SlideShare ist ein Scribd-Unternehmen logo
1 von 95
Downloaden Sie, um offline zu lesen
Kiezen én Delen
 Signaleringsrapportage
Colofon




De Politieonderwijsraad is een adviesorgaan waarvan de positie en taken zijn geregeld in de Wet op
het LSOP en het politieonderwijs, welke in werking is getreden op 1 april 2003.

De Raad adviseert de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) en de minister
van Justitie (gevraagd en ongevraagd) over het regeringsbeleid met betrekking tot het Nederlandse
politieonderwijs. Tevens fungeert de Politieonderwijsraad als een afstemmingsorgaan tussen direct
en indirect betrokkenen en bij het Nederlandse politieonderwijs.

De aandacht in de Politieonderwijsraad gaat in het bijzonder uit naar de relatie tussen de kenmerken
en ontwikkelingen van de politiepraktijk, de (politie) arbeidsmarkt en het politieonderwijs. Daarbij
heeft de relatie met het reguliere beroepsonderwijs en het hoger onderwijs steeds de aandacht,
evenals de internationale dimensie.

Een belangrijke taak van de Raad heeft betrekking op het up to date houden van de
kwalificatiestructuur van het politieonderwijs. De Raad adviseert hierover jaarlijks.


Adres:

Politieonderwijsraad
Nassauplein 33
2585 ED Den Haag
Postbus 84300
2508 AH Den Haag
(070) 3118667
www.politieonderwijsraad.nl

Henk Huisjes. Kiezen én delen. Signaleringsrapportage november 2008- mei 2010. 18 juni 2010.


De afbeelding op het voorblad is geleend van www.spits.nl. De afbeelding pg. 3 is afkomstig van de website van
de gemeente Wervershoof, West-Friesland: www.wervershoof.nl/download/28600/cd/politie.jpg.




                                                  2
Kiezen én delen
                                            Signaleringsrapportage




                    “In the twentieth century cultural experience was mainly associated with
                                         watching, listening and reading.
The dominant mass culture – television – is engaging without being too demanding. It offers stimulation while
                                                   people are at rest.
                                As a result it is often wonderful but oddly hollow.
The traditional alternative to this mass culture and enjoyable watching was the more demanding and educative
                               high culture of intellectual inspiration and challenge.

                                    But now another alternative is emerging,
                  a mass culture which is more participative and collaborative, which is about
                                 searching, doing, sharing, making, modifying.
        It is stimulating because people become participants, makers of culture not simply receivers.”

    Charles Leadbeater is his Cloud culture. The future of global cultural relations. Counterpoint, 2010, pg. 77.




                                                         3
4
Inhoud
  1 ●      Inleiding                                                               7

  2    ●   Veiligheid                                                              9
2.1    ●   Veiligheidsbeleid
2.2    ●   Veranderende veiligheidskaart: wie doet wat?
2.3    ●   Technologie
2.4    ●   Rechterlijke macht
2.5    ●   Wijziging BOA-stelsel

  3    ●   Transformatie van de politieprofessie                                  33
3.1    ●   Bestel en professie
3.2    ●   Intelligence
3.3    ●   Internationalisering

  4    ●   Hoofdprocessen                                                         43
 4.1   ●   Intake, Noodhulp en Meldkamer
 4.2   ●   Handhaving
 4.3   ●   Opsporing

  5 ●      Personeelsvraag en de vraag naar onderwijs en kennis                   51
5.1 ●      Personeelsvraag
5.2 ●      Onderwijs en kennis

  6 ●      Ontwikkelingen in en in samenwerking met het regulier onderwijs        59
 6.1 ●     Veiligheid en regulier onderwijs
 6.2 ●     Onderwijskundige thema’s

  7 ●      Ingrediënten veranderagenda’s politieonderwijs en regulier onderwijs   65
7.1 ●      Agenda in ontwikkeling
7.2 ●      Opties om te bezuinigen



Bijlagen
   1 ● Heroverwegingsrapporten, partijprogramma’s                                 73
   2 ● Recente publicaties Politie & Wetenschap en de Stichting Maatschappij,
         Veiligheid en Politie. November 2008 tot en met mei 2010.
   3 ● Recente publicaties adviesraden en onderzoeksinstellingen
   4 ● Schema Veiligheidsonderwijs in Nederland




                                                   5
6
1 ● Inleiding
            Vanaf 2005 spreekt de Politieonderwijsraad periodiek over signaleringsrapportages die
            worden opgesteld door het bureau van de Raad. Hiermee krijgen de leden van de Raad de
            beschikking over een compact overzicht van ontwikkelingen in de politieprofessie. De relaties
            met andere spelers op het veld van veiligheid en de internationale context krijgen daarbij
            steeds de aandacht.1

                       In signaleringsrapportages vindt de Raad een aangrijpingspunt om proactief mee te
                       denken over het politieonderwijs. Verdieping op specifieke thema’s vindt plaats via
                       projecten (zoals in de lopende projecten Herijking beroepsprofielen en Juridische
                       vaardigheden) of via thematische besprekingen die resulteren in ‘Bijdragen aan de
                       ontwikkelingsagenda van het politieonderwijs’ (september 2007; september 2009;
                       januari 2010). Daarnaast worden inhoudelijke signaleringen verwerkt in adviezen met
                       betrekking tot de kwalificatiestructuur (in: ‘De Vooruitblik’).

                       De indeling van deze rapportage is als volgt.

                       Hoofdstuk 2 biedt actuele informatie over het veld van veiligheid in algemene zin.
                       Hoewel het landelijk niveau centraal staat, is dit niet los te zien van de internationale
                       context. Hierna volgen in hoofdstuk 3 signaleringen met betrekking tot de
                       politieprofessie met aandacht voor het bestel, intelligence en internationalisering. In
                       hoofdstuk 4 is het onderscheid in hoofdprocessen aan de orde: intake en noodhulp,
                       handhaving en opsporing. Gegeven het project Herijking beroepsprofielen, waarin
                       deze processen meer diepgaand bezien worden, beperkt dit hoofdstuk zich tot slechts
                       enkele signaleringen.

                       In hoofdstuk 5 komen de onderwerpen personeelsvraag, onderwijs en kennis aan de
                       orde. In hoofdstuk 6 gaat het over ontwikkelingen in het verband van het reguliere
                       onderwijs. Hoofdstuk 7 toont de voornaamste ingrediënten van de veranderagenda’s
                       ten aanzien van het politieonderwijs en regulier onderwijs. Voor zover deze
                       ingrediënten voortkomen uit de opties en intenties in heroverwegingsrapporten en
                       partijprogramma’s, is een direct verband aan de orde met bijlage 1 van dit rapport.
                       In bijlage 2 is een overzicht opgenomen van publicaties in het kader van Politie &
                       Wetenschap en Stichting Maatschappij Veiligheid en Politie en in bijlage 3 een
                       overzicht van adviezen en rapporten van adviesraden en onderzoeksinstellingen van
                       de regering. Bijlage 4 betreft een schema van de veiligheidsopleidingen in Nederland,
                       tegen de achtergrond van het Europees kwalificatiekader.

                       Deze rapportage is primair bedoeld voor de leden van de Politieonderwijsraad zelf.
                       Hierbij moet opgemerkt worden dat de Raad slechts ten dele uit ‘ingewijden in de
                       politiepraktijk’ bestaat. De rapportage dient een signalerend en attenderend doel.
                       Voorts biedt de rapportage een achtergrond voor leden van commissies en
                       projectgroepen van de Raad, dan wel bij intern overleg van medewerkers van de
                       Politieacademie.




1   In januari 2010 stelde de Politieonderwijsraad het rapport ‘Zicht op Internationalisering’ vast.



                                                                   7
8
2 ● Veiligheid
    Veiligheid geldt als een kerntaak van het openbaar bestuur. Of het nu gaat om het landelijk
    beleid, het lokale beleid of het internationale beleid. Veiligheid vertegenwoordigt een groot
    maatschappelijke belang. Binnen de sector veiligheid neemt de politie een belangrijke en
    herkenbare plaats in. De politie staat echter niet op zichzelf en niet alleen.

            Om de eigen taak en positie helder te markeren is het van belang dat ook andere
            organen worden gekend; te verdelen in beleidsbepalende actoren, andere
            uitvoeringsorganisaties en organen met een toezichthoudend of adviserend karakter.

            Ook is het zaak zicht te ontwikkelen op internationale aspecten van het werk in de
            veiligheidssector. Als het gaat over de dienstverlening op het terrein van veiligheid
            wordt overzicht en inzicht van de politie verwacht, en regie waar dat nodig is. Dit
            vergt niet alleen overzicht en inzicht in wie wat doet, maar veronderstelt ook een
            (zeer) goede informatiepositie ( hoofdstuk 3). Tevens houdt dit in dat de politie in
            staat is voortdurend te schakelen waar het gaat om de schaal van het eigen handelen:
            ruimtelijk (lokaal, regionaal, nationaal, internationaal) en organisatorisch (aard en
            omvang van de inzet, en de coördinatie daarvan).

            In dit hoofdstuk wordt ingegaan op: het veiligheidsbeleid, de veiligheidskaart (wie
            doet wat?), technologie, de (ruimtelijke) organisatie van de rechterlijke macht en het
            gewijzigde stelsel van buitengewoon opsporingsambtenaren.


                                                        Dit ministerie coördineert het interne
                                                        veiligheidsbeleid in Nederland.




                                               9
2.1 ● Veiligheidsbeleid

       Het beleidsthema Veiligheid, stabiliteit en respect vormde één van de zes pijlers in het
       regeerakkoord van het vierde kabinet Balkenende. Dit thema is verbijzonderd in 15 min of
       meer operationele doelstellingen. Jaarlijks is verslag gedaan aan de Twee Kamer van de
       realisatie van deze doelen, het meest recent in mei 2010. In deze paragraaf wordt kort
       gereflecteerd op deze terugkoppeling naar het parlement; daarna volgen een samenvatting
       van een recent themanummer van het tijdschrift voor Veiligheid over de effecten van sociaal
       en fysiek veiligheidsbeleid (januari 2010) en enkele aspecten uit de Integrale
       Veiligheidsmonitor 2009 van het Centraal Bureau voor de Statistiek.

              2.1.1 ● Terugkoppeling Tweede Kamer
              Het 4e kabinet Balkenende stelde zich bij aanvang 74 beleidsdoelen, waarvan 15 onder
              de noemer Veiligheid, stabiliteit en respect. Binnen deze pijler van beleid is gestreefd
              naar een samenleving waarin mensen zich veilig, vertrouwd en met elkaar verbonden
              voelen. Een streven dat alleen kan worden gerealiseerd als de overheid er ook in
              slaagt burgers, bedrijven en instellingen te motiveren hieraan mee te werken. Voor het
              maatschappelijk middenveld houdt dit een actieve rol in, waarbij preventie voorop
              staat. Voor de rijksoverheid gaat het vooral om een verbeterde samenwerking tussen
              de verschillende overheidsdiensten op het veld van veiligheid.

              In box 1 is een beknopte samenvatting te lezen van doelen en resultaten. Waar
              relevant wordt verwezen naar andere paragrafen of boxen in deze
              signaleringsrapportage. Zo wordt zichtbaar waar de prioriteiten lagen in de afgelopen
              periode. Voor een meer gedetailleerde rapportage zie:
              www.verantwoordingsdag.nl/Resultaat_voor_u/Iedereen_in_Nederland/Veiligheid.




                                                10
Box 1
Veiligheid, Stabiliteit en Respect. Pijler V.

Doelen Balkenende IV                            Resultaten

Thema: Respect

-   bevorderen respectvolle omgang van          -   aanpak agressie tegen medewerkers
    mensen met elkaar en van fatsoen in het         met publieke taak werkt; verzekeraars
    maatschappelijk verkeer                         verhalen schade bij daders;    paragraaf
                                                    2.1.3 en box 5

Thema: Aanpak van agressie, geweld, diefstal en criminaliteit tegen ondernemingen

-   reductie criminaliteit                           paragraaf 2.1.3
-   verbetering ophelderingspercentage               paragraaf 2.1.3
-   daling criminaliteit en recidive                 box 9
-   vermindering fietsendieftal                 -    meer dan gelukt, in 2009 220.000
                                                    fietsendiefstallen minder dan in 2006
Thema: Aanpak overlast en verloedering

-   minder fysieke verloedering en ernstige     -   onvoldoende gelukt; nieuw manifest
    sociale overlast                                ‘bestrijding overlast en verloedering’
                                                    getekend door 40 gemeenten
-   500 extra wijkagenten                       -    loopt op schema, tot eind 2009 319 erbij
-   geen coffeeshops nabij scholen
-   aanppak overmatig alcoholgebruik door       -   wetsvoorstel invoering alcoholslot, toe te
    jongeren                                        passen bij bestuurders die herhaaldelijk
                                                    of ernstig in de fout gaan

Thema: Identiteit, technologie

-   nieuw identificatiesysteem

Thema: Bestrijding ernstige criminaliteit

-   aanpak georganiseerde misdaad, fraude       -   er lopen 16 proefprojecten; bestrijding
    en cybercrime                                   knelpunten, bijv. kinderporno (vanaf
                                                    2009); opleiden cybercrime
                                                    politiespecialisten; het afnemen van
                                                    crimineel vermogen lukt meer en meer
-   vergunningenbeleid prostitutie              -   strengere straffen mensenhandel

Thema: Tegengaan radicalisering en terrorisme

-  tegengaan radicalisering                     -   voedingsbodem voor radicalisering
-  versterking verdediging tegen                    neemt af
   catastrofaal terrorisme
Thema: Effectievere veiligheidsketen

-   samenwerking in de keten versterken             paragraaf 2.2.6. Burgernet wordt
    door betrokkenheid burger                       komende twee jaar landelijk uitgerold
-   veiligheidshuizen in grote steden               box 9

Thema: Crisisbeheersing, rampenbestrijding

-   organisatie veiligheidsregio’s en               paragraaf 2.2.1 en 2.2.2.
    rampenbestrijding




                                     11
2.1.2 ● Effecten van sociaal en fysiek veiligheidsbeleid
Het Tijdschrift voor Veiligheid heeft in januari 2010 een themanummer uitgebracht over
‘Effecten van sociaal en fysiek veiligheidsbeleid’ (red. J. Post & K. Wittebrood). Eén
van de artikelen betreft de onderbouwing en effectiviteit van veiligheidsbeleid en de
meerwaarde van beleidstheorieën (P. van der Knaap). In dit artikel wordt ingegaan op
het veiligheidsbeleid van de rijksoverheid, in het bijzonder het derde en vierde
kabinet Balkenende en een recent onderzoek van de Algemene Rekenkamer.

Veel beleid berust op aannames in termen van ‘als, dan’ redeneringen die, meer of
minder uitgewerkt en onderbouwd, beschouwd kunnen worden als ‘beleidstheorie’.
Idealiter kan vastgesteld worden dat een dergelijke theorie evidence based is, dat wil
zeggen dat het bewijs reeds (meer of minder) geleverd is, dat een bepaalde maatregel
kan werken. Mits er sprake zou zijn van goed beschreven beleidscycli zou een
overheid daarmee kunnen leren van (eerdere) ervaringen en begrepen kunnen
worden waarom beleid wel of niet werkt. Daarbij gaat het o.a. om de doelen (als
oplossing voor een probleem), de instrumenten, de uitvoering en de effecten. Een
beleidstheoretische invalshoek kan risico’s inhouden, omdat er een mogelijk te
dwingend en versimpeld model en bijbehorende indicatoren worden gehanteerd. Dit
kan leiden tot tunnelvisie, rigiditeit en angst voor vernieuwing in het geval men
volledig op zeker wil spelen.

Sedert 2006 zijn door het ministerie van Financiën beleidsdoorlichtingen ingevoerd.
Inmiddels zijn er tientallen uitgevoerd, onder de regie van dit ministerie. Ook
onderdelen van het veiligheidsbeleid zijn onder de loep genomen. Al in 2006
constateerde de Algemene Rekenkamer dat de ministers van BZK en Justitie geen
goede onderbouwing hadden van de veronderstelde werkzaamheid van de 150
maatregelen uit het toenmalige Veiligheidsprogramma. In reactie hierop heeft het
kabinet gevraagd aan het SCP om een (re)constructie te maken van de beleidstheorie
van het beleid van de vorige kabinetten. Het SCP heeft hierover gerapporteerd in zijn
rapport Sociale veiligheid ontsleuteld (Van Noije & Wittebrood, 2008) en een jaar later in
zijn rapport Overlast en verloedering ontsleuteld (Van Noije & Wittebrood, 2009;
bijlage 3 van deze signaleringsrapportage).

Van der Knaap stelt, afgezien van criteria op het vlak van validiteit en
betrouwbaarheid, drie belangrijke eisen aan beleid: concreetheid, relevantie en
consistentie. Ondanks de nodige inspanningen in afgelopen jaren, blijkt het niet
eenvoudig om gehanteerde beleidstheorieën scherp te formuleren. Ongeveer
tweederde van de maatregelen, zo blijkt uit de rapportage van het SCP, kan als
‘effectief’ of ‘veelbelovend’ worden aangemerkt; daartegenover staat dat een derde
deel van de maatregelen niet effectief of zelfs contraproductief is, volgens de SCP-
onderzoeker. Daarbij tekent Van der Knaap aan, dat ook erkend moet worden dat er
een mogelijke valkuil van perfectionisme bestaat: de neiging om te veel te willen
meten. Goede beleidsevaluaties moeten volgens hem niet alleen gaan over
gerealiseerde prestaties of bereikte effecten, en ook niet alleen over de waardering van
beleid door belanghebbenden. Een goede beleidsevaluatie doet beide, en zoekt daarbij
tevens naar verklaringen voor (gebrek aan) effectiviteit en waardering en daarmee
naar de gehanteerde beleidstheorieën.




                                   12
2.1.3 ● Integrale Veiligheidsmonitor 2009

                               Jaarlijks publiceert het Centraal Bureau voor de Statistiek de
                               Integrale Veiligheidsmonitor. In deze rapportage worden de
                               ervaringen van de inwoners van Nederland beschreven rond de
                               leefbaarheid van de woonbuurt, de beleving van buurtproblemen,
                               onveiligheidsgevoelens, aangiftegedrag, ervaringen met veel
                               voorkomende criminaliteit en het oordeel van de bevolking over het
                               optreden van de politie en preventiegedrag.




Enkele gegevens uit de rapportage zijn:
- Het totaal aantal slachtoffers is nauwelijks gewijzigd en het gevoel van
   onveiligheid is landelijk gelijk gebleven. Het algemene gevoel van onveiligheid in
   Nederland is niet veranderd. Ruim één op de vier respondenten (26 procent) gaf
   eind 2009 aan zich wel eens onveilig te voelen. Dit is vrijwel evenveel als eind
   2008. In politieregio’s met een overwegend sterk stedelijk karakter voelen naar
   verhouding meer mensen zich onveilig dan de bevolking van Nederland als
   geheel.
- Er zijn in 2009 minder gewelds- en vermogensdelicten gepleegd, maar vandalisme
   neemt toe (in 2009 ruim 2.8 miljoen). Burgers geven aan meer last te hebben van
   verloedering en vervelend gedrag, zoals krassen op de auto, ruiten ingooien, etc.
- Het aantal gewelds- en vermogensdelicten is vrijwel gelijk gebleven (en sedert
   2002 met een kwart gedaald). Bij woninginbraken en overvallen is echter een
   stijgende lijn te zien.

Regionale verschillen tonen zich in de onderstaande kaartjes uit het rapport.




                                  13
Kaart 1. Slachtofferschap naar politieregio’s van (a) veelvoorkomende criminaliteit, (b)
geweldsdelicten (c) vermogensdelicten (d) vandalisme.


                                              a                                            b




                                              c                                            d




                                      14
2.2 ● Veranderende veiligheidskaart: wie doet wat?

            De ‘veiligheidskaart’ van voorzieningen, verbindingen en onderlinge relaties is sterk aan
            verandering onderhevig. Waar in het verleden de politie de voornaamste voorziening vormde,
            verdeeld in een gemeentepolitie en een rijkspolitie, is de kaart momenteel een stuk
            complexer. Naast de regionale politiekorpsen en het korps landelijke politiediensten zijn er tal
            van andere spelers op het veld van veiligheid gekomen, zoals de bijzondere
            opsporingsdiensten en de toezichthoudende organisaties van de lokale overheid.

                     Ook in het verkiezingsjaar 2010 worden van verschillende kanten opties en intenties
                     verwoord met betrekking tot veiligheidsvoorzieningen van ons land.2 In deze
                     paragraaf worden enkele recente ontwikkelingen vermeld, zoals de afronding van het
                     wetgevingstraject veiligheidsregio’s, de intensivering van de civiel-militaire
                     samenwerking, het programma CENS2, de komst van een Brandweeronderwijsraad,
                     veiligheid in het openbaar vervoer en de bestuurlijke aanpak van criminaliteit.

                     2.2.1 ● Wet Veiligheidsregio’s
                     Na een langdurig wetgevingstraject heeft de Eerste Kamer uiteindelijk het
                     wetsvoorstel veiligheidsregio’s aanvaard. Met deze nieuwe wet wordt de organisatie
                     geregeld van de brandweerzorg, de geneeskundige hulpverlening en de organisatie
                     van de rampen- en crisisbestrijding. Ook ontstaat hiermee een nieuw bestuurlijk én
                     geografisch kader voor de samenwerking tussen gemeenten, politie, brandweer en
                     ambulancezorg. De voorzitter van de veiligheidsregio is de burgemeester die ook de
                     korpsbeheerder is van de regiopolitie. Met de nieuwe wet zijn de bevoegdheden van
                     burgemeesters voor de eigen gemeente bevestigd, maar ook zijn er nieuwe rollen
                     gedefinieerd voor de voorzitter van de veiligheidsregio en de Commissaris van de
                     Koningin in geval van rampen of crises die gebieden treffen groter dan een gemeente,
                     resp. een veiligheidsregio. www.Minbzk.nl, 9 februari 2010.

                     Begin 2007 werd het Veiligheidsberaad
                     opgericht. Aan dit beraad nemen de
                     voorzitters van de Nederlandse
                     veiligheidsregio’s deel.


                     Samen overleggen ze over de koers en de verdere ontwikkeling van de
                     veiligheidsregio’s. Het Veiligheidsberaad vormt het bestuurlijke aanspreekpunt voor
                     het Rijk om afspraken met het veld te maken op het gebied van rampenbestrijding en
                     crisisbeheersing.    www.veiligheidsberaad.nl


                                                                                                               Box 2
                       De sector bangmakerij en het ‘lijden dat men vreest ….’?
                       Naar aanleiding van de (veronderstelde) Mexicaanse grieppandemie en andere overdreven
                       alarmsituaties (weeralarmen bijv.), beginnen mensen zich af te vragen of er soms
                       bedrijfsbelangen in het spel zijn. Of zijn overheden te bevreesd geraakt voor veeleisende
                       burgers die het niet accepteren dat de overheden nalaten te waarschuwen voor mogelijke
                       risico’s? De komst van een nieuwe, agressieve griepvariant werd al jaren verwacht door
                       gezondheidswetenschappers en -organisaties en toen zich een nieuwe variant openbaarde in
                       Mexico gingen al seinen op rood. Omdat de Wereldgezondheidsorganisatie groot alarm
                       sloeg, konden overheden niet achterblijven. De gedachte dat instanties met een signalerende
                       taak hun eigen bestaansrecht menen te moeten onderstrepen, ligt op de loer. Ondertussen
                       wordt erkend dat er ook een risico zit aan te snel en overdreven waarschuwen, mensen
                       kunnen ook daar immuun voor worden. De Pers, 1 september 2009.




2   Zie verder hoofdstuk 7 en bijlage 1 voor samenvattingen van partijprogramma’s en heroverwegingsrapportages.



                                                              15
Box 3
 Q-koorts
 Wie binnen een straal van 5 km woont van een melkgeiten- of melkschapenbedrijf waar Q-
 koorts is geconstateerd, krijgt hiervan bericht van de zijde van de rijksoverheid (ministeries
 van LNV en VWS). Na een aanvankelijke onderschatting van het probleem van de Q -koorts
 wordt nu het zekere voor het onzekere genomen. De oorzaak van de ziekte was lang
 onbekend. Daarom kreeg het de naam ‘query fever’ (vertaald: vraagteken koorts). Dit werd
 later Q-koorts. Het aantal mensen in Nederland met Q-koorts neemt toe. Tot 2007 kwam de
 ziekte haast niet voor, maar in 2009 hadden ruim 2300 mensen Q-koorts.
 Wie geïnteresseerd is kan verdere informatie over de aard, de spreiding en de ernst van
 deze infectieziekte volgen op www.qkoortsinnederland.nl.

