Geert Driessen, Annemiek Veen & Ineke van der Veen (2013) TVO Het bereik van ...
Creativiteit in onderwijs, Fins perspectief Hemssems
1.
Leren
en
innoveren
Capita
Selecta
Creativiteit
in
onderwijs
Hesther
Hemssems
Van
26-‐31
oktober
vond
in
Tampere
(Finland)
het
symposium
over
creativiteit
in
onderwijs
plaats.
Het
symposium
bestond
uit
meerdere
lezingen,
schoolbezoeken
en
gesprekken
met
docenten,
deans
en
beleidsmakers.
Dit
verslag
is
bedoeld
voor
collega’s
die
geïnteresseerd
zijn
in
het
Finse
onderwijsmodel.
Daarnaast
geeft
het
verslag
een
visie
over
hoe
docenten
creativiteit
in
het
eigen
onderwijs
een
plaats
kunnen
geven.
Tampere,
2014
2.
2
“Het
grootste
gevaar
is
dat
je
door
goede
PISA
scores
als
land
lui
wordt
en
stopt
met
innoveren“
Harri Jaskari
Parlementslid
Wat
onderzoek
ons
vertelt
over
de
kwaliteit
van
onderwijs
1
Het
Programma
for
International
Student
Assessment
(PISA)
is
een
internationaal
onderzoek
onder
15
jarige
scholieren.
Het
doel
is
om
het
niveau
van
deze
scholieren
te
testen
op
verschillende
soorten
van
kennis
en
vaardigheden.
Ongeveer
70
landen
participeren
in
het
PISA
onderzoek
dat
elke
drie
jaar
wordt
uitgevoerd.
In
Nederland
is
het
CITO
verantwoordelijk
voor
de
uitvoering.
In
2012
zijn
de
scholieren
onderzocht
op
het
gebied
van
lezen,
rekenen
en
wetenschappelijke
vaardigheden.
Daarbij
werden
in
44
landen
studenten
ook
getest
op
hun
probleemoplossend
vermogen.
In
totaal
scoren
Nederland
en
Finland
beide
even
goed
in
vergelijking
met
de
landen
om
ons
heen.
Korea,
Hong-‐
Kong
China
en
Japan
scoren,
met
name
op
exacte
vakken,
hoger.
Eén
van
de
conclusies
in
het
rapport
is
dat
wanneer
de
betrokkenheid
van
de
docenten
op
scholen
hoger
is
de
leerlingen
op
alle
gebieden
beter
scoren.
Bron:
Het
PISA
rapport
2012
(http://www.oecd.org/pisa/keyfindings/pisa-‐2012-‐
results-‐overview.pdf)
Hoewel
de
scores
van
Nederland
en
Finland
niet
zo
gek
ver
uit
elkaar
liggen
in
het
PISA
rapport,
is
het
toch
interessant
om
naar
het
Finse
onderwijssysteem
te
kijken
omdat
dit
systeem
wezenlijk
verschilt
van
het
Nederlandse
onderwijssysteem.
In
Nederland
zouden
we
hier
inzichten
uit
kunnen
gebruiken
om
ons
onderwijs
nog
beter
te
maken.
De
visie
op
het
onderwijs
wordt
in
Finland
op
alle
overheidsniveaus
(ministerie,
gemeenten,
scholen)
uitgedragen
en
in
praktijk
gebracht.
2
Kernwaarde:
een
systeem
dat
gelijke
kansen
biedt
aan
iedereen
en
waarin
iedereen
goed
leert
(Mellin,
persoonlijke
communicatie,
oktober
2014).
In
Nederland
wordt
met
gemengde
gevoelens
naar
het
Finse
onderwijssysteem
gekeken.
Er
worden
namelijk
ook
heel
veel
vakken
niet
getoetst
in
het
PISA
onderzoek
die
in
Nederland
wel
aan
bod
komen
op
de
middelbare
school.
Ook
scoort
Finland
minder
goed
in
onderzoeken
waarin
de
mate
waarin
kinderen
gelukkig
zijn
op
school
wordt
onderzocht
(Visser,
2013).
Johannes
Visser
is
docent
in
het
middelbaar
onderwijs
en
schrijft
opiniërende
stukken
in
de
Correspondent
over
alles
wat
te
maken
heeft
met
onderwijs.
Johannes
heeft
een
tijd
lang
via
Skype
contact
gehad
met
een
Finse
leerling
en
heeft
in
zijn
journalistieke
research
de
nadruk
gelegd
op
de
mate
van
gelukkig
zijn
van
de
leerlingen
in
Finland.
Bron:
Johannes
Visser:
Finland
is
niet
het
beste
jongetje
van
de
klas.
(https://decorrespondent.nl/446/Finland-‐is-‐niet-‐het
beste-‐jongetje-‐van-‐de-‐klas/28929524184-‐b7cef5f4)
3.
3
Het
Programme
for
the
international
Asssessment
of
Adult
Competencies
(PIAAC)
is
een
grootschalig
onderzoek
dat
het
niveau
en
het
gebruik
van
vaardigheden
onder
16-‐65
jarigen
in
kaart
brengt.
Het
onderzoek
wordt
onder
leiding
van
het
OECD
uitgevoerd
in
24
landen
en
meet
het
niveau
van
taalvaardigheid,
rekenvaardigheid
en
probleemoplossend
vermogen
van
volwassenen
.
Het
geeft
daarnaast
inzicht
in
de
economische
opbrengst
ervan
(www.piaac.nl,
2015).
Uit
het
PIAAC
onderzoek,
uitgevoerd
in
2012,
blijkt
dat
volwassenen
in
Finland,
na
Zweden,
het
best
zijn
in
probleemoplossend
vermogen.
