2. Weer: de toestand van de dampkring op een bepaald moment, op een bepaalde
plaats. Dus de neerslag, temperatuur en luchtdruk.
· temperatuur in ° (graden) Celcius
· neerslag in mm neerslag
· luchtdruk in mbar
Klimaat: het gemiddelde weer van een bepaald gebied berekend over een lange
periode van 30 jaar.
3. 1.2
Het
Nederlandse
weer
verklaard
Temperatuurfactoren
Niet
overal
op
de
aarde
is
de
temperatuur
gelijk.
Vijf
factoren
hebben
grote
invloed
op
de
temperatuur
van
de
lucht.
1.
Breedteligging
2.
Hoogteligging
3.
Gebergten:
klimaatscheiding
4.
Gesteldheid
van
het
aardoppervlak:
zee-‐
of
landopwarming
5.
Warmtetransport
door
wind-‐
en
zeestromen
6. 1.3
De
invloed
van
luchtdruk
op
het
weer
Het
weer
bij
hoge-‐
en
lagedrukgebieden
Boven
de
AtlanHsche
Oceaan
ontstaan
steeds
opnieuw
hoge-‐
en
lagedrukgebieden.
De
ligging
van
deze
luchtdrukgebieden
hebben
grote
invloed
op
ons
weer.
Een
gebied
met
hoge
luchtdruk
(H)
kent
dalende
lucht.
Bij
hoge
luchtdruk
hoort
helder,
rusHg
weer.
Warmte
in
de
zomer
en
kou
in
de
winter.
Een
lagedrukgebied
(L)
wordt
ook
wel
een
minimum
of
depressie
genoemd.
De
lucht
sHjgt
op.
SHjgende
lucht
wordt
kouder,
de
waterdamp
in
de
lucht
condenseert
en
er
ontstaan
wolken
en
neerslag.
7. Luchtstroom van een hogedrukgebied naar een lagedrukgebied
Langs het aardoppervlak
Hoe groter het luchtdrukverschil, hoe sterker de wind
8. Opdracht 3:
Passaat
Passaat
Passaat
Depressie
Depressie
H L
H
L
H
L
H
L
H
Depressie
9. 1.2
Het
Nederlandse
weer
verklaard
Temperatuurfactor:
breedteligging
De
zoninvalshoek
is
niet
overal
op
aarde
gelijk.
Op
lage
breedte
is
invalshoek
groot
en
de
zon
verwarmt
een
klein
oppervlak
en
de
zonnestralen
leggen
een
kortere
afstand
door
de
dampkring
af.
10. 1.2
Het
Nederlandse
weer
verklaard
Temperatuurfactor:
breedteligging
•
Op
hoge
breedte
is
de
zoninvalshoek
klein.
Kleiner
dan
op
lage
breedte.
Hierdoor
moet
de
zonnebundel
een
groter
oppervlakte
verwarmen.
De
zonnestralen
leggen
een
langere
weg
af
door
de
dampkring.
Hierdoor
is
meer
kans
op
verstrooiing.
Zonnestralen
botsen
op
wolken
en
stofdeeltjes.
Een
deel
van
de
energie
gaat
terug
de
dampkring
in.
11. 1.2
Het
Nederlandse
weer
verklaard
Temperatuurfactor:
hoogteligging
De
dampkring
wordt
van
onderaf
verwarmd.
De
zonnestralen
vallen
op
de
aarde.
Pas
dan
wordt
de
zonne-‐energie
omgezet
in
warmte.
Vandaar
dat
het
hoger
op
de
berg
kouder
is
dan
in
het
dal.
Elke
100
meter
hoger
op
de
berg
is
het
0,6
˚C
kouder.
•
In
berggebieden
is
het
goed
te
zien
dat
het
hoger
op
de
berg
steeds
kouder
wordt.
Dat
zie
je
aan
het
verschil
in
plantengroei.
Op
relaHef
korte
afstand
zie
je
steeds
andere
plantengordels.
12. 1.2
Het
Nederlandse
weer
verklaard
Temperatuurfactor:
gebergten
(klimaatscheiding)
Warme
en
koude
lucht
wordt
door
wind
getransporteerd.
Gebergten
verhinderen
dit
transport.
Hierdoor
zijn
gebergten
vaak
een
scheiding
tussen
twee
klimaten.
13. 1.4
Bronnen:
Het
Nederlandse
weer
verandert
Het
natuurlijk
broeikaseffect,
gelukkig
maar!
In
de
dampkring
ziYen
broeikasgassen,
zoals:
Kooldioxide
(CO2)
Methaan
(CH4)
Waterdamp
(H2O)
Deze
broeikasgassen
werken
net
als
glas
in
een
broeikas.
Ze
laten
de
zonnestralen
wel
door,
maar
laten
de
warmte
niet
meer
ontsnappen.
Dankzij
dit
natuurlijke
broeikaseffect
is
het
gemiddeld
15
˚C
op
aarde.
(zonder
het
broeikasgas
was
het
gemiddeld
-‐18
˚C
geweest
op
aarde)
14. 1.4
Bronnen:
Het
Nederlandse
weer
verandert
De
ecologische
voetafdruk
Met
behulp
van
de
ecologische
voetafdruk
geven
we
aan
hoeveel
ruimte
een
persoon
gebruikt
om
te
leven.
Het
gaat
om
de
ruimte
en
de
energie
die
het
kost
om
bijvoorbeeld:
-‐
voedsel
te
verbouwen;
-‐
een
huis
te
verwarmen;
-‐
op
vakanHe
te
gaan;
-‐
de
grondstoffen
voor
kleren
te
verbouwen;
-‐
alle
andere
spullen
die
iemand
koopt
etc.