 In een interview in NRC, d.d. 6 april 2010, komt dr. Richardus aan het woord werkzaam bij
 het MC Erasmus in Rotterdam en in 1985 gepromoveerd op de Q-koorts. Destijds kwam de
 Q-koorts amper voor in Nederland, dacht men. Richardus kwam er echter achter dat ook toen
 de antistoffen al wijd verbreid waren, naar schatting 30 tot 40% van de totale bevolking. Zijn
 conclusie destijds: de bacterie is wijdverspreid. Inmiddels zijn de effecten van Q-koorts veel
 groter dan destijds. Mogelijk is dit het gevolg van intensievere veehouderij, maar vooral het
 uitrijden van mest is de boosdoener, stelt Richardus. In 2010 blijken er duizenden mensen
 besmet te zijn met de ‘coxiella burnetti’ en zijn er tien mensen overleden aan de ziekte.
 Richardus meent dat de overheid dan ook veel te laat in actie is gekomen.


2.2.2 ● Intensivering civiel-militaire samenwerking
In maart 2005 hebben de ministers van Defensie, Justitie en BZK afspraken gemaakt
over de beschikbare militaire capaciteit voor civiele rampenbestrijding en
crisisbeheersing. Deze afspraken hebben een vervolg gekregen in het project
Intensivering Civiel-Militaire Samenwerking (ICMS), dat zich richt op de
ontwikkeling van Defensie tot een structurele veiligheidspartner op het terrein van
nationale veiligheid en crisisbeheersing. In 2009 hebben de Audit Dienst Defensie en
de IOOV gezamenlijk een tussenmeting uitgevoerd. De ministers van BZK en
Defensie hebben de Tweede Kamer hierover geïnformeerd op 18 mei 2010. De
volgende thema’s kwamen aan de orde:
- de wederzijdse bekendheid tussen veiligheidsregio’s en Defensie is zonder meer
     goed te noemen, maar er is wel aandacht nodig voor het onderhoud van het
     informatiemateriaal;
- de informatie over aanvraagprocedures en de vertaalslag naar bijbehorende
     militaire middelen is inzichtelijk en de bekendheid sterk toegenomen sedert de
     start van de samenwerking in 2006; wel is borging in plannen en draaiboeken een
     aandachtspunt;
- de interne processen binnen Defensie om tegemoet te kunnen komen aan
     aanvragen, zijn goed geregeld;
- hoewel defensiefunctionarissen een duidelijke plaats innemen in de belangrijkste
     besluitvormingsorganen van de veiligheidsregio’s blijken de communicatie-
     middelen niet volledig interoperabel. Zo moet C2000 verder worden uitgerold en
     gebruiksklaar worden gemaakt. Ook versterking van het meldkamerdomein is
     van belang (standaardisering werkprocessen en systemen, maar ook
     schaalvergroting; paragraaf 2.3.2);
- op nationaal niveau is in 2009 besloten tot opschaling van het Landelijk
     Operationeel Coördinatiecentrum (LOCC) tot een Landelijke Operationele Staf bij
     nationale crisis. Het LOCC draagt zorg voor de landelijke coördinatie van de
     operationele inzet tijdens rampen, calamiteiten en grootschalige evenementen.
     Het LOCC is hiervoor namens het ministerie van BZK het landelijke
     aanspreekpunt. Defensie maakt deel uit van het LOCC;
- opleiden, oefenen en evalueren vindt nog maar beperkt plaats in samenwerking
     met Defensie. Deze participatie zou moeten worden bevorderd door een betere
     afstemming van oefenkalenders. Dit lukte al wel in de landelijke en
     multidisciplinaire oefening Waterproef van najaar 2008.


                                      16
Box 4
 Leidt oefenen tot leren?

 Een belangrijk deel van de strategie van de veiligheidsregio is dat door het gezamenlijk
 oefenen, het keer op keer toepassen van plannen en draaiboeken en het evalueren daarvan,
 er ook daadwerkelijk wordt geleerd. De vraag die hierbij gesteld kan worden is of het
 inoefenen van routines er ook toe leidt dat betrokken medewerkers ervan leren en in staat
 gesteld worden te reflecteren op hun werk in termen van vakkennis en vakvaardigheid. Een
 onderscheid tussen ‘lerende organisaties’ en ‘lerende professionals’ is daarom relevant.

                        CENS2, wat staat voor het Centre of Excellence for National Safety
                        and Security, beoogt de samenwerking op een hoger plan te tillen, dan
                        alleen via oefeningen mogelijk is.




 In dit programma werken het Nederlands Instituut Fysieke Veiligheid Nibra (NIFV), de
 Nederlandse Defensie Academie (NLDA) en de Politieacademie samen. Binnen het
 programma komen alle multidisciplinaire initiatieven op het gebied van opleiden, oefenen,
 kennisontwikkeling en -deling bij elkaar in een gezamenlijke ambitie gericht op de verdere
 professionalisering van het veld.

 Opleidingen die in het kader van CENS2 zijn ontwikkeld betreffen bijv. de functies van
 Procesmanager Oefenen (een cursus van ongeveer 10 dagen) en een verdiepingsslag
 hierop in de vorm van een masterclass gericht op de evaluatie van multidisciplinaire
 oefeningen. Daarnaast worden plannen gemaakt om te zien hoe op een kosteneffectieve
 manier gebruik gemaakt kan gaan worden van simulaties. In discussies hierover komt naar
 voren dat, zoals ook in het reguliere onderwijs bekend is, simulaties pas zinvol toegepast
 kunnen worden als reeds sprake is van een substantieel niveau van kennis en vaardigheid.

 Zowel door de inmiddels vrij grote mate van ervaringen met multidisciplinair oefenen, als de
 discussie die is gevoerd over de mogelijkheden en beperkingen van simulaties, komt de
 vraag naar voren of deze ervaringen niet ook vertaald zouden moeten worden naar
 ‘onderwijs en kennis’. Er zijn verzoeken gedaan vanuit het ministerie van BZK om
 opleidingen te ontwikkelen voor de volgende multidisciplinaire functies: (1) informatie-
 manager COPI (Commando Plaats Incident), (2) Informatiemanager ROT (Regionaal
 Operationeel Team), (3) Leider COPI en (4) Leider ROT. Hiertoe is een procesbeschrijving
 gemaakt, die sterk lijkt op het proces dat gehanteerd is en wordt bij het politieonderwijs.

 Een mogelijke omissie betreft de legitimering en beleidsmatige borging via een procedure
 van onderhoud en verdere ontwikkeling van een kwalificatiestructuur, vergelijkbaar met het
 politieonderwijs. Gegeven het grote belang van adequate opleidingen op het brede veld van
 veiligheid lijkt aansluiting op de werkwijze van het reguliere onderwijs, dat is nagevolgd in het
 politieonderwijs, en dat een borging met ministeriele taken en verantwoordelijkheden behelst,
 van belang. De aangekondigde inrichting van een Adviesraad Multidisciplinaire Opleidingen
 Oefeningen en Kennis (AMOOK) kan hiertoe een aanzet vormen. Het advies van de
 Politieonderwijsraad aan BZK, om nog eens goed te kijken naar mogelijkheden om de eigen
 rol te versterken, naar analogie van het ministerie van LNV, verdient dan ook nogmaals
 aanbeveling. Mutatis mutandis kan dit ook gesteld worden voor het monodisciplinair
 onderwijsbeleid, zoals ten aanzien van de brandweer ( onder).

 Een andere partij die in dit verband nog genoemd kan worden, betreft Rijkswaterstaat.
 Binnen deze overheidsdienst is de training Officier van Dienst Rijkswaterstaat ontwikkeld, die
 voor het eerst verzorgd is door de Politieacademie in oktober 2007.


2.2.3 ● Brandweeronderwijsraad (BOR)
In mei 2008 woedde er een grote brand in De Punt, waarbij drie brandweerlieden
omkwamen. De Onderzoeksraad voor Veiligheid heeft hiernaar een onderzoek
uitgevoerd, waarover in oktober 2009 werd gerapporteerd. Onderdeel van dit rapport



                                      17
vormde een viertal aanbevelingen aan de minister van BZK aangaande de
kennisfunctie en de opleidingen van de brandweer. De aanbevelingen waren als volgt:
1. zorg voor een doelmatige verspreiding van nieuwe kennis op het gebied van
   plotselinge branduitbreiding, waaronder het verschijnsel rookgasexplosie, en de
   verwerking hiervan in de leer- en oefenstof van de brandweer;
2. zorg voor aansluiting van de leerinhoud van de brandweeropleidingen, in het
   bijzonder met betrekking tot de veiligheid van het repressief optreden, op de
   internationale vakliteratuur;
3. verbeter de kennisontwikkeling van de brandweer en vergroot daarin de
   aandacht voor veiligheid, door te zorgen voor een systematische, centrale
   registratie en evaluatie van branden en ongevallen en de daaruit voortkomende
   leerpunten op doelmatige wijze in de leer- en oefenstof van de brandweer te
   verwerken;
4. formuleer de leerdoelen in examenreglementen zodanig dat deze eenduidig,
   richtinggevend en inspirerend zijn voor alle partijen die bij de vormgeving en
   uitvoering van het brandweeronderwijs zijn betrokken.

De staatssecretaris van BZK heeft gereageerd op deze aanbevelingen per brief aan de
Tweede Kamer (6 april 2010). In deze brief maakt de staatssecretaris melding van de
oprichting van een Brandweeronderwijsraad (BOR). Hiermee wordt vooruitgelopen
op de oprichting van een Ondersteuningsorganisatie Fysieke Veiligheid. De BOR zal
fungeren als een raad van advies voor het College van Arbeidszaken van de VNG en
het Veiligheidsberaad (de vertegenwoordigers van de werkgevers). De aanbevelingen
zullen door de werkgeversvertegenwoordigers ingebracht worden in de BOR, die
vervolgens zal adviseren over hoe de betreffende aanbevelingen structureel kunnen
worden opgevolgd en geborgd binnen het brandweeronderwijs.

Het belang dat er een goede aansluiting tussen praktijk, kennisontwikkeling en
onderwijs bestaat, wordt onderschreven door de staatssecretaris. Hoe dit echter te
realiseren, ziet zij als een ‘gezamenlijke opdracht’ van BZK, VNG en het
Veiligheidsberaad. De organisatie en hybride financiering van het
brandweeronderwijs met inbegrip van de les- en leermiddelen vragen daarbij
bijzondere aandacht. Dit vergt nader onderzoek, waarbij ook de mogelijkheden
verkend dienen te worden van meer aansluiting tussen brandweeronderwijs, het
reguliere beroepsonderwijs en het onderwijs van de andere veiligheidspartners.

BZK heeft alvast het NIFV gevraagd aan de slag te gaan met de drie eerstgenoemde
aanbevelingen en zich daarbij te laten leiden door de prioriteiten die gesteld worden
van werkgeverszijde. Ten aanzien van de vierde aanbeveling zal BZK deze
verankeren in het Besluit personeel veiligheidsregio’s en de Regeling personeel
veiligheidsregio’s, waarin per functie de kerntaken en benodigde competenties zullen
worden vastgelegd.

2.2.4 ● Veiligheid in het openbaar vervoer
Naar aanleiding van vragen van de Tweede Kamer heeft de minister van Verkeer en
Waterstaat geantwoord (ingezonden 9 april 2010). De aanleiding was een bericht in de
pers dat er maar weinig actie ondernomen wordt tegen agressie in het OV (NOS, 13
maart 2010). Met uitzondering van de provincies Limburg, Noord-Brabant en Utrecht,
zouden niet of nauwelijks nieuwe veiligheidsmaatregelen in de praktijk zijn
ingevoerd. Het ministerie wees in haar reactie op het werk van de Taskforce Veiliger
Openbaar Vervoer (Kamerstuk 28 642, nr. 27). Deze Taskforce stelde in september
2009 een reeks van maatregelen voor die in 2010 worden uitgevoerd. Ook provincies
leveren hieraan een substantiële bijdrage. Hierover wordt gerapporteerd onder de
noemer ‘Veilige publieke taak’. De IOOV voert hieromtrent onderzoek uit ( einde
hoofdstuk).




                                  18
Enkele specifieke punten in dit verband zijn:
- het toepassen van camerabeveiliging in bussen betreft met name zogenaamde
   risicolijnen;
- er komt meer uniformiteit in de registratie van incidenten; dit moet in de plaats
   komen van zogenaamde belevingsonderzoek;
-  al enige jaren is er een landelijk OV -verbod mogelijk voor geweldplegers op basis
   van de Wet Personenvervoer 2000; momenteel ligt een wijziging van deze wet
   voor bij de Raad van State. Deze regelt de strafbaarstelling van overtreding van
   het reisverbod.


                                                                                           Box 5
 Agressie en geweld op het werk
 Begin april 2010 organiseerde de vakbond FNV een conferentie over agressie en geweld op
 het werk. Brandweerlieden en ambulancebestuurders hebben ermee te maken, maar ook
 treinconducteurs en buschauffeurs. Minister Hirsch Ballin, één van de sprekers op dit
 congres, meldde dat maar liefst 77% van de belaagde ambtenaren geen aangifte doet,
 waarschijnlijk omdat men het gevoel heeft ‘dat er niks mee gedaan wordt’. Van politiezijde
 wordt erkend dat aangiften van de kleinere vergrijpen (schelden, bespuwen), vanwege
 capaciteitstekort blijven liggen. Vroeger had ook de politie duidelijk meer gezag dan nu.
 Agenten horen nu tijdens de opleiding dat ze een ‘dikke huid’ moeten ontwikkelen, omdat
 schelden er kennelijk tegenwoordig gewoon bij hoort. De aanwezigen op het congres
 meenden echter dat de maat nu vol is, en dat dit soort gedrag niet meer moet worden
 geaccepteerd.

 Agenten niet genoeg beschermd tegen agressie
 De arbeidsinspectie heeft in 2009 onderzoek gedaan naar agressie en geweld tegen
 politieambtenaren. De helft van de korpsen is bevraagd. Hieruit blijkt dat agressie en geweld
 toeneemt en dat de korpsen onvoldoende maatregelen treffen om hun agenten hiertegen te
 beschermen. Dit zou kunnen in de vorm van meer voorlichting over risico’s, betere training
 om escalatie te voorkomen, maar ook bouwkundige en technische maatregelen bij balies
 kunnen helpen. Naar aanleiding van het rapport van de arbeidsinspectie stuurde de minister
 van BZK een brief aan de Tweede Kamer (19 april 2010) . Hierin is te lezen dat de minister
 met het Korpsbeheerdersberaad een landelijk uniforme aanpak overeengekomen is via een
 ‘Protocol geweld tegen politieambtenaren’. Deze regeling omvat de keten vanaf het moment
 dat er sprake is van een geweldsincident tot aan het afsluiten van het dossier. Het protocol
 past binnen eerder gemaakte landelijke afspraken waartoe ook een lik-op-stuk beleid en
 zwaardere straffen behoren. www.minbzk.nl, 19 april 2010.

 Beveiligers meppen erop los?
 Nederland kent een groeiend aantal beveiligers dat wordt ingezet bij evenementen,
 concerten, festivals, e.d. Hoewel er afspraken zijn over de melding van incidenten met
 geweldstoepassing, leven beveiligingsbedrijven deze niet na, zo is de stellige indruk van
 Ronald van Steden van de Vrije Universiteit die al jaren onderzoek doet naar de
 beveiligingsbranche. Indien bezoekers zich onrechtmatig behandeld voelen, kunnen zij een
 klacht indienen bij het betreffende beveiligingsbedrijf die dit vervolgens dient te melden bij het
 ministerie van Justitie. Dit ministerie ontvangt jaarlijks echter maar een zeer beperkt aantal
 meldingen. De politie zou volgens de Wet particuliere beveiligingsorganisaties en
 recherchebureaus toezicht moeten houden op de bedrijven of ze zich aan alle regels houden.
 Dat dit niet altijd lukt, bleek vorig jaar al uit een onderzoek van de IOOV ( einde hoofdstuk).
 De Pers, 28 mei 2010.




2.2.5 ● Bestuurlijke aanpak criminaliteit
In mei 2010 hebben de ministeries van BZK en Justitie een rapport aangeboden aan de
Tweede Kamer met betrekking tot de inventarisatie van de bestuurlijke aanpak van
criminaliteit in EU-lidstaten. De bestuurlijke aanpak is mede op aandringen van
Nederland opgenomen in het nieuwe Stockholm -programma (programma voor
Recht, vrijheid en veiligheid 2010-2014). Op verzoek van de Tweede Kamer is een
inventarisatie uitgevoerd van de bestuurlijke aanpak van criminaliteit en andere
bestuursrechterlijke maatregelen in EU-lidstaten. Nederland heeft vervolgens het
initiatief genomen om, met instemming van de Tsjechische en Zweedse EU


                                       19
voorzitters, in 2009 een onderzoek uit te voeren. Hieraan hebben 19 lidstaten
meegewerkt.

Lidstaten blijken te investeren in de ontwikkeling van een bestuurlijke, preventieve en
fiscale aanpak van (georganiseerde) misdaad en zien verschillende aangrijpings-
punten voor verdere Europese samenwerking. Vooral de uitwisseling en
samenvoeging van informatie en het delen van (bestuurlijke) ervaringen en ‘best
practices’ worden veel genoemd. Naar aanleiding van de rapportage organiseert
Nederland in juni 2010, met medewerking van het Spaanse EU voorzitterschap, een
expertmeeting. Het rapport zelf is eind februari 2010 aangeboden aan de
Multidisciplinary Group on Organised Crime.

Uitbreiding BIBOB
De Wet bevordering integriteitsbeoordelingen openbaar bestuur (BIBOB) geldt voor
bepaalde branches en activiteiten: bij horeca-, bouw-, afval- en
transportvergunningen, in de transportbranche, bij woningbouwcorporaties,
coffeeshops, bordelen en smart- en growshops. Voor aanbestedingen geldt de Wet
BIBOB in de branches bouw, milieu en ICT. Met de Wet BIBOB kan de lokale overheid
achtergronden van bedrijven of personen onderzoeken voordat een vergunning of een
subsidie wordt gegeven of een overheidsopdracht wordt gegund. Als er sprake is van
criminele antecedenten of onduidelijke financiële constructies kan de vergunning, de
subsidie of de opdracht worden geweigerd.
De ministerraad heeft eind mei 2010 het initiatief genomen de Wet BIBOB uit te
breiden. De reikwijdte van de wet is verruimd met het volgende:
- vastgoed- en grondtransacties waarbij de overheid civiele partij is;
- het exploiteren van speelautomaten;
- het exploiteren van een headshop en
- het importeren van vuurwerk.
De wetswijziging moet lokale overheden beter in staat stellen op te treden tegen
vermenging van onder- en bovenwereld. De ministerraad heeft een wetsvoorstel voor
advies aan de Raad van State gezonden. De tekst van het wetsvoorstel en van het
advies van de Raad van State worden openbaar bij indiening bij de Tweede Kamer.

Burgers en veiligheid
Er wordt een toenemend beroep gedaan op burgers om bij te dragen aan veiligheid.
Dankzij moderne communicatiemiddelen is dat ook meer en meer mogelijk. Naast al
langer bestaande opsporingsberichtgeving, kunnen burgers zich melden als ‘ogen en
oren’ in hun directe woon- of werkomgeving ( onderstaande afbeelding). Ook
wordt gezocht naar meer participatie van burgers bij de uitvoering van
veiligheidstaken (vrijwilligers, volontairs); mogelijk kan het instrument van de
buitengewoon opsporingsambtenaar ook hier van toepassing worden ( paragraaf
2.5).




                                  20
Informatie (ver)bindt!
Op 26 mei 2009 vond een congres plaats over het gebruik en de uitwisseling van
informatie en de (inter-)nationale samenwerking tussen de Nederlandse politie en
haar partners in veiligheid, georganiseerd door de Politieacademie. Inleidingen en
workshops handelden over een verscheidenheid aan onderwerpen, zoals cybercrime,
intelligence, informatiegestuurde forensische opsporing, internationale samenwerking
in verkeer en vervoer over water, digitalisering van maatschappij en politiewerk,
contraterrorisme, de betekenis van open bronnen voor het politiewerk, en het gebruik
van geo-informatie bij rampenbestrijding en crisisbeheersing ( box 6).


                                                                                            Box 6
 Huiselijk geweld
 Sinds 2009 kan een huisverbod worden opgelegd aan personen van wie een ernstige
 dreiging van huiselijk geweld uitgaat. De Wet tijdelijk huisverbod maakt dit mogelijk. In 2009
 zijn al ruim 2000 huisverboden opgelegd. Ook zijn in 2009 de steunpunten huiselijk geweld
 versterkt. Indien sprake is van geweld tegen kinderen, kan ook een beroep gedaan worden
 op het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling. Geweld in de huiselijke of privé sfeer raakt
 meerdere beleidsdomeinen: politie, justitie, jeugdzorg, welzijn, e.d.

 Eergerelateerd geweld
 Het thema huiselijk geweld is sommige gevallen verbonden met eergerelateerd geweld, maar
 is daar zeker geen (allochtoon) synoniem voor. Zo is ook de hedendaagse rapcultuur
 ‘eergevoelig’. Het korps Haaglanden biedt onderdak aan het Landelijk expertisecentrum
 eergerelateerd geweld. Een bekend boek is ‘Je eer of je leven’ van Janine Janssen (2e
 herziene druk, 2008).




                                      21
2.3 ●   Technologie

        Bij het werk in de veiligheidssector wordt in toenemende mate gebruik gemaakt van
        technologie. Voorbeelden zijn het inmiddels wijd verbreide cameratoezicht en de groeiende
        samenhang tussen overheidsdiensten, zoals blijkt uit het voorbeeld van gemeenschappelijke
        meldkamers. Dat het hier niet bij blijft, blijkt uit de recent opgezette community Politie 2.0, en
        zal blijven, toont zich in het perspectief van cloud culture. Ondertussen zoekt de EU naar een
        versterking van de onderlinge samenwerking via een ‘digitale agenda’.


                                                                                                              Box 7

                 Geo-informatie en het gebruik van Geografische Informatiesystemen (GIS) bieden
                 nieuwe mogelijkheden voor ‘netcentrisch werken.
                 Een al langer bestaande klacht op het gebied van rampenbestrijding en crisisbeheersing is
                 dat er onvoldoende informatie beschikbaar is, en voor zover deze wel beschikbaar is, wordt
                 er onvoldoende uitgewisseld. Om de juiste informatie bij de juiste personen te krijgen, op de
                 juiste tijd en plaats, wordt gestreefd naar zogenaamde netcentrisch werken. Geo Informatie
                 en GIS zijn daarbij van grote betekenis. Hiermee ontstaat operationeel overzicht en, mits er
                 ook een duidelijk inzicht bestaat in de operationele rolverdeling, kan het succes van het
                 handelen sterk worden bevorderd.

                 Tijdens een presentatie op het congres Informatie (ver)bindt ( paragraaf 2.2.7) werd
                 software gedemonstreerd door Geodan, in samenwerking met medewerkers van de vts
                 Politie Nederland, de GHOR Gelderland-Midden en het KLPD.


                                                   Operationele data worden aan elkaar gekoppeld via over elkaar
                                                   heen liggende digitale kaarten. Daarbij kan zowel worden
                                                   ingezoomd naar een specifieke locatie, als uitgezoomd naar de
                                                   wijdere omtrek. De aard en consequenties van een incident en de
                                                   inzet van diensten worden hiermee letterlijk real time in kaart
                                                   gebracht.




                2.3.1 ● De digitalisering van de openbare ruimte

                                                  Check in / check uit. Een nieuwe publicatie van het Rathenau
                                                  Instituut toont aan dat de openbare ruimte steeds verder
                                                  digitaliseert. Dagelijkse handelingen als betalen, door OV-poortjes
                                                  lopen en autorijden, worden steeds meer vastgelegd. Dit is zowel
                                                  voor marketing interessant, maar ook voor opsporing. Risico’s zijn
                                                  er ook: verlies van anonimiteit, misbruik van persoonsgegevens en
                                                  systeemdwang.




