SlideShare a Scribd company logo
1 of 57
Download to read offline
Naslagwerk


         Wet werk en inkomen naar

             arbeidsvermogen (WIA)


                      N.a.v. de update


        voor de NBVA op 4 februari


                                  V E R S I E : J A N U A R I 2 009




© COPYRIGHT MARJOL NIKKELS VAN SENSIO KONSULT BV TE APELDOORN. HOEWEL HET MATERIAAL MET
DE GROOTST MOGELIJKE ZORGVULDIGHEID IS SAMENGESTELD, KUNNEN ER GEEN RECHTEN AAN WORDEN
ONTLEEND.
U P D A T E WIA V O O R D E NBVA – B I J E E N K O M S T 4 F E B R U A R I 200 9



INHOUDSOPGAVE


1      NIEUWE ONTWIKKELINGEN IN DE SOCIALE ZEKERHEID                                                                                     5

1.1    FUSIE UWV EN CWI (UWV WERKBEDRIJF) ..................................................................................... 5
1.2    VEREENVOUDIGING ZIEKMELDING .................................................................................................... 5
1.3    AANPASSING VAN DE WAJONG IN 2010 ............................................................................................ 5
1.4    PLANNEN VAN DE COMMISSIE ARBEIDSPARTICIPATIE (COMMISSIE BAKKER) ............................................. 6
       1.4.1 Vijf knelpunten bestaande arbeidsmarkt ............................................................................... 6
1.5    HOGERE ARBEIDSDEELNAME D.M.V. 3-SPORENBELEID ........................................................................... 7
       1.5.1 Het korte termijn spoor: Nu meer mensen aan het werk ......................................................... 7
       1.5.2 Spoor 2: van baanzekerheid naar werkzekerheid voor iedereen ............................................... 7
       1.5.3 Van WW naar werkverzekering ............................................................................................ 8
       1.5.4 Eén partij financieel verantwoordelijk voor re-integratie.......................................................... 8
       1.5.5 Spoor 3: Duurzame arbeidsparticipatie: pensioenleeftijd naar 67 jaar....................................... 8


2      WET WERK EN INKOMEN NAAR ARBEIDSVERMOGEN (WIA)                                                                                    9

2.1    VERSCHILLEN TUSSEN DE WAO EN WIA ............................................................................................ 9
2.2    VOORGESCHIEDENIS VAN DE WIA .................................................................................................... 9
2.3    UITKOMST VAN DE WIA BEOORDELING: IVA OF WGA? ...................................................................... 10
       2.3.1 Personen < 35% loonverlies : geen WIA ............................................................................. 12
       2.3.2 Gedeeltelijk arbeidsgeschikten (personen ≥ 35% - 80% loonverlies) : WGA ............................ 13
       2.3.3 Volledig (≥ 80% of meer) maar niet duurzaam arbeidsongeschikt : WGA ................................ 13
       2.3.4 Volledig en duurzaam arbeidsongeschikt = IVA .................................................................... 13
2.4    LAGE INSTROOM IN DE WIA .......................................................................................................... 14
2.5    EEN WAO-ER KOMT NIET IN DE WIA .............................................................................................. 14
2.6    REGELING INKOMENSVOORZIENING VOLLEDIG ARBEIDSONGESCHIKTEN (IVA) ........................................ 14
       2.6.1 Vaststellen van duurzame arbeidsongeschiktheid ................................................................. 14
       2.6.2 Vervroegde keuringsmogelijkheid (flexibele keuring) voor de IVA .......................................... 15
       2.6.3 Hoogte IVA uitkering: 75% van (gemaximeerd) dagloon ....................................................... 15
       2.6.4 Uitvoering IVA (geen premiedifferentiatie of mogelijkheid van eigen-risicodragen) ................... 15
2.7    DE REGELING WERKHERVATTING GEDEELTELIJK ARBEIDSGESCHIKTEN (WGA) ........................................ 15
       2.7.1 De loongerelateerde WGA-uitkering.................................................................................... 15
       2.7.2 De WGA vervolguitkering of loonaanvulling ......................................................................... 16
       2.7.3 Aanvulling op de WGA tot sociaal minimum met de Toeslagenwet .......................................... 17
       2.7.4 Voorbeeld van verschil in wel of niet voldoende werken na de loongerelateerde fase ................ 17
       2.7.5 Rekenvoorbeelden Regeling Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten ............................ 18
       2.7.6 Bijzondere WGA situaties: iemand verdient meer dan resterende verdiencapaciteit .................. 19
       2.7.7 Berekening WGA uitkering voor inkomens boven maximum dagloon....................................... 20
2.8    AANVULLING OP DE WGA TOT SOCIAAL MINIMUM MET DE TOESLAGENWET .............................................. 21
2.9    COLLECTIEVE UITKERING VALT ONDER INKOMENSTOETS TOESLAGENWET ................................................ 21
2.10   GEVOLGEN VAN DE TOE- OF AFNAME VAN DE ARBEIDSONGESCHIKTHEID .................................................. 22
       2.10.1 Gevolgen van de toename van de arbeidsongeschiktheid ...................................................... 22
       2.10.2 Gevolgen van de afname van de arbeidsongeschiktheid bij een IVA uitkering .......................... 22
       2.10.3 Afname van arbeidsongeschiktheid bij een WGA-uitkering ..................................................... 23
2.11   EINDE VAN DE WIA-UITKERING ..................................................................................................... 23
2.12   HERLEVING VAN DE WIA-UITKERING .............................................................................................. 24


3      WIA AANVULLINGSVERZEKERINGEN VOOR WERKNEMERS                                                                                     25
3.1    WGA HIAATVERZEKERINGEN......................................................................................................... 25
       3.1.1 Variant 1: standaard WGA-hiaatdekking ............................................................................. 25
       3.1.2 Variant 2: Uitgebreide WGA hiaat (PLUS variant) inclusief WW-hiaat dekking .......................... 25
       3.1.3 Variant 3. WIA aanvulling op basis van verzekerde bedragen ................................................ 27
3.2    DE WIA EXCEDENTVERZEKERING ................................................................................................... 27
3.3    OPLOSSINGEN VOOR PERSONEN < 35% ARBEIDSONGESCHIKTHEID ...................................................... 29


                                                                    2
© VERSIE JANUARI 2009 - MARJOL NIKKELS - AGEMA VAN SENSIO KONSULT BV TE APELDOORN. HOEWEL HET MATERIAAL MET GROTE
                      ZORGVULDIGHEID IS SAMENGESTELD, KUNNEN ER GEEN RECHTEN AAN WORDEN ONTLEEND.
U P D A T E WIA V O O R D E NBVA – B I J E E N K O M S T 4 F E B R U A R I 200 9



4     WEL OF NIET KIEZEN VOOR HET WGA EIGEN RISICODRAGERSCHAP                                                                               30

4.1   PREMIESTRUCTUUR VAN DE WIA.................................................................................................... 30
      4.1.1 Basispremie WAO/WIA ..................................................................................................... 30
      4.1.2 Gedifferentieerde premie WGA........................................................................................... 30
      4.1.3 Gedifferentieerde WAO-premie is vervallen vanaf het jaar 2008 ............................................. 31
      4.1.4 De berekening van de WGA gedifferentieerde premie ........................................................... 31
      4.1.5 Premievoorbeelden grote werkgever (loonsom ≥ € 705.000): ............................................... 33
      4.1.6 Premievoorbeelden kleine werkgever (loonsom < € 705.000) ................................................ 33
      4.1.7 Vaststelling WGA gedifferentieerde premie voor startende ondernemers ................................. 34
      4.1.8 Correctiefactor onvolledige periode .................................................................................... 34
4.2   GEVOLGEN VAN KIEZEN VOOR EIGEN RISICODRAGERSCHAP VOOR DE WGA .............................................. 35
      4.2.1 Aanvragen van het eigen risicodragen WGA met garantieverklaring ....................................... 35
      4.2.2 Inlooprisico ..................................................................................................................... 35
      4.2.3 Het beëindigen van het eigen risicodragen .......................................................................... 35
      4.2.4 Uitlooprisico .................................................................................................................... 36
      4.2.5 Duur van het eigen risicodragen ........................................................................................ 36
      4.2.6 Uitvoerende rol UWV ook bij de eigen risicodragers .............................................................. 36
      4.2.7 Eigen risicodrager WGA is verantwoordelijk voor re-integratie ............................................... 36
      4.2.8 Werknemers kunnen helft van de WGA premie betalen ......................................................... 37
      4.2.9 Overgang van de onderneming .......................................................................................... 37
      4.2.10 Meerdere werkgevers ....................................................................................................... 38
      4.2.11 Mogelijkheden van regres ................................................................................................. 38
4.3   IS WGA EIGEN RISICODRAGEN AANTREKKELIJK OF NIET? ................................................................... 39
      4.3.1 Negatief imago ................................................................................................................ 39
      4.3.2 Het zelf betalen van de re-integratie .................................................................................. 39
      4.3.3 Inventariseer bestaande WGA instroom en langdurig zieken .................................................. 39
      4.3.4 Verzekeraars zijn aantrekkelijk voor kleine ‘schone’ bedrijven zonder inlooprisico .................... 39
      4.3.5 Eigen risicodragen veelal niet verstandig bij bestaande of mogelijke WGA lasten ..................... 40
      4.3.6 Eigen risicodragen aantrekkelijk voor kleine bedrijven zonder WGA-last .................................. 40
      4.3.7 Advies voor grote bedrijven die de minimumpremie betalen .................................................. 41


5     PERSONEN < 35% A.O.: WERKLOOSHEIDSWET EN BIJSTAND                                                                                     42

5.1   WERKHERVATTING BINNEN OF BUITEN EIGEN BEDRIJF ........................................................................ 42
      5.1.1 Nieuw dienstverband voor passende arbeid bij eigen werkgever ............................................ 42
      5.1.2 Ontslagvergunning na twee jaar ziekte ............................................................................... 42
5.2   VOORWAARDEN VOOR RECHT OP EEN UITKERING WERKLOOSHEIDSWET .................................................. 43
      5.2.1 De werknemer is werkloos ................................................................................................ 43
      5.2.2 Referte-eis of wekeneis ‘26 uit 36’ ..................................................................................... 43
      5.2.3 De jareneis (ook wel arbeidsverledeneis of vier-uit-vijf) ........................................................ 43
5.3   HOOGTE EN DUUR VAN DE WW-UITKERING ...................................................................................... 43
      5.3.1 De loongerelateerde WW-uitkering voor werklozen < 1 oktober 2006 ..................................... 44
      5.3.2 De kortdurende WW-uitkering is vervallen .......................................................................... 44
      5.3.3 Hoogte en duur WW voor werklozen na 1 oktober 2006 ........................................................ 44
5.4   BEREKENING VAN HET ARBEIDSVERLEDEN ........................................................................................ 44
      5.4.1 Het feitelijk arbeidsverleden .............................................................................................. 44
      5.4.2 Het fictieve arbeidsverleden .............................................................................................. 45
5.5   TIJDELIJKE REGELING VOOR OUDEREN NA DE WERKLOOSHEIDSWET (DE IOW) ........................................ 45
5.6   ADVIES VAN DE SOCIAAL ECONOMISCHE RAAD OVER DE WW ............................................................... 45
5.7   COMMISSIE BAKKER: VAN WW NAAR WERKVERZEKERING ................................................................... 46


6     SOCIALE VOORZIENINGEN (BIJSTANDSREGELS)                                                                                               47

6.1   DE WET WERK EN BIJSTAND (WWB) .............................................................................................. 47
      6.1.1 Strenge vermogenstoets bij Wet Werk en Bijstand ............................................................... 47
      6.1.2 Verplichting tot werk ........................................................................................................ 47
      6.1.3 Re-integratiemiddelen ...................................................................................................... 48


                                                                      3
© VERSIE JANUARI 2009 - MARJOL NIKKELS - AGEMA VAN SENSIO KONSULT BV TE APELDOORN. HOEWEL HET MATERIAAL MET GROTE
                      ZORGVULDIGHEID IS SAMENGESTELD, KUNNEN ER GEEN RECHTEN AAN WORDEN ONTLEEND.
U P D A T E WIA V O O R D E NBVA – B I J E E N K O M S T 4 F E B R U A R I 200 9



       6.1.4 Langdurigheidstoeslag ...................................................................................................... 48
6.2    DE IOAW: VOOR OUDERE WERKLOZE OF GEDEELTELIJK ARBEIDSONGESCHIKTE ZONDER VERMOGENSTOETS .... 48
6.3    DE IOW: INKOMENSVOORZIENING OUDERE WERKLOZEN (TIJDELIJK VOOR 60 PLUSSER) ........................... 49
6.4    TOESLAGENWET .......................................................................................................................... 49
6.5    WANNEER IS IEMAND STRUCTUREEL FUNCTIONEEL BEPERKT OF ARBEIDSGEHANDICAPT .............................. 50
       6.5.1 Wie zijn er arbeidsgehandicapt? ......................................................................................... 50
       6.5.2 Een overzicht van personen met structureel functionele beperkingen: .................................... 50
6.6    BENUT DE NO RISK POLIS EN PREMIEKORTING ................................................................................... 50
6.7    NIEUW: PREMIEKORTING VOOR OUDERE UITKERINGSGERECHTIGDEN > 50 JAAR ...................................... 51
       6.7.1 Wijziging status bekendmaking arbeidsgehandicapte ............................................................ 52
6.8    DE NO-RISK POLIS (VOOR ZIEKTEWET EN FINANCIËLE RISICO WIA) ..................................................... 52
6.9    PREMIEKORTING OP WW/WAO-PREMIES ....................................................................................... 52
6.10   SUBSIDIE VOORZIENING .............................................................................................................. 53
       6.10.1 Meeneembare voorzieningen ............................................................................................. 53
       6.10.2 Persoonsgebonden voorzieningen ...................................................................................... 53
       6.10.3 Vervoersvoorzieningen ..................................................................................................... 54
6.11   BENUT DE MOGELIJKHEID VAN PROEFPLAATSING................................................................................ 54
6.12   LOONDISPENSATIE VOOR WERKGEVER DIE WAJONGER AANNEEMT ......................................................... 54
6.13   GEEN SUBSIDIE MEER BIJ PLAATSING WERKNEMER BIJ ANDERE WERKGEVER ............................................ 54
6.14   LOONSUPPLETIE BIJ EEN WAO UITKERING ....................................................................................... 54
6.15   INKOMENSSUPPLETIE VOOR ZELFSTANDIGEN ..................................................................................... 55
6.16   STARTERSKREDIET VOOR ZELFSTANDIGEN ........................................................................................ 55
6.17   WET SOCIALE WERKVOORZIENING (WSW) ..................................................................................... 56
6.18   WET VOORZIENING GEHANDICAPTEN (WVG) IS OVERGEGAAN NAAR DE WMO ........................................ 56
6.19   GEEN SUBSIDIE VOOR MEDISCHE BEHANDELINGEN OF GEBRUIKELIJKE VOORZIENINGEN ............................. 56


7      SAMENVATTING VERZUIM / WIA STAPPENPLAN                                                                                               57




                                                                      4
© VERSIE JANUARI 2009 - MARJOL NIKKELS - AGEMA VAN SENSIO KONSULT BV TE APELDOORN. HOEWEL HET MATERIAAL MET GROTE
                       ZORGVULDIGHEID IS SAMENGESTELD, KUNNEN ER GEEN RECHTEN AAN WORDEN ONTLEEND.
U P D A T E WIA V O O R D E NBVA – B I J E E N K O M S T 4 F E B R U A R I 200 9



1      NIEUWE ONTWIKKELINGEN IN DE SOCIALE ZEKERHEID


1.1 Fusie UWV en CWI (UWV WERKbedrijf)
Op 24 december 2008 is de Eerste Kamer akkoord gegaan met de fusie tussen de Centrale Organisatie voor
Werk en Inkomen (CWI) en het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV). Vanaf 1 januari 2009
gaan de organisaties verder als WERKbedrijf binnen UWV. Doel van de fusie is om mensen nog sneller aan de
slag te helpen.


Werkgevers en werkzoekenden kunnen in het vervolg voor al hun vragen terecht bij Lokaties Werk en Inkomen.
In heel Nederland komen 97 van deze lokaties, die werkzoekenden en werkgevers één aanspreekpunt bieden
voor werk en alles wat daarmee te maken heeft. In de lokaties werkt het UWV WERKbedrijf samen met de
gemeenten. Dit moet leiden tot een betere dienstverlening aan de klant. De regionale samenwerking en het
arbeidsmarktbeleid is van wezenlijk belang om de participatie binnen de samenleving te verhogen. Daarom
wordt geïnvesteerd in de totstandkoming van regionale netwerken tussen de werkgevers(organisaties),
onderwijsinstellingen en gemeenten en UWV/WERKbedrijf. Goede arbeidsmarktinformatie is hierbij essentieel.



1.2 Vereenvoudiging ziekmelding
De ziekmeldingsprocedure bij het UWV is vanaf 1 november 2008 eenvoudiger geworden. Doel van deze
wijziging is dat werkgevers tijd en geld besparen en dat de uitvoeringskosten van het UWV minder worden.


Tot 1 november 2009 gold nog de volgende situatie: Na de 13e weeks ziekmelding stuurt het UWV in week 42
de alteringsbrief. In de praktijk bleek dat deze brief heel vaak onnodig werd verzonden, omdat vergeten werd
om de werknemer weer beter te melden. Bij het verschuiven van de ziekmelding naar week 42 wordt direct in
week 44 de brief vanuit het UWV naar werkgever en werknemer gestuurd. Dit betekent dat niet meer onnodig
brieven verstuurd worden. De ziekmelding in week 42 sluit dus beter aan op de voorlichting van het UWV over
het weer aan de slag helpen van werknemers (re-integratie). Het UWV gaat aan iedereen die in week 42 ziek is
gemeld in de 20e ziektemaand alleen nog een brief sturen en daarop wijzen dat indien de ziekte nog bestaat er
een WIA-aanvraag mogelijk is. Het UWV gaat niet meer een volledige WIA-aanvraagset meesturen aan
personen die na 1 november 2008 ziek zijn gemeld.


In het kader van administratieve lastenverlichting is besloten dat sinds 1 november 2008 de werkgever niet
meer de hersteldmelding bij het UWV hoeft door te geven. Omdat dit al vaak vergeten werd, gaf dit veel extra
administratieve lasten voor werkgever en het UWV.                Verder regelt het wetsvoorstel dat er een bestuurlijke
boete geldt bij een te late ziekmelding. Dit is een grote verbetering. Nu geldt nog de regel dat bij een te late
ziekmelding ook de eventuele WIA beoordeling opschuift met alle dagen dat er te laat was gemeld. Dus 200
dagen te laat gemeld was voor de werkgever 200 dagen langer het loon doorbetalen. Bij invoering van het
wetsvoorstel wordt dit veranderd. Bij een te late melding wordt er alleen een bestuurlijke boete gegeven (ca.
455 euro).


Let op: Voor personen die nog voor 1 november 2008 ziek zijn gemeld, moet ook nog de hersteldmelding aan
het UWV worden doorgegeven. Bij ziekmeldingen na 1 november 2008 hoeft er geen hersteldmelding
doorgegeven te worden aan het UWV.




1.3 Aanpassing van de Wajong in 2010
In 2010 zal de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) worden aangepast.
In de huidige Wajong wordt een jongere al volledig arbeidsongeschikt verklaard op een jonge leeftijd (vaak
rond 18 jaar). Hij/zij is dan nog volop in ontwikkeling en er is nog niet gekeken welke mogelijkheden de
jongere nog wél heeft. Ongeveer tweederde van de huidige instroom in de Wajong heeft evenwel naar
verwachting nog participatiemogelijkheden. Volledig arbeidsongeschikt zijn, leidt bij deze mensen tot een
negatief zelfbeeld en een stempel bij mogelijke werkgevers.




                                                                5
 © VERSIE JANUARI 2009 - MARJOL NIKKELS - AGEMA VAN SENSIO KONSULT BV TE APELDOORN. HOEWEL HET MATERIAAL MET GROTE
                    ZORGVULDIGHEID IS SAMENGESTELD, KUNNEN ER GEEN RECHTEN AAN WORDEN ONTLEEND.
U P D A T E WIA V O O R D E NBVA – B I J E E N K O M S T 4 F E B R U A R I 200 9



Daarom komen er in de nieuwe situatie twee keuringsmomenten; een keuring bij de aanvraag van de Wajong
en een beoordeling in principe op 27 jaar. Jongeren bij wie bij de eerste keuring al duidelijk is dat ze nooit
kunnen werken, krijgen een Wajonguitkering op het niveau van personen die volledig arbeidsongeschikt zijn
(75 procent van het minimumloon). Jongeren die mogelijkheden hebben om te werken, krijgen ondersteuning
en begeleiding bij het vinden en behouden van werk bij reguliere werkgevers. Inkomensondersteuning is alleen
aan de orde in aanvulling op het inkomen uit werk of als er buiten schuld geen werk is.


Jongeren die bij de voorlopige keuring (gedeeltelijk) mogelijkheden hebben om te werken, maar niet
zelfstandig 75 procent van het minimumloon kunnen verdienen, komen in de nieuwe Werkregeling Wajong
terecht. Deze regeling ondersteunt hen maximaal bij het vinden en behouden van werk. Zij krijgen een
participatieplan waarin hun rechten en plichten staan. Een werk- of leeraanbod moeten ze accepteren.
Uitgangspunt is dat Wajongers twintig procent van het minimumloon zelf kunnen verdienen. In aanvulling
daarop kunnen ze inkomensondersteuning krijgen. Dit is ook het geval als betrokkene buiten zijn schuld geen
werk heeft of het aangeboden werk geen inkomen van 20 procent van het minimumloon kan opleveren. Hoewel
deze jongeren niet volledig arbeidsongeschikt zijn, gaat het kabinet hierbij voorlopig uit van een
uitkeringsniveau van 75 procent.


Voor Wajongers die werken, zal boven de genoemde drempel van 20 procent meer werken meer lonen. Ook
wordt meteen duidelijk wat ze overhouden als ze (meer) gaan werken. Van elke extra verdiende euro aan loon,
behoudt de Wajonger de helft tot een maximum van 100 procent minimumloon. Studerende jonggehandicapten
krijgen studiefinanciering en kunnen een aanvulling aanvragen van 25 procent minimumloon.



1.4 Plannen van de commissie arbeidsparticipatie (commissie Bakker)
Uit het middellange termijn advies van de Sociaal Economische Raad (SER) uit 2006 bleek al de noodzaak om
de arbeidsparticipatie uiterlijk in het jaar 2016 tot 80% te verhogen. Dit is nodig om de verzorgingsstaat
betaalbaar te houden. Het kabinet heeft in december 2007 de Commissie Arbeidsparticipatie onder leiding van
TNT topman Peter Bakker om advies gevraagd om voorstellen te formuleren ter verhoging van de
arbeidsparticipatie zodat meer werkenden de stijgende kosten van de vergrijzing kunnen dragen. Het aantal
ouderen neemt toe, terwijl er minder jongeren worden geboren. Duidelijk is dat er meer werk gedaan moet
worden met minder mensen. Op 16 juni 2008 verscheen het lang verwachte advies genaamd ‘naar een
toekomst die werkt’ van de Commissie Bakker. Zij geven aan dat Nederland aan de vooravond staat van een
'fundamentele verandering van de arbeidsmarkt'. De commissie stelt via een drie sporen beleid ingrijpende
maatregelen voor om de komende decennia de mensen aan het werk te krijgen en te houden. Let op dit zijn
slechts plannen en geen wet!


1.4.1 Vijf knelpunten bestaande arbeidsmarkt
De commissie onderscheidt vijf knelpunten in de bestaande arbeidsmarkt die arbeidsparticipatie belemmeren.
       In de huidige arbeidsmarkt staan er onnodig zo’n 900.000 mensen onvrijwillig langs de kant. Het gaat
       om    mensen      die     willen    en     kunnen      werken:       mensen       in    de    WW,   de   bijstand   en
       arbeidsongeschiktheidsregelingen. Daarnaast zijn er ook circa 450.000 mensen zonder uitkering die wel
       zouden willen werken (de zogenaamde nuggers – niet uitkeringsgerechtigden). Er zijn uiteenlopende
       redenen waarom ze moeilijk aan het werk komen. Denk aan het ontbreken van werkritme, een te lage of
       geen opleiding of het hebben van een arbeidshandicap. Soms speelt discriminatie of gebrek aan
       motivatie een rol. De commissie benoemt dat momenteel de inspanningen om de inactieven aan het
       werk te krijgen te vrijblijvend zijn.
       Een knelpunt is dat werktijden en loopbanen niet afgestemd is op de behoefte en carrière van vrouwen.
       Vrouwen blijven te lang in kleine deeltijdbanen werken ook als de kinderen al groter zijn. Vier van de
       vijf vrouwen werken in deeltijd tegenover één op de vijf mannen.
       De arbeidsmarkt voor 55-plussers werkt niet. Ouderen zijn onvoldoende inzetbaar en treden te vaak
       vroeg uit. Maar één op de drie werknemers ouder dan 60 is aan het werk. De arbeidsmobiliteit neemt
       met het stijgen van de jaren sterk af. Daardoor leren ze minderen en worden ze slechter inzetbaarheid.
       Het beroepsonderwijs sluit onvoldoende aan op de arbeidsmarkt en de schooluitval is onacceptabel. Eén
       op de acht jongeren verlaat hun opleiding zonder diploma en we hebben 1,5 miljoen laaggeletterden in
       Nederland die nauwelijks toegang tot de arbeidsmarkt hebben.




                                                                6
 © VERSIE JANUARI 2009 - MARJOL NIKKELS - AGEMA VAN SENSIO KONSULT BV TE APELDOORN. HOEWEL HET MATERIAAL MET GROTE
                    ZORGVULDIGHEID IS SAMENGESTELD, KUNNEN ER GEEN RECHTEN AAN WORDEN ONTLEEND.
U P D A T E WIA V O O R D E NBVA – B I J E E N K O M S T 4 F E B R U A R I 200 9



            De inzetbaarheid schiet tekort. Vaste medewerkers hebben te weinig stimulans om nieuwe uitdagingen
            aan te gaan en te investeren in de eigen inzetbaarheid. En voor de flexibele werknemers hebben
            werkgevers geen belang om in hun inzetbaarheid te investeren.


1.5 Hogere arbeidsdeelname d.m.v. 3-sporenbeleid
Het advies is om nu zo snel mogelijk alles op alles te zetten om meer mensen aan het werk te krijgen en
toekomstgericht            te    investeren     in   duurzame        inzetbaarheid.       Oftewel    het   kennisniveau       en   het
aanpassingsvermogen van de beroepsbevolking moet groeien om voortdurend inzetbaar te blijven op de
arbeidsmarkt. Ook kwetsbare groepen moeten aan het werk geholpen worden, want we hebben iedereen nodig
om de arbeidsmarkt. Om dit te bereiken onderscheiden ze drie samenhangende sporen:
1.          zo snel mogelijk meer mensen aan het werk
2.          structureel aansturen op inzetbaarheid en werkzekerheid.
3.          duurzame arbeidsparticipatie dat mensen langer door kunnen werken en later met pensioen gaan


1.5.1 Het korte termijn spoor: Nu meer mensen aan het werk
Voor de korte termijn adviseert de Commissie vijf voorstellen:
1.          Verbeter de uitvoering van re-integratie
2.          Stimuleer meer uren werken door werknemers in deeltijd
3.          Stimuleer werken tot de AOW-leeftijd
4.          Verbeter de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt
5.          Verhoog de inzetbaarheid.


