3. Leefbare dorpen
Voorwoord
De voor u liggende publicatie is de In 1991/1992 is een vergelijkbaar on-
publieksversie van het onderzoeks- derzoek gedaan in dezelfde dorpen.
rapport ‘De sociale draagkracht van De uitkomsten worden in het rapport
dorpen in Borsele’. Dit onderzoek is met elkaar vergeleken.
uitgevoerd door de Universiteit van
Amsterdam en Scoop in opdracht van Een belangrijke aanleiding voor het
de gemeente Borsele en met financiële onderzoek in 2006 was ook de Wet
steun van de Provincie Zeeland. In het maatschappelijke ondersteuning, in-
rapport zijn gegevens uit verschillende gevoerd per 1 januari 2007. Deze wil
onderzoeken bij elkaar gebracht. onder andere de leefbaarheid en so-
ciale draagkracht in wijken, buurten
Bewonersonderzoek en dorpen bevorderen. Zelfredzaam-
Het eerste onderzoek is een onderzoek heid, eigen verantwoordelijkheid en
onder bewoners naar de leefbaarheid, actieve inzet van burgers bij het geven
de sociale samenhang en onderlinge van zorg, zijn daarbij belangrijke ele-
hulp in acht dorpen van de gemeente menten.
Borsele. Dit onderzoek is in 2006 uit- In dat kader biedt het rapport de ge-
gevoerd door staf en studenten van de meente Borsele en de provincie Zee-
opleiding sociale geografie van de Uni- land mogelijkheden het provinciale en
versiteit van Amsterdam. Op basis van gemeentelijke beleid gericht op leef-
interviews en ingevulde vragenlijsten baarheid en sociale cohesie van (klei-
zijn gegevens verzameld over ruim 600 ne) dorpen te onderbouwen.
bewoners in acht dorpen. De verza-
melde gegevens geven onder andere
antwoord op de vraag hoe bewoners
hun directe leefomgeving ervaren.
5
4. Leefbare dorpen
Barometer leefbaarheid
Het tweede onderzoek is in opdracht de omvang en aard van de sociale
van de Provincie Zeeland uitgevoerd infrastructuur van een dorp, gekop-
door Scoop, Zeeuws instituut voor peld aan kenmerken van het woon-
sociale en culturele ontwikkeling. De milieu. Met die koppeling ontstaat
Provincie heeft Scoop verzocht een in- een soort ’maat’ voor de veron-
strument te ontwikkelen waarmee de derstelde leefbaarheid per dorp.
leefbaarheid en de sociale vitaliteit (so- De door Scoop verzamelde gegevens
ciale draagkracht) van de verschillende zijn bovendien gekoppeld aan de
Zeeuwse dorpen meetbaar gemaakt gegevens die door de UvA onder de
kunnen worden. Dit instrument is de zo- bewoners in de acht dorpen zijn ver-
genoemde leefbaarheidsbarometer ge- zameld.
worden: een uitgebreide scorelijst voor
6
5. Leefbare dorpen
Inhoudsopgave
Leefbaarheid op het platteland ......................... 9
Wmo en gemeenschapszorg ........................... 13
Dorpsleven en veronderstelde leefbaarheid ..... 17
Tot slot ........................................................... 23
7
7. Leefbare dorpen
Leefbaarheid op het
platteland
Woon je in een dorp omdat je er Ze ‘komen’ van het dorp, evenals hun
bent opgegroeid, er werkt en je fa- familie en vrienden, en wonen hun
milie er woont? Of woon je in een hele leven al in het dorp. Pardon, ‘óp
dorp vanwege de mooie en pret- het dorp’ zoals ze in Zeeland zeggen.
tige woonomgeving, de rust en
de kwaliteit van de woningen? Dit Bewoners van een typisch woondorp
onderscheid speelt een belangrijke komen in veel gevallen elders vandaan.
rol als het gaat over de leefbaar- Ze zijn ‘import’-bewoners die primair
heid van dorpen. Het zegt iets over voor het dorp als woonplaats hebben
de wijze waarop inwoners zich gekozen vanwege de fraaie woonom-
betrokken voelen bij hun dorp. geving. Voor voorzieningen en sociale
En betrokkenheid en leefbaarheid contacten zijn ze niet afhankelijk van
blijken sterk met elkaar samen te het dorp.
hangen.
