2. Hoe schrijf je word(t)?
Tijdens een belspelletje krijgt een eerstejaars
student aan de PABO de volgende vraag:
Wat denk je? Geeft ze het juiste antwoord?
Ja, wat is het nu: word of wordt?
3. werkwoordspelling
• Zwakke en sterke werkwoorden
• Persoonsvorm tegenwoordige tijd
• Persoonsvorm verleden tijd
• Voltooid deelwoord
• Onregelmatige werkwoorden
• Uit het Engels ontleende werkwoorden
4. Zwakke en sterke werkwoorden
• Zwakke werkwoorden zijn werkwoorden die je in de
verleden tijd vervoegt met –de(n) of –te(n).
▫ werken werkte gewerkt
▫ antwoorden antwoordde geantwoord
▫ verven verfde geverfd
• Sterke werkwoorden zijn werkwoorden die in de
verleden tijd van klank veranderen.
▫ lopen liep gelopen
▫ vinden vond gevonden
▫ brengen bracht gebracht
5. Persoonsvorm tegenwoordige tijd
• Sterke en zwakke werkwoorden gedragen zich in
de tegenwoordige tijd hetzelfde.
• Er zijn maar 3 mogelijkheden.*
Ik-vorm (stam) hij-vorm (stam+t) meervoudsvorm
loop loopt lopen
verf verft verven
word wordt worden
zet zet Zetten
delete deletet deleten
6. De ik-vorm (stam)
Ik als onderwerp of je/jij als onderwerp achter de
persoonsvorm:
Ik loop Ik word
Loop je/jij Word je
• Maar: loopt je zus en brandt je verwarming
▫ Gebiedende wijs:
Loop door! Word volwassen!
7. De hij-vorm (stam)
• Bij alle andere onderwerpen in het enkelvoud zet
je er een –t achter:
▫ lopen Hij loopt,
▫ worden Dat wordt,
▫ werken Henk werkt,
▫ verven Jij verft,
▫ slapen Je slaapt,
▫ zetten Mijn zus zet
8. Meervoudsvorm
• Lijkt me logisch:
▫ We lopen,
▫ Jullie worden
▫ Mieke en Maaike werken
▫ De buren verven
▫ Ze slapen
▫ De tegelzetters zetten
11. ‘t Kofschip-x of ‘t fokschaap-x
• Meestal hoor je wel of je te(n) of de(n) moet
gebruiken, maar je kunt ook de fokschaap-regel
gebruiken.
▫ Neem het hele werkwoorden haal de (e)n weg.
• werken
• besteden
▫ zit de laatste letter in ‘t kofschip?
• ja: ik-vorm+te(n) werkte(n)
• nee: ik-vorm+ de(n) besteedde(n)
12. Persoonsvorm verleden tijd zwakke
werkwoorden en voltooid deelwoord
‘t kofschip-x enkelvoud meervoud Voltooid
deelwoord
ik-vorm+te ik-vorm+ten
zetten zet te zetten gezet
werken werk te werkten gewerkt
plaatsen plaats te plaatsten geplaatst
Alle andere enkelvoud meervoud Voltooid
gevallen deelwoord
ik-vorm+de ik-vorm+den
verven verfde verfden geverfd
antwoorden antwoordde antwoordden geantwoord
voelen voelde voelden gevoeld
13. Persoonsvorm verleden tijd sterke
werkwoorden
• Lopen liep gelopen
• Brengen bracht gebracht
• Worden werd geworden
• Enz.
15. Uit het Engels ontleende werkwoorden
• Die vervoeg je hetzelfde als zwakke werkwoorden.
Pv tt Pv vt vd
bingoën ik bingo bingode
hij bingoot gebingood
wij bingoën bingoden
stressen ik stres streste
hij strest gestrest
wij stressen stresten
deleten ik delete deletete
hij deletet gedeletet
wij deleten deleteten
sms’en ik sms sms’te
hij sms’t ge-sms’t
wij sms’en sms’ten