Ad     1.     Om      de    uitvoering    van    re-integratie      te       verbeteren   moeten    gemeenten,    werkgevers-      en
werknemersorganisaties, CWI-UWV en uitzendbureaus in regionaal verband bindende resultaatsafspraken
maken waar zij op afgerekend worden. Ook is het voorstel om een tijdelijke loonkostensubsidie en de no-
riskpolis bij ziekte in te zetten voor langdurig werklozen. Uitkeringsgerechtigden moeten verplicht deelnemen in
werk- of sociale activering. Het UWV en gemeenten moeten zo nodig sancties toepassen.


Ad 2. Het moet door fiscale maatregelen aantrekkelijker worden dat werknemers die nu in deeltijd werken meer
uren gaan maken. Als de 2,7 miljoen vrouwen die in deeltijd werken allemaal vijf uur per week meer zouden
gaan        werken,    dan      stijgt   de   arbeidsparticipatie    met        4   procent.   De   commssie   stelt   voor   om   de
kinderopvangtoeslag uitsluitend afhankelijk te maken van het inkomen van de meest verdienende partner in
plaats van het totale gezinsinkomen. Ook moeten werkgevers flexibeler worden in de bedrijfstijden.


Ad 3. Doorwerken tot de AOW-leeftijd moet weer de norm worden. Stimuleer werken tot de AOW-leeftijd.
Hoewel de laatste jaren de participatie van ouderen al fors is toegenomen, werkt nog steeds slechts één op de
drie mensen tussen de 60 en 65 jaar. Voor werknemers wordt langer werken fiscaal financieel aantrekkelijker
krijgen werknemers de mogelijkheid opgespaarde levenslooptegoeden ook na hun vijfenzestigste jaar in te
zetten. Het voorstel is om voor werkgevers de premievrijstelling voor sociale zekerheidspremies te verhogen
zodat het aantrekkelijker wordt om oudere werklozen in dienst te nemen.


Ad 4. School en werk moeten beter op elkaar worden afgestemd, o.a. door leren in de praktijk en een betere
aansluiting binnen het beroepsonderwijs.


Ad 5. De commissie stelt een digitale e-portfolio voor. Dit is een electronisch overzicht van competenties,
diploma’s ervaring en certificaten die inzicht geeft in de eigen arbeidsmarktpositie. De commissie stelt ook
inspanningsverplichtingen voor dat werknemers zich blijven scholen. De drempel voor fiscale scholingsaftrek
wordt ook verlaagd zodat mensen een groter deel van hun scholingsuitgaven kunnen aftrekken.


1.5.2 Spoor 2: van baanzekerheid naar werkzekerheid voor iedereen
De commissie maakt duidelijk dat een andere inrichting van de Nederlandse arbeidsmarkt nodig is.
De vraag overtreft het aanbod zowel kwantitatief als kwalitatief. Nederland heeft meer mensen en beter
inzetbare mensen nodig.              De Commissie doet drie voorstellen om het functioneren van de arbeidsmarkt te
verbeteren:
            De introductie van een Werkbudget voor iedereen bedoeld om de inzetbaarheid op peil te houden
            De omvorming van de WW tot een Werkverzekering


                                                                         7
 © VERSIE JANUARI 2009 - MARJOL NIKKELS - AGEMA VAN SENSIO KONSULT BV TE APELDOORN. HOEWEL HET MATERIAAL MET GROTE
                           ZORGVULDIGHEID IS SAMENGESTELD, KUNNEN ER GEEN RECHTEN AAN WORDEN ONTLEEND.
U P D A T E WIA V O O R D E NBVA – B I J E E N K O M S T 4 F E B R U A R I 200 9



       De verantwoordelijkheid en het financiële risico voor de re-integratie van mensen die moeilijk aan het
       werk komen bij één partij te leggen
De commissie bepleit een geleidelijke overgang naar dit nieuwe stelsel. Kostenneutraliteit voor werkgevers
moet gewaarborgd zijn. En ook de oude rechten voor werknemers en de nieuwe zekerheden moeten geleidelijk
in elkaar overvloeien.


Het persoonsgebonden Werkbudget
Het Werkbudget geeft werknemers maar ook zelfstandigen de mogelijkheid en nodigt hen uit om regie te
nemen over hun eigen werk en leven. Het werkbudget is gekoppeld aan de persoon en niet aan de baan. Dat
maakt hen minder afhankelijk van een specifieke werkgever of baan. Dit Werkbudget is bedoeld om
werknemers te laten investeren in inzetbaarheid of inkomensaanvulling.


Bij inzetbaarheid gaat het om de ontwikkeling van eigen kennis, vaardigheden en competenties. Het budget kan
ook gebruikt worden voor inkomensaanvulling als een werknemer met deeltijdpensioen gaat, zorgverlof
opneemt, een minder belastende functie aanvaardt of werkloos is. Het werkbudget is ook beschikbaar voor het
starten van een eigen bedrijf. De commissie vraagt extra aandacht voor de laagopgeleide mensen. Zij hebben
veelal lage inkomens en zijn vroeg met werken begonnen en hebben nu een grotere kans om op een uitkering
aangewezen te raken. Het Werkbudget moet juist ook voor deze groep zekerheid bieden.


Werkgevers, werknemers, sociale partners en de overheid betalen allemaal mee aan het budget. Ook zal de
spaarloonregeling en levensloopregeling in dit budget geïntegreerd worden. De werkgevers moeten een vaste
wettelijke bijdrage aan het werkbudget gaan leveren. Voor de werknemers en de sociale partners zijn de
bijdragen vrijwillig. De overheid draagt bij door het fiscaal faciliteren met de omkeerregeling. Werknemers
kunnen bijvoorbeeld hun ADV-dagen verkopen en de waarde daarvan storten in het werkbudget.


1.5.3 Van WW naar werkverzekering
Met de Werkverzekering krijgen werkgevers een financieel belang om werkloosheid te voorkomen. De
Werkverzekering duurt korter dan de huidige WW. De werkverzekering kent drie fasen:
1.     Een transferperiode van maximaal zes maanden gebaseerd op 80% tot 100% van het loon. De
werkgever heeft hierbij de plicht tot loondoorbetaling en werkgever en werknemer moeten gezamenlijk alles
doen om weer werk te vinden. Daar zal ook een poortwachtertoets op komen.
2.     Een sectorgefinancierde periode (door werkgevers en werknemers) van zes maanden gebaseerd op
tenminste 70% van het loon. De verantwoordelijkheid voor de re-integratie gaat over naar de Lokatie Werk en
inkomen (*), maar de sociale partners in de sector kunnen ook afspreken de uitvoering elders te beleggen
(=marktwerking).
3.     Daarna volgt de Voorziening voor Werk en Inkomen die qua uitkeringshoogte geleidelijk binnen een nog
vast te stellen tijd wordt afgebouwd. De uitvoering ligt net als bij de tweede fase bij het LWI. De financiële
verantwoordelijkheid     ligt   echter   bij   de   gemeente.      De    uitkeringshoogte       daalt   geleidelijk,   zodat   de
Werkverzekering en Bijstand in elkaar overlopen. Dit geeft werkzoekenden een extra stimulans om werk te
aanvaarden.


(*) De Lokatie Werk en Inkomen (LWI) is de nieuwe naam van de fusie tussen het CWI en het UWV per 1
januari 2009.


1.5.4 Eén partij financieel verantwoordelijk voor re-integratie
De commissie is van mening dat niet alleen de uitvoering maar ook het financiële risico van de re-integratie en
uitkering voor langdurig werklozen, gedeeltelijk arbeidsongeschikten en Wajongers bij de Lokatie Werk en
Inkomen moet liggen. Dit is gebaseerd op de goede ervaring met de Wet werk en bijstand.



1.5.5 Spoor 3: Duurzame arbeidsparticipatie: pensioenleeftijd naar 67 jaar
De commissie stelt voor om vanaf uiterlijk 2016 geleidelijk de AOW- en de pensioenleeftijd met één maand per
jaar te verhogen. In 2040 is de pensioenleeftijd dan 67 jaar. Veel andere landen hebben de afgelopen jaren
soortgelijke veranderingen doorgevoerd. We worden steeds ouder, dus moeten we ook langer blijven werken.
Langer werken is volgens de commissie ook beter mogelijk vanwege de investeringen in inzetbaarheid.
Daarnaast stelt de commissie vanaf 2011 een geleidelijke fiscalisering van de AOW voor, waardoor ook de
ouderen zelf aan de AOW blijven bijdragen. Het voorstel is om mensen die voor 1946 zijn geboren te ontzien.


                                                               8
 © VERSIE JANUARI 2009 - MARJOL NIKKELS - AGEMA VAN SENSIO KONSULT BV TE APELDOORN. HOEWEL HET MATERIAAL MET GROTE
                   ZORGVULDIGHEID IS SAMENGESTELD, KUNNEN ER GEEN RECHTEN AAN WORDEN ONTLEEND.
U P D A T E WIA V O O R D E NBVA – B I J E E N K O M S T 4 F E B R U A R I 200 9




2      WET WERK EN INKOMEN NAAR ARBEIDSVERMOGEN (WIA)
De WAO is op 29 december 2005 vervangen door de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) voor
verzekerden die ziek zijn geworden na 1 januari 2004. De officiële invoeringsdatum van de WIA is 29 december
2005 en niet 1 januari 2006. De WIA is ingegaan op 29 december 2005, precies 104 weken na invoering van de
Wet verlenging loonbetalingsverplichting bij ziekte (Wet VLZ).


De WIA staat voor de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen en kent twee soorten regelingen:
1.     Werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA)
2.     Inkomensvoorziening volledig arbeidsongeschikten (IVA)


2.1 Verschillen tussen de WAO en WIA
Het recht op een WAO-uitkering bestond al bij een loonverlies van 15%. Zij vielen in de klasse 15-25%
arbeidsongeschiktheid. De ondergrens voor de WIA ligt bij 35% arbeidsongeschiktheid. Hierdoor zullen per jaar
circa 20.000 mensen minder in aanmerking komen voor een arbeidsongeschiktheidsuitkering.


       In de regeling WGA (Werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten) is na de WGA loongerelateerde
       uitkering de hoogte van de uitkering afhankelijk of er voldoende gewerkt wordt. De WAO kende voor de
       vaststelling van de hoogte van de uitkering geen inkomenstoets.


       De WAO kent voor iedereen die jonger is dan 58 jaar een WAO-hiaat. De WIA heeft wel hiaten, maar dat
       zijn hiaten indien iemand niet voldoende werkt.


       Voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten is de regeling IVA (Inkomensvoorziening volledig
       arbeidsongeschikten) een betere regeling dan de huidige WAO. Het begrip duurzaam is echter nieuw.
       Voorwaarde is dat er binnen vijf jaar geen werkhervattingsmogelijkheden meer zijn of dat er slechts een
       zeer geringe kans op herstel is.


       De WAO-keuring was na 52 weken ziekte. De WIA-keuring is na 104 weken ziekte. Nieuw is dat voor
       volledig en duurzaam arbeidsongeschikten er een flexibele keuringsmogelijkheid geldt al vanaf 3
       maanden ziekte. Voorwaarde is dat duurzame arbeidsongeschiktheid reeds vastgesteld kan worden. Bij
       een geringe kans op herstel is er geen recht op de flexibele keuring. De flexibele keuring wordt ook wel
       de vervroegde keuringsmogelijkheid genoemd.


       Nieuw is dat bij de regeling WGA het werkloosheidselement ge-integreerd is.                  Gedurende de WGA
       loongerelateerde uitkering is er altijd nog zekerheid, ook als men niet werkt. De WAO betrof alleen een
       uitkering over het arbeidsongeschiktheidsgedeelte. Voor de werkloosheid moest een aparte Werkloos-
       heidswet uitkering aangevraagd worden.


       Met de WIA is gezocht naar een structuur waarbij werken altijd lonend is. Dit was bij de WAO niet altijd
       het geval. Het kon zelfs voorkomen dat iemand er financieel op achteruit ging indien hij naast zijn WAO-
       uitkering erbij ging werken.



2.2 Voorgeschiedenis van de WIA
Er is al jaren gesproken over de WAO-herziening. De oorsprong van de WAO-herziening komt nog voort uit de
Adviescommissie Arbeidsongeschiktheid onder leiding van Donner (deze is ingesteld in het jaar 2000). Het
advies volgde in 2001 met als kern de boodschap ‘Werken aan ArbeidsGEschiktheid’. Een nadere uitwerking is
gegeven in het SER Advies in 2002. In de Sociaal Economische Raad (SER) was het uniek dat
werkgeversorganisaties en werknemersorganisaties gezamenlijk een advies uitbrachten over het gevoelige
WAO onderwerp. Het uiteindelijke WIA-wetsvoorstel lijkt in hoofdlijnen nog veel op het SER-voorstel.


Belangrijk verschil is echter dat de SER uitging van een volledig private uitvoering van de regeling voor
gedeeltelijk arbeidsgeschikten en niet van het zogenaamde ‘hybride’model van uitvoering door het UWV en
uitvoering door private verzekeraars. Hier is jaren over gesproken en meningen hierover lopen erg uiteen.



                                                               9
 © VERSIE JANUARI 2009 - MARJOL NIKKELS - AGEMA VAN SENSIO KONSULT BV TE APELDOORN. HOEWEL HET MATERIAAL MET GROTE
                   ZORGVULDIGHEID IS SAMENGESTELD, KUNNEN ER GEEN RECHTEN AAN WORDEN ONTLEEND.
U P D A T E WIA V O O R D E NBVA – B I J E E N K O M S T 4 F E B R U A R I 200 9



De commissie Donner constateerde dat we veel vroeger in het eerste verzuimjaar al moesten werken aan re-
integratie en het voorkomen van WAO-instroom. Veel van dit gedachtegoed is verwerkt in de in 2002
ingevoerde Wet verbetering poortwachter. De poortwachter wetgeving kan dus ook niet los gezien worden van
de WIA.


Een andere stap in de WAO-herziening is de op 1 januari 2004 ingevoerde wet VLZ (Verlenging
loondoorbetalingsplicht bij ziekte). Personen die ziek zijn geworden na 1 januari 2004 komen na 104 weken
wachttijd in aanmerking voor de WIA. De WAO blijft bestaan voor iedereen ziek geworden voor 1 januari 2004.


Ook maken de verscherpte keuringsregels (ingevoerd per 1 oktober 2004) onderdeel uit van de gehele WAO-
herziening. De strengere keuringsregels gelden ook voor de bestaande WAO-ers die voor 1 juli 2004 nog onder
de 45 jaar waren. Aanvankelijk lag deze grens nog op 50 jaar. Het kabinet Balkenende 4 heeft de leeftijdsgrens
teruggebracht van 50 naar 45 jaar. Het is echter zeer de vraag of WIA ook het sluitstuk is. De verwachting is
dat de sociale zekerheid er over 10 jaar er echt wel weer anders uitziet. Gaan we bijvoorbeeld toe naar een
regeling waarbij alleen de werkgever nog verantwoordelijk is voor de eigen beroepsrisico’s? Het ligt in de lijn
van de verwachting dat er steeds meer geprivatiseerd gaat worden en er meer verantwoordelijkheid bij de
werknemer wordt neergelegd. Om de lastendruk van de uitkeringen te verminderen zal de overheid werkgevers
en werknemers financieel blijven prikkelen en aan de werknemer verplichtingen opleggen om werk te
accepteren.



2.3 Uitkomst van de WIA beoordeling: IVA of WGA?
De WIA-beoordeling aan de hand van gangbare arbeid kan de volgende uitkomsten opleveren:
       Niet gerechtigd voor de WIA: personen die een loonverlies hebben minder dan 35%.
       Gedeeltelijk arbeidsgeschikt (35-80% loonverlies) en recht op de regeling Werkhervatting Gedeeltelijk
       Arbeidsgeschikten (WGA).
       Volledig maar niet duurzaam arbeidsongeschikt: bij personen met een MEER dan geringe kans op herstel
       of personen die wel kunnen werken maar daarbij een loonverlies hebben van 80% of meer. Voor hen
       geldt de WGA.
       Volledig en duurzaam arbeidsongeschikten. Zij komen in de regeling Inkomensvoorziening Volledig
       Arbeidsongeschikten (IVA).




                                                              10
 © VERSIE JANUARI 2009 - MARJOL NIKKELS - AGEMA VAN SENSIO KONSULT BV TE APELDOORN. HOEWEL HET MATERIAAL MET GROTE
                   ZORGVULDIGHEID IS SAMENGESTELD, KUNNEN ER GEEN RECHTEN AAN WORDEN ONTLEEND.
U P D A T E WIA V O O R D E NBVA – B I J E E N K O M S T 4 F E B R U A R I 200 9



         In onderstaand schema wordt de WIA weergegeven.




                                                                     Ziek na 1 januari 2004




                                                                     Werkgever betaalt 104 weken
                                                                     tenminste 70% van (max)
                                                                     dagloon. CAO kan
                                                                     bovenwettelijk aanvullen




                                                                     104 weken ziek en voldaan aan
                                                                     poortwachtertoets WIA-
                                                                     beoordeling door UWV




         <35% arbeidsongeschikt,                    Gedeeltelijk arbeidsgeschikt            Volledig (>80%),                   Volledig en
         geen WIA!                                  (35%-80% A.O.)                          maar niet                          duurzaam
                                                                                            duurzaam                           arbeidsongeschikt
                                                                                            arbeidsongeschikt




         Werkloosheidswet (WW): 1e                  Werkhervatting Gedeeltelijk            WGA-tijdelijk                       Inkomensvoorzien-
         2 maanden 75% en daarna                    Arbeidsgeschikten-tijdelijk            loongerelateerde                    ning Volledig
         70% van (max) dagloon,                     loongerelateerde uitkering             uitkering (conform duur             arbeidsongeschikten
         duur afh. van                              (conform duur WW, 1e 2                 WW, 1e 2 maanden                    (75% van
         arbeidsverleden                            maanden 75%, daarna 70%                75%, daarna 70% van                 (gemaximeerd)
                                                    van oude (max.) dagloon                oude (max.) dagloon                 dagloon tot 65 jaar
                                                    minus met werken                       minus met werken
                                                    verdiende loon)                        verdiende loon)




<50 jaar-Wet             >50 jaar                   Na loongerelateerde fase                Na loongerelateerde fase
Werk en Bijstand         IOAW (alleen               geldt bij voldoende werken:
(WWB)                    inkomenstoets,             WGA loonaanvulling: 70%                 geldt altijd recht op WGA
(inkomenstoets EN        geen                       van verschil oude (max.)                loonaanvulling          (zonder
vermogenstoets)          vermogenstoets)            dagloon en resterende
                                                                                            inkomenstoets)           ,   dus
                                                    verdiencapaciteit
                         >60 jaar IOW                                                       uitkering        is   70%    van
                         (geen vermogens            Bij onvoldoende werken:                 verschil     oude        (max.)
                         of inkomenstoets)          lage vervolguitkering van
                                                    een percentage van                      dagloon      en       resterende
                                                    minimumloon                             verdiencapaciteit




                                                                       11
          © VERSIE JANUARI 2009 - MARJOL NIKKELS - AGEMA VAN SENSIO KONSULT BV TE APELDOORN. HOEWEL HET MATERIAAL MET GROTE
                            ZORGVULDIGHEID IS SAMENGESTELD, KUNNEN ER GEEN RECHTEN AAN WORDEN ONTLEEND.
U P D A T E WIA V O O R D E NBVA – B I J E E N K O M S T 4 F E B R U A R I 200 9



TOELICHTING gebruikte afkortingen


WIA    =       Wet Werk en Inkomen naar arbeidsvermogen (vervanger van de WAO)
WW     =       Werkloosheidswet = 2 maanden nog 75% en daarna 70% van dagloon bij volledig urenverlies
WWB =          Wet Werk en Bijstand indien gezinsinkomsten onder sociaal minimum
(inkomenstoets) plus volledige vermogenstoets;
IOAW =         Wet Inkomensvoorziening Oudere en Gedeeltelijk arbeidsongeschikte
               werkloze werknemers indien (gezins)inkomsten onder sociaal minimum
               Daarbij geldt geen vermogenstoets, wel een inkomenstoets.
IOW    =       Voor personen die werkloos worden na hun 60e jaar geldt tot 1 juli 2011 via het UWV de IOW
(Inkomensvoorziening oudere werklozen) waarbij er aansluitend op de WW loongerelateerde uitkering altijd nog
recht is op 70% van het minimumloon (zonder inkomenstoets!).
WGA-LGU=       Werkhervatting Gedeeltelijk arbeidsgeschikten             WGA
               loongerelateerde uitkering ; duur is conform WW-uitkering;
(eerste 2 maanden 75% en daarna 70% van verschil tussen (max) dagloon en het met
werken verdiende loon) (*1)
Na WGA-LGU volgt de WGA vervolguitkering of WGA loonaanvulling


De WGA loonaanvulling is gebaseerd op 70% van verschil tussen (max) loon en de resterende verdiencapaciteit
(*2)
Bij gedeeltelijk arbeidsgeschikten geldt indien < 50% benutting verdiencapaciteit, slechts een WGA
vervolguitkering. Deze bedraagt 28%, 35%, 42% of 50,75% van het minimumloon (uitkeringspercentage is
afhankelijk van de mate van arbeidsongeschiktheid).


(*1) Voor inkomens boven max. dagloon moet rekening gehouden worden met de factor. De factor
gemaximeerd dagloon gedeeld door ongemaximeerd dagloon wordt bij de WGA loongerelateerde uitkering
vermenigvuldigd maal het nieuwe met werken verdiende loon en bij de WGA loonaanvulling wordt de factor
vermenigvuldigd maal de resterende verdiencapaciteit.


(*2) indien de werknemer meer verdient dan de resterende verdiencapaciteit, dan geldt als loonaanvulling 70%
van het verschil tussen oude (max) dagloon en het op dat moment met werken verdiende loon. Bij inkomens
boven max. dagloon moet rekening gehouden worden met de factor (zie voorbeeld verderop in dit hoofdstuk).


2.3.1 Personen < 35% loonverlies : geen WIA


Deze werknemers vallen niet onder de WIA. Voor personen die een loonverlies hebben minder dan 35% zijn er
geen bijzondere regelingen meer. Deze mensen dienen zo veel mogelijk in dienst te blijven bij de oude
werkgever en gere-integreerd te worden. In de eerste twee verzuimjaren dient minimaal elke zes weken
geanalyseerd te worden: ‘Is terugkeer naar de eigen functie mogelijk, bijvoorbeeld met een aangepaste
werkplek of aangepast takenpakket?’ Of zijn er andere mogelijkheden binnen het bedrijf? Is er in het eigen
bedrijf geen werk, dan dient de werkgever de werknemer te helpen aan geschikt werk bij een andere
werkgever.


Let op:    als er bij de oude werkgever geen arbeid is dat betrokken werknemer nog kan verrichten, dan zal
gewoon een ontslagvergunning aangevraagd kunnen worden bij het CWI. Er is namelijk alleen gedurende twee
jaar ziekte ontslagbescherming.


Een voorbeeld:
Een bouwvakker met rugproblemen kan niet bij het kleine bouwbedrijf in dienst blijven omdat er geen
passende arbeid beschikbaar is. Gedurende de twee verzuimjaren dienen de werkgever en de bouwvakker al op
zoek te zijn naar werk buiten het eigen bouwbedrijf. Als de werkgever met externe re-integratie actief is
geweest en duidelijk kan maken dat hij zelf geen werk heeft en ook binnen een half jaar niet zal krijgen, dan
zal het CWI na twee jaar ziekte de ontslagvergunning verlenen. Voorwaarde is wel dat de werkgever er alles
aan gedaan heeft om re-integratie mogelijk te maken, anders zal het CWI de ontslagvergunning niet verlenen.




                                                               12
 © VERSIE JANUARI 2009 - MARJOL NIKKELS - AGEMA VAN SENSIO KONSULT BV TE APELDOORN. HOEWEL HET MATERIAAL MET GROTE
                    ZORGVULDIGHEID IS SAMENGESTELD, KUNNEN ER GEEN RECHTEN AAN WORDEN ONTLEEND.
U P D A T E WIA V O O R D E NBVA – B I J E E N K O M S T 4 F E B R U A R I 200 9



2.3.2 Gedeeltelijk arbeidsgeschikten (personen ≥ 35% - 80% loonverlies) : WGA
Personen die door ziekte of gebrek een loonverlies hebben van meer dan 35%, maar nog wel mogelijkheden tot
werken hebben, vallen onder de regeling Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten (WGA). Kenmerkend
van de WGA is dat werken altijd lonend is. Hoe meer men werkt, hoe hoger de uiteindelijke inkomsten. Dit was
bij de WAO niet altijd het geval.


De WGA uitkering kent allereerst een loongerelateerde uitkering (lgu). Ook indien iemand nog geen werk heeft,
biedt deze nog betrekkelijke zekerheid. De WGA-lgu uitkering bedraagt namelijk de eerste twee maanden 75%
en daarna 70% van het verschil tussen het (max) dagloon minus het op dat moment met werken verdiende
loon.


De duur van de WGA loongerelateerde uitkering is gelijk aan de duur van de Werkloosheidswet en is dus
afhankelijk van het arbeidsverleden. Om praktische uitvoeringsredenen werd in 2006 en 2007 uitgegaan van
een leeftijdsafhankelijke tabel (en nog niet van het arbeidsverleden).


Na afloop van de WGA loongerelateerde uitkering volgt een loonaanvullingsregeling of een lagere
vervolguitkering. Dit is afhankelijk of betrokkene al dan niet voldoende werkt. De grens voor voldoende werken
ligt bij het behalen van een inkomen van 50% van de resterende verdiencapaciteit. Bij voldoende werken biedt
de loonaanvullingsregeling altijd nog een uitkering van 70% van het verlies aan inkomen door de
arbeidsongeschiktheid (oftewel 70% van het oude loon en de resterende verdiencapaciteit). Indien er niet
voldoende gewerkt wordt (dus minder dan 50% van de resterende verdiencapaciteit wordt verdiend), dan geldt
een lage WGA vervolguitkering die gekoppeld is aan het minimumloon en de mate van arbeidsongeschiktheid.