                Burgers, consumenten, bedrijven en overheden zijn verwikkeld in een krachtenspel,
                zo stellen de auteurs, geleid door een groeiende honger naar informatie. Het boek
                onderscheidt twee ‘discoursen’:
                1. ‘Empowerment’: maakt de informatierevolutie mensen sterker? Het verstrekken
                    van persoonsgegevens bepaalt in hoge mate of je toegang hebt tot ruimtes


                                                     22
(stations, wegen, gebouwen, winkels etc.), diensten (verzekeringen, financiële
    producten, facebook) en goederen. De consequentie hiervan is dat wie die
    gegevens niet verstrekt of niet aan het gewenste profiel voldoet, wordt uitgesloten
    of gestraft. Wie bijv. anoniem met de trein wil reizen, loopt kortingen mis.
2. Privacy: de integratie van netwerken en de digitalisering van de publieke ruimte
    heeft ‘sfeeroverschrijdingen’ van persoonsgegevens tot gevolg. Persoonsgegevens
    die in een bepaalde context zijn achtergelaten, duiken ineens heel ergens anders
    op. Voor burgers is steeds minder duidelijk wat met hun gegevens gedaan wordt
    en in welke databanken die eindigen. Achter steeds meer digitale poortjes
    schuilen marketeers en opsporingsambtenaren.
Waar het om gaat is identiteitsmanagement. De burger moet een informatiemanager
worden. “Mensen moeten grip krijgen op de wijze waarop ze elkaar toegang
verschaffen tot informatie die leidt tot wederzijdse beoordeling.” Door grip te krijgen
op onze digitale profielen, houden burgers zich beter staande in dat krachtenspel.

2.3.2 ● Opschaling meldkamer?
Op het ministerie van BZK is het plan opgevat om in Nederland toe te werken naar
één nationale meldkamerorganisatie met drie meldkamers. Voorbeelden hierbij zijn
New York en Groot Londen, waar dit ook zo georganiseerd is en waar ongeveer
evenveel mensen wonen als in Nederland. Opschaling is in de ogen van de politie een
goede zaak, maar vereist wel een zorgvuldig pad in termen van techniek (nu nog:
C2000), tactische leiding (verbindingsofficieren), logistiek, communicatie en opleiding.
Enkele regio’s schalen op dit moment al op, zoals NO-Gelderland & IJsselland en
Flevoland & Gooi- en Vechtstreek. Op dit moment gaat het nog vooral om het
verbeteren van de gebruiksmogelijkheden van C2000. Vanuit de strategische
beleidsgroep Meldkamers van de Raad van Korpschefs (RKC) is een projectgroep
gestart die zich richt op de verbetering van de communicatielogistiek. Qua opleiding
wordt niet alleen gekeken naar het gebruik van portofoons voor het dagelijkse
gebruik, maar ook naar het gebruik hiervan in tijden van crises. Blauw, april 2010.


                                                                                           Box 8
 Cameratoezicht
 In de regio Rijnmond heeft de politie de beschikking over 364 camera’s die permanent
 worden uitgekeken op een centraal punt in de stad door de afdeling Regionaal
 cameratoezicht. In deze ‘uitkijkruimte’ werken operators van de Dienst Stadstoezicht onder
 de regie van supervisors van de politie. Van hieruit worden relevante beelden van incidenten
 via het glasvezelnetwerk doorgestuurd naar wijkbureaus en/of meldkamer van de
 veiligheidsregio. Gemiddeld worden er zo’n 60 incidenten per dag op deze manier
 gesignaleerd. Er wordt bovendien nauw samengewerkt met externe partijen, zoals de NS, de
 RET, Maastunnel, het Stadhuis en het World Trade Centrum, waarmee er nog eens 2.000
 extra camera’s kunnen worden benut. Mogelijk gaat dit aantal nog fors omhoog, als camera’s
 van bedrijven en winkelcentra zouden worden aangesloten. Van groot belang is dat burgers
 ervaren dat er ook direct een reactie is van de politie als incidenten worden geregistreerd, dit
 vergroot het draagvlak enorm. Ondertussen blijken camerabeelden ook een steeds grotere
 rol te spelen in de opsporing. Blauw, 20 maart 2010: 30-33. Zie ook www.cameratoezicht.nu.


2.3.3 ● Cybercrime en de Digitale Agenda van de EU
De EU heeft op 19 mei 2010 haar digitale agenda voor de komende jaren bekend
gemaakt http://ec.europa.eu/information_society/digital-agenda . ICT is van
cruciaal belang in de strategie van de EU om economische groei te stimuleren.
Vergeleken met de VS, Japan of Zuid-Korea lopen de investeringen echter flink achter.
De EU wil het gebruik van ICT in de hele samenleving stimuleren, te beginnen met
het opheffen van alle obstakels voor grensoverschrijdende handel. Ook elektronische
facturen en betalingen moeten eenvoudiger kunnen.

Veel Europeanen zijn bezorgd dat ICT hun privacy aantast. Daarom wil de EU
strengere regels voor de bescherming van persoonsgegevens. Websitebeheerders


                                      23
zullen in de toekomst kunnen worden verplicht hun bezoekers in te lichten over
veiligheidslekken met persoonsgegevens. De EU wil bovendien dat voor problemen
zoals klimaatverandering en vergrijzing creatiever gebruik wordt gemaakt van
digitale oplossingen. Energie-efficiënte verlichting en telegeneeskunde zijn maar
enkele voorbeelden.

De afbeelding hiernaast toont de positieve kijk
op dit thema via de buitenste cyclus;
daarbinnen staan de ‘bedreigingen’ getekend.
Eén van de bedreigingen betreft de toename
van cybercrime en het risico van afnemend
vertrouwen bij consumenten.




Met de digitale agenda wil de Europese Commissie paal en perk stellen aan de ‘cyber
wild west’, echter zonder door te schieten in een ‘big brother’ scenario. Er wordt ingezet
op ‘Computer Emergency Response Teams’ die gaan samenwerken met law enforcement
agencies. In termen van Internet Governance, zal het reeds bestaande European Network
and Information Security Agency (ENISA) worden gemoderniseerd.

                                        Enisa is operationeel vanaf 2004 en gevestigd op het
                                        eiland Kreta.




                                                                                          Box 9
 Politie 2.0
 Deze community is opgezet om kennis te delen over de politie, intelligence en ICT-
 toepassingen. Het gehanteerde motto: ‘Wij weten meer dan ik’. Politie 2.0 wil ‘kennisdragers’
 een platform bieden; het kan gaan om informatie van strategische, tactische en operationele
 aard. Door kennis te delen, kunnen betere keuzen worden gemaakt, is de stelling, of het nu
 gaat om de ‘business’ zelf of specifieke ICT-kennis. Via Politie 2.0 wordt gepoogd kennis bij
 elkaar te brengen die nu nog verspreid is bij andere organisaties en organisatieonderdelen, in
 Nederland of zelfs daarbuiten. De laatste jaren blijkt een groot aantal nieuwe mogelijkheden
 beschikbaar gekomen te zijn om samen te werken en mensen te verbinden. De site
 beklemtoont dat dit juist voor politiemensen van groot belang is. Politiemensen moeten
 vooraan staan om te kijken hoe nieuwe mogelijkheden kunnen worden ingezet om zo het
 werk beter te doen. Nu vrijwel iedereen is aangesloten is op het Internet, kan er ook van
 steeds meer nieuwe middelen gebruik gemaakt gaan worden. Dit houdt ook een verandering
 in van criminaliteit en de overlast in de openbare orde. Verwezen wordt bijv. naar de
 scholierenstaking van eind 2007. Scholieren stonden toen met elkaar in contact via het
 Internet (MSN) en wisten elkaar exact te vinden. Daarentegen werden traditionele
 intelligence organisaties en hulpmiddelen gebruikt om bijv. veiligheidssituaties te kunnen
 beoordelen; veel te langzaam en niet adequaat ( http://criminaliteitswijzer.ning.com ).




                                      24
Box 10

                                       Cloud Culture
                                       Counterpoint, de denktank van de British Council,
                                       publiceerde pas een pamflet van de hand van Charles
                                       Leadbeater, dat handelt over de nieuwe generatie
                                       internettechnologie, ook bekend als ‘cloud computing’.




Dit pamflet bespreekt mogelijkheden en consequenties van cloud computing en besteedt
daarbij aandacht aan nieuwe kansen voor bijv. grootschalig wetenschappelijk onderzoek,
maar ook risico’s die ermee verbonden zijn. De ‘virtuele wereld’ krijgt door cloud computing
een nieuwe dimensie. In slechts tien jaar tijd zijn mobiele telefoons, Wi-Fi, breedband
internet, satelliet en digitale televisie zeer wijd verspreid. Individuele mensen kunnen via You
Tube een enorme ketenreactie teweeg brengen. Andere voorbeelden van toepassingen en
platformen zijn: Habbo, Avaaz, Skype, Facebook, Myspace, Blogger, Twitter en Flickr.

Ideeën en beelden kunnen worden gedeeld door mensen in alle uithoeken van de wereld. De
combinatie van massa zelfexpressie, onbeperkte participatie en een constante verbinding
maakt volgens Leadbeater het ontstaan van een cloud culture mogelijk, ‘formed by our
seemingly never-ending capacity to make and share culture in images, music, text and films.
Dit is ten eerste een cultureel fenomeen, en pas in tweede instantie een politiek en
commercieel gegeven. Hoewel ‘de politiek’, maar ook bedrijven de neiging hebben te willen
sturen, controleren en te beheersen, lukt dat (nog) maar in beperkte mate, waarmee deze
‘nieuwe wereld’ een eigen, onvoorspelbare dynamiek heeft.

Vanuit een optimistisch standpunt bezien, kan een cloud culture worden voorspeld, een
dynamische en creatieve wereldcultuur. Een wereld die wordt gekarakteriseerd door de
politieke architectuur van de bazaar, en niet meer van de kathedraal. Een wereld waarin
liberale waarden gedijen, welvaart groeit en waarin over belangen wordt onderhandeld, de
stemmen van minderheden worden gehoord en waarbij over bedrijfsbelangen transparant
verantwoording wordt afgelegd. Steeds meer literatuur en andere cultuuruitingen komen
publiek en gratis beschikbaar via het Internet. Google digitaliseert miljoenen boeken voor
openbaar gebruik. Tegelijk zijn er zorgen over de mogelijke machtsconcentratie in een
dergelijk bedrijf.

Recente ontwikkelingen laten ook zien dat een veel minder positief gestemde verwachting
reëel is. Autoritaire regimes (Iran, Thailand, China, Nigeria, Rusland) weten de ‘nieuwe
virtuele wereld’ wel degelijk in de hand te houden en de macht van het vrije woord en beeld
te beperken. In Iran leek het er na de verkiezingen van 2009 even op dat de oppositie het
zou gaan winnen van het zittende regiem, dankzij de mogelijkheden van het web en het
gebruik van Twitter maar het bleek een illusie. Ook in het Westen blijken staten in
toenemende mate in staat om het Internet in de greep te krijgen om zo illegale praktijken te
dwarsbomen.

Leadbeater houdt een pleidooi voor een open cloud culture en een vrije uitwisseling van
ideeën. Dit vergt dat er wordt gefocust op:
    het ondersteunen van online activisten in hun strijd tegen autoritaire regimes;
    verdedigen van het recht op vrijheid van meningsuiting en vereniging;
    tegengaan van beperkende veiligheidsmaatregelen in het Westen waar autoritaire
    regimes een extra rechtvaardiging in zullen zien;
    ondersteunen van NGOs die het censuurgedrag van autoritaire regimes monitoren;
    openheid over het leveren van technologie aan autoritaire regimes waarmee deze
    controle uit kunnen oefenen over het Internet.

Er is verder een probleem met betrekking tot langdurig copyright. In ieder geval zou er een
mogelijkheid moeten zijn om ‘verweesde producten’ (wel copyright, maar niet meer
leverbaar) digitaal te ontsluiten. Tenslotte waarschuwt Leadbeater tegen een te grote macht
en invloed van internetondernemingen (cloud capitalists) wat ten koste kan gaan van privacy
en persoonlijk dataverkeer- en beheer. Toezicht is daarom noodzakelijk.

Zie verder: www.counterpoint-online.org.



                                     25
2.4 ● Rechterlijke macht

      In de heroverwegingsrapporten die zijn opgesteld om de kredietcrisis en daarop volgende
      economische crisis het hoofd te bieden, wordt op het gebied van veiligheid gesproken over
      mogelijkheden tot verdere ruimtelijke en organisatorische clustering van diensten. Een veel
      genoemd voorbeeld betreft de harmonisatie van de ruimtelijke schaal van politie en
      rechterlijke macht. Tegelijkertijd is er een roep om specialisatie, zoals blijkt uit het voorbeeld
      van zogenaamde milieurechters. Het veiligheidshuis is een inmiddels beproefd recept van
      samenwerking tussen de rechterlijke macht, reclassering, politie en maatschappelijk werk,
      waarmee gewerkt wordt aan een goede re-integratie in de samenleving en het voorkomen van
      recidive.

              2.4.1 ● Herziening gerechtelijke kaart
              In juli 2009 heeft de Raad voor de rechtspraak advies uitgebracht aan de minister van
              Justitie over de herziening van de gerechtelijke kaart. Dit advies kan rekenen op een
              breed draagvlak bij de betreffende organisaties. Waar het met name op neerkomt, is
              dat de Rechtspraak in grotere regionale verbanden zou kunnen worden
              georganiseerd. Achterliggende redenen zijn kwaliteit, continuïteit (vanuit de
              rechtzoekende bezien), maar ook aspecten als efficiency en de kwaliteit van het eigen
              personeel. Voor het behoud van de deskundigheid van rechters is het noodzakelijk
              dat zij een minimaal aantal zaken op een terrein afdoen. Met de plannen in het advies
              beschikken gerechten in de toekomst over voldoende zaken, mensen en middelen om
              hoge kwaliteit te blijven leveren.




              Indeling rechtbanken                          Indeling Gerechtshoven

              Er worden elf regio’s voorgesteld, in plaats van de huidige negentien
              arrondissementen. In het advies blijven alle huidige arrondissementshoofdplaatsen
              gehandhaafd. Deze plaatsen worden de hoofdlocaties van de rechtspraak waar een
              breed pakket van zaken wordt afgedaan. Zo is er een goede spreiding van gerechten
              door Nederland. Daarnaast bieden nevenlocaties een beperkt aantal diensten.
              Nevenlocaties zijn gewenst in gebieden met een hoge bevolkingsdichtheid. In de
              andere gebieden zullen nevenlocaties verdwijnen. Ook bij de hoven blijven de
              ressorthoofdplaatsen als hoofdlocaties bestaan, maar zal het aantal gerechtshoven op
              bestuurlijk niveau van vijf naar vier gaan. www.rechtspraak.nl.

              Op 20 november 2009 werd het kabinetsstandpunt inzake de herziening van de
              gerechtelijke kaart verzonden aan de Tweede Kamer. De notitie bevat een historische



                                                 26
beschouwing met betrekking tot de oorsprong (1811, Franse Keizerrijk) en de
                     ontwikkelingsgang van de huidige territoriale organisatie. In de probleemanalyse
                     wordt uitgelegd waarom het bestaande systeem van 19 arrondissementen en 5
                     ressorten steeds meer gaat knellen en wat er nodig is om de kwaliteit van de
                     vervolging en de rechtspraak te versterken, te weten bestuurlijke schaalvergroting, om
                     specialisatie mogelijk te maken en kwetsbaarheid te verminderen.

                     Uit diverse partijprogramma’s 2010 ( bijlage 1) blijkt dat velen het logisch vinden
                     om de territoriale indeling van de rechterlijke macht, het openbaar ministerie en de
                     politie te harmoniseren.


                                                                                                                   Box 11
                       Veiligheidshuis
                       Nederland telt inmiddels maar liefst 45 veiligheidshuizen. In deze organisaties werken de
                       politie, het OM, gemeenten en zorginstellingen intensief samen. Door middel van
                       casusoverleg wordt per geval bekeken wat de beste aanpak is en hoe de diverse instanties
                       elkaar kunnen ondersteunen. Dit kan leiden tot een integrale aanpak waarbij er als het ware
                       met één mond gesproken wordt. Een officier van justitie maakt deel uit van de vaste
                       bezetting van een veiligheidshuis. Dat maakt een effectief lik-op-stuk beleid mogelijk. Het
                       grote voordeel is de korte lijn qua informatie-uitwisseling. Dat dit succes oplevert, blijkt uit de
                       cijfers van de veiligheidshuizen van het eerste uur, zoals in Tilburg. In deze stad blijkt in de
                       periode 2000-2008 dat het aantal jongeren tot 18 jaar dat opnieuw een delict pleegt,
                       afgenomen te zijn met 50 procent. In Midden-Limburg blijkt dat 35 procent van de veelplegers
                       die aangepakt zijn vanuit het veiligheidshuis in 2008 geen delict meer heeft gepleegd.
                       www.veiligheidshuizen.nl. Ook: Blauw, 4 juli 2009.


                     2.4.2 ● Roep om speciale milieurechters
                     In 2003 zijn 23 regionale milieuteams gevormd en zes interregionale milieuteams die
                     zich richten op grote regio-overschrijdende milieudelicten. In datzelfde jaar wordt het
                     Functioneel Parket opgericht om het geïntensiveerde politieoptreden ook een
                     strafrechtelijk vervolg te kunnen geven, in aanvulling op de bestuursrechtelijke
                     aanpak.3 Sedert 2005 pakt dit parket alle milieuzaken op van de regiokorpsen. Nu
                     zowel de politie als het OM de aanpak van milieudelicten hebben geïntensiveerd, is
                     het van belang dat ook de rechterlijke macht volgt, zo menen gespecialiseerd milieu -
                     officier van justitie Biezeveld en hoofdcommissaris Wijbenga, portefeuillehouder van
                     de RKC (Trouw, 9 december 2010). Een belangrijk aandachtsgebied vormt de aanpak
                     van illegaal vuurwerk, dat na de catastrofe in Enschede hoge prioriteit gekregen heeft.
                     Zie ook Trouw, 25 november voor een uitgebreid interview met Biezeveld over de
                     aanpak van de illegale handel in vuurwerk.




3
    Naast milieudelicten pakt het Functioneel Parket ook fraudezaken aan die worden aangedragen door de FIOD en SIOD.



                                                             27
Box 12

                                 Reizen met mijn Rechter. Psychologie van het recht (2010),
                                 onder de redactie van J. van Koppen, H.L.G.J. Merkelbach, M.
                                 Jelicic, & J.W. de Keijser. De vierde versie van het oorspronkelijk
                                 in 1991 verschenen handboek over rechtspsychologie: 'De
                                 menselijke factor', toen nog 16 hoofdstukken dik, nu maar liefst
                                 57, waaraan in totaal 61 auteurs meewerkten.




De huidige stand van de kennis op het gebied van de rechtspsychologie is in dit boek op een
rijtje gezet. Hoe betrouwbaar zijn getuigen? Hoe voert de politie opsporingsonderzoek uit?
Kun je aan iemand zien of hij liegt? Hoe ontstaan valse bekentenissen? Hoe moeten
kinderen en verstandelijk gehandicapten worden verhoord? Waarom helpt straffen soms wel
en soms niet? Wat is de waarde van bewijs? Welke fouten kunnen rechters maken? Hoe
ontstaan rechterlijke dwalingen? Werkt de leugendetector? Wat is een goede herkenning?
Kun je traumatische herinneringen verdringen? Zonder al te veel juridisch en psychologisch
jargon wordt in 'Reizen met mijn Rechter' op deze en andere vragen een antwoord gegeven.
Daarmee vormt dit boek, volgens de uitgever, een prettig naslagwerk en uitstekend
cursusmateriaal.

Autisme
Douwe Draaisma schreef een hoofdstuk, gewijd aan de ‘boze autist’. Het is, volgens
Draaisma, opvallend hoe gemakkelijk tegenwoordig een relatie gelegd wordt tussen autisme
en crimineel gedrag. Met name in zaken van moord en doodslag, blijken in Nederland vanaf
2004 diverse veroordelingen uitgesproken waarin ‘autisme stoornissen’ een rol speelden.
Een merkwaardig gegeven, omdat uit meta-analyses en populatieonderzoek naar voren komt
dat mensen met autisme juist ondervertegenwoordigd zijn. Draaisma plaatst kritische
kanttekeningen bij ‘de opmars’ van autisme als diagnose. Veel uitspraken over de
veronderstelde stoornis blijven in algemeenheden steken (gebrekkige sociale vaardigheden,
afwezigheid van empathie, gebrek aan emotionele wederkerigheid, e.d.) Bovendien blijkt dat
autisme gepaard gaat met andere stoornissen die evengoed een verklaring kunnen bieden
voor een delict. Doordat onderzoek veelal berust op mediagenieke gevalsstudies, lijken
autisten meer en meer gestereotypeerd te worden als potentieel crimineel.




                                   28
2.5 ● Wijziging BOA- stelsel

          Naast de politie, is er de afgelopen jaren steeds meer ingezet op zogenaamde buitengewoon
          opsporingsambtenaren. Per 1 april 2010 geldt hiervoor nieuwe regelgeving, die zicht biedt op
          dit brede terrein en op de (mogelijke) relatie met de politie en het politieonderwijs.

                   Buitengewoon opsporingsambtenaren (Boa) hebben strafvorderlijke bevoegdheden.
                   Boa’s mogen iemand om het identiteitsbewijs vragen, een proces verbaal opmaken
                   wanneer ze een overtreding waarnemen, boetes uitschrijven en mensen aanhouden
                   als deze verdacht worden van strafbare feiten. Sommige Boa’s mogen ook
                   geweldsmiddelen hanteren (handboeien, wapenstok, pepper spray of een vuurwapen).
                   Een belangrijk nieuw gegeven is de zogenaamde bestuurlijke strafbeschikking (
                   www.bestuurlijkestrafbeschikking.nl). Ook op het terrein van de milieuhandhaving
                   zal de komende jaren veel veranderen. Naast een strakkere aanpak van
                   milieucriminaliteit zal de komst van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
                   (Wabo) belangrijke invloed hebben, als ook de komst van regionale
                   uitvoeringsdiensten ten behoeve van onder andere de VROM-regelgeving.4


                                                                                                          Box 13
                    Milieuboa – bijspijkeropleiding
                    In Nederland zijn ongeveer 2300 milieuboa’s werkzaam, onder andere bij gemeenten,
                    provincies en waterschappen. De Politieacademie verzorgt op verzoek van het Landelijk
                    Overleg Milieuhandhaving (LOM) een bijspijkercursus waarmee milieuboa’s ingewijd worden
                    in recente wet- en regelgeving met betrekking tot milieudelicten. De basis van de cursus
                    bestaat uit de basisopleiding Boa, welke wordt afgesloten met een CITO-examen. De cursus
                    wordt als een maatwerkactiviteit aangeboden.


                   Boa’s werken, uitzonderingen daargelaten, onder de operationele regie van de politie.
                   Per 1 april 2010 is er een gewijzigd Boa-stelsel in werking getreden. Een circulaire van
                   het ministerie van Justitie informeert hierover (kenmerk: 5647961/10). Voortaan is
                   sprake van zes domeinen:
                       domein 1: openbare ruimte:
                       leefbaarheid, aanpak overlast, kleine ergernissen binnen de openbare ruimte (kan
                       eventueel worden ingehuurd door gemeenten);
                       domein 2: milieu en welzijn:
                       opsporing (economische) milieudelicten (natuur en milieu, arbeidsinspectie,
                       voedsel & waren controles, dierenwelzijn, openbare gezondheid, fysieke
                       leefomgeving);
                       domein 3: onderwijs: leerplicht;
                       domein 4: openbaar vervoer:
                       strafrechtelijke handhaving in het OV ( paragraaf 2.2.4)5;
                       domein 5: werk, inkomen en zorg:
                       strafrechtelijke handhaving werk, inkomen, belasting en sociale zaken;
                       domein 6: generieke opsporing,
                       in dienst van een politiekorps, een parket, de KMar, rijksrecherche, het CJIB of
                       een landelijke (inspectie)dienst. Daarbinnen vermeldt de circulaire de politieboa,
                       zijnde een administratief -technisch medewerker van politie belast met
                       operationele politietaken.