15. 1.1
Wisselvalligheid
in
Nederland
Het
weer
alJjd
anders
Het
weer
is
de
toestand
van
de
dampkring
op
een
bepaald
moment
en
op
een
bepaalde
plaats.
In
een
weerbericht
komen
alle
weerelementen
aan
de
orde:
Temperatuur
Neerslag
Wind
Bewolkingsgraad
16. 1.1
Wisselvalligheid
in
Nederland
Het
weer
alJjd
anders
Weerelement:
temperatuur
De
temperatuur
wordt
gemeten
in
de
schaduw.
Officiële
waarnemingshoogte
is
150
cm
boven
de
grond.
In
Europa
meten
we
met
de
thermometer
in
graden
Celsius
(˚C
)
Water
bevriest
bij
0
˚C.
Water
kookt
bij
100
˚C.
17. 1.1
Wisselvalligheid
in
Nederland
Het
weer
alJjd
anders
Weerelement:
neerslag
Neerslag
ontstaat
als
waterdamp
aboelt.
Damp
verandert
in
druppels
(condenseren).
Als
druppels
niet
meer
kunnen
zweven,
vallen
ze.
Dit
noemen
we
neerslag.
Neerslag
kan
vloeibaar
zijn:
regen.
Neerslag
kan
ook
vast
zijn:
hagel
of
sneeuw.
Een
regenmeter
laat
zien
hoeveel
millimeter
neerslag
er
is
gevallen.
1
mm
neerslag:
1
liter
water
per
m2.
18. 1.2
Het
Nederlandse
weer
verklaard
Het
Nederlandse
klimaat
Het
klimaat
is
de
gemiddelde
toestand
van
het
weer
over
een
langere
periode
(30
à
40
jaar)
en
een
groot
gebied.
In
Nederland
kennen
we
een
gemaHgd
zeeklimaat.
Kenmerken
van
dit
klimaat:
-‐
koele
zomers
-‐
zachte
winters
-‐
neerslag
in
alle
seizoenen
In
een
klimaatgrafiek
kun
je
de
kenmerken
van
het
gemiddelde
weer
van
elke
maand
zien.
23. Opdracht 2
Tropisch regenwoud
(altijd groen)
Hele jaar kans
op neerslag
Hoog
Hoog
Weinig
(Xerophyt)
Weinig/geen
Hoog
Hoog *
Veel
(Loofbomen)
Hele jaar kans
op neerslag
gematigd
(koel)
gematigd
(zacht)
Veel
(Loofbomen &
Naaldbomen)
Hele jaar kans
op neerslag
Hoog
Laag
Weinig tot geen
Hele jaar kans
op neerslag
(sneeuw)
Laag
Extreem laag
* Grote dagamplitude (overdag hoog - 'snachts - laag)
24. Middellands zeeklimaat
Temperatuur: zomer hoog, winter gematigd
Neerslag: vooral in één seizoen
Middellandse Zeeklimaat
Natuurlijke vegetatie: mediterrane vegetatie (vaak laag
struikgewas)
Landgebruik:
- mediterrane landbouw
- commerciële tuinbouw
- irrigatielandbouw
25. Landklimaat
· Lange strenge winters en hele warme zomers. Geen
invloed van de zee.
· Gedurende de winter is de bovenste meter van de bodem
altijd bevroren (=permafrost).
· Er groeien vooral naaldbomen, zo'n landschap noemt
men een taiga.
· Er valt het hele jaar door neerslag.
Taiga
26. Koude klimaten
Toendraklimaat:
· Zeer strenge winters en in de zomer niet warmer dan 10° C.
· Er groeien in de zomer mossen, struiken en kruiden.
· Ook hier gedurende de winter is de bovenste meter van de bodem altijd
bevroren (=permafrost).
Poolklimaat:
· De temperatuur komt zelden of nooit boven het vriespunt.
· Geen plantengroei.
· Neerslag valt in de vorm van sneeuw.
27. Gematigd zeeklimaat
· Koele zomers en zachte winters. In de zomer boven de 18° C en in de winter
boven de -3° C.
· Het hele jaar door neerslag. 500 tot 1000 mm neerslag.
· Loofbomen, die in de winter hun bladeren verliezen.
Zeeklimaat in de wereld.
28. 1.3
De
invloed
van
luchtdruk
op
het
weer
De
waterkringloop
Water
komt
in
drie
toestanden
voor:
-‐
vast:
sneeuw
of
hagel
-‐
vloeibaar:
regen
-‐
gasvormig:
waterdamp
Het
voortdurend
overgaan
van
de
ene
toestand
in
de
andere
noemen
we
de
waterkringloop.
In
deze
kringloop
is
de
zon
de
motor.
Op
zee/oceaan
en
land
verdampt
het
water.
Het
gaat
over
in
waterdamp.
In
de
koude
lucht
condenseert
de
waterdamp
tot
wolken.
Uit
deze
wolken
valt
neerslag
bijvoorbeeld
in
de
vorm
van
regen
of
sneeuw.
Via
rivieren
of
grondwater
stroomt
deze
neerslag
uiteindelijk
weer
terug
naar
de
zee
of
oceaan.
29. 1.3
De
invloed
van
luchtdruk
op
het
weer
De
waterkringloop
Lucht
kan
maar
een
beperkte
hoeveelheid
waterdamp
bevaYen.
Verzadigde
lucht
bevat
een
maximale
hoeveelheid
van
100%
waterdamp.
NaYe
lucht
bevat
meer
waterdamp
en
heeh
een
hogere
luchtvochHgheid
dan
droge
lucht.