De betrokkenheid van mensen bij het
Op het platteland is een verschuiving dorp wordt dan steeds meer afhan-
gaande van het zogenoemde auto- kelijk van de keuze die ze ooit voor
nome dorp naar het woondorp. Dat is het dorp als woonplaats hebben ge-
niet alleen in Borsele het geval, maar maakt. Kenmerken van een - succes-
ook in andere plattelandsgebieden. vol - woondorp zijn de relatief hoge
Bewoners van autonome dorpen zijn woningwaarde, een relatief bloeiend
in eerste instantie op het dorp ge- verenigingsleven en de organisatie van
richt: ze doen er hun boodschappen, een aantal - al of niet dorpsoverstij-
hebben er in veel gevallen hun werk gende - culturele activiteiten.
en hun kinderen gaan er naar school. 9
8. Leefbare dorpen
In een woondorp hebben bewoners
Het sociale leven speelt zich in het
een andere relatie met hun dorp. Een
autonome dorp binnen het eigen
mevrouw (52) die vijf jaar geleden
dorp af, zoals bij deze 51-jarige man
vanwege de woning én de woonom-
die zijn hele leven in Zuid-Beveland
geving naar Zuid-Beveland is verhuisd
heeft gewoond: “Je hebt elkaar
vertelt hierover: “Eigenlijk hebben we
nodig en daardoor ken je bijna ie-
heel doelbewust voor dit dorpje ge-
dereen. Vrienden hebben meestal
kozen, want het is het hart van de
wel met de vereniging te maken.
Zak van Zuid-Beveland. Kleinscha-
Mensen waar je van alles mee doet,
lige polders, mooie vergezichten. Het
ja, die wonen bijna allemaal in het
landschap trok ons ontzettend.”
dorp.”
Voor de bewoners van een auto-
noom dorp zijn voorzieningen cruci- Leefbaarheid duidt op de waardering
aal voor de leefbaarheid, zoals deze die bewoners hebben voor de leef-
60-jarige bewoner van een van de kwaliteit van hun dorp of hun buurt.
dorpen beschrijft: “We hebben nog De ervaren leefbaarheid dus. Die
een kleine supermarkt en we hebben waardering wordt bepaald door een
nog een bakker. En ik hoop dat die groot aantal factoren: de woonom-
nog heel lang blijven. Want als je dat geving, de kwaliteit van de woning,
niet meer hebt op een dorp…en dat het ervaren van overlast, de sociale
zouden we misschien meer moeten activiteiten, het voorzieningenniveau
gaan beseffen met z’n allen, dat dat en de bereikbaarheid. Uiteraard wor-
medebepalend is voor de leefbaar- den deze factoren door verschillende
heid van het dorp.” groepen bewoners, verschillend be-
oordeeld. Voor mensen die geen auto
hebben, is een bushalte in het dorp
belangrijker dan voor mensen die wel
een auto hebben. Een hangplek is
voor jongeren belangrijker dan voor
ouderen. Maar in alle gevallen geldt
dat een positieve waardering van de
leefbaarheid, bijdraagt aan een gro-
tere lokale betrokkenheid van de be-
woners bij hun dorp. Leefbaarheid en
lokale betrokkenheid blijken dan ook
sterk met elkaar samen te hangen.
10
9. Leefbare dorpen
Algehele waardering in vergelij- Positie van de dorpen
king met eerder onderzoek In een dorp waar de bewoners in
Wat opvalt, is dat voorzieningen als hoge mate autonoom gericht zijn, is
waarderingsfactor geleidelijk aan min- de lokale betrokkenheid vrijwel van-
der belangrijk worden gevonden: be- zelfsprekend ook hoog. Wat gebeurt
woners blijven vaker positief over het er echter met dorpen die hun auto-
dorp, ook als zij minder tevreden zijn nome functie verliezen, maar moeite
over de aanwezige voorzieningen. De hebben om nieuwe vormen van lo-
bewoners zijn nu meer tevreden over kale betrokkenheid te realiseren? Dit
hun dorp dan pakweg vijftien jaar blijkt een cruciale vraag te zijn als het
geleden. Zij zijn vooral positief over gaat om de leefbaarheid van dorpen
het dorp als woonplaats, de woon- in de gemeente Borsele. Alle dorpen
omgeving en hun woning. Over de zitten in een ontwikkeling waarbij de
relatie met het gemeentebestuur zijn autonome functie gaandeweg min-
de dorpelingen ook zonder meer po- der wordt. De uitgangspositie en het
sitiever. Wel voelen de bewoners van tempo is echter per dorp verschillend.
