2. Vier weken later is tot mijn grote
teleurstelling alles rond, en hebben we
de sleutel van het appartement
gekregen. Ik had nog zo gehoopt dat er
iets fout zou gaan, dat er iemand anders
zoveel geld bood dat de verkoper het
niet kon weerstaan, dat op mysterieuze
wijze het hele gebouw instortte… Maar
nee, alles is zo gladjes verlopen dat mijn
moeder zelfs nog wat van de prijs heeft
af weten te dingen.
3. En nu heeft mijn moeder me zo’n beetje
meegesleept om naar het appartement
te gaan kijken.
Ze is er nog steeds heilig van overtuigd
dat ik het wel leuk zal gaan vinden, dat ik
net zo enthousiast zal worden als zij is.
Maar dat gaat dus absoluut niet
gebeuren. De botbreuken van mijn
moeder zijn snel genezen, en ze kan nu
alweer bijna alles doen wat een gezond
mens ook kan doen. Ook behangen en
verven, en dat is wat wij gaan doen.
4. Mijn moeder heeft zelfs Dagmar weten
te overtuigen om mee te helpen, hoewel
ze het nog steeds met grote tegenzin
doet, en nu staan we voor de deur van
het appartement.
“Zijn jullie klaar om naar binnen te
gaan?” zegt mijn moeder vrolijk.
Dagmar en ik mompelen en grommen
wat, maar mijn moeder trekt zich er niks
van aan, steekt de sleutel in het slot en
gooit de deur open.
“Tadaa!”
5. Ik kan het niet helpen om toch ietwat
nieuwsgierig te zijn. Dit is toch de plek
waar ik zal gaan wonen. Ik probeer er
onverschillig uit te zien en kijk naar
binnen. Ik zie een appartement met
vreselijk behang en met vies en
gehavend tapijt. Ik trek een wenkbrauw
op, wat is dit voor lelijk krot? Mijn
moeder ziet mijn blik en haalt haar
schouders op.
6. “Oké, het vergt nog wel wat werk, maar
daarom zijn wij hier nu toch? Kom op, ik
geef jullie een rondleiding en dan gaan
we aan het werk!” zegt ze, met nog
steeds dat vreselijk vrolijke humeur.
Dagmar en ik sjokken achter haar aan het
appartement in. Het is niet erg ruim,
maar wel ruim genoeg. De keuken is los
van de woonkamer, en ziet er gelukkig
wat beter uit dan wat ik tot nu toe gezien
heb.
7. We lopen door en mijn moeder gooit
weer een deur open. “Kijk, Lynn,” zegt ze.
“Dit wordt jouw kamer!”
Ik stap naar binnen en kijk rond. Het is
veel kleiner dan mijn oude kamer. “Mijn
bed past hier niet in,” zeg ik wrang.
“Nee, dat weet ik. Maar we gaan ook
allemaal nieuwe spullen kopen, lieverd.
Het wordt een echt nieuw begin!”
8. Ik zie Dagmars gezicht betrekken. Wat
een rotopmerking van mijn moeder. Ik
haal mijn schouders op en sjok naar het
raam. Als ik naar buiten kijk, zie ik dat
mijn uitzicht ronduit bagger is. Ik kijk
recht tegen een immens kantoorgebouw
aan, en voel me gelijk bekeken. Het staat
erg dichtbij, en ik heb het gevoel dat de
mensen in de kantoren zo in mijn kamer
kunnen kijken.
9. De rest van de dag gaan we aan het
werk, zonder nog een woord tegen elkaar
te zeggen. Ik ben de hele tijd bezig op
mijn eigen kamer, diep in gedachten die
behoorlijk verdrietig zijn. Ik kan nog
steeds niet geloven dat ik hier moet gaan
wonen – ook al heb ik al vier weken aan
het idee kunnen wennen. Dit
appartement voelt helemaal niet als een
thuis. Ik weet het, er moet nog veel aan
gebeuren, maar dan nog, dit zal nooit
mijn thuis worden.
10. Ik zucht en besluit om even pauze te
nemen. Ik laat me vallen tegen een muur
die nog niet gedaan is, en staar niets
ziend voor me uit. De laatste weken zijn
te snel verlopen naar mijn mening. Ook al
is de stemming thuis niet te harden, ik
liep de hele tijd rond met het idee in mijn
hoofd dat ik binnenkort met alleen mijn
moeder in een appartement moet leven.
En het komt steeds dichterbij. Zodra het
huis af is, zullen we gaan verhuizen…
11. Ik sta weer op en ga weer aan het werk.
Als ik stilzit krijg ik toch alleen maar
hoofdpijn van mijn malende gedachten,
en trouwens, als ik hier toch moet
wonen, kan ik er net zo goed iets moois
van maken. Ik ga extra hard aan het werk
in mijn nieuwe kamer, maar nog steeds
komt de zin niet om er te wonen.
12. Aan het eind van de middag is mijn
kamer helemaal klaar. Muren plus vloer.
Mijn moeder komt binnen en maakt een
goedkeurend geluidje. “Zo Lynn, dat ziet
er goed uit!” zegt ze. “Dagmar en ik zijn
ook heel ver gekomen. Het duurt nu niet
lang meer voor we erin kunnen.”
Ik knik, want ik heb de energie niet meer
om er tegenin te gaan. Vandaag was
slopend, en alles wat ik nu nog wil is een
warm bad en mijn eigen vertrouwde bed.
13. “We gaan nu naar huis, maar morgen
gaan we weer verder, dan kunnen we er
weer tegenaan!” zegt mijn moeder met
een glimlach. Ik verbaas me over haar
blijvende energie. Is het dan nooit op? Ik
knik weer en leg mijn spullen in een hoek
van de kamer. Dat ruim ik morgen wel
op. Dan loop ik achter mijn moeder aan
naar de woonkamer.
14. Ik kijk rond. Het ziet er niet verkeerd uit,
moet ik toegeven. Mijn moeder heeft er
iets veel beters van gemaakt dan het
eerst was. Al is het wel wat koud, alleen
maar zwarte en witte tinten.
“Nou, wat vind je ervan?” vraagt mijn
moeder.
Ik haal mijn schouders op. “Beter dan
eerst,” geef ik schoorvoetend toe.
Mijn moeder glimlacht. “Nou, dat is beter
dan niets!”