Of
er
een
causaal
verband
is
tussen
het
onderwijssysteem
en
dit
succes
is
niet
aangetoond
maar
het
is
wel
interessant
om
uit
te
zoeken
welke
correlaties
er
zijn
tussen
het
onderwijs
en
het
succes
op
gebied
van
technische
innovatie
en
economisch
succes.
Te
meer
omdat
probleemoplossend
vermogen
en
creativiteit
een
sterke
correlatie
hebben
(Kaufman,
2009,
Wallas,
1924,
Nickerson,
1999,
Czikszenmihalyi,
1999).
Bij
figuur
1:
Finland
neemt,
samen
met
Nederland,
België,
Zweden
en
Noorwegen,
de
tweede
positie
in
op
het
gebied
van
reken-‐
vaardigheid,
en
de
derde
positie
voor
taalvaardigheid
en
voor
probleemoplossend
vermogen.
Naast
een
hoog
gemiddelde
zien
we
dat
er
relatief
weinig
Nederlanders
zijn
die
over
heel
lage
vaardigheidsniveaus
beschikken
(zoals
laaggeletterden).
Relatief
veel
mensen
presteren
op
het
hoogste
niveau
(excellenten).
Dat
geldt
voor
zowel
taal-‐
als
rekenvaardigheden.
Wat
probleemoplossend
vermogen
betreft,
beschikt
Nederland
over
minder
excellenten.
We
nemen
hierin
een
gemiddelde
positie
in
ten
opzichte
van
andere
landen.
Finland
scoort
op
beide
onderdelen
hoger
dan
Nederland.
Figuur
1.
Bron:
PIAAC
2012,
de
belangrijkste
resultaten.
Buisman,
ea.,
Ecbo,
2013)
4.
4
Om
te
begrijpen
hoe
de
Finnen
over
onderwijs
denken
en
hoe
dit
zich
in
praktijk
uit,
is
het
nuttig
om
de
opbouw
van
het
onderwijssysteem
eerst
te
verkennen.
Het
onderwijssysteem
in
Finland
is
eind
jaren
60,
begin
jaren
70
ontworpen.
Rond
die
tijd
veranderde
het
land
door
de
intensieve
verstedelijking.
Er
was
veel
armoede
en
in
het
onderwijssysteem
zat
veel
ongelijkheid.
De
verandering
van
het
sociale
systeem
met
name
op
het
gebied
van
de
gezondheidszorg
en
het
onderwijs
is
begonnen
met
het
formuleren
van
de
belangrijkste
kernwaarde,
namelijk
‘gelijkheid’.
In
het
Finse
onderwijssysteem
heeft
iedereen
evenveel
kans
om
onderwijs
te
volgen
tot
zover
hij
wil.
Het
onderwijs
wordt
voor
57%
door
de
staat
en
43%
door
de
gemeenten
gefinancierd,
inclusief
schoolboeken
en
de
schoolmaaltijden
(Mellin,
persoonlijke
communicatie,
oktober
2014).
In
theorie
zou
iemand
zijn
hele
leven
op
kosten
van
de
staat
kunnen
studeren
want
er
is
geen
limiet
aan
de
lengte
van
de
studie
of
het
aantal
studies
dat
iemand
volgt.
Het
gebeurt
dus
ook
dat
studenten
soms
4
studies
na
elkaar
volgen
en
pas
rond
hun
35ste
beginnen
met
werken.
Een
groot
voordeel
is
dat
het
onderwijs
ook
voor
mensen
binnen
elke
sociale
klasse
toegankelijk
omdat
het
gratis
is.
De
opbouw
van
het
onderwijs
in
Finland
verschilt
van
de
opbouw
van
het
onderwijs
in
Nederland.
Lees
hoe
het
onderwijs
in
Nederland
georganiseerd
is
op
http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen
(Onderwijs
en
Wetenschap).
In
Finland
gaan
kinderen
vanaf
zeven
jaar
naar
school.
Dit
heet
de
“Basic
education”.
Het
is
mogelijk
om
naar
een
soort
kleuterschool
te
gaan
op
zesjarige
leeftijd
maar
deze
is
niet
gratis.
De
“Basic
education”
is
voor
kinderen
van
7-‐16
jaar
oud.
Kinderen
doorlopen
9
klassen
met
dezelfde
groep
en
deze
groepen
bestaan
uit
ongeveer
22
leerlingen
en
1
‘classroomteacher’.
Deze
‘classroomteacher’
loopt
een
aantal
jaren
met
de
leerlingen
mee
waardoor
hij
ze
goed
leert
kennen.
Hoe
het
onderwijs
in
Finland
in
elkaar
zit
5.
5
“De
Finnen
hebben
een
sterk
vertrouwen
in
de
staat.
De
staat
is
er
om
je
te
ondersteunen
in
je
eigen
kunnen,
onafhankelijk
van
je
achtergrond
of
status“
Harri Mellin
Vice Rector of University of Tampere
Een
groot
aantal
vakken
wordt
door
de
classroomteacher
gegeven.
Voor
de
technische
vakken
en
de
vreemde
talen
wordt
een
‘subjectteacher’
gevraagd
om
les
te
geven.
Een
lesdag
bestaat
voor
kinderen
tot
11
jaar
uit
4
lessen
van
45
minuten.
Na
elke
les
spelen
de
kinderen
15
minuten
buiten.
Het
aantal
lessen
loopt
op
tot
6
per
dag.
De
kinderen
eten
elke
dag
op
school.
Na
negen
jaar
‘Basic
education’
kunnen
de
leerlingen
uit
twee
alternatieven
kiezen,
de
‘General
upper
secondary
school’
(high
school)
die
voorbereidt
op
een
bachelor
of
master
studie
op
universiteit.
Het
alternatief
is
de
‘Vocational
institute’
waarin
de
student
wordt
opgeleid
tot
een
bepaalde
baan
op
de
arbeidsmarkt,
vergelijkbaar
met
het
MBO
in
Nederland.