                   Boa’s die veel contact hebben met het publiek dragen een insigne, zoals
                   parkeercontroleurs, milieuboa’s, boswachters of jachtopzieners en bepaalde
                   medewerkers van de NS. Boa’s in dienst van de douane, politie en KMar zijn niet


4Zie ook Politie & Co. Bijdrage aan de ontwikkelingsagenda. Politieonderwijsraad, september 2009.
5BZK denkt na over een OV -politie. Daarbij zouden OV- Boa’s breder ingezet moeten kunnen worden dan nu het geval is. Dit
onderwerp wordt van een advies voorzien door de Taskforce Veiliger OV. Zie: brief aan de TK, d.d. 22 maart 2010.



                                                           29
verplicht het insigne te dragen. In totaal zijn er in Nederland maar liefst 1.100
organisaties met Boa’s in dienst.

                           Het Boa-insigne maakt duidelijk dat handhavingfunctionarissen bepaalde
                           bevoegdheden hebben. Het insigne toont een hand, een scepter (= de
                           bevoegdheid om op te treden) en een schild (= bescherming van mensen in
                           de publieke ruimte).




Onder het hoofdstuk ‘bekwaamheid’ vermeldt de circulaire eisen in termen van
basisbekwaamheid. Wie slaagt voor het algemene basisexamen ontvangt voor de duur
van vijf jaar een ‘getuigschrift Boa’. Daarna moet het examen opnieuw worden
afgelegd (hoewel hiervoor een ontheffing mogelijk is). Daarnaast kunnen, afhankelijk
van de taakopdracht, aanvullende bekwaamheidseisen worden gesteld. Deze kunnen
verworven in een duaal opleidingstraject. Boa’s met geweldsbevoegdheden dienen
verder te voldoen aan de eisen die zijn gesteld in de Regeling Toetsing
Geweldsbeheersing Boa en ambtenaren van Bijzondere opsporingsdiensten (RTGB).


                                                             Surveillancevoertuig van
                                                             stadstoezicht Deventer.




                            Sinds februari 2005 is bureau Handhaving van de gemeente Heerlen
                            actief . Vanuit dit bureau werken Buitengewoon
                            Opsporingsambtenaren aan een veilige en schone buurt. Zij zijn
                            duidelijk herkenbaar en een belangrijk aanspreekpunt voor
                            buurtbewoners. Zij zijn, volgens de gemeente, het visitekaartje van de
                            gemeente Heerlen op straat.




                                    30
Inspectie IOOV

Kwaliteit in particuliere veiligheid ?! Politietoezicht op de particuliere
beveiligingsorganisaties en recherchebureaus. Aangeboden aan de Tweede kamer, 16 juni
2009. Ingekomen Politieonderwijsraad, 11 september 2009 (POR/091127)
In verband met misstanden binnen de particuliere recherche en beveiligingsbranche is de IOOV
gevraagd onderzoek te doen naar de wijze waarop de politie invulling geeft aan haar
toezichtstaak op de vergunningsplichtige particuliere beveiligingsorganisaties en particuliere
recherchebureaus op grond van de relevante wet- en regelgeving. Het onderzoek heeft een
aantal aandachtspunten opgeleverd die de politiekorpsen beperken in het uitvoeren van de
taken. De belangrijkste betreffen regelgeving, sturing en informatievoorziening. Zie ook
Tijdschrift voor de politie, 2010-2, 24-28 voor een samenvattend artikel van het onderzoek.

Poldercrash, 25 februari 2009. Aangeboden aan de minister van BZK, 19 juni 2009.
Ingekomen Politieonderwijsraad, 11 september 2009 (POR/091128)
De IOOV heeft in samenwerking met de Inspectie voor de Gezondheidszorg, onderzoek gedaan
naar de hulpverlening rond de crash van een toestel van Turkish Airlines op 25 februari 2009
nabij de luchthaven Schiphol. Dit onderzoek is verricht op verzoek van de veiligheidsregio
Kennemerland en de gemeente Haarlemmermeer.

Rampenbestrijding op Orde. Tussenrapportage januari 2009. Aangeboden aan de Tweede
kamer, 23 februari 2009. Ingekomen Politieonderwijsraad, 19 juni 2009 (POR/091055).
Tussenrapportage 'Rampenbestrijding op Orde' van de Inspectie Openbare Orde en Veiligheid.
De eindrapportage verschijnt begin 2010.

Onderzoek provincies (Afsluitende rapportage). Aangeboden aan de Tweede Kamer, 8 april
2009. Ingekomen Politieonderwijsraad, 19 juni 2009 (POR/091057)
De afsluitende rapportage van het onderzoek ‘de voorbereiding op de rampenbestrijding door
de provincie’, dat de IOOV heeft uitgevoerd en waaruit blijkt dat de provincies in het kader van
in eerder onderzoek geconstateerde verbeterpunten grotendeels hebben uitgevoerd.

Politie en Veilige Publieke Taak. Inspectiebericht, april 2010.
De IOOV gaat in de tweede helft van 2010 aan de slag met een onderzoek naar “Politie en
Veilige publieke taak’, gericht op de uitvoering van het politiewerk bij het voorkomen en
afhandelen van agressie- en geweldsincidenten in de publieke sector. Drie beroepsgroepen
staan daarbij centraal: buschauffeurs, ambulancepersoneel en treinconducteurs. Hierbij zal
gelet worden op de implementatie van de zogenaamde ‘Eenduidige Landelijke Afspraken’
(ELA). In het onderzoek wordt zowel aan de zijde van de politie onderzoek gedaan als bij de
Ambulancezorg en het Openbaar Vervoer.

Civiel-militaire samenwerking (ICMS), Tussenmeting 2009. Aangeboden aan de Tweede
Kamer, 18 mei 2010.
De civiel-militaire samenwerking bestaat uit processen, waar de onderlinge relatie tussen de
ministeries van Defensie, BZK en Justitie duidelijk naar voren komt. De IOOV en de Audit
Dienst Defensie (ADD) hebben gezamenlijk onderzoek verricht naar de civiel-militaire
samenwerking. In 2006 is een rapport uitgebracht met de resultaten van de nulmeting. De
tussenmeting 2009 beoogt nader inzicht te geven in voortgang en ontwikkelingen binnen de
samenwerking.




                                      31
32
3 ● Transformatie van de politieprofessie
    In dit hoofdstuk wordt ten eerste ingegaan op recente ontwikkelingen met betrekking tot het
    politiebestel ( paragraaf 3.1). Een thema dat grote actualiteit heeft in het licht van de
    noodzaak tot bezuinigingen en de Tweede Kamerverkiezingen van juni 2010 ( hoofdstuk 7
    en bijlage 1). Ook vanuit de politieprofessie zelf wordt, in aansluiting op eerdere visienota’s
    zoals Politie in Ontwikkeling, bijgedragen aan de meningsvorming. Daarbij speelt steeds het
    vraagstuk van ‘het gezag’ een rol, wat meer dan ooit omstreden lijkt.

            Verder wordt in dit hoofdstuk ingegaan op het omvattende onderwerp ‘intelligence’,
            de wijze waarop de Nederlandse politie en ‘veiligheidspartners’ (in binnen- en
            buitenland) omgaan met informatie en operationele kennis. Recent is op dit
            onderwerp een nieuw lectoraat bij de Politieacademie formeel van start gegaan
            ( paragraaf 3.2.). Recent heeft de Politieonderwijsraad uitvoerig stilgestaan bij de
            internationalisering van de politiefunctie (‘Zicht op Internationalisering’, januari
            2010). Daarom wordt hier volstaan met slechts enkele aanvullende signaleringen
            ( paragraaf 3.3).




                                               33
3.1 ● Bestel en professie

            De inrichting en het functioneren van het politiebestel is een oud discussiethema, zoals blijkt
            uit het bekende vierdelige werk van Fijnaut, Meershoek, Smeets en Van der Wal over de
            geschiedenis van de Nederlandse politie (2006). Ook in 2009 is er het nodige over gezegd.
            Het kabinetsplan met betrekking tot de wijziging van de politiewet leidde tot veel debat.
            Parallel hieraan, maar er niet los van te zien, waren er de kwesties van het gezag en de
            professionele status van de politie. Hieronder wordt eerst ingegaan op het bestelvraagstuk,
            daarna volgen enkele signaleringen met betrekking tot de discussie over de politieprofessie.

                       3.1.1 ● Bestel
                       In 2009 is veel gesproken over een mogelijke wetswijziging van de Politiewet en
                       daaraan gerelateerd, de Wet op het LSOP en het politieonderwijs. De kabinetsplannen
                       werden eind 2008 ontvouwd en kwamen in het kort neer op een verdergaande
                       concentratie van diensten ten behoeve van de Nederlandse politie, onder de noemer
                       van een Dienst Concernstaf en Bedrijfsvoering. De Politieacademie zou, zo was
                       aanvankelijk de bedoeling, hiervan deel uitmaken. In de voorstellen die voor advies
                       naar de Raad van State werden verzonden, was dit voornemen bijgesteld, zodanig dat
                       de Politieacademie zelfstandig zou blijven, maar onder het bestuurlijk gezag van het
                       Korpsbeheerdersberaad zou worden gebracht.

                       Met de demissionaire status van het kabinet Balkenende IV is dit wetgevingstraject stil
                       komen te liggen. Wel is het thema ‘nationale politie’ prominent aanwezig in de
                       heroverwegingsrapporten die door ambtelijke werkgroepen zijn opgesteld om een
                       antwoord te vinden op de huidige economische crisis. Ook is het punt in de meeste
                       partijprogramma’s vermeld ( hoofdstuk 7.2 en bijlage 1).

                       Tijdens het wetgevingstraject is ook de Politieonderwijsraad geconsulteerd, met name
                       in verband met mogelijke consequenties voor de kwaliteit van het politieonderwijs.
                       Kort samengevat luidde de opvatting van de Raad als volgt6:
                           er is een algemeen maatschappelijk belang verbonden met het politieonderwijs,
                           dat uitstijgt boven het specifieke belang van de politiesector;
                           gewezen is op de komst van het Europees kwalificatiekader, waartoe het
                           politieonderwijs (maar ook andere veiligheidsopleidingen die buiten de regie van
                           OCW vallen) zich zal moeten gaan verhouden;
                           de relatie tussen reguliere onderwijswetgeving en het politieonderwijs kan op
                           diverse punten worden versterkt (leerwegen, kwalificatiebeleid, studie-
                           financiering, rendement, bekwaamheid van onderwijsgevend personeel);
                           er zijn aanzienlijke risico’s qua inhoud en kwaliteit verbonden met het
                           onderbrengen van de Politieacademie en het politieonderwijs binnen een te
                           vormen shared services organisatie van het politieconcern;
                           het ware verstandig een eventuele herbezinning op het wettelijk kader van het
                           politieonderwijs (formeel: de Wet op het LSOP en het politieonderwijs) te doen
                           plaatsvinden op basis van een agenda die gebaseerd is op ervaringen met het
                           politieonderwijs zelf, met aandacht voor elk van de uitvoerende partijen
                           (Politieacademie, korpsen en instellingen voor regulier onderwijs) en met
                           aandacht voor relevante aspecten die voortvloeien uit aanpalende (internationale)
                           onderwijswetgeving;
                           vier specifieke aspecten zijn in het advies uitgelicht: de kennisfunctie van de
                           Politieacademie, de landelijke werving en selectie, de Politieacademie als
                           onderwijsinstelling en de Politieonderwijsraad als advies- en afstemmingsorgaan.




6   ‘Kwaliteit in partnership’. Politieonderwijsraad, september 2009.




                                                                  34
3.1.2 ● Politieprofessie
                    In het Tijdschrift voor de politie buigen korpschef Bernard Welten en Frank
                    Hoogewoning, beiden werkzaam bij het korps Amsterdam Amstelland, zich opnieuw
                    over de strategische positie en koers van de Nederlandse politie. In aansluiting op
                    Politie in ontwikkeling (PiO, 2005), daaraan gelieerde visieproducten en de
                    strategische agenda van de RKC (2007) is een drietal veiligheidsthema’s verder
                    verkend: ongelijkwaardigheid, overlast en ondermijning.7 In een inleidend artikel
                    schetsen de auteurs enkele achtergronden.

                    Het belang van deze strategische exercitie is groot om een scherp focus te bevorderen
                    op het veiligheidsvraagstuk en de rollen en doelen van partijen op het veld van
                    veiligheid te verhelderen. Ook de politie moet leren scherper te zien wat de eigen
                    toegevoegde waarde is en daar ook prioriteiten aan leren te verbinden. Een scherpere
                    positionering ten opzichte van het bestuur, het bevoegd gezag, burgers en netwerken
                    volgt hier uit. De genoemde veiligheidsthema’s zijn nog abstract geformuleerd en
                    moeten met praktijkervaringen worden gevuld. Hiermee wordt de verbinding
                    gemaakt tussen strategie en professie. Dit is in de ogen van de auteurs van belang
                    omdat strategie te veel beperkt blijft tot beheersvraagstukken.

                    De RKC hanteert inmiddels een strategisch ontwikkelingskader, waarin de vijf
                    veiligheidsthema’s gekoppeld zijn met de visie van PiO en nieuwe concepten als
                    programmasturing en policing of communities. Qua positionering worden, eveneens in
                    navolging van PiO, twee richtinggevende principes vermeld: samenwerkings-
                    gerichtheid en ondergeschiktheid met gezag. Aan het ontwikkelingskader is een
                    strategische agenda gekoppeld waarin de onderwerpen die politiek en bevoegd gezag
                    op het bord van de politie leggen, worden geordend. Met andere woorden, een
                    agenda voor de politie, wat niet hetzelfde is als een agenda van de politie. De auteurs
                    stellen dat de onderwerpen op deze agenda nogal willekeurig gekozen lijken en
                    bovendien ongelijksoortig van karakter zijn. Het lijkt erop dat de politiek niet goed
                    voor ogen heeft wat er moet gebeuren en wat de toegevoegde waarde van de politie
                    is. Dit houdt niet alleen een zorg in ten aanzien van ‘de politiek’, maar ook een
                    uitdaging voor de politie zelf.

                    Als de politie vanuit de eigen professionele deskundigheid wil bijdragen aan
                    veiligheid en het veiligheidsdebat in Nederland, dan wel in internationaal verband,
                    welke boodschap wordt er dan gegeven? Dan volstaan abstracte noties niet en moeten
                    thema’s worden ingekleurd en uitgewerkt. Het korps Amsterdam-Amstelland heeft
                    ervoor gekozen hierin het voortouw te nemen en heeft inmiddels drie verkenningen
                    afgerond: naar overlast, ongelijkwaardigheid en ondermijning. In de verkenningen is
                    de verbinding gezocht tussen theoretische kennis en deskundigheid uit de praktijk. In
                    de rapporten wordt algemene, meer theoretische kennis verbonden met
                    regiospecifieke praktijkervaringen. Bij de thema’s ongelijkwaardigheid en
                    ondermijning is samengewerkt met de gemeente Amsterdam en het
                    arrondissementsparket.

                    Niet los te zien van het bovenstaande is een recent opgesteld pamflet over de
                    toekomst van de Nederlandse politie, dat zal verschijnen bij de SMVP, onder de titel
                    ‘De kogel moet door de kerk’. Ook hieraan heeft Frank Hoogewoning meegewerkt, en
                    daarnaast bekende debaters als Auke van Dijk, Bob Hoogenboom, Maurice Punch en
                    Kees van der Vijver. De schrijvers betogen dat er onvoldoende strategische discussie
                    gevoerd wordt binnen de politie in landen als Nederland, België en het Verenigd
                    Koninkrijk, terwijl daar toch alle aanleiding toe bestaat. Teveel stralen politieleiders

7 Tijdschrift voor de politie, nr. 2, 2010. Naast de drie genoemde thema’s volgen in een later stadium nog twee andere thema’s,

te weten: Veelvoorkomende criminaliteit en Criminaliteit met een grote impact. Tezamen vormen deze vijf thema’s de invulling
van het begrip veiligheid, in de ogen van de RKC. Zie ook Signaleringsrapportage, november 2008.




                                                              35
een houding uit ‘dat het wel zal overwaaien’. Deze houding past echter niet in de
huidige tijd, waarin de politie slechts één van de organisaties is die zich bezighoudt
met processen als controle, toezicht, handhaving en opsporing. De publieke politie
fungeert naast bestuurlijke interventieteams, stadstoezicht, bijzondere opsporings-
ambtenaren en –diensten, inspecties en particuliere veiligheid. Bovendien vormt de
politie een belangrijk onderwerp van politiek debat. Wie weet hoe de politie er over 10
tot 15 jaar uitziet? En, zou de politie daar niet veel meer een eigen, goed onderbouwde
visie op moeten tonen? En wordt het niet eens tijd om ‘loodzware bureaucratische
overleg- en sturingsstructuren’ tegen het licht te houden?

Om de noodzakelijke discussie te voeren, hebben de pamflettisten drie essays
opgesteld die uitdrukking geven aan de gevoelde urgentie:
   Policing in perilous times: a moment of choice gaat over universele thema’s en de
   veranderende context van de politiezorg;
   Politiehervormingen blijven te lang uit problematiseert het huidige
   ‘gefragmenteerde’ politiebestel en het ontbreken van een gemeenschappelijke
   visie en stem van de politie, waarbij wordt gepleit voor een grotere nadruk op de
   kwaliteit en professionaliteit van ordehandhaving en opsporing;
   Politieleiderschap in scenario’s toont een uitwerking van politieke en operationele
   handelingsrichtingen voor de toekomst van de politie.

De auteurs hopen hiermee bij te dragen aan ‘het tot stand komen van een heldere en
gemeenschappelijke visie – en bijbehorende besluitvorming - op de toekomst van de
politiezorg’.


                                                                                        Box 14
 Vakmanschap
 Soms lijkt het er op, volgens Ybo Buruma, dat het gevoel van vakmanschap bij de politie aan
 het verslappen is. Politiemensen zeggen dat zij teveel naar de regeltjes en de protocollen
 moeten handelen, dat ze zich robots voelen, en dat prestaties centraal staan in het denken.
 Daar komt bij dat er van de politie verwacht wordt, dat ze luisteren naar ‘de samenleving’.
 Maar wie is daarvan de woordvoerder? Politici, landelijk of lokaal, ambtenaren, het bevoegd
 gezag? En dat terwijl de politiemensen eigenlijk de oren en ogen vormen van de
 samenleving. Steeds meer wordt van politiemensen verwacht dat ze zich verantwoorden. Op
 zich is dat goed, maar het lijkt nu door te slaan. Verantwoording afleggen is goed, maar dat
 moet niet koste van verantwoordelijkheid nemen. Buruma meent dat de politiecultuur teveel
 in het teken is komen te staan van overleg, samenwerking en coaching, in plaats van: ik val
 aan, volg mij. Lees verder in het Tijdschrift voor de politie, 2010 nr. 2: 12-15.




                                     36
3.2 ● Intelligence8

          Om tot zinvol beleid en gerichte uitvoeringsactiviteiten te komen, is er een grote uitdaging om
          uit de enorme hoeveelheid beschikbare informatie die zaken te filteren die van belang zijn. Op
          16 maart 2010 hield de nieuw benoemde lector Intelligence, Mariëlle den Hengst, hierover een
          zogenaamde lectorale rede onder de titel “Informatierijk en toch kennisarm?”. Hieronder volgt
          een beknopte samenvatting.

                    Hoewel de politie over heel veel informatie beschikt, wordt er niet optimaal gebruik
                    van gemaakt. Daardoor komt een proactieve en preventieve aanpak niet goed uit de
                    verf. Het nieuwe lectoraat intelligence beoogt bij te dragen aan een beter gebruik van
                    beschikbare informatie en kennis. Het politieonderwijs vormt daartoe een belangrijke
                    hefboom.

                    Voor het Engelse woord intelligence bestaat geen goede Nederlandse vertaling.
                    Meestal wordt het vertaald in ‘inlichtingen’ of ‘informatie’, maar dat is te beperkt.
                    Waar het om gaat, is dat beschikbare kennis en informatie gebruikt wordt bij
                    besluitvorming. Zo wordt in bedrijven gesproken van business intelligence en in het
                    Nationaal Intelligence Model (NIM) van de politie over: “geanalyseerde informatie en
                    kennis op grond waarvan beslissingen over de uitvoering van de politietaak worden genomen”.

                    Dit wordt verhelderd in het volgende schema9:




                    De verbindignen in het model wijzen twee kanten op, stelt Den Hengst: zonder actie
                    weet je niet wat je kennisbehoefte is, zonder kennis kun je niet je informatiebehoefte
                    vaststellen en zonder informatiebehoefte weet je niet wat je moet vastleggen aan
                    gegevens. Data, informatie en kennis kunnen, mits toegepast in een specifieke context,
                    leiden tot intelligence. Steeds is er de directe relatie met (het voornemen tot) actie, dan
                    wel het doelbewust afzien daarvan.

                    Den Hengst noemt drie ontwikkelingen die het belang van intelligence onderstrepen:
                    (1) digitalisering, (2) terroristische aanslagen en ander georganiseerd geweld en (3) de
                    verbreding van informatiegestuurde politie naar de gehele politietaak. Wat betreft het
                    laatste gaat het niet alleen meer om opsporen, maar ook om het tijdig onderkennen

8 De projectgroep Herijking beroepsprofielen heeft in september 2009 een rapport opgesteld van de eerste fase van het project.

Hierin is de opbrengst genoteerd van een uitvoerige literatuurstudie, een reeks van interviews en een survey-onderzoek.
Centraal in de verslaglegging staat het begrip ‘Intelligence’. Zie ook hoofdstuk 9.
9   Box 9.