MATE VAN A.O.                 UITKERINGSPERCENTAGE OVER MINIMUMLOON op jaarbasis
35 – 45%                                               28%                                          € 5.012
45 – 55%                                               35%                                          € 6.265
55 - 65%                                               42%                                          € 7.518
65 – 80%                                               50,75%                                       € 9.084


Nb. Het minimumloon is € 17.900,35 per 1 januari 2009. Bedragen wisselen per half jaar. Het exacte
minimumloon bedrag kunt u vinden op de website van WWW.SZW.NL



2.3.3 Volledig (≥ 80% of meer) maar niet duurzaam arbeidsongeschikt : WGA
Voor degenen die volledig arbeidsongeschikt zijn (dus slechts 20% of minder van hun oude loon nog kunnen
verdienen) maar die niet als duurzaam zijn aangemerkt vallen ook onder de WGA. Ook zij ontvangen eerst een
WGA loongerelateerde uitkering. Maar in de fase na de loongerelateerde uitkering hebben ze altijd recht op de
loonaanvullingsregeling zonder inkomenstoets. Dit houdt in dat er bij hen niet getoetst wordt of ze al dan niet
50% van de verdiencapaciteit verdienen. Ze hebben altijd recht op de loonaanvulling van 70% van het verschil
tussen het oude (gemaximeerd) dagloon en de resterende verdiencapaciteit.


Ook de personen die momenteel nog geen werkhervatting hebben, maar waarbij een MEER dan geringe kans
op herstel geldt, die krijgen ook een WGA-uitkering. Zolang ze niets verdienen hebben ze de eerste twee
maanden nog altijd 75% en daarna 70% van het (gemaximeerd) dagloon. De gewone formules gelden echter
het met werken verdiende loon bedraagt nul euro. Ook de WGA loonaanvulling bedraagt 70% van het
(gemaximeerd) dagloon minus de resterende verdiencapaciteit van nul euro. Mocht later blijken dat persoon
wel duurzaam arbeidsongeschikt is, dan gaat hij of zij alsnog zonder nadere voorwaarden over naar de IVA.


2.3.4 Volledig en duurzaam arbeidsongeschikt = IVA
De IVA is bedoeld voor mensen die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt zijn. Het begrip volledige
arbeidsongeschiktheid geldt net als bij de WAO indien iemand 20% of minder van zijn oude loon kan verdienen.
Voor het recht op een IVA uitkering dient er ook sprake te zijn van duurzame arbeidsongeschiktheid. Duurzame
arbeidsongeschiktheid is gedefinieerd als een voorzienbare langdurige arbeidsbeperking in die zin dat binnen
een periode van vijf jaar geen reële mogelijkheden tot herstel verwacht kunnen worden.




                                                              13
 © VERSIE JANUARI 2009 - MARJOL NIKKELS - AGEMA VAN SENSIO KONSULT BV TE APELDOORN. HOEWEL HET MATERIAAL MET GROTE
                   ZORGVULDIGHEID IS SAMENGESTELD, KUNNEN ER GEEN RECHTEN AAN WORDEN ONTLEEND.
U P D A T E WIA V O O R D E NBVA – B I J E E N K O M S T 4 F E B R U A R I 200 9



2.4 Lage instroom in de WIA
De WIA-instroom blijkt aanmerkelijk lager uit te vallen dan de prognoses zoals deze waren afgegeven bij de
voorbereiding van de wet. Aanvankelijk was de verwachting dat er zo’n 40.000 nieuwe WIA uitkeringen per jaar
zouden komen. Dit bleek in 2006 slechts de helft te zijn en ook in 2007 kwamen er zo’n 22.000 WIA
uitkeringen waarvan 5.000 IVA uitkeringen en 17.000 WGA uitkeringen. Van alle WGA uitkeringen is slechts
een derde gedeeltelijk arbeidsongeschikt. Twee derde is volledig maar niet duurzaam arbeidsongeschikt. Er is
dan wel sprake van een loonverlies van 80% maar de verwachting is dat er nog herstel gaat optreden. Indien
de medische situatie niet helder is, dan wordt de persoon in de WGA geplaatst. De verwachting is een vrij groot
gedeelte op termijn alsnog duurzaam arbeidsongeschikt beoordeeld zal worden, ze gaan dan over naar de IVA.
Voor de werkgevers is deze ontwikkeling voordelig. Want personen die in de IVA komen, die kosten de
werkgevers geen geld! (er geldt immers geen premiedifferentiatie). Voor de groep die in de WGA komt, betaalt
de werkgever wel een hogere gedifferentieerde WGA-premie (of is de werkgever eigen-risicodrager). Zie het
hoofdstuk over de marktwerking in de WGA. Het totaal aantal WIA-uitkeringen komt eind 2008 naar
verwachting uit op ongeveer 57.000 (tegen 38.000 in 2007). Daarvan hebben krap 43.000 mensen een WGA-
uitkering omdat ze gedeeltelijk of niet-duurzaam arbeidsongeschikt zijn en ruim 14.000 mensen een IVA-
uitkering omdat ze volledig en duurzaam arbeidsongeschikt zijn.



2.5 Een WAO-er komt niet in de WIA
Er is een duidelijke scheidslijn tussen de WAO en de WIA. Alleen personen die na 1 januari 2004 ziek zijn
geworden, kunnen in de WIA komen. Heeft iemand momenteel een WAO uitkering en neemt de mate van
arbeidsongeschiktheid toe, dan wordt na vier weken of na 104 weken de WAO-uitkering aangepast. Welke
wachttijd geldt is afhankelijk van de oorzaak van arbeidsongeschiktheid. Is de toename het gevolg van dezelfde
oorzaak dan geldt altijd vier weken wachttijd. Is er sprake van een andere oorzaak, dan geldt normaliter 104
weken wachttijd, tenzij de persoon al voor meer dan 45% arbeidsongeschikt is verklaard. Personen in de WAO
die voor meer dan 45% arbeidsongeschikt zijn, kunnen ongeacht oorzaak na vier wachtweken een aanpassing
van de WAO-uitkering krijgen.


Stel dat iemand bij de WAO herbeoordeling zijn WAO uitkering helemaal is kwijtgeraakt, omdat er sprake is van
een a.o. percentage lager dan 15%, dan kan de persoon alsnog weer in de WAO komen. De voorwaarde
hiervoor is dat er binnen vijf jaar na einde van de WAO uitkering opnieuw de arbeidsongeschiktheid is
toegenomen op basis van dezelfde oorzaak. Dan herleven de oude WAO-rechten. Is er sprake van een andere
oorzaak, dan geldt gewoon 104 weken wachttijd en krijgt die persoon mogelijk recht op een WIA-uitkering.



2.6 Regeling Inkomensvoorziening volledig arbeidsongeschikten (IVA)
De IVA is bedoeld voor mensen die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt zijn. Het begrip volledige
arbeidsongeschiktheid geldt net als bij de bestaande WAO indien iemand 20% of minder van zijn oude loon kan
verdienen nog minder dan 20%. Voor het recht op een IVA uitkering dient er ook sprake te zijn van duurzame
arbeidsongeschiktheid. Duurzame arbeidsongeschiktheid is gedefinieerd als een voorzienbare langdurige
arbeidsbeperking in die zin dat binnen een periode van vijf jaar geen reële mogelijkheden tot herstel verwacht
kunnen worden.


2.6.1 Vaststellen van duurzame arbeidsongeschiktheid
Nieuw is bij de IVA-uitkering de vaststelling of betrokkene ook duurzaam arbeidsongeschikt is. Hiervan is
slechts sprake in twee situaties:
       herstel is uitgesloten (er is een duurzaam verlies van mogelijkheden tot functioneren en persoon
       verkeert reeds in een stabiele situatie)
       er is een geringe kans van herstel op lange termijn




                                                              14
 © VERSIE JANUARI 2009 - MARJOL NIKKELS - AGEMA VAN SENSIO KONSULT BV TE APELDOORN. HOEWEL HET MATERIAAL MET GROTE
                   ZORGVULDIGHEID IS SAMENGESTELD, KUNNEN ER GEEN RECHTEN AAN WORDEN ONTLEEND.
U P D A T E WIA V O O R D E NBVA – B I J E E N K O M S T 4 F E B R U A R I 200 9




Overigens is aangegeven dat er ook sprake is van duurzaamheid indien iemands situatie alleen nog maar kan
verslechteren of die persoon zelfs zal komen te overlijden. Indien er slechts een geringe kans op herstel
mogelijk is, geldt wel de voorwaarde dat dit gedurende een periode van vijf jaar ieder jaar opnieuw
herbeoordeeld wordt. Indien er reeds sprake is van een stabiele situatie met herstel uitgesloten, dan geldt er in
principe geen herbeoordeling meer.


De Gezondheidsraad heeft protocollen ontwikkeld die gebruikt kunnen worden bij de beoordeling van
arbeidsongeschiktheid door het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV). In de protocollen wordt
rekening gehouden met de begeleiding en behandeling die al gevolgd is en nog mogelijk is. Het gaat om circa
12 protocollen voor ziekten zoals bijvoorbeeld chronische rugklachten, borstkanker, hart- en vaatziekten,
depressies en spanningsklachten. Ook cliëntenorganisaties zijn bij de ontwikkeling van de protocollen
betrokken. De nieuwe manier van werken op basis van de protocollen is vastgelegd in een ministeriële regeling.


2.6.2 Vervroegde keuringsmogelijkheid (flexibele keuring) voor de IVA
De WIA kent de mogelijkheid om een eerdere keuring aan te vragen voor personen die reeds in een stabiele
situatie van duurzame arbeidsongeschiktheid verkeren. De werkgever houdt ook met deze vervroegde
keuringsmogelijkheid wel een loondoorbetalingsplicht gedurende twee jaar wanneer de CAO-verplichting hoger
is dan de IVA-uitkering. De vervroegde           IVA uitkering mag namelijk in mindering gebracht worden op de
loondoorbetalingsplicht.


De voorwaarde is dat de bedrijfsarts verklaart dat volgens zijn inzichten de betrokkene volledig en duurzaam
arbeidsongeschikt is. Deze mogelijkheid kan slechts eenmaal aangevraagd worden tussen de 13e en 68e
ziekteweek. De vervroegde IVA-beschikking kan uiterlijk tot de 78e week door het UWV worden toegekend.
Omdat er een aanvraagtermijn is van 10 weken dient de aanvraag voor de 68e week weg te zijn. De vervroegde
aanvraagmogelijkheid bestaat slechts 1 keer. Dus met te vroeg aanvragen bestaat het risico dat het UWV van
mening is dat er nog geen sprake is van een stabiele situatie om duurzaamheid vast te stellen. Dan zal de
werkgever alsnog de volledige twee jaarsperiode van verzuim het loon moeten doorbetalen.


2.6.3 Hoogte IVA uitkering: 75% van (gemaximeerd) dagloon
De hoogte van de IVA-uitkering bedroeg in 2006 nog 70% van het (max) dagloon tot de 65 jarige leeftijd.
Vanaf 1 januari 2007 is de IVA uitkering verhoogd naar 75% van het maximum dagloon. Voor 2009 bedraagt
het maximum dagloon € 47.802,- per jaar. De IVA uitkering loopt door tot de 65 jarige leeftijd of stopt bij
eerder overlijden (of eventueel revalideren).


Nb. Het kabinet Balkenende 4 heeft in navolging op de IVA-uitkering per 1 juli 2007 de WAO, WAZ en Wajong
uitkeringen van de volledig arbeidsongeschikten verhoogd van 70% naar 75%.


2.6.4 Uitvoering IVA (geen premiedifferentiatie of mogelijkheid van eigen-risicodragen)
De IVA-uitkeringen worden volledig publiek uitgevoerd, dus door het UWV. De financiering van de uitkeringen
van de IVA-uitkeringen vindt plaats uit het arbeidsongeschiktheidsfonds (Aof). Hiervoor betalen alle werkgevers
een gelijk bedrag die als een opslag wordt meegenomen in de WAO/WIA-basispremie. Aanvankelijk waren er
plannen om vanaf 2008 een marktwerking binnen de IVA in te voeren. Echter door de afschaffing van de wet
Pemba komt er ook geen premiedifferentiatie in de IVA en ook geen mogelijkheid om voor de IVA eigen-
risicodrager te worden.



2.7 De regeling Werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA)
De regeling WGA geldt voor de groepen:
       Gedeeltelijk arbeidsgeschikt (35-80%)
       Volledig maar niet duurzaam arbeidsongeschikt


2.7.1 De loongerelateerde WGA-uitkering
De WGA kent allereerst een loongerelateerde uitkering. Voor WGA instroom vanaf 2008 bedraagt de hoogte
gedurende twee maanden 75% van het verschil tussen het oude (max.) dagloon en het met werken verdiende
nieuwe loon en daarna is het uitkeringspercentage 70%. Dus 70% van het verschil tussen het oude


                                                              15
 © VERSIE JANUARI 2009 - MARJOL NIKKELS - AGEMA VAN SENSIO KONSULT BV TE APELDOORN. HOEWEL HET MATERIAAL MET GROTE
                   ZORGVULDIGHEID IS SAMENGESTELD, KUNNEN ER GEEN RECHTEN AAN WORDEN ONTLEEND.
U P D A T E WIA V O O R D E NBVA – B I J E E N K O M S T 4 F E B R U A R I 200 9



(gemaximeerd) dagloon en het nieuwe met werken verdiende loon. Voor inkomens boven maximum dagloon
wordt het nieuwe met werken verdiende loon nog vermenigvuldigd met de factor (zie paragraaf 5.7.7)


Indien iemand na twee jaar verzuim geen andere baan heeft, bedraagt de WGA loongerelateerde uitkering nog
twee maanden 75% en daarna 70% van het (gemaximeerd) dagloon.


De werknemer moet voor de loongerelateerde WGA-uitkering wel voldoen aan de zogenaamde referte eis. De
referte-eis is overgenomen uit de WW. De huidige referte eis is dat betrokkene voor de ziekte minimaal 26
weken gewerkt moet hebben van de laatste 36 weken. Een gewerkte dag op een week is voldoende. De duur
van de loongerelateerde WGA-uitkering sluit aan bij de vaststelling van de duur van de Werkloosheidswet (dus
gerelateerd aan het arbeidsverleden). Zie uitleg over arbeidsverleden bij het hoofdstuk over de Werkloosheids-
wet.


Nb. Om uitvoeringstechnische redenen is er in het jaar 2006 en 2007 nog gewerkt met een leeftijdsafhankelijke
tabel en was er nog geen koppeling met het arbeidsverleden.


        Leeftijd                                         DUUR WGA LOONGERELATEERDE UITKERING
                                                         van WGA instroom uit 2006 of 2007
        Jonger dan 23 jaar                               6 maanden
        23 t/m 27jaar                                    9 maanden
        28 t/m 32 jaar                                   1 jaar
        33 t/m 37jaar                                    1,5 jaar
        38 t/m 42 jaar                                   2 jaar
        43 t/m 47jaar                                    2,5 jaar
        48 t/m 52 jaar                                   3 jaar
        53 t/m 57jaar                                    4 jaar
        58 jaar of ouder                                 5 jaar


Nb.    Deze tabel was slechts een tijdelijke situatie. Alle WGA lgu-uitkeringen vanaf 2008 zijn gekoppeld aan de
duur van de Werkloosheidswet. Zie hiervoor het hoofdstuk over de Werkloosheidswet. Simpel gezegd geldt dat
er minimaal sprake moet zijn van het behalen van een wekeneis. Dit houdt in dat er voor de ziekte tenminste
26 weken van de laatste 36 gewerkt moet zijn, dan is er recht op drie maanden WGA loongerelateerde
uitkering. Er is een verlenging mogelijk indien de betrokkene aan de arbeidsverledeneis voldoet, oftewel
tenminste vier van de laatste vijf kalenderjaren gewerkt heeft (tenminste 52 loondagen per jaar). Bij 20 jaar
arbeidsverleden is er ook recht op in totaal 20 jaar WGA loongerelateerde uitkering.


2.7.2 De WGA vervolguitkering of loonaanvulling
Na afloop van de loongerelateerde WGA-uitkering bestaat tot iemands 65e jaar recht op een vervolguitkering of
een loonaanvulling. Bij gedeeltelijk arbeidsgeschikten wordt bij de hoogte van de uitkering een onderscheid
gemaakt tussen voldoende werken en niet voldoende werken. Het verschil tussen wel voldoende of niet
voldoende werken is neergelegd bij een grens van 50% van de resterende verdiencapaciteit.


Een gedeeltelijk arbeidsgeschikte die niet of niet voldoende werkt (minder inkomsten dan 50% van de
resterende verdiencapaciteit), heeft recht op de lage WGA vervolguitkering. Deze uitkering is een percentage
van het minimumloon dat afhankelijk is van de mate van arbeidsongeschiktheid. Indien iemand zijn dagloon
lager is dan het minimumloon, dan is het uitkeringspercentage gekoppeld aan het lagere dagloon.


Mate van arbeidsongeschiktheid          - uitkeringspercentage van minimumloon                        bedrag WGA vervolg
                                          (minimumloon is € 17.900,35 in 2009)                        op jaarbasis (afgerond)
35 – 45%                                                 28%                                          € 5.012
45 – 55%                                                 35%                                          € 6.265
55 - 65%                                                 42%                                          € 7.518
65 – 80%                                                 50,75%                                       € 9.084


Indien de gedeeltelijk arbeidsgeschikte wel voldoende werkt (een minimale benutting van 50% van zijn
resterende verdiencapaciteit), krijgt een loonaanvulling van 70 procent van het verschil tussen het



                                                                  16
 © VERSIE JANUARI 2009 - MARJOL NIKKELS - AGEMA VAN SENSIO KONSULT BV TE APELDOORN. HOEWEL HET MATERIAAL MET GROTE
                     ZORGVULDIGHEID IS SAMENGESTELD, KUNNEN ER GEEN RECHTEN AAN WORDEN ONTLEEND.
U P D A T E WIA V O O R D E NBVA – B I J E E N K O M S T 4 F E B R U A R I 200 9



laatstverdiende (gemaximeerde) loon en het met werken verdiende loon. Het loonverlies als gevolg van de
arbeidsongeschiktheid wordt dus voor 70% aangevuld.


Let op: Er geldt geen inkomenseis bij de loonaanvulling zonder inkomenstoets voor de volledig, maar niet
duurzaam arbeidsongeschikten. Bij een arbeidsongeschiktheid van 80% of meer, maar waarbij geen
duurzaamheid is vastgesteld geldt ook na de loongerelateerde WGA-uitkering altijd de WGA loonaanvulling en
niet de WGA vervolguitkering. Voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten geldt namelijk geen ‘voldoende
werken inkomenstoets’.


2.7.3 Aanvulling op de WGA tot sociaal minimum met de Toeslagenwet
De Toeslagenwet geeft op een ZW, WAO, WIA, WAZ of Wajong uitkering een aanvulling tot het sociaal
minimum, indien de verzekerde inkomsten heeft onder het sociaal minimum. Het sociaal minimumniveau in
Nederland is:
       100% van het netto minimumloon voor gehuwden / samenwonenden ( = € 1.070 netto per maand)
       90% van het netto minimumloon voor een alleenstaande met kind(eren) ( = € 950 netto per maand)
       70% van het netto minimumloon voor een alleenstaande (= € 800 netto per maand)
Bij de Inkomenstoets van de Toeslagenwet wordt dus wel gekeken naar andere inkomensbronnen die de
verzekerde binnen de gezinssituatie heeft, zoals het inkomen van de partner maar ook inkomsten uit
dienstbetrekking of inkomen uit vroegere arbeid. Ook de arbeidsongeschiktheidsuitkering die voortkomt uit een
collectieve verzekering die gerelateerd is aan de arbeidsovereenkomst wordt telt mee bij de inkomenstoets.
Overigens kent de Toeslagenwet GEEN vermogenstoets. Dit is een voordeel van de Toeslagenwet bovenop de
algemene Wet werk en bijstand, die wel een strenge vermogenstoets kent.


2.7.4 Voorbeeld van verschil in wel of niet voldoende werken na de loongerelateerde fase
Na afloop van de zogenaamde WGA loongerelateerde uitkering is voor de gedeeltelijk arbeidsongeschikten (35-
80% a.o.) de uitkeringshoogte afhankelijk of iemand wel of niet voldoende zijn arbeidsvermogen benut. Wel of
niet voldoende benutting ligt bij het verdienen van een inkomen gebaseerd op minimaal 50% van de
verdiencapaciteit (die door het UWV vastgesteld wordt). Bij onvoldoende benutting van het arbeidsvermogen is
de arbeidsongeschiktheidsuitkering slechts een percentage van het minimumloon.


Van de bestaande gedeeltelijk arbeidsongeschikte WAO-ers is momenteel circa 40% niet aan het werk. De WGA
stimuleert meer dan de bestaande WAO dat gedeeltelijk arbeidsGEschikten weer aan het werk gaan. Immers de
loonaanvulling is hoger dan de lagere vervolguitkering, tenzij iemand nu al niet het minimumloon verdient. De
financiële prikkel komt uit de ondergenoemde voorbeelden duidelijk naar voren.


Stel: dat iemand voor de arbeidsongeschiktheid nog € 35.000,- verdiende. Het UWV stelt de resterende
verdiencapaciteit nog vast op € 20.000,-. Het loonverlies door de arbeidsongeschiktheid bedraagt 42%, dus er
wordt gesproken van gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid. In de WIA ligt daarvoor de norm op een loonverlies
van 35%. De Regeling WGA (Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten) is in dit voorbeeld van toepassing.


Om ook na de loongerelateerde fase nog zeker te zijn van een goede arbeidsongeschiktheidsuitkering dient de
gedeeltelijk arbeidsgeschikte minimaal 50% van zijn resterende verdiencapaciteit (= € 10.000,- of meer) met
werken te verdienen. Dan geldt namelijk een loonaanvulling die gebaseerd is op 70% van het loonverlies door
de arbeidsongeschiktheid, oftewel in dit voorbeeld een uitkering van 70% van het verschil tussen het oude loon
van € 35.000,- en de verdiencapaciteit van € 20.000,-. De uitkering komt dus uit op € 10.500,-. Stel dat
betrokkene niet de verdiennorm haalt en minder verdient dan € 10.000,-, dan geldt de lagere WGA
vervolguitkering van in dit voorbeeld slechts 28% van het minimumloon oftewel € 5.012,-.


Let op: het eigen-risicodragen geldt niet voor de loonaanvullingen die boven de WGA vervolguitkering uitkomt
Bij de werkgever die voor de WGA eigen-risicodrager is, wordt het deel van de loonaanvulling dat uitkomt
boven de lage vervolguitkering niet meegenomen in het eigen-risicodragen. Hier heeft de regering voor
gekozen omdat anders de werkgever belang zou hebben bij het niet werken van een werknemer. In het
bovenstaande voorbeeld geldt dus na de WGA loongerelateerde uitkering alleen nog de lage vervolguitkering
van € 5.012,- als deel dat meegenomen wordt in het eigen-risicodragen.




                                                              17
 © VERSIE JANUARI 2009 - MARJOL NIKKELS - AGEMA VAN SENSIO KONSULT BV TE APELDOORN. HOEWEL HET MATERIAAL MET GROTE
                   ZORGVULDIGHEID IS SAMENGESTELD, KUNNEN ER GEEN RECHTEN AAN WORDEN ONTLEEND.
U P D A T E WIA V O O R D E NBVA – B I J E E N K O M S T 4 F E B R U A R I 200 9



2.7.5 Rekenvoorbeelden Regeling Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten
Jan, een alleenstaande man van 40 jaar verdiende voor zijn arbeidsongeschiktheid € 40.000,- bruto per jaar.
Het UWV stelt dat hij met andere gangbare arbeid nog € 16.000,- kan verdienen. Het loonverlies is 60%, dus
hij wordt voor 60% arbeidsongeschikt verklaard. De WGA is van toepassing. Het arbeidsverleden van Jan
bedraagt 22 maanden oftewel de duur van zijn WGA loongerelateerde uitkering is ook 22 maanden.
Was hij in 2006 of 2007 in de WGA gekomen, dan had hij 24 maanden een WGA loongerelateerde uitkering
ontvangen (gekoppeld aan zijn leeftijd). Na afloop van de loongerelateerde uitkering geldt bij voldoende werken
de loonaanvullingsregeling en anders de lagere WGA vervolguitkering.


Stel: na twee jaar verzuim heeft Jan nog geen andere baan waarmee hij geld kan verdienen:
*          WGA loongerelateerde uitkering (1e 2 maanden) = 75% van € 40.000,- = € 30.000
*          WGA loongerelateerde uitkering (3e maand tot en met 22e maand) = 70% van € 40.000,- = € 28.000
*          Na de WGA loongerelateerde uitkering volgt de WGA vervolguitkering. Jan valt in de klasse 55-65% en
           krijgt derhalve nog 42% van het minimumloon, dus 42% van € 17.900,35 = € 7.518.
(*) omdat Jan een alleenstaande man is wordt deze lage vervolguitkering met de Toeslagenwet aangevuld tot
het sociaal minimum, die in zijn situatie 70% van het minimumloon bedraagt (dus in totaal heeft Jan dan
€ 12.530,- op jaarbasis).



    € 40.000   100%
                      CAO
                      aanvulling
    € 30.000    75%
    € 28.000    70%


                          Verplichting
                                              WGA Loongerelateerde
                         werkgever agv
                                                   uitkering                                                                    € 12.111 (30%)
                         WULBZ / WVL                                               Aanvulling tot sociaal minimum door UWV
                                                                                                                                € 7.267 (18%)
                                                                                             WGA Vervolguitkering
                 0%
                      1e jaar      2e jaar   2 mnd       20 maanden                                                             65 jaar



Indien Jan wel weer voldoende zijn resterende verdiencapaciteit gaat benutten, dan wordt de vervolguitkering
weer omgezet in een WGA loonaanvulling. Stel: na twee jaar verzuim heeft Jan wel een baan waarmee hij zijn
resterende verdiencapaciteit van € 16.000,- volledig benut.


           WGA loongerelateerde uitkering (1e 2 maanden) is 75% van verschil tussen zijn oude (max.) dagloon en
           hetgeen hij met werken verdient, dus: 75% * (€ 40.000 - € 16.000) = € 18.000
           WGA loongerelateerde uitkering (van 3e maand tot en met 22e maand is 70% van verschil tussen zijn
           oude (max.) dagloon en hetgeen hij met werken verdient, dus: 75% * (€ 40.000 -                                           € 16.000) =
           € 16.800


Daarna volgt de WGA loonaanvulling, omdat hij meer dan 50% van zijn resterende verdiencapaciteit verdient.
Deze bedraagt altijd 70% van het verschil van zijn oude loon (40.000) en zijn resterende verdiencapaciteit
(16.000). De loonaanvulling is dus ook 70% * (€ 40.000 - € 16.000) = € 16.800.


Anders gezegd compenseert de loonaanvulling het inkomensverlies door de arbeidsongeschiktheid voor 70%.
Zolang iemand dus zijn resterende verdiencapaciteit verdient, gaat hij er helemaal niet op achteruit na afloop
van de WGA loongerelateerde uitkering (zie schema).