Het
is
mogelijk
om
van
de
ene
onderwijsvorm
over
te
stappen
naar
een
andere.
Hier
gelden
natuurlijk
bepaalde
voorwaarden
voor.
Een
leerling
heeft
na
de
‘Basic
education’
nog
de
mogelijkheid
een
tiende
jaar
te
blijven
en
daarna
pas
een
keuze
te
maken
of
hij
kan
een
paar
jaar
werkervaring
opdoen
in
een
bedrijf.
De
directe
betrokkenheid
van
het
bedrijfsleven
op
het
onderwijs
is
redelijk
uniek
in
Finland.
Dit
uit
zich
in
de
opdrachten
en
de
stages
die
leerlingen
tijdens
schoolopdrachten
doen.
The
National
board
of
Education
bepaalt
de
inhoud
van
het
curriculum
in
het
onderwijs.
Dit
curriculum
wordt
om
de
vier
jaar
vernieuwd.
Het
curriculum
staat
vast
voor
elke
school.
Het
beschrijft
einddoelen
die
behaald
moeten
worden.
Scholen
kiezen
zelf
de
lesmethode,
de
manier
van
toetsen,
en
eventuele
aanvullende
vakken
zoals
drama,
vreemde
talen
en
sport.
De
leden
van
The
National
Board
of
Education
zijn
allemaal
docent
(geweest).
Dit
is
een
vereiste
omdat
deze
ervaring
ervoor
zorgt
dat
het
onderwijs
ook
aansluit
bij
de
huidige
onderwijspraktijk
(Juusenaho,
persoonlijke
communicatie,
oktober,
2014).
Onderwijswaarden
1.
Studietijd
Een
schooldag
duurt
gemiddeld
5
uur,
waarvan
meer
dan
een
uur
speeltijd.
Daarnaast
krijgen
leerlingen
weinig
huiswerk.
2.
Toetsen
Er
zijn
vrijwel
geen
gestandaardiseerde
toetsen.
Leerlingen
komen
daar
pas
mee
in
aanraking
op
de
universiteit.
3.
Techniek
Scholen
gebruiken
weinig
technologie
in
het
klaslokaal.
In
Finland
besteden
leerlingen
het
grootste
deel
van
de
tijd
in
de
'echte'
wereld.
Docenten
nemen
leerlingen
vaak
mee
naar
buiten.
6.
6
Docent
word
je
niet
zomaar
Het
is
niet
eenvoudig
om
docent
te
worden
in
Finland.
Een
mastertitel
in
een
bepaald
vakgebied
is
niet
voldoende,
docenten
moeten
ook
een
master
in
education
behalen.
Alle
docenten
moeten
een
master
of
education
hebben
om
in
Finland
les
te
mogen
geven.
Dit
geldt
ook
voor
de
docenten
die
op
de
pre-‐education
(kleuterschool)
les
willen
geven.
Het
beroep
van
docent
heeft
een
hoog
aanzien
en
wordt
door
de
gemeenschap
erg
belangrijk
gevonden.
Een
deel
van
de
toekomst
van
het
land
ligt
namelijk
in
hun
handen.
Alle
politieke
partijen
vinden
onderwijs
belangrijk,
dat
is
een
van
de
redenen
dat
het
systeem
zo
goed
werkt,
het
wordt
niet
na
elke
verkiezing
veranderd.
Een
docent
wordt
betaald
door
de
staat.
Het
loon
is
zo’n
2.800
euro
per
maand.
Wat
een
docent
verdient
is
afhankelijk
van
zijn
gemaakte
lesuren.
Dit
kan
variëren
van
24
lesuren
tot
34
lesuren
per
week
(Mellin,
2014).
Volgens
classroom
teachers
Miika
Lehtovara
en
Sally
Juusenavo,
die
we
spraken
in
hun
school,
krijgt
een
docent
veel
vertrouwen
omdat
hij
goed
is
opgeleid.
Er
is
in
Finland
dan
ook
geen
controlesysteem,
geen
inspectie,
geen
audits
en
geen
standaard
toetsen.
De
redenatie
hierachter
is:
als
je
als
land
goede
docenten
opleidt
dan
kan
je
erop
vertrouwen
dat
ze
hun
werk
goed
doen.
Slechts
10-‐15%
van
de
studenten
die
naar
de
School
of
education
(university)
willen,
wordt
toegelaten.
Er
is
een
strenge
intakeprocedure.
De
universiteit
selecteert
alleen
de
beste
studenten.
Daarnaast
is
een
docent
nooit
uitgeleerd
en
hij
neemt
deel
aan
permanente
educatie.
“Good
practice
comes
from
the
individual
teacher
who
is
willing
to
put
her/himself
on
the
line
as
a
human
being
and
a
teacher,
consider
his/her
actions
and
who
dares
to
be
present
as
a
whole
human
being
with
the
students
in
all
the
situations.
Being
real
and
present
in
all
the
situations
with
the
students
is
an
essential
part
of
teaching.”
Miika
Lehtovara
Classroom
teacher
Het
lifeling
learning
principe
wordt
hier
actief
nagestreefd.
Lifelong
learning
gebeurt
op
meerdere
vlakken
(Juusheventu,
persoonlijke
communicatie,
oktober
2014).
Lifelong
learning
in
Fins
onderwijs
volgens
classroomteacher
Miika
Lehtovara.
# Er
wordt
actief
in
de
klas
meegekeken
bij
docenten
door
collega’s.
De
rector
van
een
bezochte
‘Basic
education
school’
zei
hierover.
“We
beoordelen
docenten
op
wat
ze
in
het
lokaal
doen,
niet
op
wat
ze
er
allemaal
nog
naast
doen.”.