kleine dorpen zich nog steeds even Binnen de gemeente Borsele zijn Nisse
vaak achtergesteld bij het grotere en Oudelande voorbeelden van woon-
Henkenszand en ’s-Gravenpolder als dorpen die met succes nieuwe vormen
vijftien jaar geleden (zie figuur 1). Ook van betrokkenheid hebben ontwikkeld:
ervaren bewoners in het algemeen de bewoners van deze dorpen zijn
meer overlast dan voorheen (verkeer, weinig autonoom gericht maar toch
vandalisme, geluid). meer dan gemiddeld lokaal betrokken.
Figuur 1. Het aandeel bewoners dat het eens is met een aantal uitspraken over de
relatie tussen de bewoners en de gemeente
Bron: UvA-Kaartenmakers 11
10. Leefbare dorpen
Kwadendamme is nog een typisch Voor met name deze twee dorpen is
autonoom dorp met bewoners die in de vraag aan de orde hoe met een
hoge mate zowel lokaal betrokken zijn verlies van autonome gerichtheid toch
als autonoom gericht. Nieuwdorp en nog nieuwe vormen van lokale betrok-
’s-Heerenhoek nemen een tussenpo- kenheid kunnen worden ontwikkeld.
sitie in. De bewoners van Lewedorp Voor ’s-Heerenhoek en Nieuwdorp is
en Ovezande zijn minder autonoom het de vraag hoe zij zich in de toe-
gericht en bovendien minder lokaal komst ontwikkelen.
betrokken.
Lokale betrokkenheid Autonome gerichtheid
Bewoners zijn meer of minder lokaal Bewoners zijn meer of minder au-
betrokken afhankelijk van de mate tonoom gericht afhankelijk van de
waarin ze mate waarin ze
- dorpsactiviteiten organiseren, - hun hoofdactiviteit binnen het
- dorpsactiviteiten bezoeken, dorp hebben,
- de dorpsraad bezoeken, - gebruikmaken van dorpsvoorzie-
- trots zijn op het dorp, ningen,
- actief zijn in het lokale verenigings- - familie in het dorp hebben wonen,
leven en - zich in eerste instantie dorpsbewo-
- bereid zijn actie te voeren voor het ner voelen.
dorp.
Wie zijn meer of minder lokaal betrokken?
Bewoners die nog maar kort in het dorp wonen zijn minder vaak betrokken
bij het organiseren van dorpsactiviteiten. Wel bezoeken zij dorpsactiviteiten
om het dorp en de bewoners beter te leren kennen. Laag opgeleiden nemen
het minst vaak deel aan dorpsactiviteiten. Bewoners met een lager inkomen
participeren op alle fronten het minst. Ook bewoners zonder auto en de
oudste ouderen nemen minder deel aan het dorpsleven en blijken wat dat
betreft relatief kwetsbare groepen.
Kerkelijke achtergrond speelt eveneens een rol bij de deelname aan het
dorpsleven: rooms-katholieken zijn over het algemeen het meest actief,
maar het zijn vooral de bewoners zonder kerkelijke achtergrond die minder
op de dorpssamenleving zijn betrokken. Dit speelt trouwens weer geen rol
als het gaat om het organiseren van dorpsactiviteiten.
