1. 1
Ouderbetrokkenheid, moet dat nou?
Ouderbetrokkenheid en ouderparticipatie, wat is het verschil en wat moeten basisscholen ermee? Van
collega’s in het werkveld krijg ik vaak te horen, dat in veel gevallen, ouders alleen maar tijd kosten.
Hulp bij het lezen op school of andere activiteiten is fijn, maar verder willen veel collega’s ouders het
liefst zo weinig mogelijk zien en spreken. Dat scheelt een hoop gezeur. In dit artikel wil ik de
verschillende heersende opvattingen en theoriën over ouderbetrokkenheid beschrijven en welke
voordelen het oplevert om, door het hanteren van de juiste communicatie, te investeren in tijd met
ouders.
Als leerkracht in het basisonderwijs heb ik te
maken met ouders1
van leerlingen. In de
afgelopen 14 jaar dat ik leerkracht ben, merk
ik dat de aanwezigheid van ouders in en om
school veranderd is. Daarnaast zijn ouders in
de loop van de jaren mondiger geworden en
nemen niet zomaar aan wat de leerkracht hen
vertelt. De leerkracht is de professional en
moet zich ook zo laten zien naar ouders. Zelf
merk ik dat ik als leerkracht daar ben in
gegroeid. Door ervaring, en door het volgen
van de opleiding Master Special Education
Needs (SEN) aan de Fontys Hogeschool, heb ik
kennis en inzicht verkregen van theoriën
welke ik toe kan passen in de omgang met
ouders op school.
Ouderbetrokkenheid en ouderparticipatie.
Op de school waar ik werk wordt gebruik
gemaakt van een oudertevredenheids-
onderzoek. Dit is een kwaliteitsmeting die elke
twee jaar wordt uitgevoerd. In deze enquete
geven niet alleen ouders hun waardering over
de school op verschillende criteria, maar ook
de leerlingen vanaf groep 4 en alle
leerkrachten. Hierin worden vragen gesteld
over de facilitaire voorzieningen in school, de
veilgiheid van het gebouw, het contact met
de directie en leerkrachten en nog meer. Deze
kwaliteitsmeting meet de ouder-
betrokkenheid op onze school echter nog niet.
1
Bij het woord ouders mag ook gelezen worden,
verzorgers.
De Onderwijsraad is door de Tweede kamer
gevraagd advies te geven over verschillende
aspecten van ouderbetrokkenheid in het
onderwijs. Betrokkenheid van ouders bij de
school en het onderwijs is volgens de
Overheid belangrijk vanwege taakverlichting
van de school, afstemming over de opvoeding
en ondersteuning van het leerproces. Het is
ook een middel als uiting van burgerschap en
culturele integratie.
Ouderbetrokkenheid impliceert een relatie
tussen ouders en school. Op veel manieren
kunnen ouders betrokken zijn bij de school:
van ‘meedoen’, ‘meehelpen’ tot ‘meewerken’.
Ouderbetrokkenheid bestaat bijvoorbeeld uit
de betrokkenheid van ouders bij de opvoeding
en het onderwijs van hun eigen kind, thuis en
op school.
Ouderparticipatie is op te vatten als actieve
deelname van ouders aan activiteiten op
school. (Onderwijsraad, 2010).
Peter de Vries (2007)schrijft dat
scholen op twee manieren het
samenwerken met ouders kunnen
benaderen: omdat de school het wil
(interne behoefte) of omdat het
moet (externe noodzaak). Als
samenwerken met ouders een
interne behoefte is van de school,
dan ziet de school de meerwaarde
van deze samenwerking. Door voortdurend de
samenwerking aan te gaan verwacht men op
school dat de kwaliteit van de school en het
Elke ouder
is een
uitdaging!
2. 2
onderwijs beter wordt. Samenwerking als
externe noodzaak gaat meer over formele
rollen die ouders hebben, bijvoorbeeld als lid
van de medezeggenschapsraad (MR) of het
bestuur. Door veranderingen in de wet zijn
ouders ook betrokken bij de evaluatie en bij
de verantwoording van een school als het
bijvoorbeeld om een zorgleerling gaat. (Vries,
de P., 2007)
Sinds 1 augustus 2014 is Passend Onderwijs
ingevoerd. Dat beleid wil de positie van
ouders versterken bij de invulling van het
onderwijs- en zorgarrangement voor het kind.
