23. Morgenlied
31Een psalm van David, toen hij vluchtte voor zijn zoon Absalom.
2HEERE, hoe talrijk zijn mijn tegenstanders;
velen staan tegen mij op.
3Velen zeggen van mijn ziel:
Hij heeft geen heil bij God. Sela
4U echter, HEERE, bent een schild voor mij,
mijn eer; U heft mijn hoofd omhoog.
5Met mijn stem riep ik tot de HEERE,
en Hij verhoorde mij vanaf Zijn heilige berg. Sela
6Ik lag neer en sliep; ik ontwaakte,
want de HEERE ondersteunde mij.
7Ik vrees niet voor tienduizenden van het volk,
die zich aan alle kanten tegen mij opstellen.
Psalm 3:1-7
24. O grote God die liefde zijt (LvdK 481) t. J. Wit; m. J. Schop
Gez. 481
25. O grote God die liefde zijt (LvdK 481) t. J. Wit; m. J. Schop
Gez. 481
26. O grote God die liefde zijt (LvdK 481) t. J. Wit; m. J. Schop
Gez. 481
27. O grote God die liefde zijt (LvdK 481) t. J. Wit; m. J. Schop
Gez. 481
29. 16Ik hoorde het en mijn buik sidderde.
Bij het geluid trilden mijn lippen.
Verrotting tastte mijn beenderen aan.
Ik sidderde op de plaats waar ik stond.
Zeker, ik zal rustig wachten op de dag van de benauwdheid,
als die aanbreekt voor het volk dat ons zal aanvallen.
17Al zal de vijgenboom niet in bloei staan
en er geen vrucht aan de wijnstok zijn,
al zal de opbrengst van de olijfboom tegenvallen
en zullen de velden geen voedsel voortbrengen,
al zal het kleinvee uit de kooi verdwenen zijn
en er geen rund in de stallen over zijn –
Habakuk 3
30. 18ik zal dan toch in de HEERE van vreugde opspringen,
mij verheugen in de God van mijn heil.
19De HEERE Heere is mijn kracht,
Hij maakt mijn voeten als die van de hinden,
en Hij doet mij treden op mijn hoogten.
Habakuk 3
31. Als God, mijn God maar voor mij is (LvdK 466) t. J.J.L. ten Kate; m. Leipzig 1539
Gez. 466
32. Als God, mijn God maar voor mij is (LvdK 466) t. J.J.L. ten Kate; m. Leipzig 1539
Gez. 466
33. Als God, mijn God maar voor mij is (LvdK 466) t. J.J.L. ten Kate; m. Leipzig 1539
Gez. 466
34. Als God, mijn God maar voor mij is (LvdK 466) t. J.J.L. ten Kate; m. Leipzig 1539
Gez. 466
35. Als God, mijn God maar voor mij is (LvdK 466) t. J.J.L. ten Kate; m. Leipzig 1539
Gez. 466
36. Als God, mijn God maar voor mij is (LvdK 466) t. J.J.L. ten Kate; m. Leipzig 1539
Gez. 466
38. De woorden van Agur
301De woorden van Agur, de zoon van Jake: de last. De man spreekt tot
Ithiël, tot Ithiël en Uchal.
2Voorzeker, ik ben onverstandiger dan iemand anders,
ik heb geen menselijk inzicht.
3Ik heb geen wijsheid geleerd
en de kennis van heiligen niet bezeten.
4Wie is er naar de hemel opgestegen en vandaar neergedaald?
Wie heeft de wind in Zijn handen verzameld?
Wie heeft de wateren in een kleed gebonden?
Wie heeft alle einden der aarde vastgesteld?
Hoe is Zijn Naam en hoe is de Naam van Zijn Zoon, u weet het immers?
5Ieder woord van God is gelouterd,
Hij is een schild voor hen die tot Hem de toevlucht nemen.
Spreuken 30
39. 6Voeg niets toe aan Zijn woorden, anders zal Hij u straffen,
omdat u een leugenaar zou blijken te zijn.
7Twee dingen heb ik van U gevraagd,
onthoud ze mij niet, voordat ik sterf:
8Houd valsheid en leugentaal ver van mij.
En: geef mij geen armoede of rijkdom,
voorzie mij van het mij toegewezen deel aan brood.
9Anders zou ik, verzadigd,
U verloochenen en zeggen: Wie is de HEERE?
of anders zou ik, arm geworden, stelen,
en de Naam van mijn God aantasten.
Spreuken 30
40. Heer, ik kom tot U (EL 302) t. J. Visser; m. G. Whelpton
41. Heer, ik kom tot U (EL 302) t. J. Visser; m. G. Whelpton
43. Ziekte en genezing van Hizkia
381In die dagen werd Hizkia ziek, tot stervens toe. Toen kwam de
profeet Jesaja, de zoon van Amoz, bij hem en zei tegen hem: Zo zegt de
HEERE: Regel de zaken van uw huis, want u zult sterven en niet leven.
2Daarop keerde Hizkia zijn gezicht om naar de muur en bad tot de
HEERE
3en zei: Och HEERE, bedenk toch dat ik in trouw en met een volkomen
hart voor Uw aangezicht gewandeld heb en gedaan heb wat goed is in
Uw ogen. En Hizkia huilde erg.
4Toen kwam het woord van de HEERE tot Jesaja:
5Ga tegen Hizkia zeggen: Zo zegt de HEERE, de God van uw vader David:
Ik heb uw gebed gehoord, Ik heb uw tranen gezien. Zie, Ik zal vijftien
jaar aan uw levensdagen toevoegen,
Jesaja 38
44. ‘k Wil U, o God, mijn dank betalen (LvdK-390) t. H.A. Bruining; m. Duits 1704
Gez. 390
45. ‘k Wil U, o God, mijn dank betalen (LvdK-390) t. H.A. Bruining; m. Duits 1704
Gez. 390
46. ‘k Wil U, o God, mijn dank betalen (LvdK-390) t. H.A. Bruining; m. Duits 1704
Gez. 390
47. ‘k Wil U, o God, mijn dank betalen (LvdK-390) t. H.A. Bruining; m. Duits 1704
Gez. 390
50. JdH 154: 1
Stilte over alle landen
in deze nacht.
Vouwen wij tezaam de handen
voor deze nacht.
Welke zonden wij bedreven,
wil ze, Here, ons vergeven.
God wil goede rust ons geven
in deze nacht.
52. JdH 154: 2
Stilte over alle landen
in deze nacht.
Vouwen wij tezaam de handen
voor deze nacht.
God zal voor ons allen zorgen
tot het dagen van de morgen.
Veilig en bij Hem geborgen
zijn wij vannacht.