12
11. Leefbare dorpen
Wmo en gemeenschapszorg
Lokale betrokkenheid speelt ook geacht daarin een rol te spelen door
een rol bij de zogenoemde commu- het geven van zogenoemde informele
nity care, letterlijk ‘gemeenschaps- hulp. Niet alleen in praktische zin
zorg’. Af en toe boodschappen overigens zoals in nevenstaand voor-
meenemen voor de buurvrouw beeld, maar ook bij het tijdig signa-
die moeilijk ter been is, haar gras leren dat professionele hulp nodig is.
maaien of haar eens uitnodigen Voor gemeenten is het van belang te
voor een kopje koffie. Praktische weten hoe het is gesteld met deze za-
en morele hulp dus, gegeven door ken in de dorpen van hun gemeente.
dorpsbewoners aan medebewo- Gemeenten hebben immers de regie
ners. Hoe groter de lokale betrok- over de inzet van zorg en beheren het
kenheid, des te groter blijkt de be- budget daarvoor.
reidheid dergelijke hulp te bieden.
En des te groter blijkt ook de daad- In de kleine dorpen in Borsele verlenen
werkelijke hulpverlening. veel bewoners informele hulp aan el-
kaar (ca. 80 procent van de bewoners).
In verband met de invoering van de In alle dorpen wordt ongeveer even
Wet maatschappelijke ondersteuning veel informele hulp gegeven als ont-
(Wmo) per 1 januari 2007, zijn zelf- vangen: ca. 68 procent van de bewo-
redzaamheid, eigen verantwoordelijk- ners is zowel hulpvrager als –ontvan-
heid en actieve inzet van burgers bij ger. Informele hulp wordt dus vooral
het geven van zorg in toenemende op basis van wederkerigheid binnen
mate van belang. Met de Wmo wil netwerken van bewoners aan elkaar
de overheid de zelfredzaamheid en gegeven. Het zijn vooral de jonge ge-
eigen verantwoordelijkheid van bur- zinnen met kinderen die in deze net-
gers bevorderen. Mantelzorgers, werken hulp uitwisselen (zie figuur 2).
buurtbewoners, familieleden worden
13
12. Leefbare dorpen
Community care en sociale cohesie
Met community care wordt bedoeld dat formele en informele zorg in de lo-
kale samenleving bij bewoners ‘aan huis’ wordt gegeven. Maar in het kader
van de Wmo betekent het bovendien dat zorg niet alleen in de gemeenschap
wordt gegeven, maar een deel daarvan ook door de gemeenschap. We spre-
ken dan van ‘informele zorg of hulp’.
Alleen in een samenleving met sociale verbanden waarin zowel kwetsbare als
weerbare bewoners zijn opgenomen, kunnen deze bewoners gesignaleerd
worden en zal informele zorg aan elkaar gegeven worden. Een dergelijke sa-
menleving is een samenleving met een behoorlijke mate van sociale cohesie.
Een man (40), woonachtig in het buitengebied, vertelt:
“Als je het niet meer redt, dan heb je altijd nog je buren. Ik vind dat je dat ge-
woon kan vragen. En andersom. Als ik iets voor ze mee kan nemen, waarom
niet? … Je gaat natuurlijk niet dagelijks voor je buren naar Goes. … Ja, als
het nou medicijnen zijn, of iets dergelijks, iets wat direct nodig is, dan doe je
dat gewoon.”
Figuur 2. Het aandeel bewoners dat betrokken is bij informele zorg, tevens
ondescheiden naar zorg ontvangen en zorg geven
Bron: UvA-Kaartenmakers
14
13. Leefbare dorpen
Begrensde hulp
In dorpen waar een sterkere soci-
ale infrastructuur is, waar ook meer Ondanks de over het algemeen grote
voorzieningen zijn, wordt wat minder bereidheid informele hulp te verlenen,
informele hulp gegeven. Potentiële maken bewoners en Wmo-betrok-
hulpbehoevende bewoners zijn dan kenen zich wel degelijk zorgen over
blijkbaar, juist door die voorzieningen, de invoering van de Wmo. Men twij-
meer zelfredzaam. Lewedorp lijkt hier- felt of de dorpsgemeenschap het kan
op overigens een uitzondering te zijn. opbrengen structurele en langdurige
Ondanks de aanwezigheid van een hulp te verlenen. Steeds meer mensen
verzorgingshuis wordt er relatief veel werken buitenshuis en hebben dus
informele hulp gegeven. Het blijkt dan niet de mogelijkheid structureel hulp
dat deze voorziening voor een deel te bieden. Ook heeft men het gevoel
van deze hulp verantwoordelijk is, om- dat de zorgzaamheid voor elkaar min-
dat het verzorgingshuis vrijwilligers in der wordt door individualisering en de
het eigen dorp rekruteert. instroom van nieuwkomers. Bewoners
In dorpen met typische woondorpken- verwachten van de gemeente dan ook
merken wordt juist wat meer informe- dat die een duidelijke en sterke regie-
le hulp gegeven. Mede door hun lo- rol op zich neemt. De gemeente moet
kale betrokkenheid zijn inwoners daar zorgen dat de bewoners kunnen blij-
eerder geneigd medebewoners hulp te ven beschikken over een professioneel
verlenen als dat nodig is. En dat draagt vangnet als dat nodig is.