Ouders worden gevraagd mee te denken over
de onderwijsbehoeften van hun kind. Ik merk
in de praktijk als leerkracht dat ouders ook die
ruimte vragen en dat vind ik terecht. Zelf ben
ik ook een ouder van twee kinderen. Ik heb
ervaren hoe het is om op de andere plek te
zitten bij een gesprek. Helaas
verliep de communicatie niet goed.
Ondanks dat er jaarlijks meerdere
gesprekken zijn geweest, werd er
naar mijn mening te weinig
gekeken en gedaan met de
onderwijsbehoefte van mijn zoon.
Mede na een gesprek thuis met
mijn zoontje van zeven jaar,
hebben wij besloten om hem van
de desbetreffende school af te halen. Dit
betreur ik, maar het heeft mij zeker ook iets
opgeleverd in mijn visie over ouders en
school. Je kunt niet om ouders heen, zij
hebben de meeste kennis over hun kind. De
samenwerking met ouders vind ik zeer
belangrijk. In plaats van tegen elkaar te praten
over het kind, ben ik vervolgens met ouders
van kinderen uit mijn groep in overleggende
sfeer het gesprek aangegaan.
In een onderzoek dat is uitgevoerd door de
Radboud Universiteit Nijmegen (2007) door
Frederik Smit, is gevraagd aan schoolleiders
hoe de verdeling is van de aanwezigheid van
ouders bij schoolse activiteiten. Hier komt uit
dat 10-minutengesprekken en
rapportbesprekingen bijna door alle ouders
bezocht worden. Naar algemene ouder-
avonden en thema-avonden komt de helft of
minder van de ouders; inloopmiddagen
worden door ruim de helft van de ouders
bezocht. In zijn algemeenheid geldt dat
allochtone ouders uit lager milieu op alle
activiteiten het laagst scoren, terwijl de
ouders uit de middelbare en hogere milieus
het hoogst scoren. Kijkend naar activiteiten
zoals MR,ouderraad (OR), klassenouders en
ouderhulp voor in en buiten de klas, scoren
het middelbaar en hoger milieu ook hier het
hoogst. (Brus.M., Sluiter, R. & Smit, F., 2007)
Aanpak om ouderbetrokkenheid op een
school te vergroten.
Marion Hoeffgen & Maarten ter Burg (2013),
schrijven dat een school eerst een visie zal
moeten formuleren aangaande
ouderbetrokkenheid. Veel scholen hebben
een visie op onderwijs geformuleerd en dan
bij de meesten gericht op pedagogisch beleid.
Daarnaast staat in de schoolgids wel een
overzicht van de communicatiemomenten
met ouders en dat aan deze momenten veel
waarde wordt gehecht. (Burg, ter M., &
Hoeffgen, M., 2013) De visie op
ouderbetrokkenheid is daarmee echter nog
niet gevormd. Hoe kom je dan tot een visie op
samenwerking van ouders en leerkrachten?
Op de school waar ik werk hebben we onlangs
een thema-avond georganiseerd waarin wij als
team met ouders in gesprek wilden over
normen en waarden. Hierbij werd de nadruk
gelegd op het waarderen van elkaars mening
en te kunnen leren van elkaar. In één ruimte
gingen ouders samen met leerkrachten aan
een tafel zitten om zijn of haar mening over
een stelling op papier te zetten en erover in
gesprek te gaan. In een andere ruimte werd
door twee gespreksleiders stellingen gezegd,
waarop ouders en leerkrachten de keuze
De
leerkracht
maakt het
verschil!
3. 3
moesten maken of zij het er wel of niet mee
eens waren. Vervolgens door verscheidene
vragen kon de gemaakte keuze worden
toegelicht. De reacties van ouders die hierbij
aanwezig waren (opkomst was ongeveer 80
ouders van een school met 360 leerlingen)
waren zeer positief en voor herhaling vatbaar.
Er was hier sprake van actieve partnerschap
met ouders.
De Stichting Actief Ouderschap kiest voor de
term ‘actief ouderschap’ en maakt hierin
onderscheid in drie domeinen: actief
burgerschap, onderwijskundig partnerschap
en ouderparticipatie. Deze drie domeinen
leiden naar vijf dimensies van actief
ouderschap: maatschappelijk partnerschap,
pedagogisch partnerschap, didactisch
partnerschap, formeel partnerschap en
informeel partnerschap. Op het moment dat
een school kiest voor 100% ouder-
betrokkenheid, dan heeft de school op al deze
dimensies samen met ouders een visie en
werkwijze ontwikkeld. De leerkracht is de
professional om het verschil te kunnen maken.
