekort in 1995 werd veroorzaakt doordat de subsidies voor woningcorporaties eenmalig werden afgekocht.)
De staatschuld bedraagt in 2012 vermoedelijk € 407,0 miljard (65,3% BBP) ten opzichte van €391,4 miljard dit jaar (64,7% BBP) en blijft daarmee boven de Europese grens van 60% van het BBP. De schuld uitgedrukt in miljarden euro’s neemt toe, omdat de overheid ook volgend jaar moet bijlenen om het begrotingsgat te dichten. Zonder de bezuinigingen zou de schuld echter nog verder oplopen. Uitgedrukt als percentage van het BBP is de toename van de schuld beperkt, omdat ook het BBP naar verwachting stijgt (het ‘noemereffect’).
De mondiale groei, en ook die in Nederland, komt in de komende jaren lager uit dan we gewend waren voor de crisis. Maar gegeven de economische risico’s is een gematigde groei beter dan een alternatief scenario (een nieuwe recessie in VS, de eurocrisis, oververhitting van de Chinese economie) wat waarschijnlijk nog veel minder gunstig uitpakt voor de wereldeconomie. De Nederlandse economie staat er in vergelijking met veel andere landen gunstig voor: de uitgangssituatie in de overheidsfinanciën is beter dan in veel andere landen en de Nederlandse werkloosheid behoort tot de laagste in de eurozone. De uitdagingen in de toekomst (euro, vergrijzing, opkomende economieën) nopen echter tot veel verdergaande keuzes dan die het kabinet nu maakt. Structurele problemen worden nauwelijks aangepakt. Wat overblijft, is een sombere Miljoenennota die nauwelijks uitzicht biedt op een betere toekomst. Kennis & Economisch Onderzoek 22-09-11 Rabobank
Kennis & Economisch Onderzoek 22-09-11 Rabobank Kennis & Economisch Onderzoek 22-09-11 Rabobank
Gemiddeld 0,5% in de periode 2010-2030 Kennis & Economisch Onderzoek 22-09-11 Rabobank
Industrie en commerciele diensten hard geraakt, Tweedeling in het land: randstad profiteert enigszins van de transatlantische markt. Achterland stagneert, jongere bevolking trekt weg Huizenprijzen nauwelijks gestegen Kennis & Economisch Onderzoek 22-09-11 Rabobank
Groei gemiddeld 2% Overheidsschuld teruggebracht gehalveerd tot circa 30% Grootstedelijk conglomeraties Kennis & Economisch Onderzoek 22-09-11 Rabobank