3. VDD ELB 329 – 1, 2, 4
Heer, 'k wil U danken, U loven en
prijzen
4. Heer, 'k wil U danken, U loven en prijzen
voor alles wat U doet voor mij.
Heer, ik wil daag'lijks U hulde bewijzen
door te leven zoals Gij.
Ik wil de weg gaan die U hebt gewezen.
U zult mij steeds weer de kracht daarvoor
geven.
Dank, Heer, dat ik in de hemel woon
en met U zitten mag op de troon.
5. Dank Heer, dat ik nu niet stil hoef te
wachten
op alle dingen die komen gaan,
maar strijden mag tegen duivelse machten
en overwinnen in uw Naam.
Dank Heer, dat ik zo het doel mag
bereiken,
dat is: dat ik sprekend op U zal lijken,
dat ied're vijand, die nu nog woedt,
voetbank zal zijn onder uwe voet.
6. Dank Heer, dat U boven bidden en denken
in alle dingen rijk voorziet.
Dank, dat U mij uw bescherming wilt
schenken,
daartoe uw engelenwacht gebiedt.
Blijdschap en vrede hebt U mij gegeven.
Uw Naam zij daarvoor geloofd en
geprezen.
U wil ik geven steeds meer en meer
glorie en lofprijs, ja, dank en eer.
9. Ik wil jou van harte dienen (EL 213)
t. & m. R. Gillard; v. R. Zuiderveld
10. Ik wil jou van harte dienen (EL 213)
t. & m. R. Gillard; v. R. Zuiderveld
11. Ik wil jou van harte dienen (EL 213)
t. & m. R. Gillard; v. R. Zuiderveld
12. Ik wil jou van harte dienen (EL 213)
t. & m. R. Gillard; v. R. Zuiderveld
13. Ik wil jou van harte dienen (EL 213)
t. & m. R. Gillard; v. R. Zuiderveld
14. Stil gebed
Votum en Groet
Ere zij de Vader en de Zoon
En de Heilige Geest,
Als in den beginne, nu en immer,
En van eeuwigheid tot eeuwigheid.
Amen.
24. 1 Van David, een kunstig lied.
Gelukkig de mens van wie de
ontrouw wordt vergeven,
van wie de zonden worden bedekt.
2 Gelukkig als de HEER zijn schuld
niet telt,
als in zijn geest geen spoor van
bedrog is.
25. 3 Zolang ik zweeg, teerden
mijn botten weg,
kreunend leed ik, de hele dag.
4 Zwaar drukte uw hand op
mij, dag en nacht,
mijn kracht smolt weg als in de
zomerhitte. sela
26. 5 Toen beleed ik u mijn zonde,
ik dekte mijn schuld niet toe,
ik zei: ‘Ik beken de HEER mijn
ontrouw’ –
en u vergaf mij mijn
zonde, mijn schuld. sela
27. 6 Laten uw getrouwen dus tot
u bidden
als zij in zichzelf een zonde
vinden.
Stormt dan een vloed van
water aan,
die zal hen niet bereiken.
28. 7 Bij u ben ik veilig, u behoedt mij
in de nood
en omringt mij met gejuich van
bevrijding. sela
8 ‘Ik geef inzicht en wijs de weg
die je moet gaan.
Ik geef raad, op jou rust mijn oog.
9 Wees niet redeloos als paarden
of ezels
die met bit en toom worden
bedwongen,
dan zal geen kwaad je treffen.’
29. 10 Een slecht mens heeft veel
leed te verduren,
maar wie op
de HEER vertrouwt wordt met
liefde omringd.
11 Verheug u in
de HEER, rechtvaardigen, en
juich,
zing het uit, allen die oprecht
zijn van hart.
30. 25 Wie zijn leven liefheeft
verliest het, maar wie in deze
wereld zijn leven haat, behoudt
het voor het eeuwige
leven. 26 Wie mij dient moet
mij volgen: waar ik ben zal ook
mijn dienaar zijn, en wie mij
dient zal door de Vader geëerd
worden.
38. 1
Heer, wees mijn Gids op heel mijn levenspad,
wees Gij mijn Gids.
Wijs mij de weg naar Sions gouden stad,
wees Gij mijn Gids.
Blijf dicht mij bij, ga stap voor stap mij voor,
dan ben 'k gerust en veilig volg 'k Uw spoor.
39. 2
'k Was vroeger blind en dwaalde van het
pad, want 'k had geen Gids:
ver dwaalde 'k af, totdat ik ernstig bad:
"Wees Gij mijn Gids".
Hij heeft 't verhoord, 'k ben nu verheugd
en blij.
want Jezus kwam en nu is 't licht voor mij.
40. 3
Nu aan Zijn hand, dwaal 'k nimmer van de
weg. Hij is mijn Gids.
't Zij door moeras of wel langs struik en
heg leidt mij mijn Gids.
Licht, vriend'lijk licht stroomt van Zijn
aangezicht,
'k houd daarom steeds mijn oog op Hem
gericht.