2. 1. wat + adjectief
hoe + adjectief
Wat gezellig, hier!
Hoe gezellig, hier!
2. wat een + (adjectief +) substantief EV of MV
Wat een heerlijke gerechten!
Wat een heerlijke avond!
Wat een heerlijk eten!
OPGELET!
Wilt u nog wat wijn? een beetje
Ik wil wat warms. iets
Verrassing uitdrukken
3. - Op je genezing!
- Gezondheid!
- Op je gezondheid!
- Schol!
- Proost!
- Proost!
- Smakelijk!
- Dank je/u. Smakelijk!
- Eet smakelijk!
- Dank je/u. Eet smakelijk!
- Smakelijk eten!
- Dank je/u. Smakelijk eten!
Drinken en eten
4. Wat is het verschil?
Zou ik nog een kopje thee mogen, alstublieft?
Mijn moeder zou graag een computercursus willen
volgen.
Ik heb Dirk gebeld, maar hij antwoordt niet. Zou hij
weg zijn?
Jullie kijken te veel televisie. Jullie zouden buiten
moeten spelen.
5. SUBJECT VERBUM 1 REST VERBUM 2
Ik zou alles voor je doen.
Jullie zouden beter koffie drinken.
Vraagzin
Hoofdzin
VRAAGWOOR
D
VERBUM
1
SUBJEC
T
REST VERBUM
2
Waarom zou je nu stoppen?
Zouden je
vrienden
naar Italië gaan?
OPGELET!
Ik zou een huis in Spanje willen.
WENS/VOORKEUR
Zou u me die informatie kunnen mailen?
BELEEFDE VRAAG
Zou(den) + infinitief