                                                              37
Politieonderwijsraad
Politieonderwijsraad
Politieonderwijsraad
Politieonderwijsraad
Politieonderwijsraad
Politieonderwijsraad
Politieonderwijsraad
Politieonderwijsraad
Politieonderwijsraad
Politieonderwijsraad
Politieonderwijsraad
Politieonderwijsraad
Politieonderwijsraad
Politieonderwijsraad
Politieonderwijsraad
Politieonderwijsraad
Politieonderwijsraad
Politieonderwijsraad
Politieonderwijsraad
Politieonderwijsraad
Politieonderwijsraad
Politieonderwijsraad
Politieonderwijsraad
Politieonderwijsraad
Politieonderwijsraad
Politieonderwijsraad
Politieonderwijsraad
Politieonderwijsraad
Politieonderwijsraad
Politieonderwijsraad
Politieonderwijsraad
Politieonderwijsraad
Politieonderwijsraad
Politieonderwijsraad
Politieonderwijsraad
Politieonderwijsraad
Politieonderwijsraad
Politieonderwijsraad
Politieonderwijsraad
Politieonderwijsraad
Politieonderwijsraad
Politieonderwijsraad
Politieonderwijsraad
Politieonderwijsraad
Politieonderwijsraad
Politieonderwijsraad
Politieonderwijsraad
Politieonderwijsraad
Politieonderwijsraad
Politieonderwijsraad
Politieonderwijsraad
Politieonderwijsraad
Politieonderwijsraad
Politieonderwijsraad
Politieonderwijsraad
Politieonderwijsraad
Politieonderwijsraad
Politieonderwijsraad

Weitere ähnliche Inhalte

Ähnlich wie Politieonderwijsraad

Onderzoek overheidstransparantie in internationaal perspectief BZK
Onderzoek overheidstransparantie in internationaal perspectief BZKOnderzoek overheidstransparantie in internationaal perspectief BZK
Onderzoek overheidstransparantie in internationaal perspectief BZKPepijn Aarnink
 
De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024
De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024
De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024Twittercrisis
 
Predictive Policing Rienks
Predictive Policing RienksPredictive Policing Rienks
Predictive Policing RienksRutger Rienks
 
Commissariaat van de toekomst (12) 2013 12-11
Commissariaat van de toekomst (12) 2013 12-11Commissariaat van de toekomst (12) 2013 12-11
Commissariaat van de toekomst (12) 2013 12-11Kim Covent
 
VSNU gedragscode voor gebruik van persoonsgegevens in wetenschappelijk onderzoek
VSNU gedragscode voor gebruik van persoonsgegevens in wetenschappelijk onderzoekVSNU gedragscode voor gebruik van persoonsgegevens in wetenschappelijk onderzoek
VSNU gedragscode voor gebruik van persoonsgegevens in wetenschappelijk onderzoekMarlon Domingus
 
Inspectieonderzoek
InspectieonderzoekInspectieonderzoek
InspectieonderzoekFrank Smilda
 
Artikelintelligence
ArtikelintelligenceArtikelintelligence
ArtikelintelligenceFrank Smilda
 
Community of intelligence
Community of intelligenceCommunity of intelligence
Community of intelligenceFrank Smilda
 
Community of intelligence
Community of intelligenceCommunity of intelligence
Community of intelligenceFrank Smilda
 
Lifetec Eindhoven8april2008[1]
Lifetec Eindhoven8april2008[1]Lifetec Eindhoven8april2008[1]
Lifetec Eindhoven8april2008[1]marusjkalestrade
 
A swelling culture of control
A swelling culture of controlA swelling culture of control
A swelling culture of controlElke Devroe
 

Ähnlich wie Politieonderwijsraad (20)

VNG rapport sleuren of sturen
VNG rapport sleuren of sturenVNG rapport sleuren of sturen
VNG rapport sleuren of sturen
 
Afstudeerverslag Meten iBewustzijn
Afstudeerverslag Meten iBewustzijnAfstudeerverslag Meten iBewustzijn
Afstudeerverslag Meten iBewustzijn
 
Onderzoek overheidstransparantie in internationaal perspectief BZK
Onderzoek overheidstransparantie in internationaal perspectief BZKOnderzoek overheidstransparantie in internationaal perspectief BZK
Onderzoek overheidstransparantie in internationaal perspectief BZK
 
Nim model
Nim modelNim model
Nim model
 
De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024
De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024
De toekomst begint vandaag! Negen wetenschappers over het Politievak 2020 – 2024
 
Predictive Policing Rienks
Predictive Policing RienksPredictive Policing Rienks
Predictive Policing Rienks
 
Commissariaat van de toekomst (12) 2013 12-11
Commissariaat van de toekomst (12) 2013 12-11Commissariaat van de toekomst (12) 2013 12-11
Commissariaat van de toekomst (12) 2013 12-11
 
Onderzoek Bestuurlijke Informatievoorziening incident 9-11-15
Onderzoek Bestuurlijke Informatievoorziening incident 9-11-15Onderzoek Bestuurlijke Informatievoorziening incident 9-11-15
Onderzoek Bestuurlijke Informatievoorziening incident 9-11-15
 
VSNU gedragscode voor gebruik van persoonsgegevens in wetenschappelijk onderzoek
VSNU gedragscode voor gebruik van persoonsgegevens in wetenschappelijk onderzoekVSNU gedragscode voor gebruik van persoonsgegevens in wetenschappelijk onderzoek
VSNU gedragscode voor gebruik van persoonsgegevens in wetenschappelijk onderzoek
 
Inspectieonderzoek
InspectieonderzoekInspectieonderzoek
Inspectieonderzoek
 
Artikelintelligence
ArtikelintelligenceArtikelintelligence
Artikelintelligence
 
Samenvatting vpt in integrale veiligheid
Samenvatting vpt in integrale veiligheidSamenvatting vpt in integrale veiligheid
Samenvatting vpt in integrale veiligheid
 
Vuurwapensweg
VuurwapenswegVuurwapensweg
Vuurwapensweg
 
Community of intelligence
Community of intelligenceCommunity of intelligence
Community of intelligence
 
Community of intelligence
Community of intelligenceCommunity of intelligence
Community of intelligence
 
Lifetec Eindhoven8april2008[1]
Lifetec Eindhoven8april2008[1]Lifetec Eindhoven8april2008[1]
Lifetec Eindhoven8april2008[1]
 
A swelling culture of control
A swelling culture of controlA swelling culture of control
A swelling culture of control
 
Politie 2.0
Politie 2.0Politie 2.0
Politie 2.0
 
Sturenopverbinden
SturenopverbindenSturenopverbinden
Sturenopverbinden
 
Sturenopverbinden
SturenopverbindenSturenopverbinden
Sturenopverbinden
 

Mehr von Frank Smilda

Wat te doen als iemand vermist wordt
Wat te doen als iemand vermist wordtWat te doen als iemand vermist wordt
Wat te doen als iemand vermist wordtFrank Smilda
 
Informatieblad-wat-te-doen-als-iemand-vermist-wordt
Informatieblad-wat-te-doen-als-iemand-vermist-wordtInformatieblad-wat-te-doen-als-iemand-vermist-wordt
Informatieblad-wat-te-doen-als-iemand-vermist-wordtFrank Smilda
 
2014criminaliteitrechtshandhaving2013
2014criminaliteitrechtshandhaving20132014criminaliteitrechtshandhaving2013
2014criminaliteitrechtshandhaving2013Frank Smilda
 
Deloittegeospatial
DeloittegeospatialDeloittegeospatial
DeloittegeospatialFrank Smilda
 
Social media intelligence
Social media intelligenceSocial media intelligence
Social media intelligenceFrank Smilda
 
Socialmediapublicsavety
SocialmediapublicsavetySocialmediapublicsavety
SocialmediapublicsavetyFrank Smilda
 
Collective intelligence
Collective intelligenceCollective intelligence
Collective intelligenceFrank Smilda
 
Social media paper
Social media paperSocial media paper
Social media paperFrank Smilda
 
Listening fact sheet
Listening fact sheetListening fact sheet
Listening fact sheetFrank Smilda
 
Increasing your presence fact sheet
Increasing your presence fact sheetIncreasing your presence fact sheet
Increasing your presence fact sheetFrank Smilda
 
Socialmedia2011 surveyresults
Socialmedia2011 surveyresultsSocialmedia2011 surveyresults
Socialmedia2011 surveyresultsFrank Smilda
 
Policeandmodernmedia
PoliceandmodernmediaPoliceandmodernmedia
PoliceandmodernmediaFrank Smilda
 
De professionele-professional---arre-zuurmond-definitief
De professionele-professional---arre-zuurmond-definitiefDe professionele-professional---arre-zuurmond-definitief
De professionele-professional---arre-zuurmond-definitiefFrank Smilda
 

Mehr von Frank Smilda (20)

Zero tolerance
Zero toleranceZero tolerance
Zero tolerance
 
Wat te doen als iemand vermist wordt
Wat te doen als iemand vermist wordtWat te doen als iemand vermist wordt
Wat te doen als iemand vermist wordt
 
Informatieblad-wat-te-doen-als-iemand-vermist-wordt
Informatieblad-wat-te-doen-als-iemand-vermist-wordtInformatieblad-wat-te-doen-als-iemand-vermist-wordt
Informatieblad-wat-te-doen-als-iemand-vermist-wordt
 
2014criminaliteitrechtshandhaving2013
2014criminaliteitrechtshandhaving20132014criminaliteitrechtshandhaving2013
2014criminaliteitrechtshandhaving2013
 
Crime analysis
Crime analysisCrime analysis
Crime analysis
 
Deloittegeospatial
DeloittegeospatialDeloittegeospatial
Deloittegeospatial
 
Spotlight
SpotlightSpotlight
Spotlight
 
60steps dutch
60steps dutch60steps dutch
60steps dutch
 
Social media intelligence
Social media intelligenceSocial media intelligence
Social media intelligence
 
Social media
Social mediaSocial media
Social media
 
Virality
ViralityVirality
Virality
 
Socialmediapublicsavety
SocialmediapublicsavetySocialmediapublicsavety
Socialmediapublicsavety
 
Collective intelligence
Collective intelligenceCollective intelligence
Collective intelligence
 
Social media paper
Social media paperSocial media paper
Social media paper
 
Listening fact sheet
Listening fact sheetListening fact sheet
Listening fact sheet
 
Increasing your presence fact sheet
Increasing your presence fact sheetIncreasing your presence fact sheet
Increasing your presence fact sheet
 
Socialmedia2011 surveyresults
Socialmedia2011 surveyresultsSocialmedia2011 surveyresults
Socialmedia2011 surveyresults
 
Policeandmodernmedia
PoliceandmodernmediaPoliceandmodernmedia
Policeandmodernmedia
 
De professionele-professional---arre-zuurmond-definitief
De professionele-professional---arre-zuurmond-definitiefDe professionele-professional---arre-zuurmond-definitief
De professionele-professional---arre-zuurmond-definitief
 