    € 40.000   100%
                      CAO
                      aanvulling
                                                                                                                                € 32.800 (82%)
    € 28.000    70%                           WGA Loongerelateerde
                                                                                             WGA Loonaanvulling
                                                   uitkering
                          Verplichting
    € 16.000    40%
                         werkgever agv
                         WULBZ / WVL
                                                             Inkomen (conform resterende verdiencapaciteit verdiencapaciteit)

                 0%
                      1e jaar      2e jaar   2mnd         20 maanden                                                            65 jaar




                                                                             18
 © VERSIE JANUARI 2009 - MARJOL NIKKELS - AGEMA VAN SENSIO KONSULT BV TE APELDOORN. HOEWEL HET MATERIAAL MET GROTE
                           ZORGVULDIGHEID IS SAMENGESTELD, KUNNEN ER GEEN RECHTEN AAN WORDEN ONTLEEND.
U P D A T E WIA V O O R D E NBVA – B I J E E N K O M S T 4 F E B R U A R I 200 9



Voorbeeld 2: Paul, 46 jaar oud – arbeidsverleden van 28 maanden
Salaris voor ziekte (dagloon)                          = € 30.000
Resterende verdiencapaciteit                           = € 15.000
Loonverlies = AO-percentage                            = 50%


In dit voorbeeld is Paul 46 jaar, dus vanaf 18 jaar heeft hij of zij een arbeidsverleden van 28 jaar. Dit betekent
dat de duur van de WGA loongerelateerde uitkering (lgu) 28 maanden bedraagt.


Stel, na twee jaar ziekte heeft Paul geen andere baan, dus verdiencapaciteit = 0


WGA loongerelateerde uitkering (eerste twee maanden) =                                   75% * € 30.000   =    € 22.500
WGA loongerelateerde uitkering (van 3e maand tot en met 28e maand) =                     70% * € 30.000   =    € 21.000


Na de WGA loongerelateerde uitkering volgt een percentage van 35% van het minimumloon,
dus 35% * € 17.900,35,- = € 6.265,-.
Stel, na   twee jaar ziekte haalt Paul norm van voldoende werken (= € 7.500 = 50% van zijn
resterende verdiencapaciteit)


WGA loongerelateerde uitkering (1e 2 maanden) =                                  75% * (€ 30.000 - € 7.500)=   € 16.875
WGA loongerelateerde uitkering (3e maand tot en met 28e maand) = 70% * (€ 30.000 - € 7.500)=                   € 15.750
Daarbovenop komt nog zijn loon van €7.500 loon. Vanaf de derde maand heeft Paul dan € 15.750 plus
€ 7.500,- = € 23.350 op jaarbasis


Na de WGA loongerelateerde uitkering volgt de loonaanvulling in verband met behalen norm voldoende werken:
WGA loonaanvulling = 70% * (30.000 - € 15.000) = € 10.500
Daar bovenop komt nog zijn loon van €7.500 loon (dus samen heeft hij dan € 18.000).


Stel, na twee jaar ziekte verdient Paul zijn volledige resterende verdiencapaciteit,
dus € 15.000


WGA loongerelateerde uitkering (1e 2 maanden) =                         75% * (€ 30.000 - € 15.000)       = € 11.250
Totale inkomsten incl. € 15.000 loon                                                                      = € 26.250


WGA loongerelateerde uitkering (3e tot en met 28e maand) = 70% * (€ 30.000 - € 15.000)                    = € 10.500
Totale inkomsten incl. € 15.000 loon                                                                      = € 25.500


Na de WGA loongerelateerde uitkering volgt:
WGA loonaanvulling =                                                    70% * (30.000 - € 15.000)         = € 10.500
Totale inkomsten incl. € 15.000 loon                                                                      = € 25.500


2.7.6 Bijzondere WGA situaties: iemand verdient meer dan resterende verdiencapaciteit
Het kan voorkomen dat iemand meer gaat verdienen dan de resterende verdiencapaciteit. Dan geldt de
bepaling dat de WGA loonaanvulling niet hoger kan uitvallen dan de uitkomst van de WGA loongerelateerde
uitkering. Oftewel dan wordt ook bij de WGA loonaanvulling uitgegaan van het hogere loon en niet van de
resterende verdiencapaciteit.    Stel dat Paul uit het bovengenoemde voorbeeld € 17.000 gaat verdienen, dus
€ 2.000 meer dan zijn vastgestelde verdiencapaciteit. Dan bedraagt:


- de WGA loongerelateerde uitkering:
1e 2 maanden         :75% van (€ 30 000 – € 17 000) = € 9.750
Vanaf 3e maand       :70% van (€ 30 000 – € 17 000) = € 9.100


- de WGA loonaanvulling : 70% van (€ 30 000 – € 17 000) = € 9.100


In combinatie met het loon van € 17 000 houdt Paul dus in totaal € 26.100 over, oftewel 87% van het laatste
salaris. Had Henk zijn verdiencapaciteit van € 15 000 verdiend, dan was de WGA-uitkering € 10.500 geweest.
In totaliteit met het loon was die dan uitgekomen op € 25.500. Van de hogere verdiensten boven de resterende



                                                              19
 © VERSIE JANUARI 2009 - MARJOL NIKKELS - AGEMA VAN SENSIO KONSULT BV TE APELDOORN. HOEWEL HET MATERIAAL MET GROTE
                   ZORGVULDIGHEID IS SAMENGESTELD, KUNNEN ER GEEN RECHTEN AAN WORDEN ONTLEEND.
U P D A T E WIA V O O R D E NBVA – B I J E E N K O M S T 4 F E B R U A R I 200 9



verdiencapaciteit van € 2000 houdt Henk dus € 600 over. Oftewel 30% van de extra verdiensten boven de
resterende verdiencapaciteit.


2.7.7 Berekening WGA uitkering voor inkomens boven maximum dagloon
In 2006 was de WGA voor inkomens boven het dagloon altijd nadeliger dan de WAO zou zijn geweest. Voor
degenen die na de arbeidsongeschiktheid nog meer verdienden dan het maximum dagloon was er in het geheel
geen WGA uitkering meer. De WGA regeling is vanaf 1 januari 2007 aangepast voor mensen die meer
verdienen dan het maximum dagloon zodat er ook nog altijd een uitkering is, zelfs indien de resterende
verdiencapaciteit nog boven het maximum dagloon uitkomt. Bij de berekening van de hoogte van de WGA-
uitkering worden namelijk de inkomsten na arbeidsongeschiktheid (bij WGA loongerelateerde uitkering) of de
‘resterende verdiencapaciteit’ (bij WGA loonaanvulling) vermenigvuldigd met een factor. Aangezien deze factor
altijd lager is dan 1 valt daardoor de WGA uitkering hoger uit. Hoe dit precies uitpakt laten we graag zien in een
aantal rekenvoorbeelden.


Vaststelling van de factor
Er is sinds 1 januari 2007 een nieuwe factor in de WGA wet opgenomen. Deze factor is gebaseerd op DL / LVL.
       DL is hierbij het dagloon en kan niet hoger zijn dan het maximumdagloon (= € 183,15 in 2009)
       LVL is het ongemaximeerde dagloon (kan dus wel hoger zijn dan € 183,15)


Op het moment dat iemand minder verdient dan het maximumdagloon, dan is de factor gewoon 1 en heeft de
factor geen gevolgen voor de hoogte van de WGA-uitkering. Op het moment dat iemand echter meer verdient
dan het maximum dagloon, dan komt de factor altijd kleiner uit dan 1. Bijvoorbeeld: iemand heeft een
ongemaximeerd dagloon van € 200. De factor bedraagt dan 183,15/200 = 0,92. Stel dat iemand een
ongemaximeerd dagloon heeft van € 350 dan bedraagt de factor 183,15/350 = 0,52. Bij de berekening van de
uitkering wordt met deze factor rekeninggehouden.


Verrekening factor
De WGA loongerelateerde uitkering is momenteel gebaseerd op 70% van het (gemaximeerde) dagloon minus
het op dat moment met werken verdiende loon. Op het moment dat de factor 0,5 is, dan wordt de helft van de
op dat moment met werken verdiende loon verrekend. De berekende factor wordt dus vermenigvuldigd in de
WGA loongerelateerde uitkering met het op dat moment met werken verdiende loon en bij de WGA
loonaanvulling wordt de berekende factor vermenigvuldigd met de resterende
verdiencapaciteit.


Voorbeeld 1:
Oud loon (ongemaximeerd maatmanloon)                    = € 100.000,-
Resterende verdiencapaciteit                            = € 50.000,-
Mate van arbeidsongeschiktheid                          =     50%
Nieuw inkomen na arbeidongeschiktheid                   = € 25.000 (*)


(*) is helft van verdiencapaciteit dus inkomenseis voor de loonaanvulling is behaald


De nieuwe factor bedraagt in dit voorbeeld 47.802 / 100.000 = 0,48. Deze wordt vermenigvuldigd bij de
berekening   van de     uitkering    met het      met       werken   verdiende     loon en      daarna   met de   resterende
verdiencapaciteit.


De WGA loongerelateerde uitkering wordt dan als volgt berekend:


1e 2 maanden:         75% van (€ 47.802 minus (€ 25.000,--* 0,48)) = € 26.851,61
3 t/m 28 maanden      70% van (€ 47.802 minus (€ 25.000,--* 0,48)) = € 25.061,51


Daarna volgt de WGA loonaanvulling:
70% van (€ 47.802,15 minus ( € 50.000,-- * 0,48)) = € 16.661,51


Voorbeeld 2:
Oud loon (ongemaximeerd maatmanloon)                    = € 80.000,-
Resterende verdiencapaciteit                            = € 30.000,-


                                                               20
 © VERSIE JANUARI 2009 - MARJOL NIKKELS - AGEMA VAN SENSIO KONSULT BV TE APELDOORN. HOEWEL HET MATERIAAL MET GROTE
                     ZORGVULDIGHEID IS SAMENGESTELD, KUNNEN ER GEEN RECHTEN AAN WORDEN ONTLEEND.
U P D A T E WIA V O O R D E NBVA – B I J E E N K O M S T 4 F E B R U A R I 200 9



Mate van arbeidsongeschiktheid                         = 62,5%
Nieuw inkomen na arbeidsongeschiktheid                 = € 20.000 (*)


(*) Norm van voldoende werken wordt behaald (> helft van zijn resterende verdiencapaciteit)


Berekening factor: 47.802 / 80.000 = 0,6


       Met de wetgeving uit 2006 zou de WGA loongerelateerde uitkering zijn:
       70% van (€ 47.802 minus € 20.000) = € 18.343,50


       Vanaf 2007 geldt de factor bij de WGA loongerelateerde uitkering (lgu) en WGA loonaanvulling.
       Bovendien geldt dat vanaf 2008 de eerste 2 maanden het uitkeringspercentage van de WGA lgu 75% is.
       lgu: 1e 2 maanden              : 75% van (€ 47.802 minus (€ 20.000* 0,6)) = € 26.851,61
       lgu vanaf derde maand          : 70% van (€ 47.802 minus (€ 20.000* 0,6)) = € 25.061,51
De WGA loonaanvulling in dit voorbeeld is:
       Met de wetgeving uit 2006 70% van (€ 47.802 minus € 30.000) = € 12.461,51
       Vanaf 2007 is de WGA loonaanvulling: 70% van (€ 47.802 minus (€ 30.000 * 0,6)) = € 20.861,51


2.8 Aanvulling op de WGA tot sociaal minimum met de Toeslagenwet
De Toeslagenwet geeft op een ZW, WAO, WIA, WAZ of Wajong uitkering een aanvulling tot het sociaal
minimum, indien de verzekerde inkomsten heeft onder het sociaal minimum. Het sociaal minimumniveau in
Nederland is:
       100% van het netto minimumloon voor gehuwden / samenwonenden ( = € 1.070 netto per maand)
       90% van het netto minimumloon voor een alleenstaande met kind(eren) ( = € 950 netto per maand)
       70% van het netto minimumloon voor een alleenstaande (= € 800 netto per maand)


Bij de Inkomenstoets van de Toeslagenwet wordt dus wel gekeken naar andere inkomensbronnen die de
verzekerde binnen de gezinssituatie heeft, zoals het inkomen van de partner maar ook inkomsten uit
dienstbetrekking. Ook de arbeidsongeschiktheidsuitkering die voortkomt uit een collectieve verzekering die
gerelateerd is aan de arbeidsovereenkomst telt mee bij de inkomenstoets.
Overigens kent de Toeslagenwet GEEN vermogenstoets. Dit is een voordeel van de Toeslagenwet ten opzichte
van de Wet werk en bijstand, die wel een strenge vermogenstoets kent.



2.9 Collectieve uitkering valt onder inkomenstoets Toeslagenwet
Werkgevers staan voor de afweging of zij wel of niet collectief iets willen regelen voor het WGA hiaat. Sommige
werkgevers zijn dit verplicht vanuit een CAO verplichting. Wat mijns inziens onderbelicht blijft in de discussie is
dat er ook voor de verzekerde voordelen zijn als er juist geen sprake is van een collectief contract en dat het
arbeidsongeschiktheidsinkomen niet beschouwd wordt als inkomen uit dienstbetrekking. Dit heeft te maken met
het Inkomensbesluit van de Toeslagenwet. De Toeslagenwet geeft op een ZW, WAO, WIA, WAZ of Wajong
uitkering een aanvulling tot het sociaal minimum, indien de verzekerde inkomsten heeft onder het sociaal
minimum. Daarbij wordt wel gekeken naar andere inkomensbronnen die de verzekerde binnen de gezinssituatie
heeft, zoals het inkomen van de partner maar ook inkomsten uit dienstbetrekking. Ook de arbeidsongeschikt-
heidsuitkering kan meetellen bij de inkomenstoets.


In het inkomensbesluit bij de Toeslagenwet staat alleen dat er gekort wordt indien er sprake is van inkomen uit
dienstbetrekking op basis van een particuliere verzekering indien die voortspruit uit een individuele of
collectieve arbeidsovereenkomst.


Een collectieve WGA hiaat verzekering is gerelateerd aan de arbeidsovereenkomst en betreft een inkomens-
dervingsverzekering. Deze telt dus wel mee bij de inkomenstoets.


Dit kan vooral voor alleenstaanden of alleenverdieners een argument zijn om juist te kiezen voor individuele
arbeidsongeschiktheidsoplossingen. Nadeel van individuele arbeidsongeschiktheidsoplossingen is dat er altijd
een medische selectie geldt en dat ze veel duurder zijn dan de collectieve oplossing.



                                                              21
 © VERSIE JANUARI 2009 - MARJOL NIKKELS - AGEMA VAN SENSIO KONSULT BV TE APELDOORN. HOEWEL HET MATERIAAL MET GROTE
                   ZORGVULDIGHEID IS SAMENGESTELD, KUNNEN ER GEEN RECHTEN AAN WORDEN ONTLEEND.
U P D A T E WIA V O O R D E NBVA – B I J E E N K O M S T 4 F E B R U A R I 200 9




2.10 Gevolgen van de toe- of afname van de arbeidsongeschiktheid
Vaststelling van een toe- of afname van de arbeidsongeschiktheid blijkt alleen uit een herbeoordeling. Zowel
werkgever, werknemer, belanghebbende private verzekeraar als het UWV kan een herbeoordeling aanvragen
bij een wijziging van de omstandigheden. Bij de herbeoordeling kan het UWV uitkomen op een andere
resterende verdiencapaciteit. Dit heeft grote consequenties voor de uitkering. In deze paragraven wordt de toe-
en afname van de arbeidsongeschiktheid beschreven.


2.10.1 Gevolgen van de toename van de arbeidsongeschiktheid
Wat de gevolgen zijn van een toename van de arbeidsongeschiktheid is afhankelijk van de vraag of de persoon
door de toename volledig en duurzaam arbeidsongeschikt wordt of dat er sprake is van een lagere
verdiencapaciteit, waardoor mogelijk de WGA-uitkering aangepast wordt. De hoogte van de WGA-uitkering is
immers afhankelijk of betrokkene 50% van zijn verdiencapaciteit haalt. Als de betrokkene door de toename van
arbeidsongeschiktheid aangemerkt kan worden als volledig en duurzaam arbeidsongeschikt, dan wordt de
WGA-uitkering beëindigd en kan de persoon zonder wachttijd over naar de IVA. Het is hierbij niet van belang of
de toename van arbeidsongeschiktheid voortvloeit uit dezelfde oorzaak of uit een andere oorzaak. Dit is dus
een gunstige regeling voor gedeeltelijk arbeidsgeschikten.


Als er geen sprake is van volledig en duurzame arbeidsongeschiktheid, dan geldt dat de WGA-uitkering
aangepast kan worden aan een lagere verdiencapaciteit. Door de toename van de arbeidsongeschiktheid wordt
natuurlijk de resterende verdiencapaciteit lager vastgesteld. Dit geeft mogelijk een verandering in de hoogte
van de WGA vervolguitkering of in de hoogte van de WGA loonaanvulling. Bij een verandering in
uitkeringshoogte geldt een wachttijd van twee maanden. De volgende situaties kunnen zich voordoen:
       In de fase dat iemand nog een WGA loongerelateerde uitkering ontvangt, dan verandert de uitkering
       niet. In de WGA loongerelateerde uitkering is er namelijk altijd nog recht op 70% van het laatste
       (gemaximeerde) loon indien iemand niet werkt. Indien er wel inkomsten uit arbeid zijn, dan is de WGA
       loongerelateerde uitkering altijd gebaseerd op 70% van het verschil tussen het oude inkomen en wat op
       dat moment de verdiensten zijn. De verandering van de verdiencapaciteit heeft wel gevolgen bij de
       vraag of iemand na zijn WGA loongerelateerde uitkering recht heeft op de loonaanvulling of op de
       vervolguitkering.
       Indien de betrokkene al een loonaanvulling had, dan kan deze loonaanvullingsuitkering worden
       verhoogd. De loonaanvulling wordt na twee wachtmaanden gebaseerd op het verschil tussen 70% van
       het oude (gemaximeerde) dagloon en de nieuwe vastgestelde resterende verdiencapaciteit.
       Indien de betrokkene onvoldoende werkt en ook na de herbeoordeling met de nieuwe verdiencapaciteit
       nog de grens niet haalt van voldoende werken, dan blijft betrokkene een vervolguitkering houden. Wel
       kan er dan sprake zijn van een hogere arbeidsongeschiktheidsklasse waardoor het uitkeringspercentage
       over het minimumloon hoger wordt. Iemand die 40% arbeidsongeschikt is, heeft bijvoorbeeld een
       vervolguitkering van 28% van het minimumloon. Stijgt de mate van arbeidsongeschiktheid naar 60%
       van het minimumloon, dan wordt de vervolguitkering na twee wachtmaanden aangepast naar 42% van
       het minimumloon.
       Indien door de lagere resterende verdiencapaciteit de betrokkene op dat moment wel de voldoende
       werken grens haalt van 50% van zijn verdiencapaciteit, dan heeft betrokkene recht op de
       loonaanvulling. De loonaanvulling is gebaseerd op 70% van het verschil tussen zijn oude (gemaxi-
       meerde) loon en de nieuwe bij de herbeoordeling vastgestelde resterende verdiencapaciteit.


2.10.2 Gevolgen van de afname van de arbeidsongeschiktheid bij een IVA uitkering


1. Afname van arbeidsongeschiktheid indien betrokkene een IVA-uitkering heeft
Indien betrokkene een IVA-uitkering heeft en de mate van arbeidsongeschiktheid neemt af tot onder de 80%,
dan zal na twee maanden de uitkering beëindigd worden. Veelal zal er dan sprake zijn van gedeeltelijke
arbeidsgeschiktheid (loonverlies > 35%) met recht op een WGA-uitkering. Voor een WGA loongerelateerde
uitkering moet natuurlijk wel voldaan zijn aan de referte-eis dat voorafgaand aan de eerste ziektedag er
minimaal 26 weken gewerkt zijn van de laatste 36 weken. Als daaraan niet voldaan is gaat direct de WGA
vervolgfase in, oftewel met recht op een WGA loonaanvulling of een WGA vervolguitkering.




                                                              22
 © VERSIE JANUARI 2009 - MARJOL NIKKELS - AGEMA VAN SENSIO KONSULT BV TE APELDOORN. HOEWEL HET MATERIAAL MET GROTE
                   ZORGVULDIGHEID IS SAMENGESTELD, KUNNEN ER GEEN RECHTEN AAN WORDEN ONTLEEND.
Wia Update 4 Februari Nbva Naslagwerk
Wia Update 4 Februari Nbva Naslagwerk
Wia Update 4 Februari Nbva Naslagwerk
Wia Update 4 Februari Nbva Naslagwerk
Wia Update 4 Februari Nbva Naslagwerk
Wia Update 4 Februari Nbva Naslagwerk
Wia Update 4 Februari Nbva Naslagwerk
Wia Update 4 Februari Nbva Naslagwerk
Wia Update 4 Februari Nbva Naslagwerk
Wia Update 4 Februari Nbva Naslagwerk
Wia Update 4 Februari Nbva Naslagwerk
Wia Update 4 Februari Nbva Naslagwerk
Wia Update 4 Februari Nbva Naslagwerk
Wia Update 4 Februari Nbva Naslagwerk
Wia Update 4 Februari Nbva Naslagwerk
Wia Update 4 Februari Nbva Naslagwerk
Wia Update 4 Februari Nbva Naslagwerk
Wia Update 4 Februari Nbva Naslagwerk
Wia Update 4 Februari Nbva Naslagwerk
Wia Update 4 Februari Nbva Naslagwerk
Wia Update 4 Februari Nbva Naslagwerk
Wia Update 4 Februari Nbva Naslagwerk
Wia Update 4 Februari Nbva Naslagwerk
Wia Update 4 Februari Nbva Naslagwerk
Wia Update 4 Februari Nbva Naslagwerk
Wia Update 4 Februari Nbva Naslagwerk
Wia Update 4 Februari Nbva Naslagwerk
Wia Update 4 Februari Nbva Naslagwerk
Wia Update 4 Februari Nbva Naslagwerk
Wia Update 4 Februari Nbva Naslagwerk
Wia Update 4 Februari Nbva Naslagwerk
Wia Update 4 Februari Nbva Naslagwerk
Wia Update 4 Februari Nbva Naslagwerk
Wia Update 4 Februari Nbva Naslagwerk
Wia Update 4 Februari Nbva Naslagwerk

More Related Content

What's hot

Scriptie Stijn Blom Wnra
Scriptie Stijn Blom WnraScriptie Stijn Blom Wnra
Scriptie Stijn Blom WnraStijn Blom
 
Forse terugval voor Hooverphonic CVBA
Forse terugval voor Hooverphonic CVBAForse terugval voor Hooverphonic CVBA
Forse terugval voor Hooverphonic CVBAThierry Debels
 
De waarde van open data Keuzes en effecten van open-datastrategieën voor publ...
De waarde van open data Keuzes en effecten van open-datastrategieën voor publ...De waarde van open data Keuzes en effecten van open-datastrategieën voor publ...
De waarde van open data Keuzes en effecten van open-datastrategieën voor publ...Twittercrisis
 
Promotie veenendaal jaarplan 2011 2012 concept 3
Promotie veenendaal jaarplan 2011 2012 concept 3Promotie veenendaal jaarplan 2011 2012 concept 3
Promotie veenendaal jaarplan 2011 2012 concept 3Roeland Tameling
 
Inrichtingsplan Nationale Politie
Inrichtingsplan Nationale PolitieInrichtingsplan Nationale Politie
Inrichtingsplan Nationale PolitieTwittercrisis
 
Jaarverslag 2008 Water voor Filippijnen
Jaarverslag 2008 Water voor FilippijnenJaarverslag 2008 Water voor Filippijnen
Jaarverslag 2008 Water voor Filippijnenssuurmond
 
Staatsveiligheid krijgt nieuwe laptops
Staatsveiligheid krijgt nieuwe laptopsStaatsveiligheid krijgt nieuwe laptops
Staatsveiligheid krijgt nieuwe laptopsThierry Debels
 
Ontwerpplan Nationale Politie
Ontwerpplan Nationale PolitieOntwerpplan Nationale Politie
Ontwerpplan Nationale PolitieTwittercrisis
 
opmaak met foto's
opmaak met foto'sopmaak met foto's
opmaak met foto'skelly cogen
 
Spotify Belgium ziet omzet fors stijgen
Spotify Belgium ziet omzet fors stijgenSpotify Belgium ziet omzet fors stijgen
Spotify Belgium ziet omzet fors stijgenThierry Debels
 
Versie Aug 2008 Wetensch Vertaling Ned
Versie Aug 2008 Wetensch Vertaling NedVersie Aug 2008 Wetensch Vertaling Ned
Versie Aug 2008 Wetensch Vertaling NedKees Methorst
 

What's hot (15)

Scriptie Stijn Blom Wnra
Scriptie Stijn Blom WnraScriptie Stijn Blom Wnra
Scriptie Stijn Blom Wnra
 
Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onde...
Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onde...Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onde...
Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onde...
 
Forse terugval voor Hooverphonic CVBA
Forse terugval voor Hooverphonic CVBAForse terugval voor Hooverphonic CVBA
Forse terugval voor Hooverphonic CVBA
 
Autobrief
AutobriefAutobrief
Autobrief
 
Energiearmoede in belgie
Energiearmoede in belgieEnergiearmoede in belgie
Energiearmoede in belgie
 
De waarde van open data Keuzes en effecten van open-datastrategieën voor publ...
De waarde van open data Keuzes en effecten van open-datastrategieën voor publ...De waarde van open data Keuzes en effecten van open-datastrategieën voor publ...
De waarde van open data Keuzes en effecten van open-datastrategieën voor publ...
 