Door
mee
te
kijken
in
elkaars
lessen
en
elkaar
te
voorzien
van
feedback
werkt
een
docent
aan
zijn
didactische/pedagogische
skills.
# Ouders
vinden
het
onderwijs
belangrijk,
zij
zijn
daarom
ook
vaak
actief
bezig
met
het
leren
van
hun
kind.
Via
een
digitale
tool
heeft
de
docent
veel
contact
met
de
ouders
van
de
leerlingen.
Er
zijn
ook
gesprekken
op
school
over
de
leerling,
hier
is
de
leerling
altijd
bij
aanwezig.
Alles
gaat
in
volle
openheid.
# Teacher
in
training:
er
zijn
speciaal
aangestelde
docenten
die
andere
docenten
opleiden
on
the
job.
Zij
scholen
docenten
ook
op
bepaalde
onderwerpen
bij.
# Scholen
werken
samen
met
universiteiten
en
bedrijfsleven.
Ze
zijn
betrokken
bij
innovatie
en
industrie
(zie
ook
als
voorbeeld:
http://newfactory.fi).
Miika
Lehtovara
7.
7
Leerprincipe
1:
Vetrouwen
&
Vrijheid
Het
is
bijzonder
om
te
merken
dat
vertrouwen
zo’n
vanzelfsprekende
waarde
is
in
het
Finse
onderwijssysteem.
Finnen
vinden
onderwijs
belangrijk,
iedereen
heeft
gelijke
kansen
in
de
basic
education,
de
docenten
zijn
professionals
en
de
student
staat
centraal
in
het
leren.
Deze
uitgangspunten
voorkomen
dat
het
onderwijs
constant
beoordeeld
wordt.
Scholen
worden
niet
tegen
elkaar
afgezet.
Als
je
vertrouwen
hebt
in
het
functioneren
van
het
onderwijs,
hoef
je
dat
niet
te
doen.
Alle
scholen
zijn
gewoon
goed.
Volgens
de
docenten
die
we
spraken
levert
dit
rust
op,
ze
hoeven
zich
niet
telkens
te
verantwoorden,
hoeven
geen
lesplannen
te
schrijven,
geen
matrixen
in
te
vullen,
etc.
Zij
kennen
de
doelen
van
het
curriculum
en
werken
hier
op
eigen
inzicht
en
tempo
met
de
klas
naartoe.
Daarnaast
neemt
toetsing
een
minder
belangrijke
rol
in
in
het
onderwijs.
De
individuele
ontwikkeling
en
het
leren
van
elke
student
staat
centraal.
Daarbij
moet
er
ruimte
zijn
voor
de
ontwikkeling
van
zijn
persoonlijkheid,
zijn
moraal,
zijn
creativiteit.
Doordat
een
classroom
teacher
lange
tijd
aan
een
leerling
gekoppeld
is
wordt
dit
nauwgezet
bijgehouden
De
docenten
op
de
scholen
beamen
allemaal
het
belang
van
het
vertrouwen
en
de
vrijheid
die
je
als
docent
krijgt.
Door
een
nauwe
samenwerking
met
collega’s
kan
je
veel
bereiken
in
het
leerproces
van
studenten
(Lethovara,
persoonlijke
communicatie,
oktober,
2014).
Leerprincipe
2:
Iedereen
doet
mee
In
de
basic
education
gaan
de
docenten
er
vanuit
dat
leerlingen
allemaal
een
andere
achtergrond
hebben.
De
kennis
en
vaardigheden
die
ze
hebben
opgedaan
over
de
wereld
wanneer
ze
starten
met
onderwijs
worden
ook
wel
pre-‐concepts
genoemd.
De
docent
heeft
de
taak
om
aan
te
sluiten
bij
de
pre-‐concepts
die
leerlingen
al
hebben.
De
grootste
valkuil
is
dan
ook
om
teveel
in
te
zoomen
op
hoe
iets
gedaan
moet
worden
in
plaats
van
wat
er
gedaan
moet
worden.
Wanneer
je
focust
op
het
einddoel
kan
je
studenten
vrij
laten
op
de
wijze
waarop
ze
dit
einddoel
bereiken.
Een
te
strakke
focus
op
stappen
binnen
het
proces
kan
ertoe
leiden
dat
studenten
de
denkstappen
van
de
docent
leert
overnemen
zonder
dat
hij
daar
zelf
nog
over
na
denkt.
Door
studenten
zelf
aan
de
slag
te
laten
gaan
met
vraagstukken
leer
je
ze
gebruik
te
maken
van
hun
eigen
voorkennis,
deze
met
elkaar
te
delen
en
zo
tot
het
einddoel
te
komen.
Het
belangrijkste
punt
is
dat
docenten
hoog
worden
opgeleid
en
daarin
als
basis
meekrijgen
dat
elk
persoon
uniek
is
en
uniek
moet
blijven.
Dit
principe
blijkt
ook
uit
de
aversie
tegen
het
labelen
van
leerlingen
met
ADHD,
asperger,
etc.
Kinderen
met
speciale
behoefte
worden
in
de
klas
opgenomen,
doen
mee
in
de
klas
en
krijgen
waar
nodig
extra
aandacht
zonder
ze
uit
de
klas
te
halen.
Aan
de
ander
kant
is
er
geen
ruimte
voor
differentiatie.
Dit
kan
natuurlijk
ook
frustrerend
zijn
voor
de
begaafde
leerlingen
omdat
het
tempo
voor
hen
laag
is
(Juusenavo,
persoonlijke
communicatie,
oktober
2014).
LEERPRINCIPES
8.
8
Leerprincipe
3:
Fun
Lachen
en
leren
gaan
gelijk
op.
Lachen
met
studenten
kan
als
je
een
omgeving
van
respect
en
veiligheid
creëert
in
de
klas.