Kp grip 2011
Kp grip 2011Kp grip 2011
Kp grip 2011
 

Politieonderwijsraad

  • 1. Kiezen én Delen Signaleringsrapportage
  • 2. Colofon De Politieonderwijsraad is een adviesorgaan waarvan de positie en taken zijn geregeld in de Wet op het LSOP en het politieonderwijs, welke in werking is getreden op 1 april 2003. De Raad adviseert de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) en de minister van Justitie (gevraagd en ongevraagd) over het regeringsbeleid met betrekking tot het Nederlandse politieonderwijs. Tevens fungeert de Politieonderwijsraad als een afstemmingsorgaan tussen direct en indirect betrokkenen en bij het Nederlandse politieonderwijs. De aandacht in de Politieonderwijsraad gaat in het bijzonder uit naar de relatie tussen de kenmerken en ontwikkelingen van de politiepraktijk, de (politie) arbeidsmarkt en het politieonderwijs. Daarbij heeft de relatie met het reguliere beroepsonderwijs en het hoger onderwijs steeds de aandacht, evenals de internationale dimensie. Een belangrijke taak van de Raad heeft betrekking op het up to date houden van de kwalificatiestructuur van het politieonderwijs. De Raad adviseert hierover jaarlijks. Adres: Politieonderwijsraad Nassauplein 33 2585 ED Den Haag Postbus 84300 2508 AH Den Haag (070) 3118667 www.politieonderwijsraad.nl Henk Huisjes. Kiezen én delen. Signaleringsrapportage november 2008- mei 2010. 18 juni 2010. De afbeelding op het voorblad is geleend van www.spits.nl. De afbeelding pg. 3 is afkomstig van de website van de gemeente Wervershoof, West-Friesland: www.wervershoof.nl/download/28600/cd/politie.jpg. 2
  • 3. Kiezen én delen Signaleringsrapportage “In the twentieth century cultural experience was mainly associated with watching, listening and reading. The dominant mass culture – television – is engaging without being too demanding. It offers stimulation while people are at rest. As a result it is often wonderful but oddly hollow. The traditional alternative to this mass culture and enjoyable watching was the more demanding and educative high culture of intellectual inspiration and challenge. But now another alternative is emerging, a mass culture which is more participative and collaborative, which is about searching, doing, sharing, making, modifying. It is stimulating because people become participants, makers of culture not simply receivers.” Charles Leadbeater is his Cloud culture. The future of global cultural relations. Counterpoint, 2010, pg. 77. 3
  • 4. 4
  • 5. Inhoud 1 ● Inleiding 7 2 ● Veiligheid 9 2.1 ● Veiligheidsbeleid 2.2 ● Veranderende veiligheidskaart: wie doet wat? 2.3 ● Technologie 2.4 ● Rechterlijke macht 2.5 ● Wijziging BOA-stelsel 3 ● Transformatie van de politieprofessie 33 3.1 ● Bestel en professie 3.2 ● Intelligence 3.3 ● Internationalisering 4 ● Hoofdprocessen 43 4.1 ● Intake, Noodhulp en Meldkamer 4.2 ● Handhaving 4.3 ● Opsporing 5 ● Personeelsvraag en de vraag naar onderwijs en kennis 51 5.1 ● Personeelsvraag 5.2 ● Onderwijs en kennis 6 ● Ontwikkelingen in en in samenwerking met het regulier onderwijs 59 6.1 ● Veiligheid en regulier onderwijs 6.2 ● Onderwijskundige thema’s 7 ● Ingrediënten veranderagenda’s politieonderwijs en regulier onderwijs 65 7.1 ● Agenda in ontwikkeling 7.2 ● Opties om te bezuinigen Bijlagen 1 ● Heroverwegingsrapporten, partijprogramma’s 73 2 ● Recente publicaties Politie & Wetenschap en de Stichting Maatschappij, Veiligheid en Politie. November 2008 tot en met mei 2010. 3 ● Recente publicaties adviesraden en onderzoeksinstellingen 4 ● Schema Veiligheidsonderwijs in Nederland 5
  • 6. 6
  • 7. 1 ● Inleiding Vanaf 2005 spreekt de Politieonderwijsraad periodiek over signaleringsrapportages die worden opgesteld door het bureau van de Raad. Hiermee krijgen de leden van de Raad de beschikking over een compact overzicht van ontwikkelingen in de politieprofessie. De relaties met andere spelers op het veld van veiligheid en de internationale context krijgen daarbij steeds de aandacht.1 In signaleringsrapportages vindt de Raad een aangrijpingspunt om proactief mee te denken over het politieonderwijs. Verdieping op specifieke thema’s vindt plaats via projecten (zoals in de lopende projecten Herijking beroepsprofielen en Juridische vaardigheden) of via thematische besprekingen die resulteren in ‘Bijdragen aan de ontwikkelingsagenda van het politieonderwijs’ (september 2007; september 2009; januari 2010). Daarnaast worden inhoudelijke signaleringen verwerkt in adviezen met betrekking tot de kwalificatiestructuur (in: ‘De Vooruitblik’). De indeling van deze rapportage is als volgt. Hoofdstuk 2 biedt actuele informatie over het veld van veiligheid in algemene zin. Hoewel het landelijk niveau centraal staat, is dit niet los te zien van de internationale context. Hierna volgen in hoofdstuk 3 signaleringen met betrekking tot de politieprofessie met aandacht voor het bestel, intelligence en internationalisering. In hoofdstuk 4 is het onderscheid in hoofdprocessen aan de orde: intake en noodhulp, handhaving en opsporing. Gegeven het project Herijking beroepsprofielen, waarin deze processen meer diepgaand bezien worden, beperkt dit hoofdstuk zich tot slechts enkele signaleringen. In hoofdstuk 5 komen de onderwerpen personeelsvraag, onderwijs en kennis aan de orde. In hoofdstuk 6 gaat het over ontwikkelingen in het verband van het reguliere onderwijs. Hoofdstuk 7 toont de voornaamste ingrediënten van de veranderagenda’s ten aanzien van het politieonderwijs en regulier onderwijs. Voor zover deze ingrediënten voortkomen uit de opties en intenties in heroverwegingsrapporten en partijprogramma’s, is een direct verband aan de orde met bijlage 1 van dit rapport. In bijlage 2 is een overzicht opgenomen van publicaties in het kader van Politie & Wetenschap en Stichting Maatschappij Veiligheid en Politie en in bijlage 3 een overzicht van adviezen en rapporten van adviesraden en onderzoeksinstellingen van de regering. Bijlage 4 betreft een schema van de veiligheidsopleidingen in Nederland, tegen de achtergrond van het Europees kwalificatiekader. Deze rapportage is primair bedoeld voor de leden van de Politieonderwijsraad zelf. Hierbij moet opgemerkt worden dat de Raad slechts ten dele uit ‘ingewijden in de politiepraktijk’ bestaat. De rapportage dient een signalerend en attenderend doel. Voorts biedt de rapportage een achtergrond voor leden van commissies en projectgroepen van de Raad, dan wel bij intern overleg van medewerkers van de Politieacademie. 1 In januari 2010 stelde de Politieonderwijsraad het rapport ‘Zicht op Internationalisering’ vast. 7
  • 8. 8
  • 9. 2 ● Veiligheid Veiligheid geldt als een kerntaak van het openbaar bestuur. Of het nu gaat om het landelijk beleid, het lokale beleid of het internationale beleid. Veiligheid vertegenwoordigt een groot maatschappelijke belang. Binnen de sector veiligheid neemt de politie een belangrijke en herkenbare plaats in. De politie staat echter niet op zichzelf en niet alleen. Om de eigen taak en positie helder te markeren is het van belang dat ook andere organen worden gekend; te verdelen in beleidsbepalende actoren, andere uitvoeringsorganisaties en organen met een toezichthoudend of adviserend karakter. Ook is het zaak zicht te ontwikkelen op internationale aspecten van het werk in de veiligheidssector. Als het gaat over de dienstverlening op het terrein van veiligheid wordt overzicht en inzicht van de politie verwacht, en regie waar dat nodig is. Dit vergt niet alleen overzicht en inzicht in wie wat doet, maar veronderstelt ook een (zeer) goede informatiepositie ( hoofdstuk 3). Tevens houdt dit in dat de politie in staat is voortdurend te schakelen waar het gaat om de schaal van het eigen handelen: ruimtelijk (lokaal, regionaal, nationaal, internationaal) en organisatorisch (aard en omvang van de inzet, en de coördinatie daarvan). In dit hoofdstuk wordt ingegaan op: het veiligheidsbeleid, de veiligheidskaart (wie doet wat?), technologie, de (ruimtelijke) organisatie van de rechterlijke macht en het gewijzigde stelsel van buitengewoon opsporingsambtenaren. Dit ministerie coördineert het interne veiligheidsbeleid in Nederland. 9
  • 10. 2.1 ● Veiligheidsbeleid Het beleidsthema Veiligheid, stabiliteit en respect vormde één van de zes pijlers in het regeerakkoord van het vierde kabinet Balkenende. Dit thema is verbijzonderd in 15 min of meer operationele doelstellingen. Jaarlijks is verslag gedaan aan de Twee Kamer van de realisatie van deze doelen, het meest recent in mei 2010. In deze paragraaf wordt kort gereflecteerd op deze terugkoppeling naar het parlement; daarna volgen een samenvatting van een recent themanummer van het tijdschrift voor Veiligheid over de effecten van sociaal en fysiek veiligheidsbeleid (januari 2010) en enkele aspecten uit de Integrale Veiligheidsmonitor 2009 van het Centraal Bureau voor de Statistiek. 2.1.1 ● Terugkoppeling Tweede Kamer Het 4e kabinet Balkenende stelde zich bij aanvang 74 beleidsdoelen, waarvan 15 onder de noemer Veiligheid, stabiliteit en respect. Binnen deze pijler van beleid is gestreefd naar een samenleving waarin mensen zich veilig, vertrouwd en met elkaar verbonden voelen. Een streven dat alleen kan worden gerealiseerd als de overheid er ook in slaagt burgers, bedrijven en instellingen te motiveren hieraan mee te werken. Voor het maatschappelijk middenveld houdt dit een actieve rol in, waarbij preventie voorop staat. Voor de rijksoverheid gaat het vooral om een verbeterde samenwerking tussen de verschillende overheidsdiensten op het veld van veiligheid. In box 1 is een beknopte samenvatting te lezen van doelen en resultaten. Waar relevant wordt verwezen naar andere paragrafen of boxen in deze signaleringsrapportage. Zo wordt zichtbaar waar de prioriteiten lagen in de afgelopen periode. Voor een meer gedetailleerde rapportage zie: www.verantwoordingsdag.nl/Resultaat_voor_u/Iedereen_in_Nederland/Veiligheid. 10
  • 11. Box 1 Veiligheid, Stabiliteit en Respect. Pijler V. Doelen Balkenende IV Resultaten Thema: Respect - bevorderen respectvolle omgang van - aanpak agressie tegen medewerkers mensen met elkaar en van fatsoen in het met publieke taak werkt; verzekeraars maatschappelijk verkeer verhalen schade bij daders; paragraaf 2.1.3 en box 5 Thema: Aanpak van agressie, geweld, diefstal en criminaliteit tegen ondernemingen - reductie criminaliteit paragraaf 2.1.3 - verbetering ophelderingspercentage paragraaf 2.1.3 - daling criminaliteit en recidive box 9 - vermindering fietsendieftal - meer dan gelukt, in 2009 220.000 fietsendiefstallen minder dan in 2006 Thema: Aanpak overlast en verloedering - minder fysieke verloedering en ernstige - onvoldoende gelukt; nieuw manifest sociale overlast ‘bestrijding overlast en verloedering’ getekend door 40 gemeenten - 500 extra wijkagenten - loopt op schema, tot eind 2009 319 erbij - geen coffeeshops nabij scholen - aanppak overmatig alcoholgebruik door - wetsvoorstel invoering alcoholslot, toe te jongeren passen bij bestuurders die herhaaldelijk of ernstig in de fout gaan Thema: Identiteit, technologie - nieuw identificatiesysteem Thema: Bestrijding ernstige criminaliteit - aanpak georganiseerde misdaad, fraude - er lopen 16 proefprojecten; bestrijding en cybercrime knelpunten, bijv. kinderporno (vanaf 2009); opleiden cybercrime politiespecialisten; het afnemen van crimineel vermogen lukt meer en meer - vergunningenbeleid prostitutie - strengere straffen mensenhandel Thema: Tegengaan radicalisering en terrorisme - tegengaan radicalisering - voedingsbodem voor radicalisering - versterking verdediging tegen neemt af catastrofaal terrorisme Thema: Effectievere veiligheidsketen - samenwerking in de keten versterken paragraaf 2.2.6. Burgernet wordt door betrokkenheid burger komende twee jaar landelijk uitgerold - veiligheidshuizen in grote steden box 9 Thema: Crisisbeheersing, rampenbestrijding - organisatie veiligheidsregio’s en paragraaf 2.2.1 en 2.2.2. rampenbestrijding 11
  • 12. 2.1.2 ● Effecten van sociaal en fysiek veiligheidsbeleid Het Tijdschrift voor Veiligheid heeft in januari 2010 een themanummer uitgebracht over ‘Effecten van sociaal en fysiek veiligheidsbeleid’ (red. J. Post & K. Wittebrood). Eén van de artikelen betreft de onderbouwing en effectiviteit van veiligheidsbeleid en de meerwaarde van beleidstheorieën (P. van der Knaap). In dit artikel wordt ingegaan op het veiligheidsbeleid van de rijksoverheid, in het bijzonder het derde en vierde kabinet Balkenende en een recent onderzoek van de Algemene Rekenkamer. Veel beleid berust op aannames in termen van ‘als, dan’ redeneringen die, meer of minder uitgewerkt en onderbouwd, beschouwd kunnen worden als ‘beleidstheorie’. Idealiter kan vastgesteld worden dat een dergelijke theorie evidence based is, dat wil zeggen dat het bewijs reeds (meer of minder) geleverd is, dat een bepaalde maatregel kan werken. Mits er sprake zou zijn van goed beschreven beleidscycli zou een overheid daarmee kunnen leren van (eerdere) ervaringen en begrepen kunnen worden waarom beleid wel of niet werkt. Daarbij gaat het o.a. om de doelen (als oplossing voor een probleem), de instrumenten, de uitvoering en de effecten. Een beleidstheoretische invalshoek kan risico’s inhouden, omdat er een mogelijk te dwingend en versimpeld model en bijbehorende indicatoren worden gehanteerd. Dit kan leiden tot tunnelvisie, rigiditeit en angst voor vernieuwing in het geval men volledig op zeker wil spelen. Sedert 2006 zijn door het ministerie van Financiën beleidsdoorlichtingen ingevoerd. Inmiddels zijn er tientallen uitgevoerd, onder de regie van dit ministerie. Ook onderdelen van het veiligheidsbeleid zijn onder de loep genomen. Al in 2006 constateerde de Algemene Rekenkamer dat de ministers van BZK en Justitie geen goede onderbouwing hadden van de veronderstelde werkzaamheid van de 150 maatregelen uit het toenmalige Veiligheidsprogramma. In reactie hierop heeft het kabinet gevraagd aan het SCP om een (re)constructie te maken van de beleidstheorie van het beleid van de vorige kabinetten. Het SCP heeft hierover gerapporteerd in zijn rapport Sociale veiligheid ontsleuteld (Van Noije & Wittebrood, 2008) en een jaar later in zijn rapport Overlast en verloedering ontsleuteld (Van Noije & Wittebrood, 2009; bijlage 3 van deze signaleringsrapportage). Van der Knaap stelt, afgezien van criteria op het vlak van validiteit en betrouwbaarheid, drie belangrijke eisen aan beleid: concreetheid, relevantie en consistentie. Ondanks de nodige inspanningen in afgelopen jaren, blijkt het niet eenvoudig om gehanteerde beleidstheorieën scherp te formuleren. Ongeveer tweederde van de maatregelen, zo blijkt uit de rapportage van het SCP, kan als ‘effectief’ of ‘veelbelovend’ worden aangemerkt; daartegenover staat dat een derde deel van de maatregelen niet effectief of zelfs contraproductief is, volgens de SCP- onderzoeker. Daarbij tekent Van der Knaap aan, dat ook erkend moet worden dat er een mogelijke valkuil van perfectionisme bestaat: de neiging om te veel te willen meten. Goede beleidsevaluaties moeten volgens hem niet alleen gaan over gerealiseerde prestaties of bereikte effecten, en ook niet alleen over de waardering van beleid door belanghebbenden. Een goede beleidsevaluatie doet beide, en zoekt daarbij tevens naar verklaringen voor (gebrek aan) effectiviteit en waardering en daarmee naar de gehanteerde beleidstheorieën. 12
  • 13. 2.1.3 ● Integrale Veiligheidsmonitor 2009 Jaarlijks publiceert het Centraal Bureau voor de Statistiek de Integrale Veiligheidsmonitor. In deze rapportage worden de ervaringen van de inwoners van Nederland beschreven rond de leefbaarheid van de woonbuurt, de beleving van buurtproblemen, onveiligheidsgevoelens, aangiftegedrag, ervaringen met veel voorkomende criminaliteit en het oordeel van de bevolking over het optreden van de politie en preventiegedrag. Enkele gegevens uit de rapportage zijn: - Het totaal aantal slachtoffers is nauwelijks gewijzigd en het gevoel van onveiligheid is landelijk gelijk gebleven. Het algemene gevoel van onveiligheid in Nederland is niet veranderd. Ruim één op de vier respondenten (26 procent) gaf eind 2009 aan zich wel eens onveilig te voelen. Dit is vrijwel evenveel als eind 2008. In politieregio’s met een overwegend sterk stedelijk karakter voelen naar verhouding meer mensen zich onveilig dan de bevolking van Nederland als geheel. - Er zijn in 2009 minder gewelds- en vermogensdelicten gepleegd, maar vandalisme neemt toe (in 2009 ruim 2.8 miljoen). Burgers geven aan meer last te hebben van verloedering en vervelend gedrag, zoals krassen op de auto, ruiten ingooien, etc. - Het aantal gewelds- en vermogensdelicten is vrijwel gelijk gebleven (en sedert 2002 met een kwart gedaald). Bij woninginbraken en overvallen is echter een stijgende lijn te zien. Regionale verschillen tonen zich in de onderstaande kaartjes uit het rapport. 13
  • 14. Kaart 1. Slachtofferschap naar politieregio’s van (a) veelvoorkomende criminaliteit, (b) geweldsdelicten (c) vermogensdelicten (d) vandalisme. a b c d 14
  • 15. 2.2 ● Veranderende veiligheidskaart: wie doet wat? De ‘veiligheidskaart’ van voorzieningen, verbindingen en onderlinge relaties is sterk aan verandering onderhevig. Waar in het verleden de politie de voornaamste voorziening vormde, verdeeld in een gemeentepolitie en een rijkspolitie, is de kaart momenteel een stuk complexer. Naast de regionale politiekorpsen en het korps landelijke politiediensten zijn er tal van andere spelers op het veld van veiligheid gekomen, zoals de bijzondere opsporingsdiensten en de toezichthoudende organisaties van de lokale overheid. Ook in het verkiezingsjaar 2010 worden van verschillende kanten opties en intenties verwoord met betrekking tot veiligheidsvoorzieningen van ons land.2 In deze paragraaf worden enkele recente ontwikkelingen vermeld, zoals de afronding van het wetgevingstraject veiligheidsregio’s, de intensivering van de civiel-militaire samenwerking, het programma CENS2, de komst van een Brandweeronderwijsraad, veiligheid in het openbaar vervoer en de bestuurlijke aanpak van criminaliteit. 2.2.1 ● Wet Veiligheidsregio’s Na een langdurig wetgevingstraject heeft de Eerste Kamer uiteindelijk het wetsvoorstel veiligheidsregio’s aanvaard. Met deze nieuwe wet wordt de organisatie geregeld van de brandweerzorg, de geneeskundige hulpverlening en de organisatie van de rampen- en crisisbestrijding. Ook ontstaat hiermee een nieuw bestuurlijk én geografisch kader voor de samenwerking tussen gemeenten, politie, brandweer en ambulancezorg. De voorzitter van de veiligheidsregio is de burgemeester die ook de korpsbeheerder is van de regiopolitie. Met de nieuwe wet zijn de bevoegdheden van burgemeesters voor de eigen gemeente bevestigd, maar ook zijn er nieuwe rollen gedefinieerd voor de voorzitter van de veiligheidsregio en de Commissaris van de Koningin in geval van rampen of crises die gebieden treffen groter dan een gemeente, resp. een veiligheidsregio. www.Minbzk.nl, 9 februari 2010. Begin 2007 werd het Veiligheidsberaad opgericht. Aan dit beraad nemen de voorzitters van de Nederlandse veiligheidsregio’s deel. Samen overleggen ze over de koers en de verdere ontwikkeling van de veiligheidsregio’s. Het Veiligheidsberaad vormt het bestuurlijke aanspreekpunt voor het Rijk om afspraken met het veld te maken op het gebied van rampenbestrijding en crisisbeheersing. www.veiligheidsberaad.nl Box 2 De sector bangmakerij en het ‘lijden dat men vreest ….’? Naar aanleiding van de (veronderstelde) Mexicaanse grieppandemie en andere overdreven alarmsituaties (weeralarmen bijv.), beginnen mensen zich af te vragen of er soms bedrijfsbelangen in het spel zijn. Of zijn overheden te bevreesd geraakt voor veeleisende burgers die het niet accepteren dat de overheden nalaten te waarschuwen voor mogelijke risico’s? De komst van een nieuwe, agressieve griepvariant werd al jaren verwacht door gezondheidswetenschappers en -organisaties en toen zich een nieuwe variant openbaarde in Mexico gingen al seinen op rood. Omdat de Wereldgezondheidsorganisatie groot alarm sloeg, konden overheden niet achterblijven. De gedachte dat instanties met een signalerende taak hun eigen bestaansrecht menen te moeten onderstrepen, ligt op de loer. Ondertussen wordt erkend dat er ook een risico zit aan te snel en overdreven waarschuwen, mensen kunnen ook daar immuun voor worden. De Pers, 1 september 2009. 2 Zie verder hoofdstuk 7 en bijlage 1 voor samenvattingen van partijprogramma’s en heroverwegingsrapportages. 15
  • 16. Box 3 Q-koorts Wie binnen een straal van 5 km woont van een melkgeiten- of melkschapenbedrijf waar Q- koorts is geconstateerd, krijgt hiervan bericht van de zijde van de rijksoverheid (ministeries van LNV en VWS). Na een aanvankelijke onderschatting van het probleem van de Q -koorts wordt nu het zekere voor het onzekere genomen. De oorzaak van de ziekte was lang onbekend. Daarom kreeg het de naam ‘query fever’ (vertaald: vraagteken koorts). Dit werd later Q-koorts. Het aantal mensen in Nederland met Q-koorts neemt toe. Tot 2007 kwam de ziekte haast niet voor, maar in 2009 hadden ruim 2300 mensen Q-koorts. Wie geïnteresseerd is kan verdere informatie over de aard, de spreiding en de ernst van deze infectieziekte volgen op www.qkoortsinnederland.nl. In een interview in NRC, d.d. 6 april 2010, komt dr. Richardus aan het woord werkzaam bij het MC Erasmus in Rotterdam en in 1985 gepromoveerd op de Q-koorts. Destijds kwam de Q-koorts amper voor in Nederland, dacht men. Richardus kwam er echter achter dat ook toen de antistoffen al wijd verbreid waren, naar schatting 30 tot 40% van de totale bevolking. Zijn conclusie destijds: de bacterie is wijdverspreid. Inmiddels zijn de effecten van Q-koorts veel groter dan destijds. Mogelijk is dit het gevolg van intensievere veehouderij, maar vooral het uitrijden van mest is de boosdoener, stelt Richardus. In 2010 blijken er duizenden mensen besmet te zijn met de ‘coxiella burnetti’ en zijn er tien mensen overleden aan de ziekte. Richardus meent dat de overheid dan ook veel te laat in actie is gekomen. 2.2.2 ● Intensivering civiel-militaire samenwerking In maart 2005 hebben de ministers van Defensie, Justitie en BZK afspraken gemaakt over de beschikbare militaire capaciteit voor civiele rampenbestrijding en crisisbeheersing. Deze afspraken hebben een vervolg gekregen in het project Intensivering Civiel-Militaire Samenwerking (ICMS), dat zich richt op de ontwikkeling van Defensie tot een structurele veiligheidspartner op het terrein van nationale veiligheid en crisisbeheersing. In 2009 hebben de Audit Dienst Defensie en de IOOV gezamenlijk een tussenmeting uitgevoerd. De ministers van BZK en Defensie hebben de Tweede Kamer hierover geïnformeerd op 18 mei 2010. De volgende thema’s kwamen aan de orde: - de wederzijdse bekendheid tussen veiligheidsregio’s en Defensie is zonder meer goed te noemen, maar er is wel aandacht nodig voor het onderhoud van het informatiemateriaal; - de informatie over aanvraagprocedures en de vertaalslag naar bijbehorende militaire middelen is inzichtelijk en de bekendheid sterk toegenomen sedert de start van de samenwerking in 2006; wel is borging in plannen en draaiboeken een aandachtspunt; - de interne processen binnen Defensie om tegemoet te kunnen komen aan aanvragen, zijn goed geregeld; - hoewel defensiefunctionarissen een duidelijke plaats innemen in de belangrijkste besluitvormingsorganen van de veiligheidsregio’s blijken de communicatie- middelen niet volledig interoperabel. Zo moet C2000 verder worden uitgerold en gebruiksklaar worden gemaakt. Ook versterking van het meldkamerdomein is van belang (standaardisering werkprocessen en systemen, maar ook schaalvergroting; paragraaf 2.3.2); - op nationaal niveau is in 2009 besloten tot opschaling van het Landelijk Operationeel Coördinatiecentrum (LOCC) tot een Landelijke Operationele Staf bij nationale crisis. Het LOCC draagt zorg voor de landelijke coördinatie van de operationele inzet tijdens rampen, calamiteiten en grootschalige evenementen. Het LOCC is hiervoor namens het ministerie van BZK het landelijke aanspreekpunt. Defensie maakt deel uit van het LOCC; - opleiden, oefenen en evalueren vindt nog maar beperkt plaats in samenwerking met Defensie. Deze participatie zou moeten worden bevorderd door een betere afstemming van oefenkalenders. Dit lukte al wel in de landelijke en multidisciplinaire oefening Waterproef van najaar 2008. 16
  • 17. Box 4 Leidt oefenen tot leren? Een belangrijk deel van de strategie van de veiligheidsregio is dat door het gezamenlijk oefenen, het keer op keer toepassen van plannen en draaiboeken en het evalueren daarvan, er ook daadwerkelijk wordt geleerd. De vraag die hierbij gesteld kan worden is of het inoefenen van routines er ook toe leidt dat betrokken medewerkers ervan leren en in staat gesteld worden te reflecteren op hun werk in termen van vakkennis en vakvaardigheid. Een onderscheid tussen ‘lerende organisaties’ en ‘lerende professionals’ is daarom relevant. CENS2, wat staat voor het Centre of Excellence for National Safety and Security, beoogt de samenwerking op een hoger plan te tillen, dan alleen via oefeningen mogelijk is. In dit programma werken het Nederlands Instituut Fysieke Veiligheid Nibra (NIFV), de Nederlandse Defensie Academie (NLDA) en de Politieacademie samen. Binnen het programma komen alle multidisciplinaire initiatieven op het gebied van opleiden, oefenen, kennisontwikkeling en -deling bij elkaar in een gezamenlijke ambitie gericht op de verdere professionalisering van het veld. Opleidingen die in het kader van CENS2 zijn ontwikkeld betreffen bijv. de functies van Procesmanager Oefenen (een cursus van ongeveer 10 dagen) en een verdiepingsslag hierop in de vorm van een masterclass gericht op de evaluatie van multidisciplinaire oefeningen. Daarnaast worden plannen gemaakt om te zien hoe op een kosteneffectieve manier gebruik gemaakt kan gaan worden van simulaties. In discussies hierover komt naar voren dat, zoals ook in het reguliere onderwijs bekend is, simulaties pas zinvol toegepast kunnen worden als reeds sprake is van een substantieel niveau van kennis en vaardigheid. Zowel door de inmiddels vrij grote mate van ervaringen met multidisciplinair oefenen, als de discussie die is gevoerd over de mogelijkheden en beperkingen van simulaties, komt de vraag naar voren of deze ervaringen niet ook vertaald zouden moeten worden naar ‘onderwijs en kennis’. Er zijn verzoeken gedaan vanuit het ministerie van BZK om opleidingen te ontwikkelen voor de volgende multidisciplinaire functies: (1) informatie- manager COPI (Commando Plaats Incident), (2) Informatiemanager ROT (Regionaal Operationeel Team), (3) Leider COPI en (4) Leider ROT. Hiertoe is een procesbeschrijving gemaakt, die sterk lijkt op het proces dat gehanteerd is en wordt bij het politieonderwijs. Een mogelijke omissie betreft de legitimering en beleidsmatige borging via een procedure van onderhoud en verdere ontwikkeling van een kwalificatiestructuur, vergelijkbaar met het politieonderwijs. Gegeven het grote belang van adequate opleidingen op het brede veld van veiligheid lijkt aansluiting op de werkwijze van het reguliere onderwijs, dat is nagevolgd in het politieonderwijs, en dat een borging met ministeriele taken en verantwoordelijkheden behelst, van belang. De aangekondigde inrichting van een Adviesraad Multidisciplinaire Opleidingen Oefeningen en Kennis (AMOOK) kan hiertoe een aanzet vormen. Het advies van de Politieonderwijsraad aan BZK, om nog eens goed te kijken naar mogelijkheden om de eigen rol te versterken, naar analogie van het ministerie van LNV, verdient dan ook nogmaals aanbeveling. Mutatis mutandis kan dit ook gesteld worden voor het monodisciplinair onderwijsbeleid, zoals ten aanzien van de brandweer ( onder). Een andere partij die in dit verband nog genoemd kan worden, betreft Rijkswaterstaat. Binnen deze overheidsdienst is de training Officier van Dienst Rijkswaterstaat ontwikkeld, die voor het eerst verzorgd is door de Politieacademie in oktober 2007. 2.2.3 ● Brandweeronderwijsraad (BOR) In mei 2008 woedde er een grote brand in De Punt, waarbij drie brandweerlieden omkwamen. De Onderzoeksraad voor Veiligheid heeft hiernaar een onderzoek uitgevoerd, waarover in oktober 2009 werd gerapporteerd. Onderdeel van dit rapport 17