Cybercrime 281210
Cybercrime 281210Cybercrime 281210
Cybercrime 281210
 
Promotie veenendaal jaarplan 2011 2012 concept 3
Promotie veenendaal jaarplan 2011 2012 concept 3Promotie veenendaal jaarplan 2011 2012 concept 3
Promotie veenendaal jaarplan 2011 2012 concept 3
 
Inrichtingsplan Nationale Politie
Inrichtingsplan Nationale PolitieInrichtingsplan Nationale Politie
Inrichtingsplan Nationale Politie
 
Jaarverslag 2008 Water voor Filippijnen
Jaarverslag 2008 Water voor FilippijnenJaarverslag 2008 Water voor Filippijnen
Jaarverslag 2008 Water voor Filippijnen
 
Staatsveiligheid krijgt nieuwe laptops
Staatsveiligheid krijgt nieuwe laptopsStaatsveiligheid krijgt nieuwe laptops
Staatsveiligheid krijgt nieuwe laptops
 
Ontwerpplan Nationale Politie
Ontwerpplan Nationale PolitieOntwerpplan Nationale Politie
Ontwerpplan Nationale Politie
 
opmaak met foto's
opmaak met foto'sopmaak met foto's
opmaak met foto's
 
Spotify Belgium ziet omzet fors stijgen
Spotify Belgium ziet omzet fors stijgenSpotify Belgium ziet omzet fors stijgen
Spotify Belgium ziet omzet fors stijgen
 
Versie Aug 2008 Wetensch Vertaling Ned
Versie Aug 2008 Wetensch Vertaling NedVersie Aug 2008 Wetensch Vertaling Ned
Versie Aug 2008 Wetensch Vertaling Ned
 

Similar to Wia Update 4 Februari Nbva Naslagwerk

Algemene regeling gbo handboek
Algemene regeling gbo handboekAlgemene regeling gbo handboek
Algemene regeling gbo handboekFrank Smilda
 
Special Eindejaars Belastingtips 2022-2023.pdf
Special Eindejaars Belastingtips 2022-2023.pdfSpecial Eindejaars Belastingtips 2022-2023.pdf
Special Eindejaars Belastingtips 2022-2023.pdfadministratiehelpdesk
 
150928 Eindrapportage SOFIE
150928 Eindrapportage SOFIE150928 Eindrapportage SOFIE
150928 Eindrapportage SOFIERonald Dijkgraaf
 
Onetouch 810 user manual - dutch
Onetouch 810   user manual - dutchOnetouch 810   user manual - dutch
Onetouch 810 user manual - dutchMatinator10
 
rapport-scheltema-compleet (1)
rapport-scheltema-compleet (1)rapport-scheltema-compleet (1)
rapport-scheltema-compleet (1)Harry van Dalen
 
E-commercebijsupermarktenJohannesBosgra
E-commercebijsupermarktenJohannesBosgraE-commercebijsupermarktenJohannesBosgra
E-commercebijsupermarktenJohannesBosgraJohannes Bosgra
 
E-commercebijsupermarktenJohannesBosgra
E-commercebijsupermarktenJohannesBosgraE-commercebijsupermarktenJohannesBosgra
E-commercebijsupermarktenJohannesBosgraJohannes Bosgra
 
Trudo jaarverslag 2011
Trudo jaarverslag 2011Trudo jaarverslag 2011
Trudo jaarverslag 2011Sint Trudo
 
business word
business wordbusiness word
business wordJeroen
 
Communicatie familiebedrijven
Communicatie familiebedrijvenCommunicatie familiebedrijven
Communicatie familiebedrijvenTessa Smits
 
Strategisch beleidsplan Virtipolis 1999 - 2003
Strategisch beleidsplan Virtipolis 1999 - 2003Strategisch beleidsplan Virtipolis 1999 - 2003
Strategisch beleidsplan Virtipolis 1999 - 2003Stephano A. Stoffel
 
Fedasil wil stress medewerkers aanpakken
Fedasil wil stress medewerkers aanpakkenFedasil wil stress medewerkers aanpakken
Fedasil wil stress medewerkers aanpakkenThierry Debels
 
Objectieve Risicoanalyse, van utopie naar realiteit
Objectieve Risicoanalyse, van utopie naar realiteitObjectieve Risicoanalyse, van utopie naar realiteit
Objectieve Risicoanalyse, van utopie naar realiteitKlaas Coevering
 
Rapport Jaarlijks Onderzoek Wikiwijs 2011
Rapport Jaarlijks Onderzoek Wikiwijs 2011Rapport Jaarlijks Onderzoek Wikiwijs 2011
Rapport Jaarlijks Onderzoek Wikiwijs 2011Henk Orsel
 
Evaluatie bestrijding AI crisis, maart 2004
Evaluatie bestrijding AI crisis, maart 2004Evaluatie bestrijding AI crisis, maart 2004
Evaluatie bestrijding AI crisis, maart 2004Harm Kiezebrink
 
Overheid koopt 7 miljoen wegwerphandschoenen
Overheid koopt 7 miljoen wegwerphandschoenenOverheid koopt 7 miljoen wegwerphandschoenen
Overheid koopt 7 miljoen wegwerphandschoenenThierry Debels
 

Similar to Wia Update 4 Februari Nbva Naslagwerk (20)

Algemene regeling gbo handboek
Algemene regeling gbo handboekAlgemene regeling gbo handboek
Algemene regeling gbo handboek
 
Special Eindejaars Belastingtips 2022-2023.pdf
Special Eindejaars Belastingtips 2022-2023.pdfSpecial Eindejaars Belastingtips 2022-2023.pdf
Special Eindejaars Belastingtips 2022-2023.pdf
 
150928 Eindrapportage SOFIE
150928 Eindrapportage SOFIE150928 Eindrapportage SOFIE
150928 Eindrapportage SOFIE
 
Studieresultaten naar de effecten van de Leefloonwet
Studieresultaten naar de effecten van de LeefloonwetStudieresultaten naar de effecten van de Leefloonwet
Studieresultaten naar de effecten van de Leefloonwet
 
Onetouch 810 user manual - dutch
Onetouch 810   user manual - dutchOnetouch 810   user manual - dutch
Onetouch 810 user manual - dutch
 
rapport-scheltema-compleet (1)
rapport-scheltema-compleet (1)rapport-scheltema-compleet (1)
rapport-scheltema-compleet (1)
 
E-commercebijsupermarktenJohannesBosgra
E-commercebijsupermarktenJohannesBosgraE-commercebijsupermarktenJohannesBosgra
E-commercebijsupermarktenJohannesBosgra
 
E-commercebijsupermarktenJohannesBosgra
E-commercebijsupermarktenJohannesBosgraE-commercebijsupermarktenJohannesBosgra
E-commercebijsupermarktenJohannesBosgra
 
Trudo jaarverslag 2011
Trudo jaarverslag 2011Trudo jaarverslag 2011
Trudo jaarverslag 2011
 
Thesis TEW
Thesis TEWThesis TEW
Thesis TEW
 
business word
business wordbusiness word
business word
 
Communicatie familiebedrijven
Communicatie familiebedrijvenCommunicatie familiebedrijven
Communicatie familiebedrijven
 
Strategisch beleidsplan Virtipolis 1999 - 2003
Strategisch beleidsplan Virtipolis 1999 - 2003Strategisch beleidsplan Virtipolis 1999 - 2003
Strategisch beleidsplan Virtipolis 1999 - 2003
 
eGo Manual
eGo ManualeGo Manual
eGo Manual
 
Fedasil wil stress medewerkers aanpakken
Fedasil wil stress medewerkers aanpakkenFedasil wil stress medewerkers aanpakken
Fedasil wil stress medewerkers aanpakken
 
Objectieve Risicoanalyse, van utopie naar realiteit
Objectieve Risicoanalyse, van utopie naar realiteitObjectieve Risicoanalyse, van utopie naar realiteit
Objectieve Risicoanalyse, van utopie naar realiteit
 
Rapport Jaarlijks Onderzoek Wikiwijs 2011
Rapport Jaarlijks Onderzoek Wikiwijs 2011Rapport Jaarlijks Onderzoek Wikiwijs 2011
Rapport Jaarlijks Onderzoek Wikiwijs 2011
 
Tutorial siemensplc s7300
Tutorial siemensplc s7300Tutorial siemensplc s7300
Tutorial siemensplc s7300
 
Evaluatie bestrijding AI crisis, maart 2004
Evaluatie bestrijding AI crisis, maart 2004Evaluatie bestrijding AI crisis, maart 2004
Evaluatie bestrijding AI crisis, maart 2004
 
Overheid koopt 7 miljoen wegwerphandschoenen
Overheid koopt 7 miljoen wegwerphandschoenenOverheid koopt 7 miljoen wegwerphandschoenen
Overheid koopt 7 miljoen wegwerphandschoenen
 

More from Flexs bv

Dvd 2012.1
Dvd 2012.1Dvd 2012.1
Dvd 2012.1Flexs bv
 
Fiscale En Sociale Cijfers 2012
Fiscale En Sociale Cijfers 2012Fiscale En Sociale Cijfers 2012
Fiscale En Sociale Cijfers 2012Flexs bv
 
Integriteit
IntegriteitIntegriteit
IntegriteitFlexs bv
 
Spaarloon Valt Per 2012 Vrij
Spaarloon Valt Per 2012 VrijSpaarloon Valt Per 2012 Vrij
Spaarloon Valt Per 2012 VrijFlexs bv
 
Onderzoeksoptiek Schematisch Weergegeven Versie 002
Onderzoeksoptiek Schematisch Weergegeven Versie 002Onderzoeksoptiek Schematisch Weergegeven Versie 002
Onderzoeksoptiek Schematisch Weergegeven Versie 002Flexs bv
 
Casushandelsgeestblanco
CasushandelsgeestblancoCasushandelsgeestblanco
CasushandelsgeestblancoFlexs bv
 
Zwarte Chirurg
Zwarte ChirurgZwarte Chirurg
Zwarte ChirurgFlexs bv
 
Tarieven Erf En Schenkbelasting 2011[1]
Tarieven Erf  En Schenkbelasting 2011[1]Tarieven Erf  En Schenkbelasting 2011[1]
Tarieven Erf En Schenkbelasting 2011[1]Flexs bv
 
Beloningsbeleid Flexs Bv
Beloningsbeleid Flexs BvBeloningsbeleid Flexs Bv
Beloningsbeleid Flexs BvFlexs bv
 
Folder vermogen garant
Folder vermogen garantFolder vermogen garant
Folder vermogen garantFlexs bv
 
20090204 Wia Update 4 Febr 2009 Nbva Definitief
20090204 Wia Update 4 Febr 2009 Nbva Definitief20090204 Wia Update 4 Febr 2009 Nbva Definitief
20090204 Wia Update 4 Febr 2009 Nbva DefinitiefFlexs bv
 

More from Flexs bv (11)

Dvd 2012.1
Dvd 2012.1Dvd 2012.1
Dvd 2012.1
 
Fiscale En Sociale Cijfers 2012
Fiscale En Sociale Cijfers 2012Fiscale En Sociale Cijfers 2012
Fiscale En Sociale Cijfers 2012
 
Integriteit
IntegriteitIntegriteit
Integriteit
 
Spaarloon Valt Per 2012 Vrij
Spaarloon Valt Per 2012 VrijSpaarloon Valt Per 2012 Vrij
Spaarloon Valt Per 2012 Vrij
 
Onderzoeksoptiek Schematisch Weergegeven Versie 002
Onderzoeksoptiek Schematisch Weergegeven Versie 002Onderzoeksoptiek Schematisch Weergegeven Versie 002
Onderzoeksoptiek Schematisch Weergegeven Versie 002
 
Casushandelsgeestblanco
CasushandelsgeestblancoCasushandelsgeestblanco
Casushandelsgeestblanco
 
Zwarte Chirurg
Zwarte ChirurgZwarte Chirurg
Zwarte Chirurg
 
Tarieven Erf En Schenkbelasting 2011[1]
Tarieven Erf  En Schenkbelasting 2011[1]Tarieven Erf  En Schenkbelasting 2011[1]
Tarieven Erf En Schenkbelasting 2011[1]
 
Beloningsbeleid Flexs Bv
Beloningsbeleid Flexs BvBeloningsbeleid Flexs Bv
Beloningsbeleid Flexs Bv
 
Folder vermogen garant
Folder vermogen garantFolder vermogen garant
Folder vermogen garant
 
20090204 Wia Update 4 Febr 2009 Nbva Definitief
20090204 Wia Update 4 Febr 2009 Nbva Definitief20090204 Wia Update 4 Febr 2009 Nbva Definitief
20090204 Wia Update 4 Febr 2009 Nbva Definitief
 