De
funprincipes
zijn
niet
alleen
in
het
onderwijs
belangrijk,
ook
in
het
bedrijfsleven.
Vele
docenten
die
we
spraken
gaven
aan
dat
ze
(mede)
door
plezier
te
hebben
in
wat
ze
doen
eerder
in
een
creatieve
flow
komen.
De
Finnen
geloven
dat
deze
funprincipes
ook
leiden
tot
innovatie.
Het
plezier
hebben
gaat
verder
dan
dingen
doen
die
je
leuk
vindt
en
plezier
hebben
met
elkaar.
Ook
uit
de
dingen
die
minder
goed
gaan
moet
je
het
positieve
halen.
Het
is
niet
erg
om
te
falen,
door
te
falen
leer
je
juist
meer
en
word
je
beter
(Jaskari,
persoonlijke
communicatie,
oktober
2014).
De
omgeving
moet
je
daarvoor
de
ruimte
geven.
Als
mens
moet
je
anderen
daarvoor
ook
de
ruimte
geven.
Op
TedX
kan
je
hierover
zeer
boeiende
video’s
kijken
van
Sir
Ken
Robinson,
pleitzorger
voor
creatiever
en
leuker
onderwijs.
Check:
https://www.youtube.com/watch?v=iG9CE55wbtY
9.
9
1
Creativiteit
en
talent,
iedereen
is
ergens
goed
in
Over
creativiteit,
talent,
plezier,
authenticiteit,
lef,
flexibiliteit,
onafhankelijkheid,
nieuwsgierigheid
etc.
Creativiteit
laat
zich
niet
zo
makkelijk
door
één
definitie
vangen.
Kari
Uusikyla
is
professor
op
het
gebied
van
creativiteit,
talent
en
intelligentie
is
verbonden
aan
de
school
of
education
in
Tampere.
Hij
was
de
keynote
speaker
op
het
congres
Creativiteit
en
educatie.
Hier
volgt
een
samenvatting
van
zijn
lezing.
Er
wordt
vaak
verondersteld
dat
slechts
een
beperkt
aantal
mensen
over
creativiteit
beschikt.
Uusikyla
weerspreekt
dit,
en
trekt
het
begrip
creativiteit
daarmee
ook
veel
breder.
Iemand
kan
al
creatief
zijn
in
de
kleinste
dingen
die
hij
doet.
Wat
wij
vaak
zien
als
creatief
talent
zijn
mensen
die
minstens
10.000
uur
hebben
geoefend
voordat
ze
zo
goed
werden
(experts).
Iedereen
kan
expert
worden
als
je
maar
lang
en
hard
genoeg
probeert.
Het
moeilijke
om
expert
te
worden
is
om
iets
te
vinden
waar
je
helemaal
voor
gaat.
Er
moet
dus
wel
interesse
zijn
in
een
bepaald
vakgebied
om
talent
of
expertise
verder
te
ontwikkelen.
Studenten
kan
je
hun
eigen
talenten
laten
ontdekken
door
ze
kansen
te
bieden
en
kennis
laat
maken
met
diverse
vakgebieden.
In
scholen
binnen
Europa
krijgen
leerlingen
volgens
Uusujayla
snel
een
stempel
op
gedrukt
‘dom’,
‘artistiek’,
etc.
Het
is
vervolgens
heel
moeilijk
om
het
stempel
kwijt
te
raken.
In
de
Europese
maatschappij
wordt
hiermee
voorbij
gegaan
aan
het
feit
dat
mensen
zich
een
leven
lang
ontwikkelen.
En
dus
op
den
duur
pas
hun
talenten
gaan
ontdekken.
2
“You
shall
not
deny
your
uniqueness.“
Prof. Kari Uusikyala
School of education
Er
is
een
aantal
eigenschappen
die
mensen
kunnen
gebruiken
om
hun
creativiteit
te
ontwikkelen.
Dit
zijn
ook
eigenschappen
die
in
het
onderwijs
terug
kunnen
komen
om
studenten
te
helpen
bij
het
ontdekken
van
hun
eigen
talenten,
en
daarmee
ook
meestal
hun
interesses.
De
eerste
is
de
intrinsieke
nieuwsgierigheid
van
de
student,
is
de
student
gemotiveerd
om
zich
te
verdiepen
in
het
vakgebied?
De
tweede
eigenschap
is
de
mate
waarin
de
student
divergent
kan
denken.
Is
de
student
nieuwsgierig,
wil
de
student
een
onderwerp
ontdekken?
En
de
derde
eigenschap
die
aangespoord
moet
worden
bij
studenten
zijn
de
meer
persoonlijke
kenmerken,
heeft
de
student
lef?
Is
hij
flexibel?
Kan
hij
zelfstandig
werken?
Dit
zijn
allemaal
eigenschappen
die
bij
de
student
aanwezig
moeten
zijn
om
creativiteit
te
kunnen
ontwikkelen.
Maar
het
zijn
niet
allemaal
eigenschappen
die
iemand
per
definitie
wel
of
niet
heeft.
In
het
onderwijs,
als
docent
kan
je
deze
juist
activeren
bij
een
student
door
een
onderwijsklimaat
te
bieden
waarin
deze
ontwikkeling
mogelijk
wordt.
Uusikyla
geeft
een
aantal
tips
aan
docenten
om
deze
ontwikkeling
mogelijk
te
maken:
# Laat
studenten
kennis
maken
met
verschillende
vakgebieden,
en
geef
ze
de
kans
om
hierin
te
experimenteren.
# Creëer
eerst
interesse,
dan
volgt
nieuwsgierigheid
vanzelfsprekender.
# Doe
rustig
aan.
Geef
tijd
om
te
ontdekken
en
te
‘spelen’.
# Geef
studenten
geen
(waarde)labels.
