2. De telefoon gaat een paar keer over en
verwachtingsvol wacht ik tot Lize begint
te praten. Wat als er niemand op neemt?
Er gaat een schok door me heen,
misschien zijn ze al wel de hele nacht
naar me op zoek! Maar nee, er wordt
opgenomen, want Lize begint te praten.
3. “Hallo mevrouw Visser, u spreekt met
Lize Groothuis, de moeder van uw
dochters beste vriendin, Tirza.”
Ik probeer uit alle macht te horen wat er
aan de andere kant gezegd wordt, maar
tevergeefs, Lize staat te ver weg voor mij
om mee te kunnen luisteren. Dus
probeer ik maar op te maken wat mijn
moeder zegt uit de woorden van Lize.
4. “Ja, Lynn heeft vannacht hier geslapen.
Ze heeft me verteld wat er is
voorgevallen, en dat u graag wilt
verhuizen naar de stad, samen met haar.
Ze was behoorlijk overstuur,” zegt Lize
diplomatiek. Ze luistert naar mijn moeder
aan de andere kant, en maakt
begrijpende geluiden.
“Ja, ik snap dat u een nieuw begin wil
maken na alles wat er gebeurd is. Maar
vindt u het niet meer dan redelijk om ook
aan Lynn te denken?”
5. Het is weer even stil terwijl mijn moeder
haar relaas doet. Ik hoor haar stem
kwetteren, maar versta niet wat ze zegt.
“Ik weet dat het niet mijn zaken zijn.
Maar ik maak me zorgen om Lynn. Ze was
zo overstuur gisteren. Ze had het al zo
moeilijk na het auto-ongeluk. Als jullie nu
verhuizen, wordt ze uit haar vertrouwde
omgeving gehaald. Bovendien is het
compleet tegen haar zin.”
6. Tijdens de volgende stilte worden de
ogen van Lize groot.
“Wat zegt u nu? Het kan u niet schelen
wat uw dochter er van vindt? Ze moet
maar gewoon met u méégaan?” De
verontwaardiging is goed te horen in
haar stem.
Ik sla mijn ogen neer. Een steek van
verdriet gaat door mijn hart.
7. “Ja, dat zal wel. Het flapte er ‘zomaar
even uit’. Natuurlijk. Als u maar weer dat
ik u een vreselijke vrouw vind, en een
waardeloze moeder! U heeft haar jaren
geleden gedumpt bij haar tante, en nu
heeft u het lef om haar daar weg te
halen! Weet u wel wat u haar aan doet?
Én Dagmar?” Hijgend stopt ze met
praten.
8. Ik hoor het geschreeuw van mijn moeder
door de telefoon, en daarna haalt Lize de
hoorn van oor en legt hem neer.
“Oké. Ik denk niet dat dat echt geholpen
heeft,” zegt ze beteuterd. “Ik kon me niet
beheersen, het spijt me. Maar ik meende
wat ik net tegen je moeder zei…”
9. Ik schud mijn hoofd. “Het geeft niet, echt
niet. Ik snap het volkomen, zo denk ik er
zelf ook over.” Ik zucht even. “En ik dacht
nog wel dat ze veranderd was… Ze deed
zo aardig de laatste dagen, maar het
kwam gewoon doordat ze dat plannetje
in haar hoofd had.”
10. Lize komt tegenover me zitten en kijkt
me vol medelijden aan. “Je verdient dit
niet, Lynn. Je bent zo’n lieve meid, ik
snap gewoon niet dat je familie van
Mariska bent. Ik weet dat ik dit eigenlijk
niet zou mogen zeggen, ze is je moeder,
maar ik kan er niks aan doen.”
Ik knik. “Het is nou eenmaal zo…”
11. Dan bedenkt ik me iets. “Was mijn
moeder eigenlijk ongerust?” vraag ik.
Lize aarzelt even. “Nou… Zo klonk het
niet helemaal. Volgens mij heeft ze niet
naar je gezocht, of zoiets dergelijks. Ik
hoorde Dagmar wel op de achtergrond,
zij klonk wel ongerust, maar ook kwaad.
Niet op jou, maar op Mariska.”
12. Ik knik langzaam. Ik heb helemaal niet
meer aan Dagmar gedacht, maar voor
haar moet het ook verschrikkelijk zijn. En
nu moet ze mijn moeder nog zoveel
weken in huis hebben… Want ik weet dat
Dagmar een te goed hart heeft om haar
zus het huis uit te zetten, terwijl ze er zo
aan toe is.
13. Als Lize en ik zijn uitgepraat ga ik naar
Tirza’s kamer. Ik heb geen idee wat ik de
rest van de dag moet doen, want Tirza is
natuurlijk gewoon op school. Aan het
begin van de middag belt Lize nog een
keer naar mijn huis. Ze spreekt met
Dagmar af dat zij me aan het eind van de
middag komt halen. Dan moet ik weer
naar huis, waar ik helemaal geen zin in
heb.
14. Ik zal dan weer mijn moeder onder ogen
moeten komen, en haar verdragen in
mijn omgeving. Ik dacht de laatste dagen
even dat ik haar kon vergeven voor alles
wat ze gedaan heeft, en dat ze veranderd
was. Maar nu, nu voel ik de haat die ik
vroeger voelde, ik voel de woede weer
oplaaien in mijn binnenste.
15. Tegen de tijd dat Dagmar me op komt
halen, is Tirza nog niet thuis. Ze heeft
lang les vandaag, ik ook, als ik naar
school was gegaan. Ik sta al in de hal te
wachten, als Lize de deur opendoet voor
Dagmar.
“Hee, Dagmar,” zegt Lize zacht. “Hoe
gaat het? Ben je alweer wat bijgekomen
van de schrik?”
16. Dagmar haalt haar schouders op. “Ik kan
gewoon niet geloven dat Mariska me dit
aan doet. Óns dit aan doet, want voor jou
is het nog erger,” zegt ze, terwijl ze naar
mij kijkt.
Ik knik, voel een brok in mijn keel en
tranen die vechten om naar buiten te
stromen. Waarom moet mijn moeder ons
dit aan doen? Ik wil helemaal niet
verhuizen, niet naar die anonieme,
stinkende stad!
17. Dagmar ziet dat ik het moeilijk heb, en
neemt me in haar armen, waar ik in
huilen uitbarst. Zij begrijpt me tenminste,
denk ik, terwijl ik luid snik. Zij kent me
door en door, van top tot teen. En nu
moet een of ander monster, die zich mijn
moeder durft te noemen, me van haar
wegnemen en Dagmar en mij beiden
ongelukkig maken. Waarom?
18. Lize staat nog steeds naast ons in de hal.
Ze legt even een hand op Dagmars
schouder.
“Als jullie ook maar iets nodig hebben,
dan weten jullie ons te vinden! Laat jullie
niet uit het veld slaan, en probeer
Mariska tot rede te brengen!”
We knikken allebei bedaard, en daarna
vlieg ik Lize in de armen. “Dank je,” zeg
ik, en de tranen vloeien nog sneller uit
mijn ogen.
19. Lize glimlacht en kijkt me aan. “Geen
dank, je weet dat ik niet anders zou
kunnen!”
Ik knik, en dan nemen we afscheid.
Dagmar pakt mijn weekendtas, en samen
lopen we naar de auto, die ons weer
terug zal brengen naar huis. Al is het over
een poosje waarschijnlijk mijn huis niet
meer, het zal altijd mijn thuis blijven…