8. 1.Welk een vriend is onze Jezus,
die in onze plaats wil staan !
Welk een voorrecht, dat ik door Hem,
Altijd vrij tot God mag gaan.
Dikwijls derven wij veel vrede,
Dikwijls drukt ons zonde neer
Juist omdat wij ’t al niet brengen
In gebed tot onze Heer.
9. 2. Leidt de weg soms door verzoeking,
Dat ons hart in ’t strijduur beeft,
Gaan wij dan met al ons strijden
Tot Hem die verlossing geeft.
Kan een vriend ooit trouwer wezen
Dan Hij,die ons lijden draagt?
Jezus bied ons aan genezing;
Hij alleen is ‘t, die ons schraagt.
10. 3. Zijn we zwak, belast, beladen
En ter neer gedrukt door zorg.
Dierb’re Heiland,onze Toevlucht,
Gij zijt onze Hulp en Borg!
Als soms vrienden ons verlaten,
Gaan wij biddend tot de heer;
In Zijn armen zijn wij veilig,
Hij verlaat ons nimmermeer.
17. 1. Op de heuvel daarginds stond een
ruwhouten kruis,
Het symbool van vervloeking en schuld.
Maar dat kruis werd de mens tot het
kostbaar kleinood,
Daar Gods wet aan het hout werd vervuld.
18. Refrein:
`k Klem mij daarom aan het Golgotha’s
kruis.
Tot de Heer komt en met Hem het loon;
Als die grote dag aanbreekt en hij ons dat
kruis
Dan verwisselt voor d’eeuwigheids kroon.
19. 2. O, dat ruwhouten kruis, door de wereld
gesmaad
Heeft een wond’re bekoring en macht;
Want Gods Zoon liet Zijn troon, Hij droeg
smaadheid en hoon,
Om de vreugd’ die dat kruis voor ons
bracht.
20. Refrein:
`k Klem mij daarom aan het Golgotha’s
kruis.
Tot de Heer komt en met Hem het loon;
Als die grote dag aanbreekt en hij ons dat
kruis
Dan verwisselt voor d’eeuwigheids kroon.
21. 3. Van dat ruwhouten kruis,met het bloed
van Gods Zoon
Straalt een licht dat door niets wordt
gedooft;
Vol van schoonheid en pracht, vol van
reddende kracht
Voor een ieg’lijk die in Hem gelooft.
22. Refrein:
`k Klem mij daarom aan het Golgotha’s
kruis.
Tot de Heer komt en met Hem het loon;
Als die grote dag aanbreekt en hij ons dat
kruis
Dan verwisselt voor d’eeuwigheids kroon.
23. 4. Help mij Heer! Aan dat kruis trouw te
zijn tot de dood,
Ook als hier smaad en spot is mijn loon;
Want dat kruis droeg mijn straf, nam de
schuld van mij af;
’t werd de toegang voor mij tot Gods troon.
24. Refrein:
`k Klem mij daarom aan het Golgotha’s
kruis.
Tot de Heer komt en met Hem het loon;
Als die grote dag aanbreekt en hij ons dat
kruis
Dan verwisselt voor d’eeuwigheids kroon.
26. 1. Vreugde of blijdschap,droefheid of
smart.
Er is een God,er is een God.
Stort bij hem uit,o mens toch uw hart.
Er is een God die hoort.
Ga steeds naar Hem,om hulp en om raad.
Wacht niet te lang, ’t is spoedig te laat.
Dat niet door twijfel ’t hart wordt
verstoord.
Er is een God die hoort.
27. 2. God schonk Zijn Zoon in Bethlehems stal.
Heer van het al, Heer van het al.
Hij droeg vernee’dring,smaad zonder tal’.
Heerser van ’t gans heelal.
Want onze schepper,Koning der aard’.
Heeft zelf Zijn eigen Zoon niet gespaard.
Ga dan naar Hem,nu’t morgenlicht gloort.
Hij is een God die hoort.
28. 3. Van Oost en West ,van Zuid tot Noord.
Mens zegt het voort,mens zegt het voort.
Wordt ’s Heren liefde alom gehoord.
Mensenkind zegt het voort
Dwaal niet in ’t duister,ga niet alleen.
Maar zoekt het heil bij Jezus alleen.
Dat al uw hoop op Hem is gericht.
Jezus is’t Eeuwig Licht.
31. 1. Jou ùs een dream oHear,
Jou ùs een dream.
Nacht-skaad falt griis en near
Oer ùs feal bestean
Rook fan de lee je-blom,
Jou ùs de dream werom
Jou ùs in dream,o Hear,
Jou ùs wer een dream.
32. 2. Lit ùs net falle Hear,
Ynt’t swarte gat
Blyn foar it kâld regear
En syn kil komplot
Trochbrek it izich mon
Jou ùs de dream werom
Jou ùs in dream ,o Hear,
Jou ùs wer een dream.
33. 3. Lit ùs net sjonge Hear,
Yn ’t machtig koar
Fan Kening albegear
En syn tichte doar
Och, meitsje ’t hert wer rom,
Jou ùs de dream werom
Jou ùs in dream, o hear,
Jou ùs wer een dream.
