25. Eeuwig Woord, U willen wij bezingen (LvdK 476) t. C. Rijnsdorp; m. Herrnhut 1748
26. Eeuwig Woord, U willen wij bezingen (LvdK 476) t. C. Rijnsdorp; m. Herrnhut 1748
27. Lezen Psalm 8 herziene statenvertaling.
1Voor de koorleider. Op de Gittit.
Een psalm van David.
2 O HERE, onze Here,
hoe heerlijk is uw naam op de ganse aarde,
U, die uw majesteit toont aan de hemel.
3 Uit de mond van kinderen en zuigelingen
hebt U sterkte gegrondvest, uw
tegenstanders ten spijt,
28. om vijand en de vergelder te doen
verstommen.
4 Aanschouw ik uw hemel, het werk van uw
vingers,
de maan en de sterren, die U bereid hebt:
5 wat is de mens, dat U aan hem denkt,
en het mensenkind, dat U naar hem omziet?
6 Toch hebt U hem bijna goddelijk gemaakt,
en hem met heerlijkheid en luister
gekroond.
29. 7 U doet hem heersen over de werken
uwer handen,
alles hebt U onder zijn voeten gelegd:
8 schapen en runderen samen
en ook de dieren van het veld,
9 de vogelen van de hemels en
de vissen der zee,
En die de paden der zeeën doorkruisen.
10 O HERE, onze Here,
hoe heerlijk is uw naam op de ganse aarde.
36. 12 Wie mat de wateren met zijn holle hand,
bepaalde de omvang der hemelen met een
span, vatte met een maat het stof der aarde,
woog de bergen met een waag en de
heuvelen met een weegschaal? 13 Wie
bestuurde de Geest des HEREN en
onderrichtte Hem als zijn raadsman? 14 Wie
raadpleegde Hij, dat deze Hem inzicht zou
geven, het rechte pad zou leren, kennis
bijbrengen en de weg van het verstand doen
kennen?
37. 15 Zie, volken zijn geacht als een
druppel aan een emmer en als een
stofje aan een weegschaal; zie,
eilanden zijn als fijn stof, dat
uitgestrooid wordt;
25 Met wie dan wilt u Mij vergelijken,
dat Ik hem zou gelijk zijn? zegt de
Heilige. 26 Heft uw ogen naar omhoog
en ziet: wie heeft dit alles geschapen?
38. Hij, die het heer daarvan in groten
getale uitleidt en elk daarvan bij name
roept door de grootheid zijner sterkte
en omdat Hij geweldig van kracht is; er
blijft niet één achter.
27 Waarom zegt u, o Jakob, en spreekt,
o Israël: mijn weg is voor
de HERE verborgen en mijn recht gaat
aan mijn God voorbij?
39. 28 Weet u het niet, hebt gij het niet
gehoord? Een eeuwig God is de HERE,
Schepper van de einden der aarde. Hij
wordt noch moede noch mat, Zijn
verstand is niet te doorgronden. 29 Hij
geeft de moede kracht en de
machteloze vermeerdert Hij sterkte. 30
Jongelingen worden moe en mat, zelfs
jonge mannen struikelen,
40. 31 maar wie de HERE verwachten,
putten nieuwe kracht; zij varen op met
vleugelen als arenden; zij lopen, maar
worden niet moede; zij wandelen, maar
worden niet mat.