18. T1 longitudinale relaxatietijd 63% herstel van magnetisatie. Energie overdracht van atoom aan ‘omgeving’. Vet: korte T1 relaxatie = hoog op T1.
19.
20. T2 transversale relaxatietijd 63% verlies van magnetisatie. Energie overdracht van atoom tot atoom. Vet heeft korte T2 tijd, laag op T2 gewogen opname.
21.
22. 6. Het nut van spoiling bij MRI is om de resterende transversale magnetisatie na een excitatiepuls te verzwakken voordat de volgende excitatiepuls wordt gegeven.
23.
24. 7. Automatic Exposure Control zorgt ervoor dat bij elke patiënt dezelfde dosis wordt gebruikt.
25.
26. 8. Bij de reconstructie van een CT-scan heeft de gebruiker de keuze uit verschillende reconstructiefilters. De keuze van het reconstructiefilter heeft invloed op de spatiële resolutie.
27.
28.
29.
30. 9. MRI-opnames met een gradiënt echo sequentie zijn gevoeliger voor metaalimplantaten dan die met een spin-echo-sequentie.
31.
32. 10. De 180 refocusering puls bij een spin-echo-sequentie compenseert voor zowel statische als dynamische magneetveldfluctuaties bij MRI.
33.
34. 11. Bij een gezonde tiener ziet u in de thymus echografisch talrijke echogeni foci. Dit is een normale bevinding.
35.
36.
37.
38.
39. 12. De meest voorkomende congenitale afwijking van de bracheocephale vaten is een aberrante aftakking van de rechter arteria subclavia. Dit geeft een impressie op de voorzijde van de oesophagus.
40.
41. 13. Een kenmerkende bevinding bij meconiumaspiratie is een hyperinflatie van de longen.
68. 19. Bij een echografie van de buik van een meisje van 5 jaar vindt u een onderbreking van de infrahepatische vena cava inferior. Deze bevinding is geassocieerd met asplenie.
73. 20. Follikelcysten en corpus granulosum cysten worden wel functionele ovariumcysten genoemd. Bij echografisch onderzoek van de buik van een meisje van 15 jaar vindt u een cyste van het ovarium met een diameter van 3 cm. Dit past bij de diagnose functionele cyste.