Als professionele leerkracht heb je
vaardigheden nodig om gelijkwaardig met
ouders samen te werken. De essentie is dat
de leerkracht zich verdiept in de ouders,
inzicht krijgt in hun ouderschap
en daar zijn handelen op
afstemt. Dan gaan ouders
vanzelf ´meewerken´, omdat zij
zich gezien en gehoord voelen. (
Burg et al., 2013)
CPS Onderwijsontwikkeling en
Advies zijn een
onderzoeksproces gestart in
2011, waarin in kaart is gebracht
welke vormen rondom
ouderbetrokkenheid zij tegenkwamen op
vijftien scholen (elf primair en vier voor
voortgezet onderwijs) verspreid door heel
Nederland.
Zij hebben bij dit onderzoek twee objectieve
instrumenten gebruikt die elke school in
Nederland zelf kan gebruiken. Het eerste is
het ontwikkelingsmodel ouderbetrokkenheid
dat CPS zelf heeft ontwikkeld. Hierin worden
vijf opeenvolgende fasen van ontwikkeling in
ouderbetrokkenheid beschreven.
1. Informatiegerichte fase
Bij deze fase stelt de school nauwelijks
eisen aan de ouders. Ouders maken in
deze visie geen deel uit van de school.
2. Structuurgerichte fase
In deze fase ziet de school de ouders
en omgeving voornamelijk als klanten.
De structuur moet helder zijn voor de
ouders.
3. Relatiegerichte fase
De school investeert veel in het
opbouwen en onderhouden van
sociale relaties met ouders. De school
wil haar expertise graag delen met de
omgeving.
4. Samenwerkingsgerichte fase
Bij deze fase ziet en ervaart de school
ouders als belangrijke partners. De
deuren van de school staan letterlijk
en figuurlijk open.
5. Innovatiegerichte fase
De school en ouders zijn elkaars
partners in het proces van continue
schoolverbetering.
De antwoorden van de vragenlijsten die zijn
ingevuld door ouders, leerkrachten en
schoolleiders, zijn ingedeeld in het vijf fasen
model. Hierbij valt op dat vooral de fasen
informatie, samenwerking en relatie het
meest zijn ontwikkeld. Echter in de
relatiegerichte fase valt op dat deze fase bij
ouders veel lager scoort dan bij leraren en
leidinggevenden. CPS heeft hier twee
verklaringen voor, enerzijds doordat leraren
en misschien nog wel meer leidinggevenden
het contact tussen ouders en school gunstiger
inschatten dan de ouders. Anderzijds kan het
komen doordat ouders op de vragen die
Ouder-
betrokkenheid
is meer dan
een 10-
minuten
Gesprek.
4. 4
behoren bij deze fase vaker hebben
beantwoord met ‘ik weet het niet’, omdat zij
niet zeker weten of de school deze vormen
van contact organiseert.
Het tweede instrument wat in dit onderzoek is
gebruikt zijn de zes standaarden van de
Amerikaanse PTA (Parent Teacher Association,
www.pta.org). Deze zes standaarden zijn
gebaseerd op langdurig wetenschappelijk
onderzoek van Dr. Joyce Epstein. Deze
standaarden mogen beschouwd worden als
leidraad voor effectieve ouderbetrokkenheid.
Standaard 1:
Alle gezinnen/ ouders zijn welkom op school.
Standaard 2:
Effectief communiceren: school en ouders
delen informatie met elkaar.
Standaard 3:
Ondersteun leerlingresultaten
Standaard 4:
Opkomen voor ieder kind.
Standaard 5:
gelijkwaardigheid en besluitvorming.
Standaard 6:
School en ouders werken samen met de
omgeving.
In figuur 1 wordt dit zichtbaar gemaakt in een
ecologisch model. Dit model laat zien dat het
draait om de leerling met daarom heen de
leerkracht, team, school, ouders, vriendjes en
sportverenigingen en eventueel externe zorg.
Figuur 1. HJK, ecologisch model voor onderwijs
Ouderbetrokkenheid in het buitenland
Er is wel verschil tussen de Amerikaanse PTA
en de Nederlandse situatie. De PTA heeft het
over ieder kind en families, terwijl in
Nederland de nadruk ligt op het eigen kind en
het betrekken van gezinnen en ouders.