bij aan de leefbaarheid van het dorp.
Dat geldt ook voor dorpen waar re- “Het is niet het draagvlak, het is ge-
latief veel kinderen wonen die jonger woon het niet kúnnen doen. Want
zijn dan twaalf jaar. Lokale sociale als je buitenshuis werkt en je werkt
netwerken ontstaan relatief gemakke- hele dagen en je moet ’s avonds het
lijk tussen gezinnen met jonge kinde- huishouden doen, dan heb je toch
ren. Bovendien valt hulpouder zijn op geen tijd om de buurvrouw te gaan
school ook onder community care. helpen. Het staat los van het dorp.
Op zich is er op het dorp genoeg
medeleven en bereidheid om daar
waar mogelijk te helpen. Daar ligt
het niet aan.”
Hulp dus die begrensd is: wel willen,
maar niet altijd kunnen, zeker als het
om structurele hulp gaat. Duidelijk ge-
formuleerd in bovenstaand citaat van
een 60-jarige dorpsbewoner.
15
15. Leefbare dorpen
Dorpsleven en
veronderstelde leefbaarheid
Mensen zijn mobieler en daardoor Behalve de ervaren leefbaarheid, dus
minder afhankelijk van dorps- de waardering van de leefkwaliteit
voorzieningen geworden. Geen dóór de bewoners, is er ook de ver-
probleem dus, zou je zeggen, dat onderstelde leefbaarheid. Dat is de
door schaalvergroting veel voor- omvang en aard van de sociale in-
zieningen uit dorpen verdwenen frastructuur van een dorp. Daarmee
zijn. Er wordt echter nog steeds is een dorp te typeren en wordt het
vaak verondersteld dat dorpen pas gemeenschapsleven zoals het zich uit
leefbaar zijn als er voorzieningen in activiteiten, in verenigingen en voor-
zijn. De dorpsschool, het dorps- zieningen in beeld gebracht.
huis, sportvelden: slechts met
deze voorzieningen kan het dorp Wat de omvang betreft van de sociale
een gemeenschapsleven ontwik- infrastructuur kunnen de dorpen van
kelen. En hoewel het gebruik van Borsele als volgt ingedeeld worden:
het openbaar vervoer op het plat- 1. Heinkenszand en ’s-Gravenpolder
teland gering is, worden goede zijn de grootste dorpen in de ge-
busverbindingen belangrijk geacht meente met de meest omvangrijke
voor de leefbaarheid. Zeker voor sociale infrastructuur;
de dorpsbewoners zonder auto. 2. Lewedorp, ’s-Heerenhoek, Nieuw-
dorp en Ovezande vormen een
tweede groep van dorpen met een
bovengemiddelde sociale infra-
structuur;
17
16. Leefbare dorpen
3. Kwadendamme, Borssele en Hoe- Driewegen
dekenskerke met een gemiddelde Driewegen is een van de kleinste
sociale infrastructuur; dorpen in de gemeente (567 inwo-
4. Nisse, Baarland, Driewegen, Oude- ners). De sociale infrastructuur is er
lande en ’s-Heer Abtskerke met een dan ook minder uitgebreid dan ge-
beneden gemiddelde sociale infra- middeld in de dorpen van Borsele. In
structuur; het dorp is alleen een rijdende win-
5. Ellewoutsdijk het kleinste dorp met kel met pinautomaat. Eens per week
de minst omvangrijke sociale infra- komen de visboer en de slager langs.