  • 18. vormde een viertal aanbevelingen aan de minister van BZK aangaande de kennisfunctie en de opleidingen van de brandweer. De aanbevelingen waren als volgt: 1. zorg voor een doelmatige verspreiding van nieuwe kennis op het gebied van plotselinge branduitbreiding, waaronder het verschijnsel rookgasexplosie, en de verwerking hiervan in de leer- en oefenstof van de brandweer; 2. zorg voor aansluiting van de leerinhoud van de brandweeropleidingen, in het bijzonder met betrekking tot de veiligheid van het repressief optreden, op de internationale vakliteratuur; 3. verbeter de kennisontwikkeling van de brandweer en vergroot daarin de aandacht voor veiligheid, door te zorgen voor een systematische, centrale registratie en evaluatie van branden en ongevallen en de daaruit voortkomende leerpunten op doelmatige wijze in de leer- en oefenstof van de brandweer te verwerken; 4. formuleer de leerdoelen in examenreglementen zodanig dat deze eenduidig, richtinggevend en inspirerend zijn voor alle partijen die bij de vormgeving en uitvoering van het brandweeronderwijs zijn betrokken. De staatssecretaris van BZK heeft gereageerd op deze aanbevelingen per brief aan de Tweede Kamer (6 april 2010). In deze brief maakt de staatssecretaris melding van de oprichting van een Brandweeronderwijsraad (BOR). Hiermee wordt vooruitgelopen op de oprichting van een Ondersteuningsorganisatie Fysieke Veiligheid. De BOR zal fungeren als een raad van advies voor het College van Arbeidszaken van de VNG en het Veiligheidsberaad (de vertegenwoordigers van de werkgevers). De aanbevelingen zullen door de werkgeversvertegenwoordigers ingebracht worden in de BOR, die vervolgens zal adviseren over hoe de betreffende aanbevelingen structureel kunnen worden opgevolgd en geborgd binnen het brandweeronderwijs. Het belang dat er een goede aansluiting tussen praktijk, kennisontwikkeling en onderwijs bestaat, wordt onderschreven door de staatssecretaris. Hoe dit echter te realiseren, ziet zij als een ‘gezamenlijke opdracht’ van BZK, VNG en het Veiligheidsberaad. De organisatie en hybride financiering van het brandweeronderwijs met inbegrip van de les- en leermiddelen vragen daarbij bijzondere aandacht. Dit vergt nader onderzoek, waarbij ook de mogelijkheden verkend dienen te worden van meer aansluiting tussen brandweeronderwijs, het reguliere beroepsonderwijs en het onderwijs van de andere veiligheidspartners. BZK heeft alvast het NIFV gevraagd aan de slag te gaan met de drie eerstgenoemde aanbevelingen en zich daarbij te laten leiden door de prioriteiten die gesteld worden van werkgeverszijde. Ten aanzien van de vierde aanbeveling zal BZK deze verankeren in het Besluit personeel veiligheidsregio’s en de Regeling personeel veiligheidsregio’s, waarin per functie de kerntaken en benodigde competenties zullen worden vastgelegd. 2.2.4 ● Veiligheid in het openbaar vervoer Naar aanleiding van vragen van de Tweede Kamer heeft de minister van Verkeer en Waterstaat geantwoord (ingezonden 9 april 2010). De aanleiding was een bericht in de pers dat er maar weinig actie ondernomen wordt tegen agressie in het OV (NOS, 13 maart 2010). Met uitzondering van de provincies Limburg, Noord-Brabant en Utrecht, zouden niet of nauwelijks nieuwe veiligheidsmaatregelen in de praktijk zijn ingevoerd. Het ministerie wees in haar reactie op het werk van de Taskforce Veiliger Openbaar Vervoer (Kamerstuk 28 642, nr. 27). Deze Taskforce stelde in september 2009 een reeks van maatregelen voor die in 2010 worden uitgevoerd. Ook provincies leveren hieraan een substantiële bijdrage. Hierover wordt gerapporteerd onder de noemer ‘Veilige publieke taak’. De IOOV voert hieromtrent onderzoek uit ( einde hoofdstuk). 18
  • 19. Enkele specifieke punten in dit verband zijn: - het toepassen van camerabeveiliging in bussen betreft met name zogenaamde risicolijnen; - er komt meer uniformiteit in de registratie van incidenten; dit moet in de plaats komen van zogenaamde belevingsonderzoek; - al enige jaren is er een landelijk OV -verbod mogelijk voor geweldplegers op basis van de Wet Personenvervoer 2000; momenteel ligt een wijziging van deze wet voor bij de Raad van State. Deze regelt de strafbaarstelling van overtreding van het reisverbod. Box 5 Agressie en geweld op het werk Begin april 2010 organiseerde de vakbond FNV een conferentie over agressie en geweld op het werk. Brandweerlieden en ambulancebestuurders hebben ermee te maken, maar ook treinconducteurs en buschauffeurs. Minister Hirsch Ballin, één van de sprekers op dit congres, meldde dat maar liefst 77% van de belaagde ambtenaren geen aangifte doet, waarschijnlijk omdat men het gevoel heeft ‘dat er niks mee gedaan wordt’. Van politiezijde wordt erkend dat aangiften van de kleinere vergrijpen (schelden, bespuwen), vanwege capaciteitstekort blijven liggen. Vroeger had ook de politie duidelijk meer gezag dan nu. Agenten horen nu tijdens de opleiding dat ze een ‘dikke huid’ moeten ontwikkelen, omdat schelden er kennelijk tegenwoordig gewoon bij hoort. De aanwezigen op het congres meenden echter dat de maat nu vol is, en dat dit soort gedrag niet meer moet worden geaccepteerd. Agenten niet genoeg beschermd tegen agressie De arbeidsinspectie heeft in 2009 onderzoek gedaan naar agressie en geweld tegen politieambtenaren. De helft van de korpsen is bevraagd. Hieruit blijkt dat agressie en geweld toeneemt en dat de korpsen onvoldoende maatregelen treffen om hun agenten hiertegen te beschermen. Dit zou kunnen in de vorm van meer voorlichting over risico’s, betere training om escalatie te voorkomen, maar ook bouwkundige en technische maatregelen bij balies kunnen helpen. Naar aanleiding van het rapport van de arbeidsinspectie stuurde de minister van BZK een brief aan de Tweede Kamer (19 april 2010) . Hierin is te lezen dat de minister met het Korpsbeheerdersberaad een landelijk uniforme aanpak overeengekomen is via een ‘Protocol geweld tegen politieambtenaren’. Deze regeling omvat de keten vanaf het moment dat er sprake is van een geweldsincident tot aan het afsluiten van het dossier. Het protocol past binnen eerder gemaakte landelijke afspraken waartoe ook een lik-op-stuk beleid en zwaardere straffen behoren. www.minbzk.nl, 19 april 2010. Beveiligers meppen erop los? Nederland kent een groeiend aantal beveiligers dat wordt ingezet bij evenementen, concerten, festivals, e.d. Hoewel er afspraken zijn over de melding van incidenten met geweldstoepassing, leven beveiligingsbedrijven deze niet na, zo is de stellige indruk van Ronald van Steden van de Vrije Universiteit die al jaren onderzoek doet naar de beveiligingsbranche. Indien bezoekers zich onrechtmatig behandeld voelen, kunnen zij een klacht indienen bij het betreffende beveiligingsbedrijf die dit vervolgens dient te melden bij het ministerie van Justitie. Dit ministerie ontvangt jaarlijks echter maar een zeer beperkt aantal meldingen. De politie zou volgens de Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus toezicht moeten houden op de bedrijven of ze zich aan alle regels houden. Dat dit niet altijd lukt, bleek vorig jaar al uit een onderzoek van de IOOV ( einde hoofdstuk). De Pers, 28 mei 2010. 2.2.5 ● Bestuurlijke aanpak criminaliteit In mei 2010 hebben de ministeries van BZK en Justitie een rapport aangeboden aan de Tweede Kamer met betrekking tot de inventarisatie van de bestuurlijke aanpak van criminaliteit in EU-lidstaten. De bestuurlijke aanpak is mede op aandringen van Nederland opgenomen in het nieuwe Stockholm -programma (programma voor Recht, vrijheid en veiligheid 2010-2014). Op verzoek van de Tweede Kamer is een inventarisatie uitgevoerd van de bestuurlijke aanpak van criminaliteit en andere bestuursrechterlijke maatregelen in EU-lidstaten. Nederland heeft vervolgens het initiatief genomen om, met instemming van de Tsjechische en Zweedse EU 19
  • 20. voorzitters, in 2009 een onderzoek uit te voeren. Hieraan hebben 19 lidstaten meegewerkt. Lidstaten blijken te investeren in de ontwikkeling van een bestuurlijke, preventieve en fiscale aanpak van (georganiseerde) misdaad en zien verschillende aangrijpings- punten voor verdere Europese samenwerking. Vooral de uitwisseling en samenvoeging van informatie en het delen van (bestuurlijke) ervaringen en ‘best practices’ worden veel genoemd. Naar aanleiding van de rapportage organiseert Nederland in juni 2010, met medewerking van het Spaanse EU voorzitterschap, een expertmeeting. Het rapport zelf is eind februari 2010 aangeboden aan de Multidisciplinary Group on Organised Crime. Uitbreiding BIBOB De Wet bevordering integriteitsbeoordelingen openbaar bestuur (BIBOB) geldt voor bepaalde branches en activiteiten: bij horeca-, bouw-, afval- en transportvergunningen, in de transportbranche, bij woningbouwcorporaties, coffeeshops, bordelen en smart- en growshops. Voor aanbestedingen geldt de Wet BIBOB in de branches bouw, milieu en ICT. Met de Wet BIBOB kan de lokale overheid achtergronden van bedrijven of personen onderzoeken voordat een vergunning of een subsidie wordt gegeven of een overheidsopdracht wordt gegund. Als er sprake is van criminele antecedenten of onduidelijke financiële constructies kan de vergunning, de subsidie of de opdracht worden geweigerd. De ministerraad heeft eind mei 2010 het initiatief genomen de Wet BIBOB uit te breiden. De reikwijdte van de wet is verruimd met het volgende: - vastgoed- en grondtransacties waarbij de overheid civiele partij is; - het exploiteren van speelautomaten; - het exploiteren van een headshop en - het importeren van vuurwerk. De wetswijziging moet lokale overheden beter in staat stellen op te treden tegen vermenging van onder- en bovenwereld. De ministerraad heeft een wetsvoorstel voor advies aan de Raad van State gezonden. De tekst van het wetsvoorstel en van het advies van de Raad van State worden openbaar bij indiening bij de Tweede Kamer. Burgers en veiligheid Er wordt een toenemend beroep gedaan op burgers om bij te dragen aan veiligheid. Dankzij moderne communicatiemiddelen is dat ook meer en meer mogelijk. Naast al langer bestaande opsporingsberichtgeving, kunnen burgers zich melden als ‘ogen en oren’ in hun directe woon- of werkomgeving ( onderstaande afbeelding). Ook wordt gezocht naar meer participatie van burgers bij de uitvoering van veiligheidstaken (vrijwilligers, volontairs); mogelijk kan het instrument van de buitengewoon opsporingsambtenaar ook hier van toepassing worden ( paragraaf 2.5). 20
  • 21. Informatie (ver)bindt! Op 26 mei 2009 vond een congres plaats over het gebruik en de uitwisseling van informatie en de (inter-)nationale samenwerking tussen de Nederlandse politie en haar partners in veiligheid, georganiseerd door de Politieacademie. Inleidingen en workshops handelden over een verscheidenheid aan onderwerpen, zoals cybercrime, intelligence, informatiegestuurde forensische opsporing, internationale samenwerking in verkeer en vervoer over water, digitalisering van maatschappij en politiewerk, contraterrorisme, de betekenis van open bronnen voor het politiewerk, en het gebruik van geo-informatie bij rampenbestrijding en crisisbeheersing ( box 6). Box 6 Huiselijk geweld Sinds 2009 kan een huisverbod worden opgelegd aan personen van wie een ernstige dreiging van huiselijk geweld uitgaat. De Wet tijdelijk huisverbod maakt dit mogelijk. In 2009 zijn al ruim 2000 huisverboden opgelegd. Ook zijn in 2009 de steunpunten huiselijk geweld versterkt. Indien sprake is van geweld tegen kinderen, kan ook een beroep gedaan worden op het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling. Geweld in de huiselijke of privé sfeer raakt meerdere beleidsdomeinen: politie, justitie, jeugdzorg, welzijn, e.d. Eergerelateerd geweld Het thema huiselijk geweld is sommige gevallen verbonden met eergerelateerd geweld, maar is daar zeker geen (allochtoon) synoniem voor. Zo is ook de hedendaagse rapcultuur ‘eergevoelig’. Het korps Haaglanden biedt onderdak aan het Landelijk expertisecentrum eergerelateerd geweld. Een bekend boek is ‘Je eer of je leven’ van Janine Janssen (2e herziene druk, 2008). 21
  • 22. 2.3 ● Technologie Bij het werk in de veiligheidssector wordt in toenemende mate gebruik gemaakt van technologie. Voorbeelden zijn het inmiddels wijd verbreide cameratoezicht en de groeiende samenhang tussen overheidsdiensten, zoals blijkt uit het voorbeeld van gemeenschappelijke meldkamers. Dat het hier niet bij blijft, blijkt uit de recent opgezette community Politie 2.0, en zal blijven, toont zich in het perspectief van cloud culture. Ondertussen zoekt de EU naar een versterking van de onderlinge samenwerking via een ‘digitale agenda’. Box 7 Geo-informatie en het gebruik van Geografische Informatiesystemen (GIS) bieden nieuwe mogelijkheden voor ‘netcentrisch werken. Een al langer bestaande klacht op het gebied van rampenbestrijding en crisisbeheersing is dat er onvoldoende informatie beschikbaar is, en voor zover deze wel beschikbaar is, wordt er onvoldoende uitgewisseld. Om de juiste informatie bij de juiste personen te krijgen, op de juiste tijd en plaats, wordt gestreefd naar zogenaamde netcentrisch werken. Geo Informatie en GIS zijn daarbij van grote betekenis. Hiermee ontstaat operationeel overzicht en, mits er ook een duidelijk inzicht bestaat in de operationele rolverdeling, kan het succes van het handelen sterk worden bevorderd. Tijdens een presentatie op het congres Informatie (ver)bindt ( paragraaf 2.2.7) werd software gedemonstreerd door Geodan, in samenwerking met medewerkers van de vts Politie Nederland, de GHOR Gelderland-Midden en het KLPD. Operationele data worden aan elkaar gekoppeld via over elkaar heen liggende digitale kaarten. Daarbij kan zowel worden ingezoomd naar een specifieke locatie, als uitgezoomd naar de wijdere omtrek. De aard en consequenties van een incident en de inzet van diensten worden hiermee letterlijk real time in kaart gebracht. 2.3.1 ● De digitalisering van de openbare ruimte Check in / check uit. Een nieuwe publicatie van het Rathenau Instituut toont aan dat de openbare ruimte steeds verder digitaliseert. Dagelijkse handelingen als betalen, door OV-poortjes lopen en autorijden, worden steeds meer vastgelegd. Dit is zowel voor marketing interessant, maar ook voor opsporing. Risico’s zijn er ook: verlies van anonimiteit, misbruik van persoonsgegevens en systeemdwang. Burgers, consumenten, bedrijven en overheden zijn verwikkeld in een krachtenspel, zo stellen de auteurs, geleid door een groeiende honger naar informatie. Het boek onderscheidt twee ‘discoursen’: 1. ‘Empowerment’: maakt de informatierevolutie mensen sterker? Het verstrekken van persoonsgegevens bepaalt in hoge mate of je toegang hebt tot ruimtes 22
  • 23. (stations, wegen, gebouwen, winkels etc.), diensten (verzekeringen, financiële producten, facebook) en goederen. De consequentie hiervan is dat wie die gegevens niet verstrekt of niet aan het gewenste profiel voldoet, wordt uitgesloten of gestraft. Wie bijv. anoniem met de trein wil reizen, loopt kortingen mis. 2. Privacy: de integratie van netwerken en de digitalisering van de publieke ruimte heeft ‘sfeeroverschrijdingen’ van persoonsgegevens tot gevolg. Persoonsgegevens die in een bepaalde context zijn achtergelaten, duiken ineens heel ergens anders op. Voor burgers is steeds minder duidelijk wat met hun gegevens gedaan wordt en in welke databanken die eindigen. Achter steeds meer digitale poortjes schuilen marketeers en opsporingsambtenaren. Waar het om gaat is identiteitsmanagement. De burger moet een informatiemanager worden. “Mensen moeten grip krijgen op de wijze waarop ze elkaar toegang verschaffen tot informatie die leidt tot wederzijdse beoordeling.” Door grip te krijgen op onze digitale profielen, houden burgers zich beter staande in dat krachtenspel. 2.3.2 ● Opschaling meldkamer? Op het ministerie van BZK is het plan opgevat om in Nederland toe te werken naar één nationale meldkamerorganisatie met drie meldkamers. Voorbeelden hierbij zijn New York en Groot Londen, waar dit ook zo georganiseerd is en waar ongeveer evenveel mensen wonen als in Nederland. Opschaling is in de ogen van de politie een goede zaak, maar vereist wel een zorgvuldig pad in termen van techniek (nu nog: C2000), tactische leiding (verbindingsofficieren), logistiek, communicatie en opleiding. Enkele regio’s schalen op dit moment al op, zoals NO-Gelderland & IJsselland en Flevoland & Gooi- en Vechtstreek. Op dit moment gaat het nog vooral om het verbeteren van de gebruiksmogelijkheden van C2000. Vanuit de strategische beleidsgroep Meldkamers van de Raad van Korpschefs (RKC) is een projectgroep gestart die zich richt op de verbetering van de communicatielogistiek. Qua opleiding wordt niet alleen gekeken naar het gebruik van portofoons voor het dagelijkse gebruik, maar ook naar het gebruik hiervan in tijden van crises. Blauw, april 2010. Box 8 Cameratoezicht In de regio Rijnmond heeft de politie de beschikking over 364 camera’s die permanent worden uitgekeken op een centraal punt in de stad door de afdeling Regionaal cameratoezicht. In deze ‘uitkijkruimte’ werken operators van de Dienst Stadstoezicht onder de regie van supervisors van de politie. Van hieruit worden relevante beelden van incidenten via het glasvezelnetwerk doorgestuurd naar wijkbureaus en/of meldkamer van de veiligheidsregio. Gemiddeld worden er zo’n 60 incidenten per dag op deze manier gesignaleerd. Er wordt bovendien nauw samengewerkt met externe partijen, zoals de NS, de RET, Maastunnel, het Stadhuis en het World Trade Centrum, waarmee er nog eens 2.000 extra camera’s kunnen worden benut. Mogelijk gaat dit aantal nog fors omhoog, als camera’s van bedrijven en winkelcentra zouden worden aangesloten. Van groot belang is dat burgers ervaren dat er ook direct een reactie is van de politie als incidenten worden geregistreerd, dit vergroot het draagvlak enorm. Ondertussen blijken camerabeelden ook een steeds grotere rol te spelen in de opsporing. Blauw, 20 maart 2010: 30-33. Zie ook www.cameratoezicht.nu. 2.3.3 ● Cybercrime en de Digitale Agenda van de EU De EU heeft op 19 mei 2010 haar digitale agenda voor de komende jaren bekend gemaakt http://ec.europa.eu/information_society/digital-agenda . ICT is van cruciaal belang in de strategie van de EU om economische groei te stimuleren. Vergeleken met de VS, Japan of Zuid-Korea lopen de investeringen echter flink achter. De EU wil het gebruik van ICT in de hele samenleving stimuleren, te beginnen met het opheffen van alle obstakels voor grensoverschrijdende handel. Ook elektronische facturen en betalingen moeten eenvoudiger kunnen. Veel Europeanen zijn bezorgd dat ICT hun privacy aantast. Daarom wil de EU strengere regels voor de bescherming van persoonsgegevens. Websitebeheerders 23
  • 24. zullen in de toekomst kunnen worden verplicht hun bezoekers in te lichten over veiligheidslekken met persoonsgegevens. De EU wil bovendien dat voor problemen zoals klimaatverandering en vergrijzing creatiever gebruik wordt gemaakt van digitale oplossingen. Energie-efficiënte verlichting en telegeneeskunde zijn maar enkele voorbeelden. De afbeelding hiernaast toont de positieve kijk op dit thema via de buitenste cyclus; daarbinnen staan de ‘bedreigingen’ getekend. Eén van de bedreigingen betreft de toename van cybercrime en het risico van afnemend vertrouwen bij consumenten. Met de digitale agenda wil de Europese Commissie paal en perk stellen aan de ‘cyber wild west’, echter zonder door te schieten in een ‘big brother’ scenario. Er wordt ingezet op ‘Computer Emergency Response Teams’ die gaan samenwerken met law enforcement agencies. In termen van Internet Governance, zal het reeds bestaande European Network and Information Security Agency (ENISA) worden gemoderniseerd. Enisa is operationeel vanaf 2004 en gevestigd op het eiland Kreta. Box 9 Politie 2.0 Deze community is opgezet om kennis te delen over de politie, intelligence en ICT- toepassingen. Het gehanteerde motto: ‘Wij weten meer dan ik’. Politie 2.0 wil ‘kennisdragers’ een platform bieden; het kan gaan om informatie van strategische, tactische en operationele aard. Door kennis te delen, kunnen betere keuzen worden gemaakt, is de stelling, of het nu gaat om de ‘business’ zelf of specifieke ICT-kennis. Via Politie 2.0 wordt gepoogd kennis bij elkaar te brengen die nu nog verspreid is bij andere organisaties en organisatieonderdelen, in Nederland of zelfs daarbuiten. De laatste jaren blijkt een groot aantal nieuwe mogelijkheden beschikbaar gekomen te zijn om samen te werken en mensen te verbinden. De site beklemtoont dat dit juist voor politiemensen van groot belang is. Politiemensen moeten vooraan staan om te kijken hoe nieuwe mogelijkheden kunnen worden ingezet om zo het werk beter te doen. Nu vrijwel iedereen is aangesloten is op het Internet, kan er ook van steeds meer nieuwe middelen gebruik gemaakt gaan worden. Dit houdt ook een verandering in van criminaliteit en de overlast in de openbare orde. Verwezen wordt bijv. naar de scholierenstaking van eind 2007. Scholieren stonden toen met elkaar in contact via het Internet (MSN) en wisten elkaar exact te vinden. Daarentegen werden traditionele intelligence organisaties en hulpmiddelen gebruikt om bijv. veiligheidssituaties te kunnen beoordelen; veel te langzaam en niet adequaat ( http://criminaliteitswijzer.ning.com ). 24
  • 25. Box 10 Cloud Culture Counterpoint, de denktank van de British Council, publiceerde pas een pamflet van de hand van Charles Leadbeater, dat handelt over de nieuwe generatie internettechnologie, ook bekend als ‘cloud computing’. Dit pamflet bespreekt mogelijkheden en consequenties van cloud computing en besteedt daarbij aandacht aan nieuwe kansen voor bijv. grootschalig wetenschappelijk onderzoek, maar ook risico’s die ermee verbonden zijn. De ‘virtuele wereld’ krijgt door cloud computing een nieuwe dimensie. In slechts tien jaar tijd zijn mobiele telefoons, Wi-Fi, breedband internet, satelliet en digitale televisie zeer wijd verspreid. Individuele mensen kunnen via You Tube een enorme ketenreactie teweeg brengen. Andere voorbeelden van toepassingen en platformen zijn: Habbo, Avaaz, Skype, Facebook, Myspace, Blogger, Twitter en Flickr. Ideeën en beelden kunnen worden gedeeld door mensen in alle uithoeken van de wereld. De combinatie van massa zelfexpressie, onbeperkte participatie en een constante verbinding maakt volgens Leadbeater het ontstaan van een cloud culture mogelijk, ‘formed by our seemingly never-ending capacity to make and share culture in images, music, text and films. Dit is ten eerste een cultureel fenomeen, en pas in tweede instantie een politiek en commercieel gegeven. Hoewel ‘de politiek’, maar ook bedrijven de neiging hebben te willen sturen, controleren en te beheersen, lukt dat (nog) maar in beperkte mate, waarmee deze ‘nieuwe wereld’ een eigen, onvoorspelbare dynamiek heeft. Vanuit een optimistisch standpunt bezien, kan een cloud culture worden voorspeld, een dynamische en creatieve wereldcultuur. Een wereld die wordt gekarakteriseerd door de politieke architectuur van de bazaar, en niet meer van de kathedraal. Een wereld waarin liberale waarden gedijen, welvaart groeit en waarin over belangen wordt onderhandeld, de stemmen van minderheden worden gehoord en waarbij over bedrijfsbelangen transparant verantwoording wordt afgelegd. Steeds meer literatuur en andere cultuuruitingen komen publiek en gratis beschikbaar via het Internet. Google digitaliseert miljoenen boeken voor openbaar gebruik. Tegelijk zijn er zorgen over de mogelijke machtsconcentratie in een dergelijk bedrijf. Recente ontwikkelingen laten ook zien dat een veel minder positief gestemde verwachting reëel is. Autoritaire regimes (Iran, Thailand, China, Nigeria, Rusland) weten de ‘nieuwe virtuele wereld’ wel degelijk in de hand te houden en de macht van het vrije woord en beeld te beperken. In Iran leek het er na de verkiezingen van 2009 even op dat de oppositie het zou gaan winnen van het zittende regiem, dankzij de mogelijkheden van het web en het gebruik van Twitter maar het bleek een illusie. Ook in het Westen blijken staten in toenemende mate in staat om het Internet in de greep te krijgen om zo illegale praktijken te dwarsbomen. Leadbeater houdt een pleidooi voor een open cloud culture en een vrije uitwisseling van ideeën. Dit vergt dat er wordt gefocust op: het ondersteunen van online activisten in hun strijd tegen autoritaire regimes; verdedigen van het recht op vrijheid van meningsuiting en vereniging; tegengaan van beperkende veiligheidsmaatregelen in het Westen waar autoritaire regimes een extra rechtvaardiging in zullen zien; ondersteunen van NGOs die het censuurgedrag van autoritaire regimes monitoren; openheid over het leveren van technologie aan autoritaire regimes waarmee deze controle uit kunnen oefenen over het Internet. Er is verder een probleem met betrekking tot langdurig copyright. In ieder geval zou er een mogelijkheid moeten zijn om ‘verweesde producten’ (wel copyright, maar niet meer leverbaar) digitaal te ontsluiten. Tenslotte waarschuwt Leadbeater tegen een te grote macht en invloed van internetondernemingen (cloud capitalists) wat ten koste kan gaan van privacy en persoonlijk dataverkeer- en beheer. Toezicht is daarom noodzakelijk. Zie verder: www.counterpoint-online.org. 25
  • 26. 2.4 ● Rechterlijke macht In de heroverwegingsrapporten die zijn opgesteld om de kredietcrisis en daarop volgende economische crisis het hoofd te bieden, wordt op het gebied van veiligheid gesproken over mogelijkheden tot verdere ruimtelijke en organisatorische clustering van diensten. Een veel genoemd voorbeeld betreft de harmonisatie van de ruimtelijke schaal van politie en rechterlijke macht. Tegelijkertijd is er een roep om specialisatie, zoals blijkt uit het voorbeeld van zogenaamde milieurechters. Het veiligheidshuis is een inmiddels beproefd recept van samenwerking tussen de rechterlijke macht, reclassering, politie en maatschappelijk werk, waarmee gewerkt wordt aan een goede re-integratie in de samenleving en het voorkomen van recidive. 2.4.1 ● Herziening gerechtelijke kaart In juli 2009 heeft de Raad voor de rechtspraak advies uitgebracht aan de minister van Justitie over de herziening van de gerechtelijke kaart. Dit advies kan rekenen op een breed draagvlak bij de betreffende organisaties. Waar het met name op neerkomt, is dat de Rechtspraak in grotere regionale verbanden zou kunnen worden georganiseerd. Achterliggende redenen zijn kwaliteit, continuïteit (vanuit de rechtzoekende bezien), maar ook aspecten als efficiency en de kwaliteit van het eigen personeel. Voor het behoud van de deskundigheid van rechters is het noodzakelijk dat zij een minimaal aantal zaken op een terrein afdoen. Met de plannen in het advies beschikken gerechten in de toekomst over voldoende zaken, mensen en middelen om hoge kwaliteit te blijven leveren. Indeling rechtbanken Indeling Gerechtshoven Er worden elf regio’s voorgesteld, in plaats van de huidige negentien arrondissementen. In het advies blijven alle huidige arrondissementshoofdplaatsen gehandhaafd. Deze plaatsen worden de hoofdlocaties van de rechtspraak waar een breed pakket van zaken wordt afgedaan. Zo is er een goede spreiding van gerechten door Nederland. Daarnaast bieden nevenlocaties een beperkt aantal diensten. Nevenlocaties zijn gewenst in gebieden met een hoge bevolkingsdichtheid. In de andere gebieden zullen nevenlocaties verdwijnen. Ook bij de hoven blijven de ressorthoofdplaatsen als hoofdlocaties bestaan, maar zal het aantal gerechtshoven op bestuurlijk niveau van vijf naar vier gaan. www.rechtspraak.nl. Op 20 november 2009 werd het kabinetsstandpunt inzake de herziening van de gerechtelijke kaart verzonden aan de Tweede Kamer. De notitie bevat een historische 26