# De
feedback
die
je
aan
studenten
geeft
moet
ondersteunen
en
studenten
stimuleren
tot
verdere
ontwikkeling.
# Wees
positief
en
realistisch
als
je
feedback
geeft.
Bij
de
ontwikkeling
van
ideeën
van
studenten
is
het
belangrijk
om
hun
bedachte
idee
niet
met
de
grond
gelijk
te
maken.
Zeg
dus
nooit
‘wat
een
dom
idee’.
Luister
goed
naar
wat
studenten
te
zeggen
hebben,
doorvragen
en
meedenken
is
zoveel
belangrijker
dan
een
waardeoordeel
geven.
Uiteindelijk
is
het
doel
van
onderwijs
ook
om
de
studenten
voor
te
bereiden
op
hun
werkzame
leven
waar
juist
creativiteit,
authenticiteit,
nieuwsgierigheid
en
lef
worden
gevraagd
van
jonge
professionals
in
het
media
vakgebied.
11.
11
Het
belang
en
effect
van
flow
Goed
onderwijs
is
de
basis
voor
een
goede
industrie
in
een
land.
In
Finland
wordt
niet
alleen
ingezet
op
goed
onderwijs
voor
jonge
mensen
maar
ook
voor
mensen
die
al
aan
het
werk
zijn.
Kennisontwikkeling
is
noodzakelijk
om
economisch
succesvol
te
blijven
als
land.
Finland
heeft
een
enorme
houtindustrie
waar
onder
andere
papier
mee
wordt
gemaakt.
Maar
doordat
er
minder
papier
wordt
gebruikt
neemt
de
vraag
af.
Door
te
kijken
naar
moderne
technieken
en
veranderende
behoeften
van
consumenten
worden
er
nieuwe
kansen
op
de
markt
gevonden.
Het
Finse
hout
wordt
nu
gebruikt
voor
Biodiesel,
een
product
waarmee
zij
in
Europa
op
de
eerste
plek
staan.
Ook
heeft
Finland,
net
als
Nederland,
een
booming
game-‐industrie
met
bedrijven
als
Supercell
en
Rovio,
ook
op
de
universiteit
wordt
vol
ingezet
op
gaming,
ict
en
vormgeving.
Volgens
Harri
Jaskari
zijn
de
innovatieve
vermogens
van
de
Finnen
te
danken
aan
de
flow
die
er
heerst
in
het
land.
Flow
die
al
bij
jonge
mensen
aangewakkerd
wordt
door
ruimte
te
geven
voor
iedere
student
en
zijn
ideeën,
door
in
te
zetten
op
talentontwikkeling
en
door
positieve,
realistische
feedback.
Flow
is
de
staat
waarin
iemand
is
die
‘lekker
aan
de
gang
is’.
Iemand
die
niet
bang
is
om
te
falen
en
zijn
ideeën
durft
te
delen
en
die
daartoe
uitgedaagd
wordt
kan
in
een
flow
komen.
Harri
Jaskari
ziet
dat
individuele
flow
leidt
tot
community
flow
(vb.
In
bedrijven).
De
community
flow
wordt
versterkt
door
de
openheid
en
samenwerking.
Volgens
hem
zijn
crowd
innovation
en
open
scource
kernwaarden
van
waaruit
een
land
kan
groeien
waardoor
ook
de
society
flow
(iedereen
doet
mee)
op
gang
komt.
“Innovation
is
glocal,
The
constantly
changing
global
playfield
is
full
of
opportunities.”
Harri Jaskari
Parlementslid
INDIVIDUAL
FLOW
COMMUNITY FLOW
SOCIETY
FLOW
De
toekomst
van
onderwijs
Innovatie,
technologie
en
onderwijs
gaan
hand
in
hand.
Er
wordt
heilig
geloofd
in
het
effect
van
goed
life-‐long
onderwijs
en
innovatie
voor
economisch
succes.
Het
onderwijs
verandert
mee
met
de
globalisatie
en
de
technische
ontwikkelingen.
De
volgende
acht
uitgangspunten
zijn
gebaseerd
op
expert
interviews
gehouden
door
onderzoekers
aan
de
universiteit
van
Tampere.
# De
toekomst
van
leren
is
persoonlijk,
onderwijs
wordt
steeds
persoonlijker.
# Leerresultaten
worden
steeds
belangrijker.
# Docenten
blijven
het
middelpunt
van
de
leeromgeving.
# Docenten
en
scholen
geven
de
voorkeur
aan
geïntegreerde
digitale
leeromgevingen.
# Digitalisatie
heeft
een
aantal
jaren
nodig
om
tot
goed
door
te
ontwikkelen.
# Hybride
oplossingen
blijven
populair
in
de
nabije
toekomst.
# Het
curriculum
blijft
lokaal
gebonden.
Meer
informatie
over
educatie
en
ICT:
4
in
balans:
http://www.kennisnet.nl/fileadmin/contentelementen/kennisnet/
Over.kennisnet/Vier_in_balans/Vier_in_balans_monitor_2013.pdf.
TPACK:
http://www.tpack.nl
12.
12
“We
do
not
pursue
knowledge,
we
pursue
marks”
Wai-chi Chee
Researcher Scool
of modern
languages and
cultures
Hong-Kong
Creativiteit
en
assessments
1
Het
nastreven
van
creativiteit
in
onderwijs
heeft
ook
de
consequentie
dat
je
als
docent
kritisch
moet
gaan
kijken
naar
je
eigen
toetsing.
Wordt
creativiteit
wel
beloond
of
bestaat
je
beoordeling
vooral
uit
het
toetsen
van
randvoorwaarden?
Wai-‐chi
Chee
heeft
in
Hong-‐Kong
een
onderzoek
gedaan
naar
creativiteit
in
onderwijs
in
relatie
tot
toetsing.