structuur. Het dorp ligt op zeventien kilometer
van Goes, niet aan een gebiedsont-
Dorpen zijn ook te typeren naar de sluitende weg. Voor openbaar ver-
sterke en minder sterke punten van voer zijn de bewoners afhankelijk
de sociale infrastructuur. Acht dorpen van een belbus. Qua onderwijs- en
binnen de gemeente Borsele laten de sportmogelijkheden scoort het dorp
volgende sociale infrastructuur zien gemiddeld. Dat geldt ook voor de
in relatie tot het gemiddelde van alle zorgvoorzieningen (apotheekhou-
vijftien dorpen van de gemeente (zie dende huisartspraktijk).
figuur 3).
Sociale infrastructuur
De sociale infrastructuur van een dorp wordt bepaald door voor zeven soor-
ten voorzieningen de volgende vragen te beantwoorden: Wat is er aanwezig,
in welke vormen is het aanwezig en hoe wordt de voorziening gebruikt. Die
voorzieningen zijn:
- culturele voorzieningen en verenigingsleven;
- sportaccommodaties;
- horeca;
- financiële dienstverlening;
- gezondheidszorg;
- winkels/ bedrijvigheid;
- onderwijs;
Voor de beoordeling van de sociale infrastructuur is ook gekeken naar een
achtste soort voorziening:
- bereikbaarheid van voorzieningen elders.
Deze is bepaald door het antwoord op de volgende vragen: Hoe is de ont-
sluiting van het dorp, hoe staat het met het openbaar vervoer en hoe is de
ligging t.o.v. Goes als regionaal stedelijk centrum.
18
17. Leefbare dorpen
Figuur 3. Sociale infrastructuur per aspect in acht dorpen en het gemiddelde voor
de vijftien dorpen in Borsele
Bron: UvA-Kaartenmakers
19
18. Leefbare dorpen
Sociale infrastructuur en Zelfs het kleinste dorp - Ellewoutsdijk,
woonmilieukenmerken 397 inwoners - heeft nog een dorps-
Door de sociale infrastructuurscore huis, een basisschool, een speeltuin,
te koppelen aan kenmerken van het een JOP en een cultureel centrum. Er
woonmilieu - via de zogenoemde leef- zijn enkele verenigingen, er worden
baarheidsbarometer -, ontstaat een dorpsactiviteiten georganiseerd en er
soort ’maat’ voor de veronderstelde komt een bibliobus langs.
leefbaarheid per dorp.
Een belangrijk woonmilieukenmerk in Toch heeft Ellewoutsdijk, rekening
relatie tot de omvang van de sociale houdend met haar bevolkingsom-
infrastructuur is de bevolkingsomvang. vang, een lage score volgens de leef-
Maar hoe ligt die verhouding precies? baarheidsbarometer. Ook een aantal
Welk voorzieningenniveau is beneden andere zuidelijk gelegen dorpen in de
de maat en welk boven de maat? In gemeente hebben een relatief minder
de gemeente Borsele ligt de relatie sterke sociale infrastructuur (zie figuur
tussen bevolkingsomvang en sociale 4). De matige bereikbaarheid van voor-
infrastructuur heel gunstig. zieningen elders is hierbij doorslagge-
vend.
Figuur 4. De veronderstelde leefbaarheid per kern in gemeente Borsele
20 Bron: Scoop, bewerkt door Provincie Zeeland
19. Leefbare dorpen
Passend of niet?
Of de sociale infrastructuur van een
dorp ‘passend’ is als het in overeen-
stemming is met een bepaald inwo-
nertal en/of met de omvang van een
bepaalde inwonersgroep, kan uitein-
delijk alleen door de politiek bepaald
worden. Objectivering van wat het
voorzieningenniveau in een dorp moet
zijn, wil het dorp leefbaar en voor de
toekomst vitaal zijn, kan in die politie-
ke afweging echter behulpzaam zijn.