(Heldoorn G., Hogeboom B., Vries de P. & Vrije
de G., 2011)
In Zwitserland (een familielid woont daar en is
lid van de MR) zien ze ouderbetrokkenheid als
een driehoek, ouders, kinderen, leerkrachten.
Gemeenten betalen mee aan activiteiten voor
school waarbij ouders betrokken zijn. Elk vijf
jaar komen er bestuurders langs de scholen
ter controle. Daarnaast spreken ze in
Zwitserland ook meer over familie dan gezin.
Verschillende stijlen van ouders.
De ene ouder is de andere niet. Elke ouder
reageert anders en elke leerkracht is anders.
Toch word je als leerkracht geacht om op elke
ouder af te stemmen. Dat is niet eenvoudig,
want de verschillen tussen ouders kunnen
enorm zijn. Onderzoeker Frederik Smit
onderscheidt zes typen ouders:
De supporter: behulpzaam, aardig,
tevreden en betrokken. Over het
algemeen laag tot midden opgeleid.
Zet zich in voor de OR en hand- en
spandiensten, maar niet voor de MR.
De afwezige: introvert, weinig relaties
met school, geen contact mee te
krijgen, geschikt voor het onder-
steuningsnetwerk van de school, niet
voor de MR, OR en dergelijke. Vaak
laag tot midden opgeleid.
De politicus: is kritisch, extravert, wil
meebeslissen en invloed uitoefenen.
Midden tot hoog opgeleid en geschikt
voor MR, niet voor hand- en
spandiensten.
De carrièremaker: afzijdig, wil niets
geven en wel nemen, legt alle
verantwoordelijkheid bij de school,
5. 5
midden tot hoog opgeleid. Vindt dat
de school er voor de ouders is.
De kwelgeest: een hoog opgeleide
ouder, betweter, theatraal,
conflicterend en ongeduldig. Is voor
het team een ongeleid projectiel.
De superouder: is hoog opgeleid, voelt
zich samen met de school ver-
antwoordelijk. De superouder is
loyaal, ambitieus, versterkend,
communicator en is bereid eigen
netwerk in te zetten. (Brand van den
A., 2010)
Naar aanleiding van een onderzoek heeft Smit
deze ouderschetsen neergezet. Ouders
reageerden hierop verontwaardigd. Dit is te
begrijpen, want je krijgt hiermee gelijk een
bepaalde stempel. Als ouder wil je liever niet
geassocieerd worden met afwezige, kwelgeest
of carrièremaker, deze woorden hebben in
onze maatschappij een negatieve bijsmaak.
Timothy Leary deed in de jaren vijftig van de
vorige eeuw uitgebreid onderzoek naar
menselijk gedrag en de wijze waarop mensen
met elkaar in gesprek zijn. Hij ontdekte dat het
ene gedrag bijna automatisch het andere,
soortgelijke gedrag oproept. Leary ontdekte
dat er twee belangrijke begrippen zijn in
menselijke relaties: dominantie en
verbondenheid. Het gaat bij mensen om twee
vragen, wie heeft het voor het zeggen,
oftewel, hoe is de dominantie verdeeld en hoe
werken mensen samen (wat is de mate van
verbondenheid)? Hij maakte twee assen
waarlangs je het menselijk gedrag kunt
indelen. De horizontale as staat voor de mate
van verbondenheid en relatie die iemand met
een ander heeft. Samen gaat uit van
gezamenlijke belangen, tegen gaat uit van
individuele belangen. De verticale as staat
voor de mate van dominantie en
afhankelijkheid. Boven staat hier voor veel
eigen invloed, onder staat voor weinig eigen
invloed. In figuur 2 kun je zien wat er gebeurt
als je de twee assen over elkaar heen legt.
Door de kwadranten te splitsen ontstaan er
acht punten, deze staan voor acht
communicatiestijlen. (Brand, 2010)
Figuur 2. Roos van Leary.
Het is goed om te weten met wat voor type
ouder je te maken hebt. Namelijk,
samengedrag roept samengedrag op en
tegengedrag roept tegengedrag op. Gedrag
lokt voorspelbaar gedrag uit.
Een hulpmiddel om inzicht te krijgen in jezelf
zijn de kernkwadranten van Ofman (2007).
Hiermee wordt inzicht verkregen in eigen
kernkwaliteiten, met bijbehorende valkuilen,
uitdagingen en allergieën en inzicht in eigen
en andermans gedragingen (Ofman, 2007).
