Toegevoegde waarde

2.  Aandeel
 Deelname EV
 Niet terugbetaald
 Waarde =
winstverwachtingen
 Risicodragend
 Obligatie
 Deelname VV
 Altijd terugbetaald
 Waarde = marktrente
 Risicomijdend

3.  Omzet – Intermediair verbruik
 Intermediair verbruik:
◦ Inkopen
◦ Diensten van derden

4.  1 land met alleen het product brood. De rest
wordt geïmporteerd
 Tarweproducent
 Meelproducent
 Bakker

5. Intermediair
verbruik
Opbrengst
verkopen
Toegevoegde
waarde
Tarweproducent € 10.000,- € 30.000,- € 20.000,-
Meelproducent € 30.000,- € 80.000,- € 50.000,-
Bakker € 80.000,- € 160.000,- € 80.000,- +
Totaal € 150.000,-

6.  T.W. = € 150.000,-
 Toegevoegde waarde = productie
◦ Arbeid
◦ Kapitaal
◦ Natuur
◦ Ondernemerschap

7.  Arbeid Loon
 Kapitaal Interest/ rente
 Natuur Pacht
 Ondernemerschap Winst

8.  € 80.000,-
 Loon werknemers: € 50.000,-
 Rente hypotheek: € 5.000,-
 Huur grond: € 2.000,-
 Ondernemerschap: € 23.000,-

9.  Een bouwbedrijf heeft voor € 500.000,- aan
materialen verkocht. Deze hebben ze ingekocht voor
€ 230.000,-. Verder waren ze kwijt aan ingekochte
hulpstoffen € 25.000,-. De diensten van derden voor
dit bedrijf bedragen: € 45.000,-. Verder heeft het
bedrijf 3 werknemers in dienst die ieder € 35.000,-
bruto verdienen. Aan kapitaal respectievelijk natuur
zijn ze € 20.000,- en € 7.500,- kwijt.
 A. Bereken de toegevoegde waarde
 B. Maak een opstelling van beloningen voor de
toegevoegde waarde

10.  Cijfers Bouwbedrijf :
- Opbrengst van de verkopen € 500.000,-
- Ingekochte materialen € 230.000,-
- Ingekochte hulpstoffen € 25.000,-
- Diensten van derden € 45.000,- +
Intermediair verbruik € 300.000,- € 300.000,- -
(A) Toegevoegde waarde € 200.000,-
(B) - Arbeid € 105.000,-
- Kapitaal € 20.000,-
- Natuur € 7.500,-
- Ondernemerschap € 67.500,- +
- Inkomen € 200.000,-