Het
doel
van
het
onderzoek
was
om
te
zoeken
naar
de
samenhang
van
hetgeen
zich
in
de
klas
afspeelt
in
relatie
tot
de
toetsing
van
het
onderwijs.
Uit
haar
onderzoek
blijkt
dat
studenten
het
onderwijs
veelal
als
goed
en
creatief
ervaren
maar
dat
de
toetsing
rigide
is
aangezien
er
vrijwel
alleen
schriftelijke
toetsen
(tentamens)
zijn.
Wanneer
studenten
niet
precies
aan
het
antwoordmodel
voldoen
behalen
ze
geen
enkel
punt.
Docenten
beoordelen
niet
op
wat
er
staat
maar
hoe
het
er
staat,
dus
of
er
bepaalde
woorden
in
het
antwoord
voorkomen.
Omdat
schoolresultaten
in
Hong-‐Kong
van
enorm
belang
zijn
om
verder
te
kunnen
studeren
nemen
veel
leerlingen
tutor-‐lessen.
Tijdens
deze
lessen
leren
ze
hoe
ze
toetsen
moeten
maken.
Hier
ontpopt
zich
ook
het
paradox
van
de
gestandaardiseerde
toetsing
versus
creativiteit.
Ofwel
tussen
betrouwbaarheid
en
eerlijkheid
en
relevantie.
Wai-‐chi
stelt
dat
de
nadruk
in
toetsen
veel
meer
verschoven
moet
worden
naar
het
proces,
‘hoe
zijn
studenten
tot
het
eindwerk
gekomen?’
Haar
stelling
is
dat
als
een
docent
tijdens
het
proces
vragen
stelt
hij
tot
een
oordeel
kan
komen
dat
meer
recht
doet
aan
de
ontwikkeling
en
het
niveau
van
de
student.
Riita
Juusenaho
ziet
creativiteit
als
de
sleutel
tot
succes.
Riita
is
begonnen
als
classroom
teacher,
vervolgens
directeur
op
een
school
geworden
en
nu
werkzaam
als
beleidsmaker
voor
de
gemeente
Tampere.
Vanuit
haar
ervaring
geeft
ze
een
aantal
richtlijnen
voor
scholen
waarmee
ze
recht
kunnen
doen
aan
creativiteit
in
toetsing.
# De
kwaliteit
van
iemands
werk
is
altijd
gebaseerd
op
de
context
waarin
dit
werk
gedaan
wordt
(de
gegeven
opdracht,
leerjaar).
# Het
proces
van
leren
is
van
belang.
# Het
onderwijs
en
de
toetsing
moet
gebaseerd
zijn
op
doelen
die
geformuleerd
zijn
(kerndoelen).
Iedereen
moet
de
doelen
kennen.
# Vermijd
competitie
binnen
teams,
maar
streef
naar
natuurlijke
samenwerking.
Competitie
tussen
teams
kan
wel.
Beloon
groepen
als
geheel.
2
Als
docent
heb
je
grote
invloed
op
de
creativiteit
ontwikkeling
van
je
studenten.
Een
creatief
proces
begeleiden
vergt
een
meer
coachende
rol
van
de
docent
waarin
hij
sterkt
in
het
proces
betrokken
is.
‘Practice
what
you
preach’
Docenten
zijn
rolmodellen
voor
hun
studenten.
Wanneer
je
als
docent
zelf
ook
bezig
bent
met
creativiteit
dan
kan
je
studenten
hier
ook
veel
beter
in
begeleiden.
Zorg
dus
dat
je
niet
alleen
bezig
bent
met
je
onderwijstaken
maar
werk
ook
aan
eigen
projecten.
Teresa
Amabile
is
de
Edsel
Bryant
Ford
Professor
of
Business
Administration
in
de
Entrepreneurial
Management
Unit
aan
de
Harvard
Business
School.
Zij
doet
veel
onderzoek
naar
processen
in
bedrijven
en
hoe
deze
werknemers
beïnvloeden
op
gebied
van
individuele
prestaties,
creatieve
samenwerkingen
en
organisatie-‐
innovaties.
Teresa
Amabile
en
Steven
Kramer
(2011)
geven
een
aantal
‘creativity
killers’
,
valkuilen
eigenlijk,
waar
docenten
snel
intrappen
bij
het
toetsen
van
studenten.
# Te
snel,
teveel
resultaten
willen
zien.
Daardoor
te
snel
ingrijpen
in
het
proces.
# Te
veel
bezig
zijn
met
de
evaluatie
van
het
onderwijs
i.p.v.
met
het
onderwijs
zelf.
# Een
beloningssysteem,
een
focus
op
de
beloning
(cijfer)
is
niet
stimulerend.
# Competitie
tussen
studenten.
# Beperking
van
keuzevrijheid
van
de
student
door
het
opwerpen
van
eisen
en
richtlijnen.
# Het
constant
controleren
van
de
student,
op
de
huid
zitten
van
de
student.
http://www.nytimes.com/2011/09/04/opinion/sunday/
do-‐happier-‐people-‐work-‐harder.html?_r=0
13.
13
“Evaluatie
is
geen
inspectie,
maar
kwaliteit.”
Riita Juusenaho
Project director Learning
environments.
City of Tampere.
1
Hoewel
Finland
geen
onderwijsinspectie
kent
is
er
wel
degelijk
sprake
van
kwaliteitszorg.
De
school,
de
leraren,
de
leerlingen
en
de
ouders
evalueren
het
onderwijs
samen.
Allemaal
leveren
ze
hieraan
op
hun
eigen
manier
een
bijdrage.
Ouders
door
directe
terugkoppeling
naar
de
docent,
leerlingen
door
lessen
te
evalueren,
de
leraren
door
met
elkaar
in
gesprek
te
blijven
en
de
school
in
de
persoon
van
principle
die
de
vinger
aan
de
pols
houdt
en
kijkt
wat
er
in
de
lessen
gebeurt.
