3. Camera Obscura Joseph Niepce Daguerreotypie
reeds in 400 vC 1827 1839
1100 nC: beschreven blijvend beeld dmv een commercieel succes
camera.
in 1500: mét lens portretten
ontdekker fotografie
gebruikt voor tekenen
4. Eastman Kodak Betere lenzen, Flits
1888 maakt dat er plots
gevoeligere films
eerste films ‘snelle fotografie’
ipv glazen negatieven kan gebeuren
5. Kleurfotografie Digitale Digitale
jaren ‘70 beeldbewerking fotografie
bestaat al begin jaren ‘80, 1983
fotografie, maar nu pas
Photoshop: jaren ‘90 Sony Mavica
ten volle commercieel
7. Wetenschap Registratie Portretten,
optiek van de realiteit antropologie
documentaire
8. Familie Reportage werd Journalistieke
mogelijk fotografie
taferelen
wegens snellere films
huis tuin fotografie
9. Sociaal Gevaren van Digitale
engagement. beeldbewerking fotografie>
Televisie. Engageren. Discours over fotografie Liberalisering: iedereen
is fotograaf
jaren ‘60/’70
10. Sociaal Gevaren van Digitale
engagement. beeldbewerking fotografie>
Televisie. Engageren. Discours over fotografie Liberalisering: iedereen
is fotograaf
jaren ‘60/’70
18. Fotojournalistiek
met o.m. Bill Brandt, Robert Capa, Depardon, Cartier-Bresson, Marie
Ellen Mark, Eugene Smith, Sabastio Salgado
19. Vooraleer iemand beelden leert maken moet hij ze ook kunnen begrijpen.
Net zoals taal hebben beelden een ‘grammatica’, een structuur die we kunnen ontleden.
22. Beschrijf adhv een aantal factoren:
Vormelijke elementen:
1)kader, 2)compositie, 3)licht, 4)scherpte, 5)tonaliteit, 6)kleur
23. Beschrijf adhv een aantal factoren:
b)Contextuele Inhoud:
Wat is de context van de foto?
24. Beschrijf adhv een aantal factoren:
1) Interne info
Een foto heeft een aantal herkenbare elementen, we herkennen dingen door de
gemeenschappelijke culturele achtergrond. (vb: Edward westons peper)
25. Beschrijf adhv een aantal factoren:
2) Originele context
Een foto krijgt zijn betekenis naargelang van zijn originele (historische of postitionele)
context. (vb: kinderen die weglopen van ontploffing: dient historisch geplaatst te
worden)
26. Beschrijf adhv een aantal factoren:
3) Externe info
Waar zie je de foto verschijnen? Is het een advertentie? Of een nieuwsartikel? Is het een
tentoonstelling? De betekenis van de foto verandert dikwijls naargelang van zijn
gebruik.
27. Is dit beeld ‘neutraal’?
De fotograaf slaagt erin door de compositie, de link met andere werken en estetica het
onderwerp te belichten. Hij toont steeds zijn oogpunt ondermeer zijn kijk maar ook
door andere dingen niet te tonen.
35. Beschrijf nu een foto die je zou willen maken.
Opdracht:
Maak gebruik van wat je geleerd hebt om neer te schrijven wat je wil
bereiken en hoe je dit wil doen. Schets ook de foto.
a) Visuele Inhoud:
Vormelijke elementen:
1)kader, 2)compositie, 3)licht, 4)scherpte, 5)tonaliteit, 6)kleur
b) Contextuele Inhoud:
Wat is de context van de foto?
1) interne info, 2)originele context, 3)externe info
36. Maak de foto die je beschreven hebt.
Opdracht:
Maak nadien ook een evaluatie:
Is het gelukt de foto te maken zoals je hem wilde?
Geeft de foto ook voor andere weer wat je wilde vertellen?
Wat waren de problemen/moeilijkheden?
Wat zou je volgende keer anders doen?