Wia Update 4 Februari Nbva Naslagwerk

  • 1. Naslagwerk Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) N.a.v. de update voor de NBVA op 4 februari V E R S I E : J A N U A R I 2 009 © COPYRIGHT MARJOL NIKKELS VAN SENSIO KONSULT BV TE APELDOORN. HOEWEL HET MATERIAAL MET DE GROOTST MOGELIJKE ZORGVULDIGHEID IS SAMENGESTELD, KUNNEN ER GEEN RECHTEN AAN WORDEN ONTLEEND.
  • 2. U P D A T E WIA V O O R D E NBVA – B I J E E N K O M S T 4 F E B R U A R I 200 9 INHOUDSOPGAVE 1 NIEUWE ONTWIKKELINGEN IN DE SOCIALE ZEKERHEID 5 1.1 FUSIE UWV EN CWI (UWV WERKBEDRIJF) ..................................................................................... 5 1.2 VEREENVOUDIGING ZIEKMELDING .................................................................................................... 5 1.3 AANPASSING VAN DE WAJONG IN 2010 ............................................................................................ 5 1.4 PLANNEN VAN DE COMMISSIE ARBEIDSPARTICIPATIE (COMMISSIE BAKKER) ............................................. 6 1.4.1 Vijf knelpunten bestaande arbeidsmarkt ............................................................................... 6 1.5 HOGERE ARBEIDSDEELNAME D.M.V. 3-SPORENBELEID ........................................................................... 7 1.5.1 Het korte termijn spoor: Nu meer mensen aan het werk ......................................................... 7 1.5.2 Spoor 2: van baanzekerheid naar werkzekerheid voor iedereen ............................................... 7 1.5.3 Van WW naar werkverzekering ............................................................................................ 8 1.5.4 Eén partij financieel verantwoordelijk voor re-integratie.......................................................... 8 1.5.5 Spoor 3: Duurzame arbeidsparticipatie: pensioenleeftijd naar 67 jaar....................................... 8 2 WET WERK EN INKOMEN NAAR ARBEIDSVERMOGEN (WIA) 9 2.1 VERSCHILLEN TUSSEN DE WAO EN WIA ............................................................................................ 9 2.2 VOORGESCHIEDENIS VAN DE WIA .................................................................................................... 9 2.3 UITKOMST VAN DE WIA BEOORDELING: IVA OF WGA? ...................................................................... 10 2.3.1 Personen < 35% loonverlies : geen WIA ............................................................................. 12 2.3.2 Gedeeltelijk arbeidsgeschikten (personen ≥ 35% - 80% loonverlies) : WGA ............................ 13 2.3.3 Volledig (≥ 80% of meer) maar niet duurzaam arbeidsongeschikt : WGA ................................ 13 2.3.4 Volledig en duurzaam arbeidsongeschikt = IVA .................................................................... 13 2.4 LAGE INSTROOM IN DE WIA .......................................................................................................... 14 2.5 EEN WAO-ER KOMT NIET IN DE WIA .............................................................................................. 14 2.6 REGELING INKOMENSVOORZIENING VOLLEDIG ARBEIDSONGESCHIKTEN (IVA) ........................................ 14 2.6.1 Vaststellen van duurzame arbeidsongeschiktheid ................................................................. 14 2.6.2 Vervroegde keuringsmogelijkheid (flexibele keuring) voor de IVA .......................................... 15 2.6.3 Hoogte IVA uitkering: 75% van (gemaximeerd) dagloon ....................................................... 15 2.6.4 Uitvoering IVA (geen premiedifferentiatie of mogelijkheid van eigen-risicodragen) ................... 15 2.7 DE REGELING WERKHERVATTING GEDEELTELIJK ARBEIDSGESCHIKTEN (WGA) ........................................ 15 2.7.1 De loongerelateerde WGA-uitkering.................................................................................... 15 2.7.2 De WGA vervolguitkering of loonaanvulling ......................................................................... 16 2.7.3 Aanvulling op de WGA tot sociaal minimum met de Toeslagenwet .......................................... 17 2.7.4 Voorbeeld van verschil in wel of niet voldoende werken na de loongerelateerde fase ................ 17 2.7.5 Rekenvoorbeelden Regeling Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten ............................ 18 2.7.6 Bijzondere WGA situaties: iemand verdient meer dan resterende verdiencapaciteit .................. 19 2.7.7 Berekening WGA uitkering voor inkomens boven maximum dagloon....................................... 20 2.8 AANVULLING OP DE WGA TOT SOCIAAL MINIMUM MET DE TOESLAGENWET .............................................. 21 2.9 COLLECTIEVE UITKERING VALT ONDER INKOMENSTOETS TOESLAGENWET ................................................ 21 2.10 GEVOLGEN VAN DE TOE- OF AFNAME VAN DE ARBEIDSONGESCHIKTHEID .................................................. 22 2.10.1 Gevolgen van de toename van de arbeidsongeschiktheid ...................................................... 22 2.10.2 Gevolgen van de afname van de arbeidsongeschiktheid bij een IVA uitkering .......................... 22 2.10.3 Afname van arbeidsongeschiktheid bij een WGA-uitkering ..................................................... 23 2.11 EINDE VAN DE WIA-UITKERING ..................................................................................................... 23 2.12 HERLEVING VAN DE WIA-UITKERING .............................................................................................. 24 3 WIA AANVULLINGSVERZEKERINGEN VOOR WERKNEMERS 25 3.1 WGA HIAATVERZEKERINGEN......................................................................................................... 25 3.1.1 Variant 1: standaard WGA-hiaatdekking ............................................................................. 25 3.1.2 Variant 2: Uitgebreide WGA hiaat (PLUS variant) inclusief WW-hiaat dekking .......................... 25 3.1.3 Variant 3. WIA aanvulling op basis van verzekerde bedragen ................................................ 27 3.2 DE WIA EXCEDENTVERZEKERING ................................................................................................... 27 3.3 OPLOSSINGEN VOOR PERSONEN < 35% ARBEIDSONGESCHIKTHEID ...................................................... 29 2 © VERSIE JANUARI 2009 - MARJOL NIKKELS - AGEMA VAN SENSIO KONSULT BV TE APELDOORN. HOEWEL HET MATERIAAL MET GROTE ZORGVULDIGHEID IS SAMENGESTELD, KUNNEN ER GEEN RECHTEN AAN WORDEN ONTLEEND.
  • 3. U P D A T E WIA V O O R D E NBVA – B I J E E N K O M S T 4 F E B R U A R I 200 9 4 WEL OF NIET KIEZEN VOOR HET WGA EIGEN RISICODRAGERSCHAP 30 4.1 PREMIESTRUCTUUR VAN DE WIA.................................................................................................... 30 4.1.1 Basispremie WAO/WIA ..................................................................................................... 30 4.1.2 Gedifferentieerde premie WGA........................................................................................... 30 4.1.3 Gedifferentieerde WAO-premie is vervallen vanaf het jaar 2008 ............................................. 31 4.1.4 De berekening van de WGA gedifferentieerde premie ........................................................... 31 4.1.5 Premievoorbeelden grote werkgever (loonsom ≥ € 705.000): ............................................... 33 4.1.6 Premievoorbeelden kleine werkgever (loonsom < € 705.000) ................................................ 33 4.1.7 Vaststelling WGA gedifferentieerde premie voor startende ondernemers ................................. 34 4.1.8 Correctiefactor onvolledige periode .................................................................................... 34 4.2 GEVOLGEN VAN KIEZEN VOOR EIGEN RISICODRAGERSCHAP VOOR DE WGA .............................................. 35 4.2.1 Aanvragen van het eigen risicodragen WGA met garantieverklaring ....................................... 35 4.2.2 Inlooprisico ..................................................................................................................... 35 4.2.3 Het beëindigen van het eigen risicodragen .......................................................................... 35 4.2.4 Uitlooprisico .................................................................................................................... 36 4.2.5 Duur van het eigen risicodragen ........................................................................................ 36 4.2.6 Uitvoerende rol UWV ook bij de eigen risicodragers .............................................................. 36 4.2.7 Eigen risicodrager WGA is verantwoordelijk voor re-integratie ............................................... 36 4.2.8 Werknemers kunnen helft van de WGA premie betalen ......................................................... 37 4.2.9 Overgang van de onderneming .......................................................................................... 37 4.2.10 Meerdere werkgevers ....................................................................................................... 38 4.2.11 Mogelijkheden van regres ................................................................................................. 38 4.3 IS WGA EIGEN RISICODRAGEN AANTREKKELIJK OF NIET? ................................................................... 39 4.3.1 Negatief imago ................................................................................................................ 39 4.3.2 Het zelf betalen van de re-integratie .................................................................................. 39 4.3.3 Inventariseer bestaande WGA instroom en langdurig zieken .................................................. 39 4.3.4 Verzekeraars zijn aantrekkelijk voor kleine ‘schone’ bedrijven zonder inlooprisico .................... 39 4.3.5 Eigen risicodragen veelal niet verstandig bij bestaande of mogelijke WGA lasten ..................... 40 4.3.6 Eigen risicodragen aantrekkelijk voor kleine bedrijven zonder WGA-last .................................. 40 4.3.7 Advies voor grote bedrijven die de minimumpremie betalen .................................................. 41 5 PERSONEN < 35% A.O.: WERKLOOSHEIDSWET EN BIJSTAND 42 5.1 WERKHERVATTING BINNEN OF BUITEN EIGEN BEDRIJF ........................................................................ 42 5.1.1 Nieuw dienstverband voor passende arbeid bij eigen werkgever ............................................ 42 5.1.2 Ontslagvergunning na twee jaar ziekte ............................................................................... 42 5.2 VOORWAARDEN VOOR RECHT OP EEN UITKERING WERKLOOSHEIDSWET .................................................. 43 5.2.1 De werknemer is werkloos ................................................................................................ 43 5.2.2 Referte-eis of wekeneis ‘26 uit 36’ ..................................................................................... 43 5.2.3 De jareneis (ook wel arbeidsverledeneis of vier-uit-vijf) ........................................................ 43 5.3 HOOGTE EN DUUR VAN DE WW-UITKERING ...................................................................................... 43 5.3.1 De loongerelateerde WW-uitkering voor werklozen < 1 oktober 2006 ..................................... 44 5.3.2 De kortdurende WW-uitkering is vervallen .......................................................................... 44 5.3.3 Hoogte en duur WW voor werklozen na 1 oktober 2006 ........................................................ 44 5.4 BEREKENING VAN HET ARBEIDSVERLEDEN ........................................................................................ 44 5.4.1 Het feitelijk arbeidsverleden .............................................................................................. 44 5.4.2 Het fictieve arbeidsverleden .............................................................................................. 45 5.5 TIJDELIJKE REGELING VOOR OUDEREN NA DE WERKLOOSHEIDSWET (DE IOW) ........................................ 45 5.6 ADVIES VAN DE SOCIAAL ECONOMISCHE RAAD OVER DE WW ............................................................... 45 5.7 COMMISSIE BAKKER: VAN WW NAAR WERKVERZEKERING ................................................................... 46 6 SOCIALE VOORZIENINGEN (BIJSTANDSREGELS) 47 6.1 DE WET WERK EN BIJSTAND (WWB) .............................................................................................. 47 6.1.1 Strenge vermogenstoets bij Wet Werk en Bijstand ............................................................... 47 6.1.2 Verplichting tot werk ........................................................................................................ 47 6.1.3 Re-integratiemiddelen ...................................................................................................... 48 3 © VERSIE JANUARI 2009 - MARJOL NIKKELS - AGEMA VAN SENSIO KONSULT BV TE APELDOORN. HOEWEL HET MATERIAAL MET GROTE ZORGVULDIGHEID IS SAMENGESTELD, KUNNEN ER GEEN RECHTEN AAN WORDEN ONTLEEND.
  • 4. U P D A T E WIA V O O R D E NBVA – B I J E E N K O M S T 4 F E B R U A R I 200 9 6.1.4 Langdurigheidstoeslag ...................................................................................................... 48 6.2 DE IOAW: VOOR OUDERE WERKLOZE OF GEDEELTELIJK ARBEIDSONGESCHIKTE ZONDER VERMOGENSTOETS .... 48 6.3 DE IOW: INKOMENSVOORZIENING OUDERE WERKLOZEN (TIJDELIJK VOOR 60 PLUSSER) ........................... 49 6.4 TOESLAGENWET .......................................................................................................................... 49 6.5 WANNEER IS IEMAND STRUCTUREEL FUNCTIONEEL BEPERKT OF ARBEIDSGEHANDICAPT .............................. 50 6.5.1 Wie zijn er arbeidsgehandicapt? ......................................................................................... 50 6.5.2 Een overzicht van personen met structureel functionele beperkingen: .................................... 50 6.6 BENUT DE NO RISK POLIS EN PREMIEKORTING ................................................................................... 50 6.7 NIEUW: PREMIEKORTING VOOR OUDERE UITKERINGSGERECHTIGDEN > 50 JAAR ...................................... 51 6.7.1 Wijziging status bekendmaking arbeidsgehandicapte ............................................................ 52 6.8 DE NO-RISK POLIS (VOOR ZIEKTEWET EN FINANCIËLE RISICO WIA) ..................................................... 52 6.9 PREMIEKORTING OP WW/WAO-PREMIES ....................................................................................... 52 6.10 SUBSIDIE VOORZIENING .............................................................................................................. 53 6.10.1 Meeneembare voorzieningen ............................................................................................. 53 6.10.2 Persoonsgebonden voorzieningen ...................................................................................... 53 6.10.3 Vervoersvoorzieningen ..................................................................................................... 54 6.11 BENUT DE MOGELIJKHEID VAN PROEFPLAATSING................................................................................ 54 6.12 LOONDISPENSATIE VOOR WERKGEVER DIE WAJONGER AANNEEMT ......................................................... 54 6.13 GEEN SUBSIDIE MEER BIJ PLAATSING WERKNEMER BIJ ANDERE WERKGEVER ............................................ 54 6.14 LOONSUPPLETIE BIJ EEN WAO UITKERING ....................................................................................... 54 6.15 INKOMENSSUPPLETIE VOOR ZELFSTANDIGEN ..................................................................................... 55 6.16 STARTERSKREDIET VOOR ZELFSTANDIGEN ........................................................................................ 55 6.17 WET SOCIALE WERKVOORZIENING (WSW) ..................................................................................... 56 6.18 WET VOORZIENING GEHANDICAPTEN (WVG) IS OVERGEGAAN NAAR DE WMO ........................................ 56 6.19 GEEN SUBSIDIE VOOR MEDISCHE BEHANDELINGEN OF GEBRUIKELIJKE VOORZIENINGEN ............................. 56 7 SAMENVATTING VERZUIM / WIA STAPPENPLAN 57 4 © VERSIE JANUARI 2009 - MARJOL NIKKELS - AGEMA VAN SENSIO KONSULT BV TE APELDOORN. HOEWEL HET MATERIAAL MET GROTE ZORGVULDIGHEID IS SAMENGESTELD, KUNNEN ER GEEN RECHTEN AAN WORDEN ONTLEEND.
  • 5. U P D A T E WIA V O O R D E NBVA – B I J E E N K O M S T 4 F E B R U A R I 200 9 1 NIEUWE ONTWIKKELINGEN IN DE SOCIALE ZEKERHEID 1.1 Fusie UWV en CWI (UWV WERKbedrijf) Op 24 december 2008 is de Eerste Kamer akkoord gegaan met de fusie tussen de Centrale Organisatie voor Werk en Inkomen (CWI) en het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV). Vanaf 1 januari 2009 gaan de organisaties verder als WERKbedrijf binnen UWV. Doel van de fusie is om mensen nog sneller aan de slag te helpen. Werkgevers en werkzoekenden kunnen in het vervolg voor al hun vragen terecht bij Lokaties Werk en Inkomen. In heel Nederland komen 97 van deze lokaties, die werkzoekenden en werkgevers één aanspreekpunt bieden voor werk en alles wat daarmee te maken heeft. In de lokaties werkt het UWV WERKbedrijf samen met de gemeenten. Dit moet leiden tot een betere dienstverlening aan de klant. De regionale samenwerking en het arbeidsmarktbeleid is van wezenlijk belang om de participatie binnen de samenleving te verhogen. Daarom wordt geïnvesteerd in de totstandkoming van regionale netwerken tussen de werkgevers(organisaties), onderwijsinstellingen en gemeenten en UWV/WERKbedrijf. Goede arbeidsmarktinformatie is hierbij essentieel. 1.2 Vereenvoudiging ziekmelding De ziekmeldingsprocedure bij het UWV is vanaf 1 november 2008 eenvoudiger geworden. Doel van deze wijziging is dat werkgevers tijd en geld besparen en dat de uitvoeringskosten van het UWV minder worden. Tot 1 november 2009 gold nog de volgende situatie: Na de 13e weeks ziekmelding stuurt het UWV in week 42 de alteringsbrief. In de praktijk bleek dat deze brief heel vaak onnodig werd verzonden, omdat vergeten werd om de werknemer weer beter te melden. Bij het verschuiven van de ziekmelding naar week 42 wordt direct in week 44 de brief vanuit het UWV naar werkgever en werknemer gestuurd. Dit betekent dat niet meer onnodig brieven verstuurd worden. De ziekmelding in week 42 sluit dus beter aan op de voorlichting van het UWV over het weer aan de slag helpen van werknemers (re-integratie). Het UWV gaat aan iedereen die in week 42 ziek is gemeld in de 20e ziektemaand alleen nog een brief sturen en daarop wijzen dat indien de ziekte nog bestaat er een WIA-aanvraag mogelijk is. Het UWV gaat niet meer een volledige WIA-aanvraagset meesturen aan personen die na 1 november 2008 ziek zijn gemeld. In het kader van administratieve lastenverlichting is besloten dat sinds 1 november 2008 de werkgever niet meer de hersteldmelding bij het UWV hoeft door te geven. Omdat dit al vaak vergeten werd, gaf dit veel extra administratieve lasten voor werkgever en het UWV. Verder regelt het wetsvoorstel dat er een bestuurlijke boete geldt bij een te late ziekmelding. Dit is een grote verbetering. Nu geldt nog de regel dat bij een te late ziekmelding ook de eventuele WIA beoordeling opschuift met alle dagen dat er te laat was gemeld. Dus 200 dagen te laat gemeld was voor de werkgever 200 dagen langer het loon doorbetalen. Bij invoering van het wetsvoorstel wordt dit veranderd. Bij een te late melding wordt er alleen een bestuurlijke boete gegeven (ca. 455 euro). Let op: Voor personen die nog voor 1 november 2008 ziek zijn gemeld, moet ook nog de hersteldmelding aan het UWV worden doorgegeven. Bij ziekmeldingen na 1 november 2008 hoeft er geen hersteldmelding doorgegeven te worden aan het UWV. 1.3 Aanpassing van de Wajong in 2010 In 2010 zal de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) worden aangepast. In de huidige Wajong wordt een jongere al volledig arbeidsongeschikt verklaard op een jonge leeftijd (vaak rond 18 jaar). Hij/zij is dan nog volop in ontwikkeling en er is nog niet gekeken welke mogelijkheden de jongere nog wél heeft. Ongeveer tweederde van de huidige instroom in de Wajong heeft evenwel naar verwachting nog participatiemogelijkheden. Volledig arbeidsongeschikt zijn, leidt bij deze mensen tot een negatief zelfbeeld en een stempel bij mogelijke werkgevers. 5 © VERSIE JANUARI 2009 - MARJOL NIKKELS - AGEMA VAN SENSIO KONSULT BV TE APELDOORN. HOEWEL HET MATERIAAL MET GROTE ZORGVULDIGHEID IS SAMENGESTELD, KUNNEN ER GEEN RECHTEN AAN WORDEN ONTLEEND.
  • 6. U P D A T E WIA V O O R D E NBVA – B I J E E N K O M S T 4 F E B R U A R I 200 9 Daarom komen er in de nieuwe situatie twee keuringsmomenten; een keuring bij de aanvraag van de Wajong en een beoordeling in principe op 27 jaar. Jongeren bij wie bij de eerste keuring al duidelijk is dat ze nooit kunnen werken, krijgen een Wajonguitkering op het niveau van personen die volledig arbeidsongeschikt zijn (75 procent van het minimumloon). Jongeren die mogelijkheden hebben om te werken, krijgen ondersteuning en begeleiding bij het vinden en behouden van werk bij reguliere werkgevers. Inkomensondersteuning is alleen aan de orde in aanvulling op het inkomen uit werk of als er buiten schuld geen werk is. Jongeren die bij de voorlopige keuring (gedeeltelijk) mogelijkheden hebben om te werken, maar niet zelfstandig 75 procent van het minimumloon kunnen verdienen, komen in de nieuwe Werkregeling Wajong terecht. Deze regeling ondersteunt hen maximaal bij het vinden en behouden van werk. Zij krijgen een participatieplan waarin hun rechten en plichten staan. Een werk- of leeraanbod moeten ze accepteren. Uitgangspunt is dat Wajongers twintig procent van het minimumloon zelf kunnen verdienen. In aanvulling daarop kunnen ze inkomensondersteuning krijgen. Dit is ook het geval als betrokkene buiten zijn schuld geen werk heeft of het aangeboden werk geen inkomen van 20 procent van het minimumloon kan opleveren. Hoewel deze jongeren niet volledig arbeidsongeschikt zijn, gaat het kabinet hierbij voorlopig uit van een uitkeringsniveau van 75 procent. Voor Wajongers die werken, zal boven de genoemde drempel van 20 procent meer werken meer lonen. Ook wordt meteen duidelijk wat ze overhouden als ze (meer) gaan werken. Van elke extra verdiende euro aan loon, behoudt de Wajonger de helft tot een maximum van 100 procent minimumloon. Studerende jonggehandicapten krijgen studiefinanciering en kunnen een aanvulling aanvragen van 25 procent minimumloon. 1.4 Plannen van de commissie arbeidsparticipatie (commissie Bakker) Uit het middellange termijn advies van de Sociaal Economische Raad (SER) uit 2006 bleek al de noodzaak om de arbeidsparticipatie uiterlijk in het jaar 2016 tot 80% te verhogen. Dit is nodig om de verzorgingsstaat betaalbaar te houden. Het kabinet heeft in december 2007 de Commissie Arbeidsparticipatie onder leiding van TNT topman Peter Bakker om advies gevraagd om voorstellen te formuleren ter verhoging van de arbeidsparticipatie zodat meer werkenden de stijgende kosten van de vergrijzing kunnen dragen. Het aantal ouderen neemt toe, terwijl er minder jongeren worden geboren. Duidelijk is dat er meer werk gedaan moet worden met minder mensen. Op 16 juni 2008 verscheen het lang verwachte advies genaamd ‘naar een toekomst die werkt’ van de Commissie Bakker. Zij geven aan dat Nederland aan de vooravond staat van een 'fundamentele verandering van de arbeidsmarkt'. De commissie stelt via een drie sporen beleid ingrijpende maatregelen voor om de komende decennia de mensen aan het werk te krijgen en te houden. Let op dit zijn slechts plannen en geen wet! 1.4.1 Vijf knelpunten bestaande arbeidsmarkt De commissie onderscheidt vijf knelpunten in de bestaande arbeidsmarkt die arbeidsparticipatie belemmeren. In de huidige arbeidsmarkt staan er onnodig zo’n 900.000 mensen onvrijwillig langs de kant. Het gaat om mensen die willen en kunnen werken: mensen in de WW, de bijstand en arbeidsongeschiktheidsregelingen. Daarnaast zijn er ook circa 450.000 mensen zonder uitkering die wel zouden willen werken (de zogenaamde nuggers – niet uitkeringsgerechtigden). Er zijn uiteenlopende redenen waarom ze moeilijk aan het werk komen. Denk aan het ontbreken van werkritme, een te lage of geen opleiding of het hebben van een arbeidshandicap. Soms speelt discriminatie of gebrek aan motivatie een rol. De commissie benoemt dat momenteel de inspanningen om de inactieven aan het werk te krijgen te vrijblijvend zijn. Een knelpunt is dat werktijden en loopbanen niet afgestemd is op de behoefte en carrière van vrouwen. Vrouwen blijven te lang in kleine deeltijdbanen werken ook als de kinderen al groter zijn. Vier van de vijf vrouwen werken in deeltijd tegenover één op de vijf mannen. De arbeidsmarkt voor 55-plussers werkt niet. Ouderen zijn onvoldoende inzetbaar en treden te vaak vroeg uit. Maar één op de drie werknemers ouder dan 60 is aan het werk. De arbeidsmobiliteit neemt met het stijgen van de jaren sterk af. Daardoor leren ze minderen en worden ze slechter inzetbaarheid. Het beroepsonderwijs sluit onvoldoende aan op de arbeidsmarkt en de schooluitval is onacceptabel. Eén op de acht jongeren verlaat hun opleiding zonder diploma en we hebben 1,5 miljoen laaggeletterden in Nederland die nauwelijks toegang tot de arbeidsmarkt hebben. 6 © VERSIE JANUARI 2009 - MARJOL NIKKELS - AGEMA VAN SENSIO KONSULT BV TE APELDOORN. HOEWEL HET MATERIAAL MET GROTE ZORGVULDIGHEID IS SAMENGESTELD, KUNNEN ER GEEN RECHTEN AAN WORDEN ONTLEEND.
  • 7. U P D A T E WIA V O O R D E NBVA – B I J E E N K O M S T 4 F E B R U A R I 200 9 De inzetbaarheid schiet tekort. Vaste medewerkers hebben te weinig stimulans om nieuwe uitdagingen aan te gaan en te investeren in de eigen inzetbaarheid. En voor de flexibele werknemers hebben werkgevers geen belang om in hun inzetbaarheid te investeren. 1.5 Hogere arbeidsdeelname d.m.v. 3-sporenbeleid Het advies is om nu zo snel mogelijk alles op alles te zetten om meer mensen aan het werk te krijgen en toekomstgericht te investeren in duurzame inzetbaarheid. Oftewel het kennisniveau en het aanpassingsvermogen van de beroepsbevolking moet groeien om voortdurend inzetbaar te blijven op de arbeidsmarkt. Ook kwetsbare groepen moeten aan het werk geholpen worden, want we hebben iedereen nodig om de arbeidsmarkt. Om dit te bereiken onderscheiden ze drie samenhangende sporen: 1. zo snel mogelijk meer mensen aan het werk 2. structureel aansturen op inzetbaarheid en werkzekerheid. 3. duurzame arbeidsparticipatie dat mensen langer door kunnen werken en later met pensioen gaan 1.5.1 Het korte termijn spoor: Nu meer mensen aan het werk Voor de korte termijn adviseert de Commissie vijf voorstellen: 1. Verbeter de uitvoering van re-integratie 2. Stimuleer meer uren werken door werknemers in deeltijd 3. Stimuleer werken tot de AOW-leeftijd 4. Verbeter de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt 5. Verhoog de inzetbaarheid. Ad 1. Om de uitvoering van re-integratie te verbeteren moeten gemeenten, werkgevers- en werknemersorganisaties, CWI-UWV en uitzendbureaus in regionaal verband bindende resultaatsafspraken maken waar zij op afgerekend worden. Ook is het voorstel om een tijdelijke loonkostensubsidie en de no- riskpolis bij ziekte in te zetten voor langdurig werklozen. Uitkeringsgerechtigden moeten verplicht deelnemen in werk- of sociale activering. Het UWV en gemeenten moeten zo nodig sancties toepassen. Ad 2. Het moet door fiscale maatregelen aantrekkelijker worden dat werknemers die nu in deeltijd werken meer uren gaan maken. Als de 2,7 miljoen vrouwen die in deeltijd werken allemaal vijf uur per week meer zouden gaan werken, dan stijgt de arbeidsparticipatie met 4 procent. De commssie stelt voor om de kinderopvangtoeslag uitsluitend afhankelijk te maken van het inkomen van de meest verdienende partner in plaats van het totale gezinsinkomen. Ook moeten werkgevers flexibeler worden in de bedrijfstijden. Ad 3. Doorwerken tot de AOW-leeftijd moet weer de norm worden. Stimuleer werken tot de AOW-leeftijd. Hoewel de laatste jaren de participatie van ouderen al fors is toegenomen, werkt nog steeds slechts één op de drie mensen tussen de 60 en 65 jaar. Voor werknemers wordt langer werken fiscaal financieel aantrekkelijker krijgen werknemers de mogelijkheid opgespaarde levenslooptegoeden ook na hun vijfenzestigste jaar in te zetten. Het voorstel is om voor werkgevers de premievrijstelling voor sociale zekerheidspremies te verhogen zodat het aantrekkelijker wordt om oudere werklozen in dienst te nemen. Ad 4. School en werk moeten beter op elkaar worden afgestemd, o.a. door leren in de praktijk en een betere aansluiting binnen het beroepsonderwijs. Ad 5. De commissie stelt een digitale e-portfolio voor. Dit is een electronisch overzicht van competenties, diploma’s ervaring en certificaten die inzicht geeft in de eigen arbeidsmarktpositie. De commissie stelt ook inspanningsverplichtingen voor dat werknemers zich blijven scholen. De drempel voor fiscale scholingsaftrek wordt ook verlaagd zodat mensen een groter deel van hun scholingsuitgaven kunnen aftrekken. 1.5.2 Spoor 2: van baanzekerheid naar werkzekerheid voor iedereen De commissie maakt duidelijk dat een andere inrichting van de Nederlandse arbeidsmarkt nodig is. De vraag overtreft het aanbod zowel kwantitatief als kwalitatief. Nederland heeft meer mensen en beter inzetbare mensen nodig. De Commissie doet drie voorstellen om het functioneren van de arbeidsmarkt te verbeteren: De introductie van een Werkbudget voor iedereen bedoeld om de inzetbaarheid op peil te houden De omvorming van de WW tot een Werkverzekering 7 © VERSIE JANUARI 2009 - MARJOL NIKKELS - AGEMA VAN SENSIO KONSULT BV TE APELDOORN. HOEWEL HET MATERIAAL MET GROTE ZORGVULDIGHEID IS SAMENGESTELD, KUNNEN ER GEEN RECHTEN AAN WORDEN ONTLEEND.
