Selor is a Belgian public administration selection office with a mission to conduct recruitment, selection, and certification tasks for its customers. It aims to manage diversity strategically both internally for staff and externally for candidates. Selor's diversity policy acknowledges and values differences between people, and supports increasing heterogeneity within its total functioning. The policy ensures equal opportunities and aims to employ diversity as a capital for growth and results.
Variety of youth work in EU. Case: Youth worker certification system in Lith...
Diversity management in recruitment at Belgian selection office
1. [email_address] Diversity management in recruitment: Good practice from a selection office Mr Vincent Van Malderen, Head of the Diversity Unit, Selor (Public administration selection office) Ms Silvia Akif, Diversity project manager, Diversity Unit Selor
On this slide I ’ ll show you some recent statistics. Based on three factors we see that there is a different distribution between native Belgians and naturalized and foreign inhabitants of our country. We have to make a distinction between foreigners and naturalized migrants. The latter are of course full Belgian citizens although we see that their employment rate is lower than native Belgians. The biggest part of the naturalized migrants in Belgium are of Moroccan or Turkish decent.
If we ’ re looking at the distribution in the federal public service we find following figures: … The least we can say is that we find a disproportionate participation, these figures are rather disappointing if we compare them with the ‘ real ’ distribution as we saw in the previous slides. However there are a lot of problems with these figures: since their is no definition for ethnic minorities on the federal level nor a registration system we can ’ t count those candidates (and this means as well we can ’ t measure our actions – for the moment). It ’ s my personal conviction that a registry system and a shared definition are very important and needed within our government. Also the figures for people with disabilities are probably an underestimate since there have different measurement systems and definitions been used over the years (some of them weren ’ t adequately monitored).
Now we come to the key question of this expos é : How can we undo this disproportionate participation? In order to obtain this goal a diversity policy is needed! Also here there is no unequivocal definition in stock. The service for Emancipation of the Flemish Community came up with this definition which is – according to me – clear, practical and useful.
The organization structure of SELOR is a very horizontal one. 10 processes were defined (three core and 7 supportive processes ) of which Diversity is one. This means that the projects and actions devised within the specific process have an effect on (and receive an input) from all the other processes. Every process needed to be defined and this is the definition we created for our process.
When we started with diversity projects a couple of years ago we did so for a very practical reason: our staff encountered difficulties with disabled people in selection contexts so we created a procedure to adapt tests for these candidates. This bottom-up approach resulted in a framework and this framework corresponded very well with a theoretic approach I encountered two years ago: the Danish MIA model. It is one out of a thousand existing models since Diversity is a very hot topic in the HRM world. The reason why I choose this specific model was for two reasons: it was – for me - logical and very realistic. The model consist of two parts: on the left you see the Rights-based diversity management and on the right the resource-oriented diversity management. The first one is more of a ‘ hard ’ approach whereas the right one can be called more soft. You start – as an organization – on the left upper corner. You must ensure non-discrimination, the law must be applied on every different level (e.g. R&S), this is the very first condition that needs to be fulfilled. In the third chapter of my presentation I will illustrate this model by aligning the SELOR diversity projects to it. Once your organization is discrimination-free you can start by communicating these opportunities, there ’ s no use in applying non-discrimination if you ’ re not going to use competent people form specific target groups. The first two measures allow you – as organization – to make the transfer to a more resource-oriented diversity management (the part on the right side of the model). By promoting equal opportunities and carrying out specific actions to attract more target groups – hopefully – you can increase the diversity within your organization. Just recruiting is however not enough. You really have to employ that extra workforce, use their competences. All the bullet points I put next to the scheme are all of our diversity projects which I will explain in the following slides.