Figuur 3. Kernkwadrant van Ofman (Vormbalans,
2013)
6. 6
Communiceren met ouders.
Als ouder van twee schoolgaande kinderen zie
ik het zelf vanaf de andere kant. De
communicatie wordt op scholen door
leerkrachten en schoolleiding regelmatig beter
ingeschat dan ouders dat ervaren. Als ouder
heb ik ruim vier jaar in de MR zitting gehad op
de school van mijn kinderen. Dit gaf mij een
heldere kijk op de vijf fasen van
ouderbetrokkenheid vanuit het perspectief
van schoolleiding en leerkrachten en vanuit de
ouders. Hierdoor ben ik er als leerkracht meer
in gaan investeren. Aan het begin van het
schooljaar heb ik samen met mijn duo-collega
meerdere gesprekken gevoerd met leerlingen
en hun ouder(s).
Hierin bespraken wij met de leerlingen wat wij
dat schooljaar van de leerling verwachten en
wat zij van ons konden verwachten.
Vervolgens bespraken we de talenten van de
leerling, waar is hij trots op, wat kan hij goed,
maar zeker niet minder belangrijk stelden wij
de vraag op welk gebied hij nog hulp nodig
had. Je creëert daarmee gelijk een duidelijke
verwachting van elkaar.
Vanuit de ouders kregen wij ook positieve
reacties. De vervolgsprekken daarna kun je
hierdoor vaak korter houden.
Wel is het belangrijk om te weten met wat
voor type ouder je te maken hebt.
Als leerkrachten hebben we het wel eens over
een lastig gesprek, terwijl het gesprek niet
lastig hoeft te zijn. Als professionele leerkracht
is het je kracht om de professional te blijven
als het gesprek met een ouder een verkeerde
wending aanneemt. Je kracht is dan als
leerkracht om afstand te nemen van het
gesprek, een zogenaamde helicopterview, om
het gesprek te overzien. Komt een gesprek tot
een conflict dat is het goed om inzicht te
hebben in de transactionele analyse. Hierin
worden drie egoposities onderscheiden;
Ouder, Volwassene en Kind. Vanuit deze
posities kunnen transacties met de ander
plaats vinden. Tijdens een conflictsituatie
verloopt een gesprek vaak volgens patronen
die te herleiden zijn tot een van de drie
posities uit de dramadriehoek; de aanklager,
het slachtoffer en de redder. Men gaat de
dramadriehoek in zodra je niet vanuit je
Volwassen egopositie communiceert, maar
vanuit het Kind of de Ouder. Als iemand vanuit
de Volwassen egopositie communiceert, komt
die in de vierde positie van de dramadriehoek,
namelijk de Neutrale getuige, deze
communiceert vanuit betrokkenheid en
zonder waardeoordelen, is respectvol en
nieuwsgierig, maar ook open en eerlijk.
(Brand, 2010)
Peter de Vries (2007) zegt dat communiceren
letterlijk ‘in verbinding staan’ betekent. De
basis van verbinding is het zorgvuldig omgaan
met grenzen. Waar grenzen zijn, is namelijk
ontmoeting mogelijk, de voorwaarde voor het
aangaan van de verbinding. Door de eigen
grenzen en die van de ander in acht te nemen
komen beide partijen tot hun recht. (Vries de
P., 2007)
Enkele maanden geleden voerde ik,
onverwachts, een gesprek met een ouder.
Deze ouder was niet ingeloot om mee te gaan
als begeleider op excursie. Hij gaf aan dat hij
als zelfstandig ondernemer speciaal vrij had
genomen om mee te kunnen, dat kostte hem
een grote opdracht en dus inkomsten. Ik
merkte dat ik met het inzetten van mijn
opgedane kennis van de Master SEN rustig
kon blijven. De ouder ging in de aanval naar
mij, ik toonde begrip voor zijn situatie, liet
merken dat ik hem begreep en gaf wel aan dat
hij niet persoonlijk is gevraagd om mee te
gaan en vrij te nemen van zijn werk. De ouder
was er van uit gegaan dat hij zeker mee
mocht. Ik heb aangegeven dat ik een volgende
keer duidelijk communiceer wanneer hij wel
mee kan en dat ik zeker hoop dat hij in het
belang voor zijn kind zich nog eens opgeeft.
Hiermee was het voor de ouder opgelost.
Tijdens het gesprek heb ik ervoor gezorgd dat
7. 7
ik buiten die
dramadriehoek bleef, als
een neutrale getuige
bleef ik afstand houden.