34. 4. Lit ùs net swalkje,
Hear,troch woestenij
Wij binn’gjinn slaven mear!
Wêrom dan net frij?
Oeral de fjoer-kolom,
Jou ùs de dream werom
Jou ùs de dream ,o Hear
Jou ùs wer een dream.
62. 1. Doorgrond mijn hart
en ken mijn weg, o Heer,
Beproef me_en zie wat
niets is tot Uw eer.
Is soms de weg
Die ‘k ga niet goed voor mij:
Leid me_op de eeuw’ge weg,
Heer maak mij vrij.
63. 2. O Heer ,heb dank,
‘k mag toch de uwe zijn.
Uw dierbaar bloed
Wast mij van zonden rein.
Doop mij met vuur,
Opdat `k mij niet meer schaam:
‘k Wil leven Heer ,tot eer
Van uwe Naam
64. 3. Zie Heer, hier ben_ik,
Maak mij een vat voor U;
Woon in mijn hart,
Vernieuw het, doe het nu!
Verbreek mijn wil,
Maak me_ook van hoogmoed vrij;
`k Wil in U blijven Heer,
Blijf Gij in mij.
65. 4. O,Heil’ge geest
Kom tot uw heerschappij.
Schenk een herleving
En begin bij mij.
Zegen uw volk,
Maak’t als een bruid bereid,
Wachtend op Jezus komst
In heerlijkheid.
67. 1. Er zijn nog zoveel tranen
die niet zijn afgewist,
er woeden eerst orkanen
voordat het rustig is.
En dan breekt door de duisternis,
de zon weer stralend door,
als Jezus zegt: kind, luister ‘s
`k heb beste met je voor.
68. 2. Er zijn nog zoveel dalen,
Waardoor je hebt te gaan.
Je zult nog vaak verdwalen
In ’t doolhof van ’t bestaan.
Maar eens breekt door de duisternis,
de zon weer stralend door,
als Jezus zegt: kind, luister ‘s
`k heb beste met je voor.
69. 3. Er zijn nog zoveel vragen,
Die niet beantwoord zijn,
Er komen nog veel dagen,
Gevuld met angst en pijn.
Maar eens breekt door de duisternis,
de zon weer stralend door,
als Jezus zegt: kind, luister ‘s
`k heb beste met je voor.
72. 1. Mijn Jezus, ik hou van U,
Ik noem U mijn vriend.
Want U nam de straf op U
Die ik had verdiend.
De grote Verlosser,
Mijn Redder bent U;
‘k Heb van U gehouden,
Maar nooit zoveel als nu.
73. 2. Mijn Jezus ,ik hou van U,
Want U hield van mij.
Toen U aan het kruis hing,
Een wond in U zij.
Voor mij de genade,
Een doornenkroon voor U;
‘k Heb van U gehouden,
Maar nooit zoveel als nu.
74. 3. Ik zal van U houden
In leven en dood.
En ik wil U prijzen,
Zelfs dan in mijn nood.
Als ik kom te sterven,
Dan roep ik tot U:
‘k Heb van U gehouden ,
Maar nooit zoveel als nu.
75. 4. Als ik in Uw glorie,
Uw eeuwigheid kom,
Dan buig ik mij voor U,
In Uw heiligdom.
Gekroond met Uw Heerlijkheid,
Zal ‘k zingen voor U
‘k Heb van U gehouden,
maar nooit zoveel als nu,
maar nooit zoveel als nu.
86. 1. Daar ruist langs de wolken een lief ‘lijke
naam,
die hemel en aarde verenigt tezaam.
Geen naam is er zoeter en beter voot ’t
hart,
Hij balsemt de wonden en heelt alle smart.
Kent gij .kent gij , die Naam nog niet?
Die naam draagt mijn Heiland , mijn lust en
mijn lied!
87. 2. Die naam is naar waarheid mijn Jezus
ook waard,
Want Hij kwam om zalig te maken op aard;
Zo lief had Hij zondaars,dat Hij voor ons
stierf,
Genade bij God door zijn zoenbloed
verwierf.
Kent Gij,kent Gij, die Naam nog niet?
Die naam draagt mijn Heiland ,mijn lust en
mijn lied!
88. 3. Eens buigt zich ook alles voor Jezus in ’t
stof,
En déngelen zingen voortdurend zijn lof
O mochten w’om Jezus verheerlijkt eens
staan:
Dan hieven wij juichend de jubeltoon aan:
Jezus,Jezus, Uw Naam zij d’ eer,
Want Gij zijt der mensen en engelen Heer!
91. 1. Abba, Vader, U alleen,
U behoor ik toe.
U alleen doorgrondt mijn hart,
U behoort het toe.
Laat mijn hart steeds vurig zijn,
U laat nooit alleen.
Abba,Vader, U alleen,
U behoor ik toe.
92. 2. Abba, Vader, laat mij zijn
Slechts van U alleen.
Dat mijn wil voor eeuwig zij
d` uwe en anders geen.
Laat mijn hart nooit koud zijn, Heer.
Laat mij nimmer gaan.
Abba,Vader, laat mij zijn
Slechts van U alleen.
93. Bedankt voor uw aanwezigheid en wel
thuis
Volgende noordwolde zingt:
9 maart met Online uit Hoogeveen