Het
evalueren
van
onderwijs
moet
een
duidelijk
doel
dienen:
het
gaat
over
de
kwaliteit
van
het
onderwijs.
Onderwijs
wordt
niet
elke
periode
geëvalueerd.
Door
continu
te
evalueren
loop
je
het
gevaar
te
snel
te
reageren
op
kleine
details
en
de
grote
lijnen
uit
het
oog
te
verliezen.
Daarom
wordt
het
onderwijs
om
de
drie
jaar
geëvalueerd,
nieuwe
initiatieven
hebben
dan
de
kans
gehad
om
zich
uit
te
ontwikkelen.
De
kwaliteit
van
het
onderwijs
wordt
gemeten
aan
de
hand
van
de
gestelde
doelen.
Worden
deze
doelen
behaald?
Het
evalueren
van
de
doelen
wordt
zowel
op
lokaal,
nationaal
als
internationaal
niveau
gedaan.
Door
evaluaties
op
verschillende
niveaus
naast
elkaar
te
leggen
wordt
het
grotere
verband
zichtbaar.
Met
name
in
het
beroepsonderwijs
zijn
de
laatste
jaren
grote
veranderingen
doorgevoerd.
Zo
kwam
uit
een
onderzoek
dat
er
over
een
aantal
jaren
een
tekort
aan
buschauffeurs
zou
zijn.
Hier
speelt
het
onderwijs
op
tijd
op
in
door
voor
deze
beroepsopleiding
meer
studenten
toe
te
laten.
Door
het
bekijken
van
trends
op
de
arbeidsmarkt
voorkom
je
als
land
enorme
werkloosheid
en
arbeidsmigratie.
2
De
onderwijsinspectie
in
Bahrein
Tijdens
het
congres
sprak
ook
Khaled
Albaker,
hij
is
in
Bahrein
verantwoordelijk
voor
accreditaties
van
scholen.
De
beoordeling
gaat
daar
door
mee
te
kijken
in
klassen.
De
scholen
leveren
dus
geen
rapporten
op
maar
de
inspectie
komt
in
de
klas
meekijken
en
observeert
hoe
er
lessen
worden
gegeven.
In
zijn
lezing
vertelde
hij
over
zijn
persoonlijke
ervaring
vanuit
zijn
werk
als
onderwijsinspecteur.
Zijn
eerste
stelling
was
dat
inspectie
mensenwerk
is.
Nuanceren
is
daarom
altijd
van
belang
omdat
het
in
zijn
werk
gaat
om
een
professioneel
oordeel
te
vellen
over
het
onderwijs
op
een
bepaalde
school.
Khaled
Albaker
geeft
aan
dat
goed
onderwijs
begint
bij
goede
onderwijsleiders.
Leiders
moeten
hun
focus
hebben
op
de
dingen
die
in
de
klas
gebeuren.
Een
school
moet
sterkt
inzetten
op
docentprofessionalisering
om
de
kwaliteit
van
het
onderwijs
goed
en
up
to
date
te
houden.
Ook
moeten
leiders
in
de
gaten
houden
dat
deze
professionalisering
ook
in
de
praktijk
doorgevoerd
wordt.
De
docenten
moet
geleerd
worden
om
studenten
op
verschillende
niveaus
uit
te
dagen.
Differentiatie
in
het
onderwijs
is
volgens
hem
een
manier
om
leerlingen
te
motiveren
om
te
leren.
In
Bahrein
speelt
daarnaast
de
organisatie
in
de
klas
een
belangrijke
rol.
Anders
dan
in
de
meeste
Europese
landen
zijn
de
klassen
in
Bahrein
groot.
Daardoor
is
het
voor
een
docent
een
extra
voorwaarden
om
orde,
rust
en
structuur
aan
te
brengen.
Kwaliteitszorg,
een
gedeelde
verantwoordelijkheid
14.
Hesther
Hemssems
Saxion,
University
of
Applied
Science
Master
Leren
en
innoveren,
jaar
2,
Capita
Selecta
h.h.hemssems@saxion.nl
Bronnen:
Buisman,
M.,
Allen,
J.,
Fouarge,
D.,
Houtkoop,
W.,
van
der
Velden,
R.
(2013).
PIAAC
2012,
de
belangrijkste
resultaten
[online
publicatie].
Gedownload
op
15
november
2104,
van
http://www.piaac.nl/_images/user/20131
008093933ecbo.13-‐
177_PIAAC2012DeBelangrijksteResultaten
_web_def.pdf
Csikszentmihalyi,
M.
(1999).
Creativiteit
over
flow,
schepping
en
ontdekking.
Amsterdam:
Boom.
Kaufman,
J.
C.,
&
Beghetto,
R.
A.
(2009).
Beyond
Big
and
Little:
The
Four
C
Model
of
Creativity.
Review
of
General
Psychology,
13,
1-‐12.
Nickerson,
R.
S.
(1999),
in
R.
J.
Sternberg.
(2003).
Wisdom,
Intelligence,
and
Creativity
Synthesized.
Cambridge:
Cambridge
University
Press.
OECD.
(2012).
Pisa
2012
results
overview
[online
publicatie].
Gedownload
op
15
november
2014,
van
http://www.oecd.org/pisa/keyfindings/pi
sa-‐2012-‐results-‐overview.pdf
Wallles,
G.(1926).
Art
of
Thought
.
New
York:
Harcourt
Brace.
Visser,
J.
(13
december
2015).
Finland
is
niet
het
beste
jongetje
van
de
klas.
De
correspondent
Amibele,
T.,
Kramer,
S.
(3
september
2011).
Do
happier
people
work
harder?.
NY
Times