3. § 1.1 Bevolkingsgroei in Nederland
Bevolkingsgroei op twee manieren:
I. Natuurlijke bevolkingsgroei
II. Sociale bevolkingsgroei
ad. I Natuurlijke bevolkingsgroei
= de groei van de bevolking
door geboorten en sterfte.
Geboortecijfer: aantal geboorten per 1000 inwoners per jaar.
Sterftecijfer: aantal sterfgevallen per 1000 inwoners per jaar.
Zuigelingensterfte: aantal gestorven zuigelingen (babies < 1 jaar)
per 1000 zuigelingen per jaar.
4. 1. Wat betekent het getal 10 in de tabel?
2. Reken voor elk land het sterfte- dan wel geboorteoverschot uit.
3. Hoeveel mensen sterven er in Nederland.
4. Heeft Suriname een geboorte- of een sterfteoverschot? En om
hoeveel mensen gaat dat dan?
geboortecijfer sterftecijfer aantal inw.
Nederland 10 9 16.783.000
Suriname 17 6 487.000
5. migratie: verhuizen, veranderen van woonplaats.
- binnenlandse migratie en buitenlandse migratie.
emigratie: het land verlaten om ergens anders te gaan wonen.
immigratie: een land binnenkomen om daar te gaan wonen.
ad. II Sociale bevolkingsgroei
Vier fasen:
I. gastarbeiders
II. voormalig koloniën
III. vluchtelingen
IV. seizoensmigranten
7. § 1.2 bevolkingsgroei, nu en later
Waarom immigratie?
1. werk
2. studie
3. gezinshereniging
Sociale bevolkingsgroei
Natuurlijke bevolkingsgroei
vergrijzing, levensverwachting
9. Basisvoorzieningen : zijn voorzieningen met een lage drempelwaarde, er zijn dan maar weinig mensen
nodig om het rendabel te maken (bijv. supermarkt, basisschool, huisarts)
Hoge drempelwaarde zijn dus voorzieningen waar veel mensen voor nodig zijn om het rendabel te
maken en die vind je vooral in de stedelijke gebieden.
De maximale afstand die men wil reizen om van
de voorziening gebruik te maken, bepaalt de
drempelwaarde.
bijvoorbeeld:
Een dierentuin heeft een grote reikwijdte, en een
kinderboerderij heeft een kleine reikwijdte.
Dus het verzorgingsgebied van een dierentuin is
veel groter dan dat van een kinderboerderij.
Verzorgingsgebied: het gebied van waaruit
mensen naar een bepaalde voorziening gaan.
12. Mobiliteit: de mate van bewegen
In Nederland is men heel mobiel: - korte reistijden naar ziekenhuizen en andere zorginstellingen,
door goede infrastructuur en goede vervoersmiddelen.
Toch ook grote verschillen binnen Nederland:
13. § 1.3 De verstedelijking van Nederland
#urbanisatie
#suburbanisatie
#re-urbanisatie
#stedelijkegebieden
#agglomeraties
14. Urbanisatie (begin ± 1870)
industriële revolutie
↓
werkloosheid op het
platte land
↓
werkgelegenheid in de
stad
↓
mensen trekken naar de
steden
(urbanisatie of
verstedelijking)
15. toename welvaart, mobiliteit en gezinsgrootte
↓
suburbanisatie
↓
ontstaan agglomeraties
+
forensisme
Suburbanisatie: verhuizen van de binnenstad naar de buitenwijken.