Een onderwijsassistente
zat tijdens het gesprek in
mijn lokaal en volgde het
gesprek. Zij gaf mij een
compliment vanwege
mijn rust tijdens het
gesprek en dat ik zo
helder bij mijn standpunt
bleef, zonder de ouder
aan te vallen of af te vallen. Waar ik een
aantal jaar geleden nog wellicht
verbouwereerd had gereageerd, vond ik dat ik
nu authentiek functioneerde. Dit gaf mij een
prettig gevoel. Ik had een ‘lastig’ gesprek
positief beleefd.
Wiertzema en Jansen (2007) schrijven dat
onderzoek heeft aangetoond dat lichaamstaal
ongeveer vijf keer zoveel overtuigingskracht
heeft als de letterlijke inhoud van de
boodschap. In de gevallen waarin taal en
lichaamstaal elkaar tegen spreken wordt het
lichaam dus eerder geloofd dan de gesproken
woorden. Dit blijkt ook uit verschillende
onderzoeken. De psycholoog Mehrabian
concludeerde in zijn onderzoek dat mensen
slechts voor 7% vertrouwden op de letterlijke
inhoud van een boodschap, voor 38% op
stemeigenschappen, zoals intonatie,
stemhoogte en spreeksnelheid en voor 55%
op informatie die ze via lichaamstaal
verkregen. (Jansen P., & Wiertzema K.,2007)
Dit geeft aan dat je communicatie ‘echt’ moet
zijn. Zorg ervoor dat de ander ziet wat hij
denkt dat hij ziet!
Tot slot
Ik ben van mening dat ouderbetrokkenheid
niet onderschat moet worden. Wil je als
school de ouderbetrokkenheid vergroten dan
zul je eerst de visie moeten bepalen. Die visie
moet even helder zijn als de visie op de
leerling of op het pedagogisch klimaat.
Essentieel voor het formuleren van een visie
op ouderbetrokkenheid is de vraag: welke
school willen we voor ouders zijn? Op welke
manier kun je een heldere visie op
ouderbetrokkenheid formuleren, zonder dat
het ertoe kan leiden dat er grens-
overschrijdend gedrag vertoont gaat worden?
Het is goed om door middel van één of
meerdere instrumenten de wens van ouders
in kaart te brengen. Denk hierbij aan: de MR,
OR, ouderpanelgesprekken of ouderenquête.
Daarnaast kun je ouders die niet voor de
school hebben gekozen vragen wat daarvoor
hun redenen waren. Dit kan ook bij ouders
waarvan het jongste kind inmiddels de school
heeft verlaten. Zij kunnen vaak een goede
input geven voor verbetering, aanpassing of
interne reflectie.
Vervolgens kun je in gesprek gaan met het
team over wat voor school je wil zijn en in
welke fase je nu zit als school, denk hierbij aan
de eerder genoemde fasen van CPS. Met
behulp van de PTA standaarden kun je met
een werkgroep bestaande uit personeelsleden
en een ouderpanel nagaan bij welke
standaard je als school zit en waar je heen wil.
Het is verstandig om vervolgens in een
document vast te leggen hoe je als school in
de komende jaren de visie op
ouderbetrokkenheid invulling gaat geven.
Door elk schooljaar in de eerste zes weken te
beginnen met verwachtingsgesprekken met
ouders en eventueel leerling, denk ik dat je
een sterk begin maakt als leerkracht in de
communicatie met ouders. Bij een intake-
gesprek met ouders van toekomstige
leerlingen kun je aangeven wat de
verwachtingen zijn als school zijnde naar
ouders en leerling toe, maar ook wat zij van
school mogen verwachten. Hierbij vermeld je
dus de visie van de school met betrekking tot
de ouderbetrokkenheid. Uiteindelijk draait
alles om het kind, zowel leerkracht, ouder en
De mens heeft de
neiging een spel te
spelen om te ontkomen
aan de werkelijkheid,
om bijbedoelingen te
verbergen, om
bezigheden te
rationaliseren.
(Bron: Eric Berne in Mens
erger je niet (1988)
8. 8
school hebben hetzelfde doel, door een goede
samenwerking kun je elkaar versterken. Een
win-win situatie voor alle partijen!
De auteur: Cynthia Geerts-Polet (1978) is sinds 2001
werkzaam in het basisonderwijs.
Zij is tweede jaars student aan de Master SEN te Tilburg
in de richting van begeleiden.