7. Atoomstructuur Bouw van het atoom 12 C Koolstof - 12 : 6 protonen (Z=6) en 6 neutronen een ‘neutraal’ koolstof-atoom heeft 6 electronen rond de kern
9. Bij een vast aantal protonen, kan men het aantal neutronen N laten variëren: ISOTOPEN 12 C Koolstof - 12 : 6 protonen (Z=6) en 6 neutronen 13 C Koolstof - 13 : 6 protonen (Z=6) en 7 neutronen 14 C Koolstof - 14 : 6 protonen (Z=6) en 8 neutronen
10. Opbouw van de nuclidenkaart isotopen 12 C 13 C 14 C 6 Z aantal protonen N aantal neutronen 6 7 8
12. Fragment uit de nuclidenkaart Z aantal protonen N aantal neutronen
13. Radioactief verval: de belangrijkste vervalwijzen Onstabiel door te weinig neutronen : bèta (+) verval proton wordt omgezet in neutron te veel neutronen : bèta (-) verval neutron wordt omgezet in proton te zwaar alfa verval een ‘stukje’ van de kern (2p+2n) wordt uitgezonden spontane splijting
21. De natuurlijke radioactieve alfa-stralers vervallen in verschillende stappen (alfa of beta) tot stabiliteit: Uranium, thorium, radium
22.
23.
24. Kernsplijting - kettingreactie geabsorbeerd in controlestaaf, U-238, FP of structuurmateriaal ; of weg uit de kern geabsorbeerd in controlestaaf, U-238, FP of structuurmateriaal ; of weg uit de kern
26. Interactie van straling met materie losmaken van electronen door elektromagnetische interactie: ionisatie (gedeeltelijk ook door excitatie) losmaken van elektronen door elektromagnetische interactie: ionisatie (gedeeltelijk ook door excitatie) fotoëlektrisch effect, compton effect: wegslaan van elektronen paarvorming: vorming van elektron-positron paren n botsingen met kernen excitatie van kernen (gevolgd door straling, deeltjesuitstoot, splijting)
27. ionisatie door straling een geladen deeltje of gamma maakt door interactie een electron los uit de invloedsfeer van een atoomkern hierdoor wijzigen de chemische eigenschappen van het atoom (of van de molecule)
28. Vrije weglengte in lucht van alfastraling, bètastraling, gamma- en neutronenstraling: typische waarden n enkele centimeters enkele meters honderden meters honderden meters
29. Vrije weglengte van alfastraling, bètastraling, en gammastraling in vaste stoffen en vloeistoffen: typische waarden enkele tientallen micrometer enkele tienden millimeter tientallen centimeters
31. Verschil tussen bestraling en besmetting bestraling besmetting definitie Bron steeds buiten het lichaam De bron is opgenomen in het lichaam of op het lichaam gevaarlijkste straling Straling met een groot doordringingsvermogen (door huid, kledij,...) : gamma's, neutronen Straling die zijn energie in een klein gebied afgeeft aan het weefsel: vooral alfa's blootstellingstijd Tijd in de nabijheid van de bron Tijd van de aanwezigheid van de isotopen in het lichaam (verdwijnen via verval of uitscheiding) controle en registratie Relatief eenvoudig Systematisch toepasbaar Sterk afhankelijk van de isotopen; minder geschikt voor systematische controles
43. energieafzetting in materie ; geabsorbeerde dosis en equivalente dosis de ernst van een bestraling wordt bepaald door de hoeveelheid lokaal afgezette energie de ernst van de stralingsschade wordt bepaald door de hoeveelheid lokaal afgezette energie en de aard van de straling ; alfa's richten voor éénzelfde energieverlies veel meer schade aan dan bèta's en gamma's geabsorbeerde dosis equivalente dosis J/kg Gray (dosis (Gy) x radiologische wegingscoëfficiënt) Sievert de coëfficiënt is 20 voor alfa-straling, 1 voor beta- en gammastraling
44.
45. Eenheden van stralingsactiviteit en dosis aantal desintegraties per seconde Bq (Becquerel) (curie) = equivalente stralingsdosis Sv (Sievert) "activiteit" "dosis" Opmerking: 1 curie = de activiteit van 1 gram zuiver Ra-226 1 curie = 3.7 E10 Bq