  • 8. U P D A T E WIA V O O R D E NBVA – B I J E E N K O M S T 4 F E B R U A R I 200 9 De verantwoordelijkheid en het financiële risico voor de re-integratie van mensen die moeilijk aan het werk komen bij één partij te leggen De commissie bepleit een geleidelijke overgang naar dit nieuwe stelsel. Kostenneutraliteit voor werkgevers moet gewaarborgd zijn. En ook de oude rechten voor werknemers en de nieuwe zekerheden moeten geleidelijk in elkaar overvloeien. Het persoonsgebonden Werkbudget Het Werkbudget geeft werknemers maar ook zelfstandigen de mogelijkheid en nodigt hen uit om regie te nemen over hun eigen werk en leven. Het werkbudget is gekoppeld aan de persoon en niet aan de baan. Dat maakt hen minder afhankelijk van een specifieke werkgever of baan. Dit Werkbudget is bedoeld om werknemers te laten investeren in inzetbaarheid of inkomensaanvulling. Bij inzetbaarheid gaat het om de ontwikkeling van eigen kennis, vaardigheden en competenties. Het budget kan ook gebruikt worden voor inkomensaanvulling als een werknemer met deeltijdpensioen gaat, zorgverlof opneemt, een minder belastende functie aanvaardt of werkloos is. Het werkbudget is ook beschikbaar voor het starten van een eigen bedrijf. De commissie vraagt extra aandacht voor de laagopgeleide mensen. Zij hebben veelal lage inkomens en zijn vroeg met werken begonnen en hebben nu een grotere kans om op een uitkering aangewezen te raken. Het Werkbudget moet juist ook voor deze groep zekerheid bieden. Werkgevers, werknemers, sociale partners en de overheid betalen allemaal mee aan het budget. Ook zal de spaarloonregeling en levensloopregeling in dit budget geïntegreerd worden. De werkgevers moeten een vaste wettelijke bijdrage aan het werkbudget gaan leveren. Voor de werknemers en de sociale partners zijn de bijdragen vrijwillig. De overheid draagt bij door het fiscaal faciliteren met de omkeerregeling. Werknemers kunnen bijvoorbeeld hun ADV-dagen verkopen en de waarde daarvan storten in het werkbudget. 1.5.3 Van WW naar werkverzekering Met de Werkverzekering krijgen werkgevers een financieel belang om werkloosheid te voorkomen. De Werkverzekering duurt korter dan de huidige WW. De werkverzekering kent drie fasen: 1. Een transferperiode van maximaal zes maanden gebaseerd op 80% tot 100% van het loon. De werkgever heeft hierbij de plicht tot loondoorbetaling en werkgever en werknemer moeten gezamenlijk alles doen om weer werk te vinden. Daar zal ook een poortwachtertoets op komen. 2. Een sectorgefinancierde periode (door werkgevers en werknemers) van zes maanden gebaseerd op tenminste 70% van het loon. De verantwoordelijkheid voor de re-integratie gaat over naar de Lokatie Werk en inkomen (*), maar de sociale partners in de sector kunnen ook afspreken de uitvoering elders te beleggen (=marktwerking). 3. Daarna volgt de Voorziening voor Werk en Inkomen die qua uitkeringshoogte geleidelijk binnen een nog vast te stellen tijd wordt afgebouwd. De uitvoering ligt net als bij de tweede fase bij het LWI. De financiële verantwoordelijkheid ligt echter bij de gemeente. De uitkeringshoogte daalt geleidelijk, zodat de Werkverzekering en Bijstand in elkaar overlopen. Dit geeft werkzoekenden een extra stimulans om werk te aanvaarden. (*) De Lokatie Werk en Inkomen (LWI) is de nieuwe naam van de fusie tussen het CWI en het UWV per 1 januari 2009. 1.5.4 Eén partij financieel verantwoordelijk voor re-integratie De commissie is van mening dat niet alleen de uitvoering maar ook het financiële risico van de re-integratie en uitkering voor langdurig werklozen, gedeeltelijk arbeidsongeschikten en Wajongers bij de Lokatie Werk en Inkomen moet liggen. Dit is gebaseerd op de goede ervaring met de Wet werk en bijstand. 1.5.5 Spoor 3: Duurzame arbeidsparticipatie: pensioenleeftijd naar 67 jaar De commissie stelt voor om vanaf uiterlijk 2016 geleidelijk de AOW- en de pensioenleeftijd met één maand per jaar te verhogen. In 2040 is de pensioenleeftijd dan 67 jaar. Veel andere landen hebben de afgelopen jaren soortgelijke veranderingen doorgevoerd. We worden steeds ouder, dus moeten we ook langer blijven werken. Langer werken is volgens de commissie ook beter mogelijk vanwege de investeringen in inzetbaarheid. Daarnaast stelt de commissie vanaf 2011 een geleidelijke fiscalisering van de AOW voor, waardoor ook de ouderen zelf aan de AOW blijven bijdragen. Het voorstel is om mensen die voor 1946 zijn geboren te ontzien. 8 © VERSIE JANUARI 2009 - MARJOL NIKKELS - AGEMA VAN SENSIO KONSULT BV TE APELDOORN. HOEWEL HET MATERIAAL MET GROTE ZORGVULDIGHEID IS SAMENGESTELD, KUNNEN ER GEEN RECHTEN AAN WORDEN ONTLEEND.
  • 9. U P D A T E WIA V O O R D E NBVA – B I J E E N K O M S T 4 F E B R U A R I 200 9 2 WET WERK EN INKOMEN NAAR ARBEIDSVERMOGEN (WIA) De WAO is op 29 december 2005 vervangen door de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) voor verzekerden die ziek zijn geworden na 1 januari 2004. De officiële invoeringsdatum van de WIA is 29 december 2005 en niet 1 januari 2006. De WIA is ingegaan op 29 december 2005, precies 104 weken na invoering van de Wet verlenging loonbetalingsverplichting bij ziekte (Wet VLZ). De WIA staat voor de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen en kent twee soorten regelingen: 1. Werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA) 2. Inkomensvoorziening volledig arbeidsongeschikten (IVA) 2.1 Verschillen tussen de WAO en WIA Het recht op een WAO-uitkering bestond al bij een loonverlies van 15%. Zij vielen in de klasse 15-25% arbeidsongeschiktheid. De ondergrens voor de WIA ligt bij 35% arbeidsongeschiktheid. Hierdoor zullen per jaar circa 20.000 mensen minder in aanmerking komen voor een arbeidsongeschiktheidsuitkering. In de regeling WGA (Werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten) is na de WGA loongerelateerde uitkering de hoogte van de uitkering afhankelijk of er voldoende gewerkt wordt. De WAO kende voor de vaststelling van de hoogte van de uitkering geen inkomenstoets. De WAO kent voor iedereen die jonger is dan 58 jaar een WAO-hiaat. De WIA heeft wel hiaten, maar dat zijn hiaten indien iemand niet voldoende werkt. Voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten is de regeling IVA (Inkomensvoorziening volledig arbeidsongeschikten) een betere regeling dan de huidige WAO. Het begrip duurzaam is echter nieuw. Voorwaarde is dat er binnen vijf jaar geen werkhervattingsmogelijkheden meer zijn of dat er slechts een zeer geringe kans op herstel is. De WAO-keuring was na 52 weken ziekte. De WIA-keuring is na 104 weken ziekte. Nieuw is dat voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten er een flexibele keuringsmogelijkheid geldt al vanaf 3 maanden ziekte. Voorwaarde is dat duurzame arbeidsongeschiktheid reeds vastgesteld kan worden. Bij een geringe kans op herstel is er geen recht op de flexibele keuring. De flexibele keuring wordt ook wel de vervroegde keuringsmogelijkheid genoemd. Nieuw is dat bij de regeling WGA het werkloosheidselement ge-integreerd is. Gedurende de WGA loongerelateerde uitkering is er altijd nog zekerheid, ook als men niet werkt. De WAO betrof alleen een uitkering over het arbeidsongeschiktheidsgedeelte. Voor de werkloosheid moest een aparte Werkloos- heidswet uitkering aangevraagd worden. Met de WIA is gezocht naar een structuur waarbij werken altijd lonend is. Dit was bij de WAO niet altijd het geval. Het kon zelfs voorkomen dat iemand er financieel op achteruit ging indien hij naast zijn WAO- uitkering erbij ging werken. 2.2 Voorgeschiedenis van de WIA Er is al jaren gesproken over de WAO-herziening. De oorsprong van de WAO-herziening komt nog voort uit de Adviescommissie Arbeidsongeschiktheid onder leiding van Donner (deze is ingesteld in het jaar 2000). Het advies volgde in 2001 met als kern de boodschap ‘Werken aan ArbeidsGEschiktheid’. Een nadere uitwerking is gegeven in het SER Advies in 2002. In de Sociaal Economische Raad (SER) was het uniek dat werkgeversorganisaties en werknemersorganisaties gezamenlijk een advies uitbrachten over het gevoelige WAO onderwerp. Het uiteindelijke WIA-wetsvoorstel lijkt in hoofdlijnen nog veel op het SER-voorstel. Belangrijk verschil is echter dat de SER uitging van een volledig private uitvoering van de regeling voor gedeeltelijk arbeidsgeschikten en niet van het zogenaamde ‘hybride’model van uitvoering door het UWV en uitvoering door private verzekeraars. Hier is jaren over gesproken en meningen hierover lopen erg uiteen. 9 © VERSIE JANUARI 2009 - MARJOL NIKKELS - AGEMA VAN SENSIO KONSULT BV TE APELDOORN. HOEWEL HET MATERIAAL MET GROTE ZORGVULDIGHEID IS SAMENGESTELD, KUNNEN ER GEEN RECHTEN AAN WORDEN ONTLEEND.
  • 10. U P D A T E WIA V O O R D E NBVA – B I J E E N K O M S T 4 F E B R U A R I 200 9 De commissie Donner constateerde dat we veel vroeger in het eerste verzuimjaar al moesten werken aan re- integratie en het voorkomen van WAO-instroom. Veel van dit gedachtegoed is verwerkt in de in 2002 ingevoerde Wet verbetering poortwachter. De poortwachter wetgeving kan dus ook niet los gezien worden van de WIA. Een andere stap in de WAO-herziening is de op 1 januari 2004 ingevoerde wet VLZ (Verlenging loondoorbetalingsplicht bij ziekte). Personen die ziek zijn geworden na 1 januari 2004 komen na 104 weken wachttijd in aanmerking voor de WIA. De WAO blijft bestaan voor iedereen ziek geworden voor 1 januari 2004. Ook maken de verscherpte keuringsregels (ingevoerd per 1 oktober 2004) onderdeel uit van de gehele WAO- herziening. De strengere keuringsregels gelden ook voor de bestaande WAO-ers die voor 1 juli 2004 nog onder de 45 jaar waren. Aanvankelijk lag deze grens nog op 50 jaar. Het kabinet Balkenende 4 heeft de leeftijdsgrens teruggebracht van 50 naar 45 jaar. Het is echter zeer de vraag of WIA ook het sluitstuk is. De verwachting is dat de sociale zekerheid er over 10 jaar er echt wel weer anders uitziet. Gaan we bijvoorbeeld toe naar een regeling waarbij alleen de werkgever nog verantwoordelijk is voor de eigen beroepsrisico’s? Het ligt in de lijn van de verwachting dat er steeds meer geprivatiseerd gaat worden en er meer verantwoordelijkheid bij de werknemer wordt neergelegd. Om de lastendruk van de uitkeringen te verminderen zal de overheid werkgevers en werknemers financieel blijven prikkelen en aan de werknemer verplichtingen opleggen om werk te accepteren. 2.3 Uitkomst van de WIA beoordeling: IVA of WGA? De WIA-beoordeling aan de hand van gangbare arbeid kan de volgende uitkomsten opleveren: Niet gerechtigd voor de WIA: personen die een loonverlies hebben minder dan 35%. Gedeeltelijk arbeidsgeschikt (35-80% loonverlies) en recht op de regeling Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten (WGA). Volledig maar niet duurzaam arbeidsongeschikt: bij personen met een MEER dan geringe kans op herstel of personen die wel kunnen werken maar daarbij een loonverlies hebben van 80% of meer. Voor hen geldt de WGA. Volledig en duurzaam arbeidsongeschikten. Zij komen in de regeling Inkomensvoorziening Volledig Arbeidsongeschikten (IVA). 10 © VERSIE JANUARI 2009 - MARJOL NIKKELS - AGEMA VAN SENSIO KONSULT BV TE APELDOORN. HOEWEL HET MATERIAAL MET GROTE ZORGVULDIGHEID IS SAMENGESTELD, KUNNEN ER GEEN RECHTEN AAN WORDEN ONTLEEND.
  • 11. U P D A T E WIA V O O R D E NBVA – B I J E E N K O M S T 4 F E B R U A R I 200 9 In onderstaand schema wordt de WIA weergegeven. Ziek na 1 januari 2004 Werkgever betaalt 104 weken tenminste 70% van (max) dagloon. CAO kan bovenwettelijk aanvullen 104 weken ziek en voldaan aan poortwachtertoets WIA- beoordeling door UWV <35% arbeidsongeschikt, Gedeeltelijk arbeidsgeschikt Volledig (>80%), Volledig en geen WIA! (35%-80% A.O.) maar niet duurzaam duurzaam arbeidsongeschikt arbeidsongeschikt Werkloosheidswet (WW): 1e Werkhervatting Gedeeltelijk WGA-tijdelijk Inkomensvoorzien- 2 maanden 75% en daarna Arbeidsgeschikten-tijdelijk loongerelateerde ning Volledig 70% van (max) dagloon, loongerelateerde uitkering uitkering (conform duur arbeidsongeschikten duur afh. van (conform duur WW, 1e 2 WW, 1e 2 maanden (75% van arbeidsverleden maanden 75%, daarna 70% 75%, daarna 70% van (gemaximeerd) van oude (max.) dagloon oude (max.) dagloon dagloon tot 65 jaar minus met werken minus met werken verdiende loon) verdiende loon) <50 jaar-Wet >50 jaar Na loongerelateerde fase Na loongerelateerde fase Werk en Bijstand IOAW (alleen geldt bij voldoende werken: (WWB) inkomenstoets, WGA loonaanvulling: 70% geldt altijd recht op WGA (inkomenstoets EN geen van verschil oude (max.) loonaanvulling (zonder vermogenstoets) vermogenstoets) dagloon en resterende inkomenstoets) , dus verdiencapaciteit >60 jaar IOW uitkering is 70% van (geen vermogens Bij onvoldoende werken: verschil oude (max.) of inkomenstoets) lage vervolguitkering van een percentage van dagloon en resterende minimumloon verdiencapaciteit 11 © VERSIE JANUARI 2009 - MARJOL NIKKELS - AGEMA VAN SENSIO KONSULT BV TE APELDOORN. HOEWEL HET MATERIAAL MET GROTE ZORGVULDIGHEID IS SAMENGESTELD, KUNNEN ER GEEN RECHTEN AAN WORDEN ONTLEEND.
  • 12. U P D A T E WIA V O O R D E NBVA – B I J E E N K O M S T 4 F E B R U A R I 200 9 TOELICHTING gebruikte afkortingen WIA = Wet Werk en Inkomen naar arbeidsvermogen (vervanger van de WAO) WW = Werkloosheidswet = 2 maanden nog 75% en daarna 70% van dagloon bij volledig urenverlies WWB = Wet Werk en Bijstand indien gezinsinkomsten onder sociaal minimum (inkomenstoets) plus volledige vermogenstoets; IOAW = Wet Inkomensvoorziening Oudere en Gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers indien (gezins)inkomsten onder sociaal minimum Daarbij geldt geen vermogenstoets, wel een inkomenstoets. IOW = Voor personen die werkloos worden na hun 60e jaar geldt tot 1 juli 2011 via het UWV de IOW (Inkomensvoorziening oudere werklozen) waarbij er aansluitend op de WW loongerelateerde uitkering altijd nog recht is op 70% van het minimumloon (zonder inkomenstoets!). WGA-LGU= Werkhervatting Gedeeltelijk arbeidsgeschikten WGA loongerelateerde uitkering ; duur is conform WW-uitkering; (eerste 2 maanden 75% en daarna 70% van verschil tussen (max) dagloon en het met werken verdiende loon) (*1) Na WGA-LGU volgt de WGA vervolguitkering of WGA loonaanvulling De WGA loonaanvulling is gebaseerd op 70% van verschil tussen (max) loon en de resterende verdiencapaciteit (*2) Bij gedeeltelijk arbeidsgeschikten geldt indien < 50% benutting verdiencapaciteit, slechts een WGA vervolguitkering. Deze bedraagt 28%, 35%, 42% of 50,75% van het minimumloon (uitkeringspercentage is afhankelijk van de mate van arbeidsongeschiktheid). (*1) Voor inkomens boven max. dagloon moet rekening gehouden worden met de factor. De factor gemaximeerd dagloon gedeeld door ongemaximeerd dagloon wordt bij de WGA loongerelateerde uitkering vermenigvuldigd maal het nieuwe met werken verdiende loon en bij de WGA loonaanvulling wordt de factor vermenigvuldigd maal de resterende verdiencapaciteit. (*2) indien de werknemer meer verdient dan de resterende verdiencapaciteit, dan geldt als loonaanvulling 70% van het verschil tussen oude (max) dagloon en het op dat moment met werken verdiende loon. Bij inkomens boven max. dagloon moet rekening gehouden worden met de factor (zie voorbeeld verderop in dit hoofdstuk). 2.3.1 Personen < 35% loonverlies : geen WIA Deze werknemers vallen niet onder de WIA. Voor personen die een loonverlies hebben minder dan 35% zijn er geen bijzondere regelingen meer. Deze mensen dienen zo veel mogelijk in dienst te blijven bij de oude werkgever en gere-integreerd te worden. In de eerste twee verzuimjaren dient minimaal elke zes weken geanalyseerd te worden: ‘Is terugkeer naar de eigen functie mogelijk, bijvoorbeeld met een aangepaste werkplek of aangepast takenpakket?’ Of zijn er andere mogelijkheden binnen het bedrijf? Is er in het eigen bedrijf geen werk, dan dient de werkgever de werknemer te helpen aan geschikt werk bij een andere werkgever. Let op: als er bij de oude werkgever geen arbeid is dat betrokken werknemer nog kan verrichten, dan zal gewoon een ontslagvergunning aangevraagd kunnen worden bij het CWI. Er is namelijk alleen gedurende twee jaar ziekte ontslagbescherming. Een voorbeeld: Een bouwvakker met rugproblemen kan niet bij het kleine bouwbedrijf in dienst blijven omdat er geen passende arbeid beschikbaar is. Gedurende de twee verzuimjaren dienen de werkgever en de bouwvakker al op zoek te zijn naar werk buiten het eigen bouwbedrijf. Als de werkgever met externe re-integratie actief is geweest en duidelijk kan maken dat hij zelf geen werk heeft en ook binnen een half jaar niet zal krijgen, dan zal het CWI na twee jaar ziekte de ontslagvergunning verlenen. Voorwaarde is wel dat de werkgever er alles aan gedaan heeft om re-integratie mogelijk te maken, anders zal het CWI de ontslagvergunning niet verlenen. 12 © VERSIE JANUARI 2009 - MARJOL NIKKELS - AGEMA VAN SENSIO KONSULT BV TE APELDOORN. HOEWEL HET MATERIAAL MET GROTE ZORGVULDIGHEID IS SAMENGESTELD, KUNNEN ER GEEN RECHTEN AAN WORDEN ONTLEEND.
  • 13. U P D A T E WIA V O O R D E NBVA – B I J E E N K O M S T 4 F E B R U A R I 200 9 2.3.2 Gedeeltelijk arbeidsgeschikten (personen ≥ 35% - 80% loonverlies) : WGA Personen die door ziekte of gebrek een loonverlies hebben van meer dan 35%, maar nog wel mogelijkheden tot werken hebben, vallen onder de regeling Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten (WGA). Kenmerkend van de WGA is dat werken altijd lonend is. Hoe meer men werkt, hoe hoger de uiteindelijke inkomsten. Dit was bij de WAO niet altijd het geval. De WGA uitkering kent allereerst een loongerelateerde uitkering (lgu). Ook indien iemand nog geen werk heeft, biedt deze nog betrekkelijke zekerheid. De WGA-lgu uitkering bedraagt namelijk de eerste twee maanden 75% en daarna 70% van het verschil tussen het (max) dagloon minus het op dat moment met werken verdiende loon. De duur van de WGA loongerelateerde uitkering is gelijk aan de duur van de Werkloosheidswet en is dus afhankelijk van het arbeidsverleden. Om praktische uitvoeringsredenen werd in 2006 en 2007 uitgegaan van een leeftijdsafhankelijke tabel (en nog niet van het arbeidsverleden). Na afloop van de WGA loongerelateerde uitkering volgt een loonaanvullingsregeling of een lagere vervolguitkering. Dit is afhankelijk of betrokkene al dan niet voldoende werkt. De grens voor voldoende werken ligt bij het behalen van een inkomen van 50% van de resterende verdiencapaciteit. Bij voldoende werken biedt de loonaanvullingsregeling altijd nog een uitkering van 70% van het verlies aan inkomen door de arbeidsongeschiktheid (oftewel 70% van het oude loon en de resterende verdiencapaciteit). Indien er niet voldoende gewerkt wordt (dus minder dan 50% van de resterende verdiencapaciteit wordt verdiend), dan geldt een lage WGA vervolguitkering die gekoppeld is aan het minimumloon en de mate van arbeidsongeschiktheid. MATE VAN A.O. UITKERINGSPERCENTAGE OVER MINIMUMLOON op jaarbasis 35 – 45% 28% € 5.012 45 – 55% 35% € 6.265 55 - 65% 42% € 7.518 65 – 80% 50,75% € 9.084 Nb. Het minimumloon is € 17.900,35 per 1 januari 2009. Bedragen wisselen per half jaar. Het exacte minimumloon bedrag kunt u vinden op de website van WWW.SZW.NL 2.3.3 Volledig (≥ 80% of meer) maar niet duurzaam arbeidsongeschikt : WGA Voor degenen die volledig arbeidsongeschikt zijn (dus slechts 20% of minder van hun oude loon nog kunnen verdienen) maar die niet als duurzaam zijn aangemerkt vallen ook onder de WGA. Ook zij ontvangen eerst een WGA loongerelateerde uitkering. Maar in de fase na de loongerelateerde uitkering hebben ze altijd recht op de loonaanvullingsregeling zonder inkomenstoets. Dit houdt in dat er bij hen niet getoetst wordt of ze al dan niet 50% van de verdiencapaciteit verdienen. Ze hebben altijd recht op de loonaanvulling van 70% van het verschil tussen het oude (gemaximeerd) dagloon en de resterende verdiencapaciteit. Ook de personen die momenteel nog geen werkhervatting hebben, maar waarbij een MEER dan geringe kans op herstel geldt, die krijgen ook een WGA-uitkering. Zolang ze niets verdienen hebben ze de eerste twee maanden nog altijd 75% en daarna 70% van het (gemaximeerd) dagloon. De gewone formules gelden echter het met werken verdiende loon bedraagt nul euro. Ook de WGA loonaanvulling bedraagt 70% van het (gemaximeerd) dagloon minus de resterende verdiencapaciteit van nul euro. Mocht later blijken dat persoon wel duurzaam arbeidsongeschikt is, dan gaat hij of zij alsnog zonder nadere voorwaarden over naar de IVA. 2.3.4 Volledig en duurzaam arbeidsongeschikt = IVA De IVA is bedoeld voor mensen die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt zijn. Het begrip volledige arbeidsongeschiktheid geldt net als bij de WAO indien iemand 20% of minder van zijn oude loon kan verdienen. Voor het recht op een IVA uitkering dient er ook sprake te zijn van duurzame arbeidsongeschiktheid. Duurzame arbeidsongeschiktheid is gedefinieerd als een voorzienbare langdurige arbeidsbeperking in die zin dat binnen een periode van vijf jaar geen reële mogelijkheden tot herstel verwacht kunnen worden. 13 © VERSIE JANUARI 2009 - MARJOL NIKKELS - AGEMA VAN SENSIO KONSULT BV TE APELDOORN. HOEWEL HET MATERIAAL MET GROTE ZORGVULDIGHEID IS SAMENGESTELD, KUNNEN ER GEEN RECHTEN AAN WORDEN ONTLEEND.
  • 14. U P D A T E WIA V O O R D E NBVA – B I J E E N K O M S T 4 F E B R U A R I 200 9 2.4 Lage instroom in de WIA De WIA-instroom blijkt aanmerkelijk lager uit te vallen dan de prognoses zoals deze waren afgegeven bij de voorbereiding van de wet. Aanvankelijk was de verwachting dat er zo’n 40.000 nieuwe WIA uitkeringen per jaar zouden komen. Dit bleek in 2006 slechts de helft te zijn en ook in 2007 kwamen er zo’n 22.000 WIA uitkeringen waarvan 5.000 IVA uitkeringen en 17.000 WGA uitkeringen. Van alle WGA uitkeringen is slechts een derde gedeeltelijk arbeidsongeschikt. Twee derde is volledig maar niet duurzaam arbeidsongeschikt. Er is dan wel sprake van een loonverlies van 80% maar de verwachting is dat er nog herstel gaat optreden. Indien de medische situatie niet helder is, dan wordt de persoon in de WGA geplaatst. De verwachting is een vrij groot gedeelte op termijn alsnog duurzaam arbeidsongeschikt beoordeeld zal worden, ze gaan dan over naar de IVA. Voor de werkgevers is deze ontwikkeling voordelig. Want personen die in de IVA komen, die kosten de werkgevers geen geld! (er geldt immers geen premiedifferentiatie). Voor de groep die in de WGA komt, betaalt de werkgever wel een hogere gedifferentieerde WGA-premie (of is de werkgever eigen-risicodrager). Zie het hoofdstuk over de marktwerking in de WGA. Het totaal aantal WIA-uitkeringen komt eind 2008 naar verwachting uit op ongeveer 57.000 (tegen 38.000 in 2007). Daarvan hebben krap 43.000 mensen een WGA- uitkering omdat ze gedeeltelijk of niet-duurzaam arbeidsongeschikt zijn en ruim 14.000 mensen een IVA- uitkering omdat ze volledig en duurzaam arbeidsongeschikt zijn. 2.5 Een WAO-er komt niet in de WIA Er is een duidelijke scheidslijn tussen de WAO en de WIA. Alleen personen die na 1 januari 2004 ziek zijn geworden, kunnen in de WIA komen. Heeft iemand momenteel een WAO uitkering en neemt de mate van arbeidsongeschiktheid toe, dan wordt na vier weken of na 104 weken de WAO-uitkering aangepast. Welke wachttijd geldt is afhankelijk van de oorzaak van arbeidsongeschiktheid. Is de toename het gevolg van dezelfde oorzaak dan geldt altijd vier weken wachttijd. Is er sprake van een andere oorzaak, dan geldt normaliter 104 weken wachttijd, tenzij de persoon al voor meer dan 45% arbeidsongeschikt is verklaard. Personen in de WAO die voor meer dan 45% arbeidsongeschikt zijn, kunnen ongeacht oorzaak na vier wachtweken een aanpassing van de WAO-uitkering krijgen. Stel dat iemand bij de WAO herbeoordeling zijn WAO uitkering helemaal is kwijtgeraakt, omdat er sprake is van een a.o. percentage lager dan 15%, dan kan de persoon alsnog weer in de WAO komen. De voorwaarde hiervoor is dat er binnen vijf jaar na einde van de WAO uitkering opnieuw de arbeidsongeschiktheid is toegenomen op basis van dezelfde oorzaak. Dan herleven de oude WAO-rechten. Is er sprake van een andere oorzaak, dan geldt gewoon 104 weken wachttijd en krijgt die persoon mogelijk recht op een WIA-uitkering. 2.6 Regeling Inkomensvoorziening volledig arbeidsongeschikten (IVA) De IVA is bedoeld voor mensen die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt zijn. Het begrip volledige arbeidsongeschiktheid geldt net als bij de bestaande WAO indien iemand 20% of minder van zijn oude loon kan verdienen nog minder dan 20%. Voor het recht op een IVA uitkering dient er ook sprake te zijn van duurzame arbeidsongeschiktheid. Duurzame arbeidsongeschiktheid is gedefinieerd als een voorzienbare langdurige arbeidsbeperking in die zin dat binnen een periode van vijf jaar geen reële mogelijkheden tot herstel verwacht kunnen worden. 2.6.1 Vaststellen van duurzame arbeidsongeschiktheid Nieuw is bij de IVA-uitkering de vaststelling of betrokkene ook duurzaam arbeidsongeschikt is. Hiervan is slechts sprake in twee situaties: herstel is uitgesloten (er is een duurzaam verlies van mogelijkheden tot functioneren en persoon verkeert reeds in een stabiele situatie) er is een geringe kans van herstel op lange termijn 14 © VERSIE JANUARI 2009 - MARJOL NIKKELS - AGEMA VAN SENSIO KONSULT BV TE APELDOORN. HOEWEL HET MATERIAAL MET GROTE ZORGVULDIGHEID IS SAMENGESTELD, KUNNEN ER GEEN RECHTEN AAN WORDEN ONTLEEND.
  • 15. U P D A T E WIA V O O R D E NBVA – B I J E E N K O M S T 4 F E B R U A R I 200 9 Overigens is aangegeven dat er ook sprake is van duurzaamheid indien iemands situatie alleen nog maar kan verslechteren of die persoon zelfs zal komen te overlijden. Indien er slechts een geringe kans op herstel mogelijk is, geldt wel de voorwaarde dat dit gedurende een periode van vijf jaar ieder jaar opnieuw herbeoordeeld wordt. Indien er reeds sprake is van een stabiele situatie met herstel uitgesloten, dan geldt er in principe geen herbeoordeling meer. De Gezondheidsraad heeft protocollen ontwikkeld die gebruikt kunnen worden bij de beoordeling van arbeidsongeschiktheid door het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV). In de protocollen wordt rekening gehouden met de begeleiding en behandeling die al gevolgd is en nog mogelijk is. Het gaat om circa 12 protocollen voor ziekten zoals bijvoorbeeld chronische rugklachten, borstkanker, hart- en vaatziekten, depressies en spanningsklachten. Ook cliëntenorganisaties zijn bij de ontwikkeling van de protocollen betrokken. De nieuwe manier van werken op basis van de protocollen is vastgelegd in een ministeriële regeling. 2.6.2 Vervroegde keuringsmogelijkheid (flexibele keuring) voor de IVA De WIA kent de mogelijkheid om een eerdere keuring aan te vragen voor personen die reeds in een stabiele situatie van duurzame arbeidsongeschiktheid verkeren. De werkgever houdt ook met deze vervroegde keuringsmogelijkheid wel een loondoorbetalingsplicht gedurende twee jaar wanneer de CAO-verplichting hoger is dan de IVA-uitkering. De vervroegde IVA uitkering mag namelijk in mindering gebracht worden op de loondoorbetalingsplicht. De voorwaarde is dat de bedrijfsarts verklaart dat volgens zijn inzichten de betrokkene volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Deze mogelijkheid kan slechts eenmaal aangevraagd worden tussen de 13e en 68e ziekteweek. De vervroegde IVA-beschikking kan uiterlijk tot de 78e week door het UWV worden toegekend. Omdat er een aanvraagtermijn is van 10 weken dient de aanvraag voor de 68e week weg te zijn. De vervroegde aanvraagmogelijkheid bestaat slechts 1 keer. Dus met te vroeg aanvragen bestaat het risico dat het UWV van mening is dat er nog geen sprake is van een stabiele situatie om duurzaamheid vast te stellen. Dan zal de werkgever alsnog de volledige twee jaarsperiode van verzuim het loon moeten doorbetalen. 2.6.3 Hoogte IVA uitkering: 75% van (gemaximeerd) dagloon De hoogte van de IVA-uitkering bedroeg in 2006 nog 70% van het (max) dagloon tot de 65 jarige leeftijd. Vanaf 1 januari 2007 is de IVA uitkering verhoogd naar 75% van het maximum dagloon. Voor 2009 bedraagt het maximum dagloon € 47.802,- per jaar. De IVA uitkering loopt door tot de 65 jarige leeftijd of stopt bij eerder overlijden (of eventueel revalideren). Nb. Het kabinet Balkenende 4 heeft in navolging op de IVA-uitkering per 1 juli 2007 de WAO, WAZ en Wajong uitkeringen van de volledig arbeidsongeschikten verhoogd van 70% naar 75%. 2.6.4 Uitvoering IVA (geen premiedifferentiatie of mogelijkheid van eigen-risicodragen) De IVA-uitkeringen worden volledig publiek uitgevoerd, dus door het UWV. De financiering van de uitkeringen van de IVA-uitkeringen vindt plaats uit het arbeidsongeschiktheidsfonds (Aof). Hiervoor betalen alle werkgevers een gelijk bedrag die als een opslag wordt meegenomen in de WAO/WIA-basispremie. Aanvankelijk waren er plannen om vanaf 2008 een marktwerking binnen de IVA in te voeren. Echter door de afschaffing van de wet Pemba komt er ook geen premiedifferentiatie in de IVA en ook geen mogelijkheid om voor de IVA eigen- risicodrager te worden. 2.7 De regeling Werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA) De regeling WGA geldt voor de groepen: Gedeeltelijk arbeidsgeschikt (35-80%) Volledig maar niet duurzaam arbeidsongeschikt 2.7.1 De loongerelateerde WGA-uitkering De WGA kent allereerst een loongerelateerde uitkering. Voor WGA instroom vanaf 2008 bedraagt de hoogte gedurende twee maanden 75% van het verschil tussen het oude (max.) dagloon en het met werken verdiende nieuwe loon en daarna is het uitkeringspercentage 70%. Dus 70% van het verschil tussen het oude 15 © VERSIE JANUARI 2009 - MARJOL NIKKELS - AGEMA VAN SENSIO KONSULT BV TE APELDOORN. HOEWEL HET MATERIAAL MET GROTE ZORGVULDIGHEID IS SAMENGESTELD, KUNNEN ER GEEN RECHTEN AAN WORDEN ONTLEEND.