De Belgische grondwet bepaalt dat de functies in het openbaar ambt alleen voor Belgen, en bij uitbreiding voor burgers van de Europese Unie voorbehouden zijn, voor zover de functies geen deel uitmaken van de uitoefening van het openbaar gezag of geen verband houden met de hogere belangen van de Staat. Enkel contractuele functies die niet tot de twee voornoemde gevallen behoren, kunnen door personen van niet-Europese nationaliteit worden uitgeoefend. In 2004 waren slechts 0,55% van de FOD-personeelsleden van niet-Belgische nationaliteit. Hiervan is de overgrote meerderheid afkomstig van lidstaten van de Europese Unie en driekwart ervan wordt op niveau D geworven. Bij gebrek aan een definitie van wat verstaan moet worden onder “vreemde afkomst” en bij gebrek aan een identificatie- of registratiebeleid van deze personen, zijn geen cijfers beschikbaar over de aanwezigheid van personen met een vreemde afkomst in het openbaar ambt. Bij gebrek aan cijfers heeft het onderzoek zich toegespitst op de eventuele remmingen voor de deelname aan het openbaar ambt door vreemdelingen en personen met een vreemde afkomst. Hieronder vermelden wij: - artikel 10 van de Belgische grondwet dat de toegang tot het openbaar ambt voor Belgen voorbehoudt; - de Europese rechtspraak die toestaat functies voor Belgen voor te behouden die de uitoefening inhouden van het openbaar gezag of verbonden zijn aan de bescherming van de hogere belangen van de Staat, en het gebrek aan uniformiteit voor de definitie van deze termen; - de administratieve regels betreffende de gelijkstelling van diploma's; - de gedecentraliseerde selectieprocedures voor de contractuele functies; - het gebrek aan transparantie over vacante betrekkingen. 28 Het onderzoek buigt zich eveneens over het imago van het openbaar ambt bij de doelgroepen. Het openbaar ambt wordt nog gezien als ouderwets, discriminerend bij de werving, veeleisend op het vlak van taalkennis en gesloten voor allochtone gemeenschappen. De ambtenaren belast met de selectie beschouwen de deelname van vreemdelingen of personen met een vreemde afkomst zelden als een prioriteit. Zij zijn geneigd te denken dat deze kwestie geen specifieke aandacht vereist en dat de zaken “ mettertijd wel in orde zullen komen”.
De Belgische grondwet bepaalt dat de functies in het openbaar ambt alleen voor Belgen, en bij uitbreiding voor burgers van de Europese Unie voorbehouden zijn, voor zover de functies geen deel uitmaken van de uitoefening van het openbaar gezag of geen verband houden met de hogere belangen van de Staat. Enkel contractuele functies die niet tot de twee voornoemde gevallen behoren, kunnen door personen van niet-Europese nationaliteit worden uitgeoefend. In 2004 waren slechts 0,55% van de FOD-personeelsleden van niet-Belgische nationaliteit. Hiervan is de overgrote meerderheid afkomstig van lidstaten van de Europese Unie en driekwart ervan wordt op niveau D geworven. Bij gebrek aan een definitie van wat verstaan moet worden onder “vreemde afkomst” en bij gebrek aan een identificatie- of registratiebeleid van deze personen, zijn geen cijfers beschikbaar over de aanwezigheid van personen met een vreemde afkomst in het openbaar ambt. Bij gebrek aan cijfers heeft het onderzoek zich toegespitst op de eventuele remmingen voor de deelname aan het openbaar ambt door vreemdelingen en personen met een vreemde afkomst. Hieronder vermelden wij: - artikel 10 van de Belgische grondwet dat de toegang tot het openbaar ambt voor Belgen voorbehoudt; - de Europese rechtspraak die toestaat functies voor Belgen voor te behouden die de uitoefening inhouden van het openbaar gezag of verbonden zijn aan de bescherming van de hogere belangen van de Staat, en het gebrek aan uniformiteit voor de definitie van deze termen; - de administratieve regels betreffende de gelijkstelling van diploma's; - de gedecentraliseerde selectieprocedures voor de contractuele functies; - het gebrek aan transparantie over vacante betrekkingen. 28 Het onderzoek buigt zich eveneens over het imago van het openbaar ambt bij de doelgroepen. Het openbaar ambt wordt nog gezien als ouderwets, discriminerend bij de werving, veeleisend op het vlak van taalkennis en gesloten voor allochtone gemeenschappen. De ambtenaren belast met de selectie beschouwen de deelname van vreemdelingen of personen met een vreemde afkomst zelden als een prioriteit. Zij zijn geneigd te denken dat deze kwestie geen specifieke aandacht vereist en dat de zaken “ mettertijd wel in orde zullen komen”.