21
21. Leefbare dorpen
Tot slot
In de dorpen van Borsele heerst een Bewoners zijn overigens in de loop der
goed leefklimaat. Er is een bloeien- tijd wel meer overlast gaan ervaren
de civil society waar mensen volop (verkeer, geluid, vandalisme). Overlast
deelnemen aan het maatschappe- betekent hinder voor bewoners, met
lijk leven en zich betrokken tonen name voor de meer kwetsbare bewo-
bij hun dorp. Veel bewoners geven ners. Om zelfredzaamheid van bewo-
aan dat ze voor elkaar willen klaar- ners te bevorderen, zou overlast zoveel
staan en doen dat ook. De verschil- mogelijk beperkt moeten worden.
len tussen de dorpen blijken voor
veel zaken relatief klein en hangen Tevredenheid over het dorp in z’n
samen met een verschil in functie geheel leidt niet per definitie tot het
die de dorpen hebben: een auto- bieden van meer informele hulp. Wel
nome functie tegenover een woon- blijkt tevredenheid over het dorp de
functie. betrokkenheid bij het dorp te vergro-
ten. En een grotere betrokkenheid leidt
Wat bijvoorbeeld met dit verschil in dan weer tot een grotere bereidheid
functie te maken heeft, is het verschil informele hulp te bieden. Dit laatste
in belangrijkheid van het oordeel over geldt zowel voor het woondorp als
voorzieningen en het oordeel over de voor het autonome dorp, alleen vloeit
woonomgeving. De bewoners oor- in het autonome dorp die betrokken-
delen nu weliswaar negatiever over heid vanzelfsprekend voort uit de au-
de voorzieningen, maar de weging tonome gerichtheid van de bewoners.
van deze factor is minder belangrijk De meeste aandacht is daarom nodig
geworden. De kwaliteit van de woon- voor de dorpen die hun autonome
omgeving is steeds meer een factor die karakter verliezen, maar waar nieuwe
de tevredenheid over de leefbaarheid vormen van lokale betrokkenheid min-
bepaalt. der gemakkelijk ontstaan.
23
22. Leefbare dorpen
Waar lokale betrokkenheid ontbreekt, - Het veranderingsproces van dorpen:
ontbreekt ook de ‘voedingsbodem’ door het geleidelijke verlies van hun
voor de bereidheid tot het geven van autonome functie is het noodzake-
informele hulp. lijk dat in de dorpen sociale samen-
hang op basis van nieuwe vormen
Aandachtspunten voor beleid van lokale betrokkenheid tot stand
- De woonomgeving: de kwaliteit komt. Dit overgangsproces verloopt
van de woonomgeving is in toe- per dorp verschillend.
nemende mate bepalend voor een - Ruimte voor initiatieven van be-
positieve beoordeling van de leef- woners: bewoners moeten ruimte
baarheid van de dorpen door de hebben voor het creëren van be-
bewoners (Nisse, Oudelande). Be- trokkenheid bij hun dorp. In succes-
perking van overlast hoort hierbij. volle woondorpen blijken een actief
- Voorzieningen: voorzieningen lijken verenigingsleven en de organisatie
niet meer een uitsluitende en abso- van culturele activiteiten belangrijk
luut noodzakelijke voorwaarde te als een uiting van de lokale betrok-
zijn voor een positieve beoordeling kenheid. Lokale betrokkenheid
van de leefbaarheid. kan hier leiden tot initiatieven van
- Betrokkenheid van bewoners bij bewoners die het karakter hebben
hun dorp: lokale betrokkenheid van van voorzieningen.
bewoners is van belang voor het - De ontwikkelde leefbaarheidsba-
realiseren van community care. Ker- rometer lijkt in samenhang met de
kelijke achtergrond is voor de mate typering van de lokale woonmilieu-
van betrokkenheid (nog) steeds van kenmerken, een goed instrument
belang. Bepaalde groepen bewo- om inzicht te geven in de veronder-
ners, zoals jongeren, de oudste ou- stelde leefbaarheid van dorpen.
deren en nieuwkomers, zullen over
het algemeen altijd minder lokaal
betrokken zijn. De oudste ouderen
en bewoners die niet over een auto
kunnen beschikken zijn wat dat be-
treft relatief kwetsbaar.
- Community care is begrensd. Voor
het organiseren van structurele en
professionele hulp verwachten be-
woners en Wmo-betrokkenen een
regierol van de gemeente.
24