  • 16. U P D A T E WIA V O O R D E NBVA – B I J E E N K O M S T 4 F E B R U A R I 200 9 (gemaximeerd) dagloon en het nieuwe met werken verdiende loon. Voor inkomens boven maximum dagloon wordt het nieuwe met werken verdiende loon nog vermenigvuldigd met de factor (zie paragraaf 5.7.7) Indien iemand na twee jaar verzuim geen andere baan heeft, bedraagt de WGA loongerelateerde uitkering nog twee maanden 75% en daarna 70% van het (gemaximeerd) dagloon. De werknemer moet voor de loongerelateerde WGA-uitkering wel voldoen aan de zogenaamde referte eis. De referte-eis is overgenomen uit de WW. De huidige referte eis is dat betrokkene voor de ziekte minimaal 26 weken gewerkt moet hebben van de laatste 36 weken. Een gewerkte dag op een week is voldoende. De duur van de loongerelateerde WGA-uitkering sluit aan bij de vaststelling van de duur van de Werkloosheidswet (dus gerelateerd aan het arbeidsverleden). Zie uitleg over arbeidsverleden bij het hoofdstuk over de Werkloosheids- wet. Nb. Om uitvoeringstechnische redenen is er in het jaar 2006 en 2007 nog gewerkt met een leeftijdsafhankelijke tabel en was er nog geen koppeling met het arbeidsverleden. Leeftijd DUUR WGA LOONGERELATEERDE UITKERING van WGA instroom uit 2006 of 2007 Jonger dan 23 jaar 6 maanden 23 t/m 27jaar 9 maanden 28 t/m 32 jaar 1 jaar 33 t/m 37jaar 1,5 jaar 38 t/m 42 jaar 2 jaar 43 t/m 47jaar 2,5 jaar 48 t/m 52 jaar 3 jaar 53 t/m 57jaar 4 jaar 58 jaar of ouder 5 jaar Nb. Deze tabel was slechts een tijdelijke situatie. Alle WGA lgu-uitkeringen vanaf 2008 zijn gekoppeld aan de duur van de Werkloosheidswet. Zie hiervoor het hoofdstuk over de Werkloosheidswet. Simpel gezegd geldt dat er minimaal sprake moet zijn van het behalen van een wekeneis. Dit houdt in dat er voor de ziekte tenminste 26 weken van de laatste 36 gewerkt moet zijn, dan is er recht op drie maanden WGA loongerelateerde uitkering. Er is een verlenging mogelijk indien de betrokkene aan de arbeidsverledeneis voldoet, oftewel tenminste vier van de laatste vijf kalenderjaren gewerkt heeft (tenminste 52 loondagen per jaar). Bij 20 jaar arbeidsverleden is er ook recht op in totaal 20 jaar WGA loongerelateerde uitkering. 2.7.2 De WGA vervolguitkering of loonaanvulling Na afloop van de loongerelateerde WGA-uitkering bestaat tot iemands 65e jaar recht op een vervolguitkering of een loonaanvulling. Bij gedeeltelijk arbeidsgeschikten wordt bij de hoogte van de uitkering een onderscheid gemaakt tussen voldoende werken en niet voldoende werken. Het verschil tussen wel voldoende of niet voldoende werken is neergelegd bij een grens van 50% van de resterende verdiencapaciteit. Een gedeeltelijk arbeidsgeschikte die niet of niet voldoende werkt (minder inkomsten dan 50% van de resterende verdiencapaciteit), heeft recht op de lage WGA vervolguitkering. Deze uitkering is een percentage van het minimumloon dat afhankelijk is van de mate van arbeidsongeschiktheid. Indien iemand zijn dagloon lager is dan het minimumloon, dan is het uitkeringspercentage gekoppeld aan het lagere dagloon. Mate van arbeidsongeschiktheid - uitkeringspercentage van minimumloon bedrag WGA vervolg (minimumloon is € 17.900,35 in 2009) op jaarbasis (afgerond) 35 – 45% 28% € 5.012 45 – 55% 35% € 6.265 55 - 65% 42% € 7.518 65 – 80% 50,75% € 9.084 Indien de gedeeltelijk arbeidsgeschikte wel voldoende werkt (een minimale benutting van 50% van zijn resterende verdiencapaciteit), krijgt een loonaanvulling van 70 procent van het verschil tussen het 16 © VERSIE JANUARI 2009 - MARJOL NIKKELS - AGEMA VAN SENSIO KONSULT BV TE APELDOORN. HOEWEL HET MATERIAAL MET GROTE ZORGVULDIGHEID IS SAMENGESTELD, KUNNEN ER GEEN RECHTEN AAN WORDEN ONTLEEND.
  • 17. U P D A T E WIA V O O R D E NBVA – B I J E E N K O M S T 4 F E B R U A R I 200 9 laatstverdiende (gemaximeerde) loon en het met werken verdiende loon. Het loonverlies als gevolg van de arbeidsongeschiktheid wordt dus voor 70% aangevuld. Let op: Er geldt geen inkomenseis bij de loonaanvulling zonder inkomenstoets voor de volledig, maar niet duurzaam arbeidsongeschikten. Bij een arbeidsongeschiktheid van 80% of meer, maar waarbij geen duurzaamheid is vastgesteld geldt ook na de loongerelateerde WGA-uitkering altijd de WGA loonaanvulling en niet de WGA vervolguitkering. Voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten geldt namelijk geen ‘voldoende werken inkomenstoets’. 2.7.3 Aanvulling op de WGA tot sociaal minimum met de Toeslagenwet De Toeslagenwet geeft op een ZW, WAO, WIA, WAZ of Wajong uitkering een aanvulling tot het sociaal minimum, indien de verzekerde inkomsten heeft onder het sociaal minimum. Het sociaal minimumniveau in Nederland is: 100% van het netto minimumloon voor gehuwden / samenwonenden ( = € 1.070 netto per maand) 90% van het netto minimumloon voor een alleenstaande met kind(eren) ( = € 950 netto per maand) 70% van het netto minimumloon voor een alleenstaande (= € 800 netto per maand) Bij de Inkomenstoets van de Toeslagenwet wordt dus wel gekeken naar andere inkomensbronnen die de verzekerde binnen de gezinssituatie heeft, zoals het inkomen van de partner maar ook inkomsten uit dienstbetrekking of inkomen uit vroegere arbeid. Ook de arbeidsongeschiktheidsuitkering die voortkomt uit een collectieve verzekering die gerelateerd is aan de arbeidsovereenkomst wordt telt mee bij de inkomenstoets. Overigens kent de Toeslagenwet GEEN vermogenstoets. Dit is een voordeel van de Toeslagenwet bovenop de algemene Wet werk en bijstand, die wel een strenge vermogenstoets kent. 2.7.4 Voorbeeld van verschil in wel of niet voldoende werken na de loongerelateerde fase Na afloop van de zogenaamde WGA loongerelateerde uitkering is voor de gedeeltelijk arbeidsongeschikten (35- 80% a.o.) de uitkeringshoogte afhankelijk of iemand wel of niet voldoende zijn arbeidsvermogen benut. Wel of niet voldoende benutting ligt bij het verdienen van een inkomen gebaseerd op minimaal 50% van de verdiencapaciteit (die door het UWV vastgesteld wordt). Bij onvoldoende benutting van het arbeidsvermogen is de arbeidsongeschiktheidsuitkering slechts een percentage van het minimumloon. Van de bestaande gedeeltelijk arbeidsongeschikte WAO-ers is momenteel circa 40% niet aan het werk. De WGA stimuleert meer dan de bestaande WAO dat gedeeltelijk arbeidsGEschikten weer aan het werk gaan. Immers de loonaanvulling is hoger dan de lagere vervolguitkering, tenzij iemand nu al niet het minimumloon verdient. De financiële prikkel komt uit de ondergenoemde voorbeelden duidelijk naar voren. Stel: dat iemand voor de arbeidsongeschiktheid nog € 35.000,- verdiende. Het UWV stelt de resterende verdiencapaciteit nog vast op € 20.000,-. Het loonverlies door de arbeidsongeschiktheid bedraagt 42%, dus er wordt gesproken van gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid. In de WIA ligt daarvoor de norm op een loonverlies van 35%. De Regeling WGA (Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten) is in dit voorbeeld van toepassing. Om ook na de loongerelateerde fase nog zeker te zijn van een goede arbeidsongeschiktheidsuitkering dient de gedeeltelijk arbeidsgeschikte minimaal 50% van zijn resterende verdiencapaciteit (= € 10.000,- of meer) met werken te verdienen. Dan geldt namelijk een loonaanvulling die gebaseerd is op 70% van het loonverlies door de arbeidsongeschiktheid, oftewel in dit voorbeeld een uitkering van 70% van het verschil tussen het oude loon van € 35.000,- en de verdiencapaciteit van € 20.000,-. De uitkering komt dus uit op € 10.500,-. Stel dat betrokkene niet de verdiennorm haalt en minder verdient dan € 10.000,-, dan geldt de lagere WGA vervolguitkering van in dit voorbeeld slechts 28% van het minimumloon oftewel € 5.012,-. Let op: het eigen-risicodragen geldt niet voor de loonaanvullingen die boven de WGA vervolguitkering uitkomt Bij de werkgever die voor de WGA eigen-risicodrager is, wordt het deel van de loonaanvulling dat uitkomt boven de lage vervolguitkering niet meegenomen in het eigen-risicodragen. Hier heeft de regering voor gekozen omdat anders de werkgever belang zou hebben bij het niet werken van een werknemer. In het bovenstaande voorbeeld geldt dus na de WGA loongerelateerde uitkering alleen nog de lage vervolguitkering van € 5.012,- als deel dat meegenomen wordt in het eigen-risicodragen. 17 © VERSIE JANUARI 2009 - MARJOL NIKKELS - AGEMA VAN SENSIO KONSULT BV TE APELDOORN. HOEWEL HET MATERIAAL MET GROTE ZORGVULDIGHEID IS SAMENGESTELD, KUNNEN ER GEEN RECHTEN AAN WORDEN ONTLEEND.
  • 18. U P D A T E WIA V O O R D E NBVA – B I J E E N K O M S T 4 F E B R U A R I 200 9 2.7.5 Rekenvoorbeelden Regeling Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten Jan, een alleenstaande man van 40 jaar verdiende voor zijn arbeidsongeschiktheid € 40.000,- bruto per jaar. Het UWV stelt dat hij met andere gangbare arbeid nog € 16.000,- kan verdienen. Het loonverlies is 60%, dus hij wordt voor 60% arbeidsongeschikt verklaard. De WGA is van toepassing. Het arbeidsverleden van Jan bedraagt 22 maanden oftewel de duur van zijn WGA loongerelateerde uitkering is ook 22 maanden. Was hij in 2006 of 2007 in de WGA gekomen, dan had hij 24 maanden een WGA loongerelateerde uitkering ontvangen (gekoppeld aan zijn leeftijd). Na afloop van de loongerelateerde uitkering geldt bij voldoende werken de loonaanvullingsregeling en anders de lagere WGA vervolguitkering. Stel: na twee jaar verzuim heeft Jan nog geen andere baan waarmee hij geld kan verdienen: * WGA loongerelateerde uitkering (1e 2 maanden) = 75% van € 40.000,- = € 30.000 * WGA loongerelateerde uitkering (3e maand tot en met 22e maand) = 70% van € 40.000,- = € 28.000 * Na de WGA loongerelateerde uitkering volgt de WGA vervolguitkering. Jan valt in de klasse 55-65% en krijgt derhalve nog 42% van het minimumloon, dus 42% van € 17.900,35 = € 7.518. (*) omdat Jan een alleenstaande man is wordt deze lage vervolguitkering met de Toeslagenwet aangevuld tot het sociaal minimum, die in zijn situatie 70% van het minimumloon bedraagt (dus in totaal heeft Jan dan € 12.530,- op jaarbasis). € 40.000 100% CAO aanvulling € 30.000 75% € 28.000 70% Verplichting WGA Loongerelateerde werkgever agv uitkering € 12.111 (30%) WULBZ / WVL Aanvulling tot sociaal minimum door UWV € 7.267 (18%) WGA Vervolguitkering 0% 1e jaar 2e jaar 2 mnd 20 maanden 65 jaar Indien Jan wel weer voldoende zijn resterende verdiencapaciteit gaat benutten, dan wordt de vervolguitkering weer omgezet in een WGA loonaanvulling. Stel: na twee jaar verzuim heeft Jan wel een baan waarmee hij zijn resterende verdiencapaciteit van € 16.000,- volledig benut. WGA loongerelateerde uitkering (1e 2 maanden) is 75% van verschil tussen zijn oude (max.) dagloon en hetgeen hij met werken verdient, dus: 75% * (€ 40.000 - € 16.000) = € 18.000 WGA loongerelateerde uitkering (van 3e maand tot en met 22e maand is 70% van verschil tussen zijn oude (max.) dagloon en hetgeen hij met werken verdient, dus: 75% * (€ 40.000 - € 16.000) = € 16.800 Daarna volgt de WGA loonaanvulling, omdat hij meer dan 50% van zijn resterende verdiencapaciteit verdient. Deze bedraagt altijd 70% van het verschil van zijn oude loon (40.000) en zijn resterende verdiencapaciteit (16.000). De loonaanvulling is dus ook 70% * (€ 40.000 - € 16.000) = € 16.800. Anders gezegd compenseert de loonaanvulling het inkomensverlies door de arbeidsongeschiktheid voor 70%. Zolang iemand dus zijn resterende verdiencapaciteit verdient, gaat hij er helemaal niet op achteruit na afloop van de WGA loongerelateerde uitkering (zie schema). € 40.000 100% CAO aanvulling € 32.800 (82%) € 28.000 70% WGA Loongerelateerde WGA Loonaanvulling uitkering Verplichting € 16.000 40% werkgever agv WULBZ / WVL Inkomen (conform resterende verdiencapaciteit verdiencapaciteit) 0% 1e jaar 2e jaar 2mnd 20 maanden 65 jaar 18 © VERSIE JANUARI 2009 - MARJOL NIKKELS - AGEMA VAN SENSIO KONSULT BV TE APELDOORN. HOEWEL HET MATERIAAL MET GROTE ZORGVULDIGHEID IS SAMENGESTELD, KUNNEN ER GEEN RECHTEN AAN WORDEN ONTLEEND.
  • 19. U P D A T E WIA V O O R D E NBVA – B I J E E N K O M S T 4 F E B R U A R I 200 9 Voorbeeld 2: Paul, 46 jaar oud – arbeidsverleden van 28 maanden Salaris voor ziekte (dagloon) = € 30.000 Resterende verdiencapaciteit = € 15.000 Loonverlies = AO-percentage = 50% In dit voorbeeld is Paul 46 jaar, dus vanaf 18 jaar heeft hij of zij een arbeidsverleden van 28 jaar. Dit betekent dat de duur van de WGA loongerelateerde uitkering (lgu) 28 maanden bedraagt. Stel, na twee jaar ziekte heeft Paul geen andere baan, dus verdiencapaciteit = 0 WGA loongerelateerde uitkering (eerste twee maanden) = 75% * € 30.000 = € 22.500 WGA loongerelateerde uitkering (van 3e maand tot en met 28e maand) = 70% * € 30.000 = € 21.000 Na de WGA loongerelateerde uitkering volgt een percentage van 35% van het minimumloon, dus 35% * € 17.900,35,- = € 6.265,-. Stel, na twee jaar ziekte haalt Paul norm van voldoende werken (= € 7.500 = 50% van zijn resterende verdiencapaciteit) WGA loongerelateerde uitkering (1e 2 maanden) = 75% * (€ 30.000 - € 7.500)= € 16.875 WGA loongerelateerde uitkering (3e maand tot en met 28e maand) = 70% * (€ 30.000 - € 7.500)= € 15.750 Daarbovenop komt nog zijn loon van €7.500 loon. Vanaf de derde maand heeft Paul dan € 15.750 plus € 7.500,- = € 23.350 op jaarbasis Na de WGA loongerelateerde uitkering volgt de loonaanvulling in verband met behalen norm voldoende werken: WGA loonaanvulling = 70% * (30.000 - € 15.000) = € 10.500 Daar bovenop komt nog zijn loon van €7.500 loon (dus samen heeft hij dan € 18.000). Stel, na twee jaar ziekte verdient Paul zijn volledige resterende verdiencapaciteit, dus € 15.000 WGA loongerelateerde uitkering (1e 2 maanden) = 75% * (€ 30.000 - € 15.000) = € 11.250 Totale inkomsten incl. € 15.000 loon = € 26.250 WGA loongerelateerde uitkering (3e tot en met 28e maand) = 70% * (€ 30.000 - € 15.000) = € 10.500 Totale inkomsten incl. € 15.000 loon = € 25.500 Na de WGA loongerelateerde uitkering volgt: WGA loonaanvulling = 70% * (30.000 - € 15.000) = € 10.500 Totale inkomsten incl. € 15.000 loon = € 25.500 2.7.6 Bijzondere WGA situaties: iemand verdient meer dan resterende verdiencapaciteit Het kan voorkomen dat iemand meer gaat verdienen dan de resterende verdiencapaciteit. Dan geldt de bepaling dat de WGA loonaanvulling niet hoger kan uitvallen dan de uitkomst van de WGA loongerelateerde uitkering. Oftewel dan wordt ook bij de WGA loonaanvulling uitgegaan van het hogere loon en niet van de resterende verdiencapaciteit. Stel dat Paul uit het bovengenoemde voorbeeld € 17.000 gaat verdienen, dus € 2.000 meer dan zijn vastgestelde verdiencapaciteit. Dan bedraagt: - de WGA loongerelateerde uitkering: 1e 2 maanden :75% van (€ 30 000 – € 17 000) = € 9.750 Vanaf 3e maand :70% van (€ 30 000 – € 17 000) = € 9.100 - de WGA loonaanvulling : 70% van (€ 30 000 – € 17 000) = € 9.100 In combinatie met het loon van € 17 000 houdt Paul dus in totaal € 26.100 over, oftewel 87% van het laatste salaris. Had Henk zijn verdiencapaciteit van € 15 000 verdiend, dan was de WGA-uitkering € 10.500 geweest. In totaliteit met het loon was die dan uitgekomen op € 25.500. Van de hogere verdiensten boven de resterende 19 © VERSIE JANUARI 2009 - MARJOL NIKKELS - AGEMA VAN SENSIO KONSULT BV TE APELDOORN. HOEWEL HET MATERIAAL MET GROTE ZORGVULDIGHEID IS SAMENGESTELD, KUNNEN ER GEEN RECHTEN AAN WORDEN ONTLEEND.
  • 20. U P D A T E WIA V O O R D E NBVA – B I J E E N K O M S T 4 F E B R U A R I 200 9 verdiencapaciteit van € 2000 houdt Henk dus € 600 over. Oftewel 30% van de extra verdiensten boven de resterende verdiencapaciteit. 2.7.7 Berekening WGA uitkering voor inkomens boven maximum dagloon In 2006 was de WGA voor inkomens boven het dagloon altijd nadeliger dan de WAO zou zijn geweest. Voor degenen die na de arbeidsongeschiktheid nog meer verdienden dan het maximum dagloon was er in het geheel geen WGA uitkering meer. De WGA regeling is vanaf 1 januari 2007 aangepast voor mensen die meer verdienen dan het maximum dagloon zodat er ook nog altijd een uitkering is, zelfs indien de resterende verdiencapaciteit nog boven het maximum dagloon uitkomt. Bij de berekening van de hoogte van de WGA- uitkering worden namelijk de inkomsten na arbeidsongeschiktheid (bij WGA loongerelateerde uitkering) of de ‘resterende verdiencapaciteit’ (bij WGA loonaanvulling) vermenigvuldigd met een factor. Aangezien deze factor altijd lager is dan 1 valt daardoor de WGA uitkering hoger uit. Hoe dit precies uitpakt laten we graag zien in een aantal rekenvoorbeelden. Vaststelling van de factor Er is sinds 1 januari 2007 een nieuwe factor in de WGA wet opgenomen. Deze factor is gebaseerd op DL / LVL. DL is hierbij het dagloon en kan niet hoger zijn dan het maximumdagloon (= € 183,15 in 2009) LVL is het ongemaximeerde dagloon (kan dus wel hoger zijn dan € 183,15) Op het moment dat iemand minder verdient dan het maximumdagloon, dan is de factor gewoon 1 en heeft de factor geen gevolgen voor de hoogte van de WGA-uitkering. Op het moment dat iemand echter meer verdient dan het maximum dagloon, dan komt de factor altijd kleiner uit dan 1. Bijvoorbeeld: iemand heeft een ongemaximeerd dagloon van € 200. De factor bedraagt dan 183,15/200 = 0,92. Stel dat iemand een ongemaximeerd dagloon heeft van € 350 dan bedraagt de factor 183,15/350 = 0,52. Bij de berekening van de uitkering wordt met deze factor rekeninggehouden. Verrekening factor De WGA loongerelateerde uitkering is momenteel gebaseerd op 70% van het (gemaximeerde) dagloon minus het op dat moment met werken verdiende loon. Op het moment dat de factor 0,5 is, dan wordt de helft van de op dat moment met werken verdiende loon verrekend. De berekende factor wordt dus vermenigvuldigd in de WGA loongerelateerde uitkering met het op dat moment met werken verdiende loon en bij de WGA loonaanvulling wordt de berekende factor vermenigvuldigd met de resterende verdiencapaciteit. Voorbeeld 1: Oud loon (ongemaximeerd maatmanloon) = € 100.000,- Resterende verdiencapaciteit = € 50.000,- Mate van arbeidsongeschiktheid = 50% Nieuw inkomen na arbeidongeschiktheid = € 25.000 (*) (*) is helft van verdiencapaciteit dus inkomenseis voor de loonaanvulling is behaald De nieuwe factor bedraagt in dit voorbeeld 47.802 / 100.000 = 0,48. Deze wordt vermenigvuldigd bij de berekening van de uitkering met het met werken verdiende loon en daarna met de resterende verdiencapaciteit. De WGA loongerelateerde uitkering wordt dan als volgt berekend: 1e 2 maanden: 75% van (€ 47.802 minus (€ 25.000,--* 0,48)) = € 26.851,61 3 t/m 28 maanden 70% van (€ 47.802 minus (€ 25.000,--* 0,48)) = € 25.061,51 Daarna volgt de WGA loonaanvulling: 70% van (€ 47.802,15 minus ( € 50.000,-- * 0,48)) = € 16.661,51 Voorbeeld 2: Oud loon (ongemaximeerd maatmanloon) = € 80.000,- Resterende verdiencapaciteit = € 30.000,- 20 © VERSIE JANUARI 2009 - MARJOL NIKKELS - AGEMA VAN SENSIO KONSULT BV TE APELDOORN. HOEWEL HET MATERIAAL MET GROTE ZORGVULDIGHEID IS SAMENGESTELD, KUNNEN ER GEEN RECHTEN AAN WORDEN ONTLEEND.
  • 21. U P D A T E WIA V O O R D E NBVA – B I J E E N K O M S T 4 F E B R U A R I 200 9 Mate van arbeidsongeschiktheid = 62,5% Nieuw inkomen na arbeidsongeschiktheid = € 20.000 (*) (*) Norm van voldoende werken wordt behaald (> helft van zijn resterende verdiencapaciteit) Berekening factor: 47.802 / 80.000 = 0,6 Met de wetgeving uit 2006 zou de WGA loongerelateerde uitkering zijn: 70% van (€ 47.802 minus € 20.000) = € 18.343,50 Vanaf 2007 geldt de factor bij de WGA loongerelateerde uitkering (lgu) en WGA loonaanvulling. Bovendien geldt dat vanaf 2008 de eerste 2 maanden het uitkeringspercentage van de WGA lgu 75% is. lgu: 1e 2 maanden : 75% van (€ 47.802 minus (€ 20.000* 0,6)) = € 26.851,61 lgu vanaf derde maand : 70% van (€ 47.802 minus (€ 20.000* 0,6)) = € 25.061,51 De WGA loonaanvulling in dit voorbeeld is: Met de wetgeving uit 2006 70% van (€ 47.802 minus € 30.000) = € 12.461,51 Vanaf 2007 is de WGA loonaanvulling: 70% van (€ 47.802 minus (€ 30.000 * 0,6)) = € 20.861,51 2.8 Aanvulling op de WGA tot sociaal minimum met de Toeslagenwet De Toeslagenwet geeft op een ZW, WAO, WIA, WAZ of Wajong uitkering een aanvulling tot het sociaal minimum, indien de verzekerde inkomsten heeft onder het sociaal minimum. Het sociaal minimumniveau in Nederland is: 100% van het netto minimumloon voor gehuwden / samenwonenden ( = € 1.070 netto per maand) 90% van het netto minimumloon voor een alleenstaande met kind(eren) ( = € 950 netto per maand) 70% van het netto minimumloon voor een alleenstaande (= € 800 netto per maand) Bij de Inkomenstoets van de Toeslagenwet wordt dus wel gekeken naar andere inkomensbronnen die de verzekerde binnen de gezinssituatie heeft, zoals het inkomen van de partner maar ook inkomsten uit dienstbetrekking. Ook de arbeidsongeschiktheidsuitkering die voortkomt uit een collectieve verzekering die gerelateerd is aan de arbeidsovereenkomst telt mee bij de inkomenstoets. Overigens kent de Toeslagenwet GEEN vermogenstoets. Dit is een voordeel van de Toeslagenwet ten opzichte van de Wet werk en bijstand, die wel een strenge vermogenstoets kent. 2.9 Collectieve uitkering valt onder inkomenstoets Toeslagenwet Werkgevers staan voor de afweging of zij wel of niet collectief iets willen regelen voor het WGA hiaat. Sommige werkgevers zijn dit verplicht vanuit een CAO verplichting. Wat mijns inziens onderbelicht blijft in de discussie is dat er ook voor de verzekerde voordelen zijn als er juist geen sprake is van een collectief contract en dat het arbeidsongeschiktheidsinkomen niet beschouwd wordt als inkomen uit dienstbetrekking. Dit heeft te maken met het Inkomensbesluit van de Toeslagenwet. De Toeslagenwet geeft op een ZW, WAO, WIA, WAZ of Wajong uitkering een aanvulling tot het sociaal minimum, indien de verzekerde inkomsten heeft onder het sociaal minimum. Daarbij wordt wel gekeken naar andere inkomensbronnen die de verzekerde binnen de gezinssituatie heeft, zoals het inkomen van de partner maar ook inkomsten uit dienstbetrekking. Ook de arbeidsongeschikt- heidsuitkering kan meetellen bij de inkomenstoets. In het inkomensbesluit bij de Toeslagenwet staat alleen dat er gekort wordt indien er sprake is van inkomen uit dienstbetrekking op basis van een particuliere verzekering indien die voortspruit uit een individuele of collectieve arbeidsovereenkomst. Een collectieve WGA hiaat verzekering is gerelateerd aan de arbeidsovereenkomst en betreft een inkomens- dervingsverzekering. Deze telt dus wel mee bij de inkomenstoets. Dit kan vooral voor alleenstaanden of alleenverdieners een argument zijn om juist te kiezen voor individuele arbeidsongeschiktheidsoplossingen. Nadeel van individuele arbeidsongeschiktheidsoplossingen is dat er altijd een medische selectie geldt en dat ze veel duurder zijn dan de collectieve oplossing. 21 © VERSIE JANUARI 2009 - MARJOL NIKKELS - AGEMA VAN SENSIO KONSULT BV TE APELDOORN. HOEWEL HET MATERIAAL MET GROTE ZORGVULDIGHEID IS SAMENGESTELD, KUNNEN ER GEEN RECHTEN AAN WORDEN ONTLEEND.
  • 22. U P D A T E WIA V O O R D E NBVA – B I J E E N K O M S T 4 F E B R U A R I 200 9 2.10 Gevolgen van de toe- of afname van de arbeidsongeschiktheid Vaststelling van een toe- of afname van de arbeidsongeschiktheid blijkt alleen uit een herbeoordeling. Zowel werkgever, werknemer, belanghebbende private verzekeraar als het UWV kan een herbeoordeling aanvragen bij een wijziging van de omstandigheden. Bij de herbeoordeling kan het UWV uitkomen op een andere resterende verdiencapaciteit. Dit heeft grote consequenties voor de uitkering. In deze paragraven wordt de toe- en afname van de arbeidsongeschiktheid beschreven. 2.10.1 Gevolgen van de toename van de arbeidsongeschiktheid Wat de gevolgen zijn van een toename van de arbeidsongeschiktheid is afhankelijk van de vraag of de persoon door de toename volledig en duurzaam arbeidsongeschikt wordt of dat er sprake is van een lagere verdiencapaciteit, waardoor mogelijk de WGA-uitkering aangepast wordt. De hoogte van de WGA-uitkering is immers afhankelijk of betrokkene 50% van zijn verdiencapaciteit haalt. Als de betrokkene door de toename van arbeidsongeschiktheid aangemerkt kan worden als volledig en duurzaam arbeidsongeschikt, dan wordt de WGA-uitkering beëindigd en kan de persoon zonder wachttijd over naar de IVA. Het is hierbij niet van belang of de toename van arbeidsongeschiktheid voortvloeit uit dezelfde oorzaak of uit een andere oorzaak. Dit is dus een gunstige regeling voor gedeeltelijk arbeidsgeschikten. Als er geen sprake is van volledig en duurzame arbeidsongeschiktheid, dan geldt dat de WGA-uitkering aangepast kan worden aan een lagere verdiencapaciteit. Door de toename van de arbeidsongeschiktheid wordt natuurlijk de resterende verdiencapaciteit lager vastgesteld. Dit geeft mogelijk een verandering in de hoogte van de WGA vervolguitkering of in de hoogte van de WGA loonaanvulling. Bij een verandering in uitkeringshoogte geldt een wachttijd van twee maanden. De volgende situaties kunnen zich voordoen: In de fase dat iemand nog een WGA loongerelateerde uitkering ontvangt, dan verandert de uitkering niet. In de WGA loongerelateerde uitkering is er namelijk altijd nog recht op 70% van het laatste (gemaximeerde) loon indien iemand niet werkt. Indien er wel inkomsten uit arbeid zijn, dan is de WGA loongerelateerde uitkering altijd gebaseerd op 70% van het verschil tussen het oude inkomen en wat op dat moment de verdiensten zijn. De verandering van de verdiencapaciteit heeft wel gevolgen bij de vraag of iemand na zijn WGA loongerelateerde uitkering recht heeft op de loonaanvulling of op de vervolguitkering. Indien de betrokkene al een loonaanvulling had, dan kan deze loonaanvullingsuitkering worden verhoogd. De loonaanvulling wordt na twee wachtmaanden gebaseerd op het verschil tussen 70% van het oude (gemaximeerde) dagloon en de nieuwe vastgestelde resterende verdiencapaciteit. Indien de betrokkene onvoldoende werkt en ook na de herbeoordeling met de nieuwe verdiencapaciteit nog de grens niet haalt van voldoende werken, dan blijft betrokkene een vervolguitkering houden. Wel kan er dan sprake zijn van een hogere arbeidsongeschiktheidsklasse waardoor het uitkeringspercentage over het minimumloon hoger wordt. Iemand die 40% arbeidsongeschikt is, heeft bijvoorbeeld een vervolguitkering van 28% van het minimumloon. Stijgt de mate van arbeidsongeschiktheid naar 60% van het minimumloon, dan wordt de vervolguitkering na twee wachtmaanden aangepast naar 42% van het minimumloon. Indien door de lagere resterende verdiencapaciteit de betrokkene op dat moment wel de voldoende werken grens haalt van 50% van zijn verdiencapaciteit, dan heeft betrokkene recht op de loonaanvulling. De loonaanvulling is gebaseerd op 70% van het verschil tussen zijn oude (gemaxi- meerde) loon en de nieuwe bij de herbeoordeling vastgestelde resterende verdiencapaciteit. 2.10.2 Gevolgen van de afname van de arbeidsongeschiktheid bij een IVA uitkering 1. Afname van arbeidsongeschiktheid indien betrokkene een IVA-uitkering heeft Indien betrokkene een IVA-uitkering heeft en de mate van arbeidsongeschiktheid neemt af tot onder de 80%, dan zal na twee maanden de uitkering beëindigd worden. Veelal zal er dan sprake zijn van gedeeltelijke arbeidsgeschiktheid (loonverlies > 35%) met recht op een WGA-uitkering. Voor een WGA loongerelateerde uitkering moet natuurlijk wel voldaan zijn aan de referte-eis dat voorafgaand aan de eerste ziektedag er minimaal 26 weken gewerkt zijn van de laatste 36 weken. Als daaraan niet voldaan is gaat direct de WGA vervolgfase in, oftewel met recht op een WGA loonaanvulling of een WGA vervolguitkering. 22 © VERSIE JANUARI 2009 - MARJOL NIKKELS - AGEMA VAN SENSIO KONSULT BV TE APELDOORN. HOEWEL HET MATERIAAL MET GROTE ZORGVULDIGHEID IS SAMENGESTELD, KUNNEN ER GEEN RECHTEN AAN WORDEN ONTLEEND.