  • 27. beschouwing met betrekking tot de oorsprong (1811, Franse Keizerrijk) en de ontwikkelingsgang van de huidige territoriale organisatie. In de probleemanalyse wordt uitgelegd waarom het bestaande systeem van 19 arrondissementen en 5 ressorten steeds meer gaat knellen en wat er nodig is om de kwaliteit van de vervolging en de rechtspraak te versterken, te weten bestuurlijke schaalvergroting, om specialisatie mogelijk te maken en kwetsbaarheid te verminderen. Uit diverse partijprogramma’s 2010 ( bijlage 1) blijkt dat velen het logisch vinden om de territoriale indeling van de rechterlijke macht, het openbaar ministerie en de politie te harmoniseren. Box 11 Veiligheidshuis Nederland telt inmiddels maar liefst 45 veiligheidshuizen. In deze organisaties werken de politie, het OM, gemeenten en zorginstellingen intensief samen. Door middel van casusoverleg wordt per geval bekeken wat de beste aanpak is en hoe de diverse instanties elkaar kunnen ondersteunen. Dit kan leiden tot een integrale aanpak waarbij er als het ware met één mond gesproken wordt. Een officier van justitie maakt deel uit van de vaste bezetting van een veiligheidshuis. Dat maakt een effectief lik-op-stuk beleid mogelijk. Het grote voordeel is de korte lijn qua informatie-uitwisseling. Dat dit succes oplevert, blijkt uit de cijfers van de veiligheidshuizen van het eerste uur, zoals in Tilburg. In deze stad blijkt in de periode 2000-2008 dat het aantal jongeren tot 18 jaar dat opnieuw een delict pleegt, afgenomen te zijn met 50 procent. In Midden-Limburg blijkt dat 35 procent van de veelplegers die aangepakt zijn vanuit het veiligheidshuis in 2008 geen delict meer heeft gepleegd. www.veiligheidshuizen.nl. Ook: Blauw, 4 juli 2009. 2.4.2 ● Roep om speciale milieurechters In 2003 zijn 23 regionale milieuteams gevormd en zes interregionale milieuteams die zich richten op grote regio-overschrijdende milieudelicten. In datzelfde jaar wordt het Functioneel Parket opgericht om het geïntensiveerde politieoptreden ook een strafrechtelijk vervolg te kunnen geven, in aanvulling op de bestuursrechtelijke aanpak.3 Sedert 2005 pakt dit parket alle milieuzaken op van de regiokorpsen. Nu zowel de politie als het OM de aanpak van milieudelicten hebben geïntensiveerd, is het van belang dat ook de rechterlijke macht volgt, zo menen gespecialiseerd milieu - officier van justitie Biezeveld en hoofdcommissaris Wijbenga, portefeuillehouder van de RKC (Trouw, 9 december 2010). Een belangrijk aandachtsgebied vormt de aanpak van illegaal vuurwerk, dat na de catastrofe in Enschede hoge prioriteit gekregen heeft. Zie ook Trouw, 25 november voor een uitgebreid interview met Biezeveld over de aanpak van de illegale handel in vuurwerk. 3 Naast milieudelicten pakt het Functioneel Parket ook fraudezaken aan die worden aangedragen door de FIOD en SIOD. 27
  • 28. Box 12 Reizen met mijn Rechter. Psychologie van het recht (2010), onder de redactie van J. van Koppen, H.L.G.J. Merkelbach, M. Jelicic, & J.W. de Keijser. De vierde versie van het oorspronkelijk in 1991 verschenen handboek over rechtspsychologie: 'De menselijke factor', toen nog 16 hoofdstukken dik, nu maar liefst 57, waaraan in totaal 61 auteurs meewerkten. De huidige stand van de kennis op het gebied van de rechtspsychologie is in dit boek op een rijtje gezet. Hoe betrouwbaar zijn getuigen? Hoe voert de politie opsporingsonderzoek uit? Kun je aan iemand zien of hij liegt? Hoe ontstaan valse bekentenissen? Hoe moeten kinderen en verstandelijk gehandicapten worden verhoord? Waarom helpt straffen soms wel en soms niet? Wat is de waarde van bewijs? Welke fouten kunnen rechters maken? Hoe ontstaan rechterlijke dwalingen? Werkt de leugendetector? Wat is een goede herkenning? Kun je traumatische herinneringen verdringen? Zonder al te veel juridisch en psychologisch jargon wordt in 'Reizen met mijn Rechter' op deze en andere vragen een antwoord gegeven. Daarmee vormt dit boek, volgens de uitgever, een prettig naslagwerk en uitstekend cursusmateriaal. Autisme Douwe Draaisma schreef een hoofdstuk, gewijd aan de ‘boze autist’. Het is, volgens Draaisma, opvallend hoe gemakkelijk tegenwoordig een relatie gelegd wordt tussen autisme en crimineel gedrag. Met name in zaken van moord en doodslag, blijken in Nederland vanaf 2004 diverse veroordelingen uitgesproken waarin ‘autisme stoornissen’ een rol speelden. Een merkwaardig gegeven, omdat uit meta-analyses en populatieonderzoek naar voren komt dat mensen met autisme juist ondervertegenwoordigd zijn. Draaisma plaatst kritische kanttekeningen bij ‘de opmars’ van autisme als diagnose. Veel uitspraken over de veronderstelde stoornis blijven in algemeenheden steken (gebrekkige sociale vaardigheden, afwezigheid van empathie, gebrek aan emotionele wederkerigheid, e.d.) Bovendien blijkt dat autisme gepaard gaat met andere stoornissen die evengoed een verklaring kunnen bieden voor een delict. Doordat onderzoek veelal berust op mediagenieke gevalsstudies, lijken autisten meer en meer gestereotypeerd te worden als potentieel crimineel. 28
  • 29. 2.5 ● Wijziging BOA- stelsel Naast de politie, is er de afgelopen jaren steeds meer ingezet op zogenaamde buitengewoon opsporingsambtenaren. Per 1 april 2010 geldt hiervoor nieuwe regelgeving, die zicht biedt op dit brede terrein en op de (mogelijke) relatie met de politie en het politieonderwijs. Buitengewoon opsporingsambtenaren (Boa) hebben strafvorderlijke bevoegdheden. Boa’s mogen iemand om het identiteitsbewijs vragen, een proces verbaal opmaken wanneer ze een overtreding waarnemen, boetes uitschrijven en mensen aanhouden als deze verdacht worden van strafbare feiten. Sommige Boa’s mogen ook geweldsmiddelen hanteren (handboeien, wapenstok, pepper spray of een vuurwapen). Een belangrijk nieuw gegeven is de zogenaamde bestuurlijke strafbeschikking ( www.bestuurlijkestrafbeschikking.nl). Ook op het terrein van de milieuhandhaving zal de komende jaren veel veranderen. Naast een strakkere aanpak van milieucriminaliteit zal de komst van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) belangrijke invloed hebben, als ook de komst van regionale uitvoeringsdiensten ten behoeve van onder andere de VROM-regelgeving.4 Box 13 Milieuboa – bijspijkeropleiding In Nederland zijn ongeveer 2300 milieuboa’s werkzaam, onder andere bij gemeenten, provincies en waterschappen. De Politieacademie verzorgt op verzoek van het Landelijk Overleg Milieuhandhaving (LOM) een bijspijkercursus waarmee milieuboa’s ingewijd worden in recente wet- en regelgeving met betrekking tot milieudelicten. De basis van de cursus bestaat uit de basisopleiding Boa, welke wordt afgesloten met een CITO-examen. De cursus wordt als een maatwerkactiviteit aangeboden. Boa’s werken, uitzonderingen daargelaten, onder de operationele regie van de politie. Per 1 april 2010 is er een gewijzigd Boa-stelsel in werking getreden. Een circulaire van het ministerie van Justitie informeert hierover (kenmerk: 5647961/10). Voortaan is sprake van zes domeinen: domein 1: openbare ruimte: leefbaarheid, aanpak overlast, kleine ergernissen binnen de openbare ruimte (kan eventueel worden ingehuurd door gemeenten); domein 2: milieu en welzijn: opsporing (economische) milieudelicten (natuur en milieu, arbeidsinspectie, voedsel & waren controles, dierenwelzijn, openbare gezondheid, fysieke leefomgeving); domein 3: onderwijs: leerplicht; domein 4: openbaar vervoer: strafrechtelijke handhaving in het OV ( paragraaf 2.2.4)5; domein 5: werk, inkomen en zorg: strafrechtelijke handhaving werk, inkomen, belasting en sociale zaken; domein 6: generieke opsporing, in dienst van een politiekorps, een parket, de KMar, rijksrecherche, het CJIB of een landelijke (inspectie)dienst. Daarbinnen vermeldt de circulaire de politieboa, zijnde een administratief -technisch medewerker van politie belast met operationele politietaken. Boa’s die veel contact hebben met het publiek dragen een insigne, zoals parkeercontroleurs, milieuboa’s, boswachters of jachtopzieners en bepaalde medewerkers van de NS. Boa’s in dienst van de douane, politie en KMar zijn niet 4Zie ook Politie & Co. Bijdrage aan de ontwikkelingsagenda. Politieonderwijsraad, september 2009. 5BZK denkt na over een OV -politie. Daarbij zouden OV- Boa’s breder ingezet moeten kunnen worden dan nu het geval is. Dit onderwerp wordt van een advies voorzien door de Taskforce Veiliger OV. Zie: brief aan de TK, d.d. 22 maart 2010. 29
  • 30. verplicht het insigne te dragen. In totaal zijn er in Nederland maar liefst 1.100 organisaties met Boa’s in dienst. Het Boa-insigne maakt duidelijk dat handhavingfunctionarissen bepaalde bevoegdheden hebben. Het insigne toont een hand, een scepter (= de bevoegdheid om op te treden) en een schild (= bescherming van mensen in de publieke ruimte). Onder het hoofdstuk ‘bekwaamheid’ vermeldt de circulaire eisen in termen van basisbekwaamheid. Wie slaagt voor het algemene basisexamen ontvangt voor de duur van vijf jaar een ‘getuigschrift Boa’. Daarna moet het examen opnieuw worden afgelegd (hoewel hiervoor een ontheffing mogelijk is). Daarnaast kunnen, afhankelijk van de taakopdracht, aanvullende bekwaamheidseisen worden gesteld. Deze kunnen verworven in een duaal opleidingstraject. Boa’s met geweldsbevoegdheden dienen verder te voldoen aan de eisen die zijn gesteld in de Regeling Toetsing Geweldsbeheersing Boa en ambtenaren van Bijzondere opsporingsdiensten (RTGB). Surveillancevoertuig van stadstoezicht Deventer. Sinds februari 2005 is bureau Handhaving van de gemeente Heerlen actief . Vanuit dit bureau werken Buitengewoon Opsporingsambtenaren aan een veilige en schone buurt. Zij zijn duidelijk herkenbaar en een belangrijk aanspreekpunt voor buurtbewoners. Zij zijn, volgens de gemeente, het visitekaartje van de gemeente Heerlen op straat. 30
  • 31. Inspectie IOOV Kwaliteit in particuliere veiligheid ?! Politietoezicht op de particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus. Aangeboden aan de Tweede kamer, 16 juni 2009. Ingekomen Politieonderwijsraad, 11 september 2009 (POR/091127) In verband met misstanden binnen de particuliere recherche en beveiligingsbranche is de IOOV gevraagd onderzoek te doen naar de wijze waarop de politie invulling geeft aan haar toezichtstaak op de vergunningsplichtige particuliere beveiligingsorganisaties en particuliere recherchebureaus op grond van de relevante wet- en regelgeving. Het onderzoek heeft een aantal aandachtspunten opgeleverd die de politiekorpsen beperken in het uitvoeren van de taken. De belangrijkste betreffen regelgeving, sturing en informatievoorziening. Zie ook Tijdschrift voor de politie, 2010-2, 24-28 voor een samenvattend artikel van het onderzoek. Poldercrash, 25 februari 2009. Aangeboden aan de minister van BZK, 19 juni 2009. Ingekomen Politieonderwijsraad, 11 september 2009 (POR/091128) De IOOV heeft in samenwerking met de Inspectie voor de Gezondheidszorg, onderzoek gedaan naar de hulpverlening rond de crash van een toestel van Turkish Airlines op 25 februari 2009 nabij de luchthaven Schiphol. Dit onderzoek is verricht op verzoek van de veiligheidsregio Kennemerland en de gemeente Haarlemmermeer. Rampenbestrijding op Orde. Tussenrapportage januari 2009. Aangeboden aan de Tweede kamer, 23 februari 2009. Ingekomen Politieonderwijsraad, 19 juni 2009 (POR/091055). Tussenrapportage 'Rampenbestrijding op Orde' van de Inspectie Openbare Orde en Veiligheid. De eindrapportage verschijnt begin 2010. Onderzoek provincies (Afsluitende rapportage). Aangeboden aan de Tweede Kamer, 8 april 2009. Ingekomen Politieonderwijsraad, 19 juni 2009 (POR/091057) De afsluitende rapportage van het onderzoek ‘de voorbereiding op de rampenbestrijding door de provincie’, dat de IOOV heeft uitgevoerd en waaruit blijkt dat de provincies in het kader van in eerder onderzoek geconstateerde verbeterpunten grotendeels hebben uitgevoerd. Politie en Veilige Publieke Taak. Inspectiebericht, april 2010. De IOOV gaat in de tweede helft van 2010 aan de slag met een onderzoek naar “Politie en Veilige publieke taak’, gericht op de uitvoering van het politiewerk bij het voorkomen en afhandelen van agressie- en geweldsincidenten in de publieke sector. Drie beroepsgroepen staan daarbij centraal: buschauffeurs, ambulancepersoneel en treinconducteurs. Hierbij zal gelet worden op de implementatie van de zogenaamde ‘Eenduidige Landelijke Afspraken’ (ELA). In het onderzoek wordt zowel aan de zijde van de politie onderzoek gedaan als bij de Ambulancezorg en het Openbaar Vervoer. Civiel-militaire samenwerking (ICMS), Tussenmeting 2009. Aangeboden aan de Tweede Kamer, 18 mei 2010. De civiel-militaire samenwerking bestaat uit processen, waar de onderlinge relatie tussen de ministeries van Defensie, BZK en Justitie duidelijk naar voren komt. De IOOV en de Audit Dienst Defensie (ADD) hebben gezamenlijk onderzoek verricht naar de civiel-militaire samenwerking. In 2006 is een rapport uitgebracht met de resultaten van de nulmeting. De tussenmeting 2009 beoogt nader inzicht te geven in voortgang en ontwikkelingen binnen de samenwerking. 31
  • 32. 32
  • 33. 3 ● Transformatie van de politieprofessie In dit hoofdstuk wordt ten eerste ingegaan op recente ontwikkelingen met betrekking tot het politiebestel ( paragraaf 3.1). Een thema dat grote actualiteit heeft in het licht van de noodzaak tot bezuinigingen en de Tweede Kamerverkiezingen van juni 2010 ( hoofdstuk 7 en bijlage 1). Ook vanuit de politieprofessie zelf wordt, in aansluiting op eerdere visienota’s zoals Politie in Ontwikkeling, bijgedragen aan de meningsvorming. Daarbij speelt steeds het vraagstuk van ‘het gezag’ een rol, wat meer dan ooit omstreden lijkt. Verder wordt in dit hoofdstuk ingegaan op het omvattende onderwerp ‘intelligence’, de wijze waarop de Nederlandse politie en ‘veiligheidspartners’ (in binnen- en buitenland) omgaan met informatie en operationele kennis. Recent is op dit onderwerp een nieuw lectoraat bij de Politieacademie formeel van start gegaan ( paragraaf 3.2.). Recent heeft de Politieonderwijsraad uitvoerig stilgestaan bij de internationalisering van de politiefunctie (‘Zicht op Internationalisering’, januari 2010). Daarom wordt hier volstaan met slechts enkele aanvullende signaleringen ( paragraaf 3.3). 33
  • 34. 3.1 ● Bestel en professie De inrichting en het functioneren van het politiebestel is een oud discussiethema, zoals blijkt uit het bekende vierdelige werk van Fijnaut, Meershoek, Smeets en Van der Wal over de geschiedenis van de Nederlandse politie (2006). Ook in 2009 is er het nodige over gezegd. Het kabinetsplan met betrekking tot de wijziging van de politiewet leidde tot veel debat. Parallel hieraan, maar er niet los van te zien, waren er de kwesties van het gezag en de professionele status van de politie. Hieronder wordt eerst ingegaan op het bestelvraagstuk, daarna volgen enkele signaleringen met betrekking tot de discussie over de politieprofessie. 3.1.1 ● Bestel In 2009 is veel gesproken over een mogelijke wetswijziging van de Politiewet en daaraan gerelateerd, de Wet op het LSOP en het politieonderwijs. De kabinetsplannen werden eind 2008 ontvouwd en kwamen in het kort neer op een verdergaande concentratie van diensten ten behoeve van de Nederlandse politie, onder de noemer van een Dienst Concernstaf en Bedrijfsvoering. De Politieacademie zou, zo was aanvankelijk de bedoeling, hiervan deel uitmaken. In de voorstellen die voor advies naar de Raad van State werden verzonden, was dit voornemen bijgesteld, zodanig dat de Politieacademie zelfstandig zou blijven, maar onder het bestuurlijk gezag van het Korpsbeheerdersberaad zou worden gebracht. Met de demissionaire status van het kabinet Balkenende IV is dit wetgevingstraject stil komen te liggen. Wel is het thema ‘nationale politie’ prominent aanwezig in de heroverwegingsrapporten die door ambtelijke werkgroepen zijn opgesteld om een antwoord te vinden op de huidige economische crisis. Ook is het punt in de meeste partijprogramma’s vermeld ( hoofdstuk 7.2 en bijlage 1). Tijdens het wetgevingstraject is ook de Politieonderwijsraad geconsulteerd, met name in verband met mogelijke consequenties voor de kwaliteit van het politieonderwijs. Kort samengevat luidde de opvatting van de Raad als volgt6: er is een algemeen maatschappelijk belang verbonden met het politieonderwijs, dat uitstijgt boven het specifieke belang van de politiesector; gewezen is op de komst van het Europees kwalificatiekader, waartoe het politieonderwijs (maar ook andere veiligheidsopleidingen die buiten de regie van OCW vallen) zich zal moeten gaan verhouden; de relatie tussen reguliere onderwijswetgeving en het politieonderwijs kan op diverse punten worden versterkt (leerwegen, kwalificatiebeleid, studie- financiering, rendement, bekwaamheid van onderwijsgevend personeel); er zijn aanzienlijke risico’s qua inhoud en kwaliteit verbonden met het onderbrengen van de Politieacademie en het politieonderwijs binnen een te vormen shared services organisatie van het politieconcern; het ware verstandig een eventuele herbezinning op het wettelijk kader van het politieonderwijs (formeel: de Wet op het LSOP en het politieonderwijs) te doen plaatsvinden op basis van een agenda die gebaseerd is op ervaringen met het politieonderwijs zelf, met aandacht voor elk van de uitvoerende partijen (Politieacademie, korpsen en instellingen voor regulier onderwijs) en met aandacht voor relevante aspecten die voortvloeien uit aanpalende (internationale) onderwijswetgeving; vier specifieke aspecten zijn in het advies uitgelicht: de kennisfunctie van de Politieacademie, de landelijke werving en selectie, de Politieacademie als onderwijsinstelling en de Politieonderwijsraad als advies- en afstemmingsorgaan. 6 ‘Kwaliteit in partnership’. Politieonderwijsraad, september 2009. 34
  • 35. 3.1.2 ● Politieprofessie In het Tijdschrift voor de politie buigen korpschef Bernard Welten en Frank Hoogewoning, beiden werkzaam bij het korps Amsterdam Amstelland, zich opnieuw over de strategische positie en koers van de Nederlandse politie. In aansluiting op Politie in ontwikkeling (PiO, 2005), daaraan gelieerde visieproducten en de strategische agenda van de RKC (2007) is een drietal veiligheidsthema’s verder verkend: ongelijkwaardigheid, overlast en ondermijning.7 In een inleidend artikel schetsen de auteurs enkele achtergronden. Het belang van deze strategische exercitie is groot om een scherp focus te bevorderen op het veiligheidsvraagstuk en de rollen en doelen van partijen op het veld van veiligheid te verhelderen. Ook de politie moet leren scherper te zien wat de eigen toegevoegde waarde is en daar ook prioriteiten aan leren te verbinden. Een scherpere positionering ten opzichte van het bestuur, het bevoegd gezag, burgers en netwerken volgt hier uit. De genoemde veiligheidsthema’s zijn nog abstract geformuleerd en moeten met praktijkervaringen worden gevuld. Hiermee wordt de verbinding gemaakt tussen strategie en professie. Dit is in de ogen van de auteurs van belang omdat strategie te veel beperkt blijft tot beheersvraagstukken. De RKC hanteert inmiddels een strategisch ontwikkelingskader, waarin de vijf veiligheidsthema’s gekoppeld zijn met de visie van PiO en nieuwe concepten als programmasturing en policing of communities. Qua positionering worden, eveneens in navolging van PiO, twee richtinggevende principes vermeld: samenwerkings- gerichtheid en ondergeschiktheid met gezag. Aan het ontwikkelingskader is een strategische agenda gekoppeld waarin de onderwerpen die politiek en bevoegd gezag op het bord van de politie leggen, worden geordend. Met andere woorden, een agenda voor de politie, wat niet hetzelfde is als een agenda van de politie. De auteurs stellen dat de onderwerpen op deze agenda nogal willekeurig gekozen lijken en bovendien ongelijksoortig van karakter zijn. Het lijkt erop dat de politiek niet goed voor ogen heeft wat er moet gebeuren en wat de toegevoegde waarde van de politie is. Dit houdt niet alleen een zorg in ten aanzien van ‘de politiek’, maar ook een uitdaging voor de politie zelf. Als de politie vanuit de eigen professionele deskundigheid wil bijdragen aan veiligheid en het veiligheidsdebat in Nederland, dan wel in internationaal verband, welke boodschap wordt er dan gegeven? Dan volstaan abstracte noties niet en moeten thema’s worden ingekleurd en uitgewerkt. Het korps Amsterdam-Amstelland heeft ervoor gekozen hierin het voortouw te nemen en heeft inmiddels drie verkenningen afgerond: naar overlast, ongelijkwaardigheid en ondermijning. In de verkenningen is de verbinding gezocht tussen theoretische kennis en deskundigheid uit de praktijk. In de rapporten wordt algemene, meer theoretische kennis verbonden met regiospecifieke praktijkervaringen. Bij de thema’s ongelijkwaardigheid en ondermijning is samengewerkt met de gemeente Amsterdam en het arrondissementsparket. Niet los te zien van het bovenstaande is een recent opgesteld pamflet over de toekomst van de Nederlandse politie, dat zal verschijnen bij de SMVP, onder de titel ‘De kogel moet door de kerk’. Ook hieraan heeft Frank Hoogewoning meegewerkt, en daarnaast bekende debaters als Auke van Dijk, Bob Hoogenboom, Maurice Punch en Kees van der Vijver. De schrijvers betogen dat er onvoldoende strategische discussie gevoerd wordt binnen de politie in landen als Nederland, België en het Verenigd Koninkrijk, terwijl daar toch alle aanleiding toe bestaat. Teveel stralen politieleiders 7 Tijdschrift voor de politie, nr. 2, 2010. Naast de drie genoemde thema’s volgen in een later stadium nog twee andere thema’s, te weten: Veelvoorkomende criminaliteit en Criminaliteit met een grote impact. Tezamen vormen deze vijf thema’s de invulling van het begrip veiligheid, in de ogen van de RKC. Zie ook Signaleringsrapportage, november 2008. 35
  • 36. een houding uit ‘dat het wel zal overwaaien’. Deze houding past echter niet in de huidige tijd, waarin de politie slechts één van de organisaties is die zich bezighoudt met processen als controle, toezicht, handhaving en opsporing. De publieke politie fungeert naast bestuurlijke interventieteams, stadstoezicht, bijzondere opsporings- ambtenaren en –diensten, inspecties en particuliere veiligheid. Bovendien vormt de politie een belangrijk onderwerp van politiek debat. Wie weet hoe de politie er over 10 tot 15 jaar uitziet? En, zou de politie daar niet veel meer een eigen, goed onderbouwde visie op moeten tonen? En wordt het niet eens tijd om ‘loodzware bureaucratische overleg- en sturingsstructuren’ tegen het licht te houden? Om de noodzakelijke discussie te voeren, hebben de pamflettisten drie essays opgesteld die uitdrukking geven aan de gevoelde urgentie: Policing in perilous times: a moment of choice gaat over universele thema’s en de veranderende context van de politiezorg; Politiehervormingen blijven te lang uit problematiseert het huidige ‘gefragmenteerde’ politiebestel en het ontbreken van een gemeenschappelijke visie en stem van de politie, waarbij wordt gepleit voor een grotere nadruk op de kwaliteit en professionaliteit van ordehandhaving en opsporing; Politieleiderschap in scenario’s toont een uitwerking van politieke en operationele handelingsrichtingen voor de toekomst van de politie. De auteurs hopen hiermee bij te dragen aan ‘het tot stand komen van een heldere en gemeenschappelijke visie – en bijbehorende besluitvorming - op de toekomst van de politiezorg’. Box 14 Vakmanschap Soms lijkt het er op, volgens Ybo Buruma, dat het gevoel van vakmanschap bij de politie aan het verslappen is. Politiemensen zeggen dat zij teveel naar de regeltjes en de protocollen moeten handelen, dat ze zich robots voelen, en dat prestaties centraal staan in het denken. Daar komt bij dat er van de politie verwacht wordt, dat ze luisteren naar ‘de samenleving’. Maar wie is daarvan de woordvoerder? Politici, landelijk of lokaal, ambtenaren, het bevoegd gezag? En dat terwijl de politiemensen eigenlijk de oren en ogen vormen van de samenleving. Steeds meer wordt van politiemensen verwacht dat ze zich verantwoorden. Op zich is dat goed, maar het lijkt nu door te slaan. Verantwoording afleggen is goed, maar dat moet niet koste van verantwoordelijkheid nemen. Buruma meent dat de politiecultuur teveel in het teken is komen te staan van overleg, samenwerking en coaching, in plaats van: ik val aan, volg mij. Lees verder in het Tijdschrift voor de politie, 2010 nr. 2: 12-15. 36
  • 37. 3.2 ● Intelligence8 Om tot zinvol beleid en gerichte uitvoeringsactiviteiten te komen, is er een grote uitdaging om uit de enorme hoeveelheid beschikbare informatie die zaken te filteren die van belang zijn. Op 16 maart 2010 hield de nieuw benoemde lector Intelligence, Mariëlle den Hengst, hierover een zogenaamde lectorale rede onder de titel “Informatierijk en toch kennisarm?”. Hieronder volgt een beknopte samenvatting. Hoewel de politie over heel veel informatie beschikt, wordt er niet optimaal gebruik van gemaakt. Daardoor komt een proactieve en preventieve aanpak niet goed uit de verf. Het nieuwe lectoraat intelligence beoogt bij te dragen aan een beter gebruik van beschikbare informatie en kennis. Het politieonderwijs vormt daartoe een belangrijke hefboom. Voor het Engelse woord intelligence bestaat geen goede Nederlandse vertaling. Meestal wordt het vertaald in ‘inlichtingen’ of ‘informatie’, maar dat is te beperkt. Waar het om gaat, is dat beschikbare kennis en informatie gebruikt wordt bij besluitvorming. Zo wordt in bedrijven gesproken van business intelligence en in het Nationaal Intelligence Model (NIM) van de politie over: “geanalyseerde informatie en kennis op grond waarvan beslissingen over de uitvoering van de politietaak worden genomen”. Dit wordt verhelderd in het volgende schema9: De verbindignen in het model wijzen twee kanten op, stelt Den Hengst: zonder actie weet je niet wat je kennisbehoefte is, zonder kennis kun je niet je informatiebehoefte vaststellen en zonder informatiebehoefte weet je niet wat je moet vastleggen aan gegevens. Data, informatie en kennis kunnen, mits toegepast in een specifieke context, leiden tot intelligence. Steeds is er de directe relatie met (het voornemen tot) actie, dan wel het doelbewust afzien daarvan. Den Hengst noemt drie ontwikkelingen die het belang van intelligence onderstrepen: (1) digitalisering, (2) terroristische aanslagen en ander georganiseerd geweld en (3) de verbreding van informatiegestuurde politie naar de gehele politietaak. Wat betreft het laatste gaat het niet alleen meer om opsporen, maar ook om het tijdig onderkennen 8 De projectgroep Herijking beroepsprofielen heeft in september 2009 een rapport opgesteld van de eerste fase van het project. Hierin is de opbrengst genoteerd van een uitvoerige literatuurstudie, een reeks van interviews en een survey-onderzoek. Centraal in de verslaglegging staat het begrip ‘Intelligence’. Zie ook hoofdstuk 9. 9 Box 9. 37