De Belgische grondwet bepaalt dat de functies in het openbaar ambt alleen voor Belgen, en bij uitbreiding voor burgers van de Europese Unie voorbehouden zijn, voor zover de functies geen deel uitmaken van de uitoefening van het openbaar gezag of geen verband houden met de hogere belangen van de Staat. Enkel contractuele functies die niet tot de twee voornoemde gevallen behoren, kunnen door personen van niet-Europese nationaliteit worden uitgeoefend. In 2004 waren slechts 0,55% van de FOD-personeelsleden van niet-Belgische nationaliteit. Hiervan is de overgrote meerderheid afkomstig van lidstaten van de Europese Unie en driekwart ervan wordt op niveau D geworven. Bij gebrek aan een definitie van wat verstaan moet worden onder “vreemde afkomst” en bij gebrek aan een identificatie- of registratiebeleid van deze personen, zijn geen cijfers beschikbaar over de aanwezigheid van personen met een vreemde afkomst in het openbaar ambt. Bij gebrek aan cijfers heeft het onderzoek zich toegespitst op de eventuele remmingen voor de deelname aan het openbaar ambt door vreemdelingen en personen met een vreemde afkomst. Hieronder vermelden wij: - artikel 10 van de Belgische grondwet dat de toegang tot het openbaar ambt voor Belgen voorbehoudt; - de Europese rechtspraak die toestaat functies voor Belgen voor te behouden die de uitoefening inhouden van het openbaar gezag of verbonden zijn aan de bescherming van de hogere belangen van de Staat, en het gebrek aan uniformiteit voor de definitie van deze termen; - de administratieve regels betreffende de gelijkstelling van diploma's; - de gedecentraliseerde selectieprocedures voor de contractuele functies; - het gebrek aan transparantie over vacante betrekkingen. 28 Het onderzoek buigt zich eveneens over het imago van het openbaar ambt bij de doelgroepen. Het openbaar ambt wordt nog gezien als ouderwets, discriminerend bij de werving, veeleisend op het vlak van taalkennis en gesloten voor allochtone gemeenschappen. De ambtenaren belast met de selectie beschouwen de deelname van vreemdelingen of personen met een vreemde afkomst zelden als een prioriteit. Zij zijn geneigd te denken dat deze kwestie geen specifieke aandacht vereist en dat de zaken “ mettertijd wel in orde zullen komen”.
De Belgische grondwet bepaalt dat de functies in het openbaar ambt alleen voor Belgen, en bij uitbreiding voor burgers van de Europese Unie voorbehouden zijn, voor zover de functies geen deel uitmaken van de uitoefening van het openbaar gezag of geen verband houden met de hogere belangen van de Staat. Enkel contractuele functies die niet tot de twee voornoemde gevallen behoren, kunnen door personen van niet-Europese nationaliteit worden uitgeoefend. In 2004 waren slechts 0,55% van de FOD-personeelsleden van niet-Belgische nationaliteit. Hiervan is de overgrote meerderheid afkomstig van lidstaten van de Europese Unie en driekwart ervan wordt op niveau D geworven. Bij gebrek aan een definitie van wat verstaan moet worden onder “vreemde afkomst” en bij gebrek aan een identificatie- of registratiebeleid van deze personen, zijn geen cijfers beschikbaar over de aanwezigheid van personen met een vreemde afkomst in het openbaar ambt. Bij gebrek aan cijfers heeft het onderzoek zich toegespitst op de eventuele remmingen voor de deelname aan het openbaar ambt door vreemdelingen en personen met een vreemde afkomst. Hieronder vermelden wij: - artikel 10 van de Belgische grondwet dat de toegang tot het openbaar ambt voor Belgen voorbehoudt; - de Europese rechtspraak die toestaat functies voor Belgen voor te behouden die de uitoefening inhouden van het openbaar gezag of verbonden zijn aan de bescherming van de hogere belangen van de Staat, en het gebrek aan uniformiteit voor de definitie van deze termen; - de administratieve regels betreffende de gelijkstelling van diploma's; - de gedecentraliseerde selectieprocedures voor de contractuele functies; - het gebrek aan transparantie over vacante betrekkingen. 28 Het onderzoek buigt zich eveneens over het imago van het openbaar ambt bij de doelgroepen. Het openbaar ambt wordt nog gezien als ouderwets, discriminerend bij de werving, veeleisend op het vlak van taalkennis en gesloten voor allochtone gemeenschappen. De ambtenaren belast met de selectie beschouwen de deelname van vreemdelingen of personen met een vreemde afkomst zelden als een prioriteit. Zij zijn geneigd te denken dat deze kwestie geen specifieke aandacht vereist en dat de zaken “ mettertijd wel in orde zullen komen”.