1. Hoofdstuk 6: Door donkere Straten
Luciano zucht, slapen kan hij niet. Hij kijkt om zich
heen. Hij hoort zijn vader en Silvia naar hun
slaapkamer gaan, hoe Falco door een lakei in zijn
bedje word gelegd, en hij hoort zijn eigen
regelmatige ademhaling. Hij gaat verliggen, en kijkt
naar het plafond. Een vlieg zoemt door zijn kamer
en gaat op de kandelaar zitten.
2. Luciano staat op, hij loopt naar zijn kleerkast en trekt er
zijn kleren uit. Hij kleed zich razendsnel aan. Hij
loopt voorzichtig over de houten vloer. In de gang
legt hij zijn oor tegen de deur van Falco hij hoort de
rustige ademhaling van zijn broertje. In de
slaapkamer van Thomasso en Silvia hoort hij alleen
het zachte gesnurk van zijn vader.
3. Hij loopt op zijn tenen naar de werkkamer van zijn
vader. Hij gaat op de stoel van zijn vader zitten en
maakt het laatje van zijn bureau open. Hij haalt er
een paar rollen perkament uit. Luciano herkent het
krullerige schuine handschrift van zijn moeder. Hij
bladert door de stapel papier, maar leest niet. Als
hij beter kijkt, ziet hij dat het liefdebrieven zijn.
4. Luciano glimlacht. De liefdebrieven van zijn moeder
aan zijn vader toen ze nog niet getrouwd waren. Hij
pakt de bovenste brief en laat zijn ogen over de
regels rollen. Aan het einde van de brief moet hij
even slikken. Hij knippert een paar keer met zijn
ogen. Dan glimlacht hij. Hij leest een paar andere
brieven.
5. Na een tijdje heeft hij alle brieven gelezen. Zijn moeder
beschreef hoe hij zich voelde. Zo verliefd, zo'n blij
gevoel van binnen, de lieve woordjes die hij al de
hele dag tegen Lucia wil schrijven heeft zijn
moeder in de brief geschreven. Hij leest de
woorden nog een keer over, dan rolt hij het
perkament weer op en stopt ze in de la.
6. Hij kijkt naar buiten. De maan schijnt, maar verder is
het donker. Wat zou Lucia aan het doen zijn? Zou
ze liggen slapen? Luciano lacht. Wat zal ze mooi
zijn als ze slaapt, haar bruine ogen gesloten. Een
zachte ademhaling, een lieve onschuldige Lucia. Hij
glimlacht, hoe ziet hij er eigenlijk uit als hij slaapt...
7. Hij lacht en loopt de studeerkamer van zijn vader uit.
Als hij de gietijzeren trap afloopt komt hij in de hal.
Luciano gaat naar de zitkamer. Hij gaat even op het
kleine bankje zitten en kijkt de kamer rond. Er
branden nog een paar kaarsen. Voor de rest is het
donker. Net als buiten, hij glimlacht en geniet even
van de stilte.
8. Dan komt er een plan in zijn hoofd. Het is een moeilijk
plan, en hij zal op tijd terug moeten zijn. Maar dat
heeft hij er wel voor over. Luciano kijkt om zich
heen. De muren lijken zijn kan top te komen. Hij
loopt naar buiten. De koele lucht in, hij neemt een
paar happen lucht. En lijkt zichzelf terug te vinden.
9. Hij kijkt naar de sterrenhemel, en gaat op de stoep
voor zijn huis liggen. Hij kijkt naar de sterren die in
de lucht twinkelen. 'Ik weet dat je daar bent
moeder! Je zit daar ergens, hopelijk bescherm je
me en kijk je naar me daarboven. Ik hou van je,
maar dat wist je al. Je moet weten dat ik je nooit
kwijt wilde mama.'
10. Ik heb zo hard gehuild, toen je weg was. Ik heb het
papa nooit vergeven dat hij met Silvia trouwde, tot
vandaag. Ik heb met hem gepraat en hij heeft
verteld dat hij je nooit vergeten is. En ik jou
natuurlijk ook niet.' Luciano haalt adem. 'Mama,
hopelijk let je ook een beetje op Falco, hij is je
zoontje niet, maar wel dat van papa en die zou het
niet aankunnen als Falco iets overkomt.'
11. Een ster twinkelt op de moment net iets harder.
Luciano glimlacht. Dan staat hij op en klopt het
gras van zijn broek. Het water van de rivier ruist, en
hij ziet licht branden in een van de kroegen op het
plein. Hij lacht, een dronkenman loopt wankel door
de straat. Luciano staat op en loopt verder. In een
van de steegjes, gaat hij even tegen de muur zitten.
12. Een man loopt door de straten. Zijn zakken rinkelen
van het goud dat erin zit. Luciano kent hem wel.
Dat is een van de leden van de bank, die brengt het
geld wat hij net opgehaald heeft weg. De man
glimlacht als hij hem ziet. 'Wat doet u hier nog zo
laat op straat, signor Rossi?' vraagt de man.
13. 'Wandelen, en u?' De man grinnikt. 'Mijn werk. Ik moet
dit afleveren bij de bank en dan kan ik naar huis.'
zegt hij. 'Uw vrouw wacht zeker op u?' vraagt
Luciano terwijl hij de man een hand geeft. 'Nee
hoor, er is nog geen vrouw ik ga over twee
maanden trouwen!' zegt de man. 'Veel geluk zegt
Luciano. 'Dankjewel.' antwoord de man.
14. Met die woorden loopt hij de straat uit. Luciano kijkt
hem aan, verbijsterd dat de man hem zomaar
vertelde dat hij gaat trouwen. Hij grinnikt, en staat
dan op. Hij loopt op zijn tenen door de straten. Een
harde stem schalt door de stad. Hij heeft geen idee
waar Lucia woont.
15. Hij loopt verder, zijn voetstappen komen hard aan op
de steentjes van de straat. Hij heeft zijn vader vaak
over het grote palazzo van de familie Nucci horen
vertellen, alleen heeft hij niet verteld waar het
staat. Hij staat even stil terwijl hij fantaseert over
het huis van de familie Nucci. Zijn vader heeft
verteld over het grote bordes, met azuurblauwe
stenen.
16. En de grote marmeren hal, met twee trappen. Luciano
loopt verder door de straten. Dan ziet hij een
meisje in een grijze jurk. Een schort en een lange
vlecht. Haar ogen blinken. Hij ziet dat ze schrikt als
hij haar kant op kijkt. Hij ziet dat ze valt.
17. Hij loopt steeds meer naar haar kant. Dan kruisen hun
blikken. Een flits van herkenning flitst door hem
heen. 'Lucia?' vraagt hij.
18. Tot de volgende!
Tot de volgende
update, bedankt voor
het lezen;)
Xx Moos