1. Abraham en Sara – geroepen tot geloof Lerenuit het leven van Abraham – Deel 2
2. Waaromzoveeltelerenuit het leven van ABRAHAM? Abraham – vader van het volkIsraël en begin van verbond van God met Israël Abraham – vader van nog 8 anderevolkeren Abraham – vader van allegelovigen De “roots” (fysiek en geestelijk) van misschienweldriekwart van de wereldbevolkinggaanterug op Abraham. Het leven van geloof in JezusChristus is telerenuit het leven van Abraham. Dus – het geloofslevenkan door het leven van Abraham geleerd en gedeeldworden.
3. Het evangelieuit het leven van abraham Jesaja 41:8 God noemde Abraham zijnvriend, want Abraham geloofde God. Johannes 8: 56 – 57 Abraham’s geloofrichttezich op de toekomstwaarinJezusdezewereldzou redden en eenhoopvolle en duurzametoekomstzoubrengen. Romeinen 4: 9b – 22 Zonde is watonsscheidt van God en geloof, niet de wet, is watonsbij Hem terugbrengt. Galaten 3: 1 – 10 Religie en (christelijke) wetten en regelsbrengenniet het levendat God onswilgeven; geloofwel. Hebreeën 11: 8 – 16 Geloofrichtzich op eenonzichtbare en tegelijkzekeretoekomst; het geloofsleven is eenleven van vreemdelingschap op aarde. Jakobus 2: 21 – 24 Geloofblijktuitwat je doet en de keuzes die je maakt.
4. Vandaag: De Roeping Genesis 11:27-12:20 Dit is de geschiedenis van Terach en zijn nakomelingen. Terach verwekte Abram, Nachor en Haran. Haran verwekte Lot; hij stierf nog tijdens het leven van zijn vader Terach, in Ur, een stad van de Chaldeeën, in zijn geboorteland. Abram en Nachor trouwden allebei. Abrams vrouw heette Sarai, Nachors vrouw heette Milka; zij was een dochter van Haran, die naast Milka nog een dochter had, Jiska. Sarai was onvruchtbaar, zij kreeg geen kinderen. Terach verliet Ur, de stad van de Chaldeeën, en nam zijn zoon Abram met zich mee, evenals zijn kleinzoon Lot, de zoon van Haran, en zijn schoondochter Sarai, Abrams vrouw. Samen gingen ze op weg naar Kanaän. Maar toen ze in Charan waren aangekomen, bleven ze daar wonen. Terach leefde tweehonderdvijf jaar. Hij stierf in Charan. De HEER zei tegen Abram: ‘Trek weg uit je land, verlaat je familie, verlaat ook je naaste verwanten, en ga naar het land dat ik je zal wijzen. Ik zal je tot een groot volk maken, ik zal je zegenen, ik zal je aanzien geven, een bron van zegen zul je zijn. Ik zal zegenen wie jou zegenen, wie jou bespot, zal ik vervloeken. Door [In] jou zullen alle volken op aarde gezegend worden.
5. Genesis 12:4-13 Abram ging uit Charan weg, zoals de HEER hem had opgedragen. Hij was toen vijfenzeventig jaar. Hij nam zijn vrouw Sarai mee en Lot, de zoon van zijn broer, en ook alle bezittingen die ze hadden verworven en de slaven en slavinnen die ze in Charan hadden verkregen. Zo gingen ze op weg naar Kanaän. Toen ze daar waren aangekomen, trok Abram het land door tot aan de eik van More, bij Sichem. In die tijd werd het land bewoond door de Kanaänieten. Maar de HEER verscheen aan Abram en zei: ‘Ik zal dit land aan jouw nakomelingen geven.’ Toen bouwde Abram op die plaats een altaar voor de HEER, die aan hem verschenen was. Daarvandaan trok hij naar het bergland dat oostelijk van Betel ligt, en ergens ten oosten van Betel en ten westen van Ai sloeg hij zijn tent op. Hij bouwde er een altaar voor de HEER en riep er zijn naam aan. Steeds verder reisde Abram, in de richting van de Negev. Eens brak er in het land hongersnood uit. Abram trok naar Egypte om daar tijdelijk te gaan wonen, want de hongersnood was zeer zwaar. Toen hij op het punt stond Egypte binnen te trekken, zei hij tegen zijn vrouw Sarai: ‘Luister, ik weet heel goed dat jij een mooie vrouw bent. Als de Egyptenaren je zien, zullen ze denken: Dat is zijn vrouw, en dan zullen ze jou in leven laten, maar mij zullen ze doden.
6. Genesis 12:13-20 Zeg daarom dat je mijn zuster bent, dan kom ik er dankzij jou misschien goed vanaf en loopt mijn leven geen gevaar.’ Inderdaad was Abram nog maar nauwelijks in Egypte of de Egyptenaren zagen dat Sarai een bijzonder mooie vrouw was. Ook de officieren van de farao merkten haar op. Ze vertelden de farao zo enthousiast over haar dat hij de vrouw naar zijn paleis liet overbrengen. En vanwege haar werd Abram door de farao met geschenken overladen: hij kreeg schapen en geiten, runderen, ezels, slaven en slavinnen, ezelinnen en kamelen. Maar de HEER trof de farao en zijn hof met zware plagen om wat er gebeurd was met Abrams vrouw Sarai. Toen ontbood de farao Abram. ‘Wat hebt u mij aangedaan!’ zei hij. ‘Waarom hebt u me niet verteld dat ze uw vrouw is? Waarom hebt u gezegd dat ze uw zuster is? Nu heb ik haar tot vrouw genomen. Hier is uw vrouw weer, neem haar mee en verdwijn!’ En op bevel van de farao werd Abram, met zijn vrouw en al zijn bezittingen, onder geleide het land uit gebracht.
7. “de God van Abraham en de God van Isaak en de God van Jakob. 38 Hij is niet een God van doden, maar van levenden, want voor Hem leven zij allen”. Luk. 20:37-38
15. Abram worships God “Daarverscheen de HEER opnieuwaan Abram en zei: ‘Dit land zalIkaanuwnageslachtgeven.’ Abram bouwdeeenaltaar op de plaatswaarhij God ontmoette”
16. Aabram moves south “Daarnatrokhijnaar het gebiedtussen Betel en Ai. Hijzettedaarzijn tent op…”
17. God renews promise to Abram “…en bouwdeeenaltaarvoor de Heer en aanbad Hem”
18. Famine in the land “Erbrakechtereenzwarehongersnooduit in het land Kanaän en Abram beslootnaarEgypteuittewijken”
19. Sarai To pose as sister “Je kuntbeterzeggendat je m’nzus bent”
20. Sarai taken to Pharaoh's house “En inderdaad, zogauw de Egyptenaren de schoonheid van Saraizagen, brachtenzijhunkoning, de farao, op de hoogte”
22. Abram leaves Egypt “En Abram trokuitEgyptenaar het Zuiderland, hij en zijnvrouw en al wathijbezat”
23. Abram worships in Bethel “Zijtrokken net zolang in noordelijkerichting tot zebijhunoudekamptussen Betel en Ai kwamen. Het altaardat Abram daar had gebouwd, stondernog en opnieuwaanbad Abram daar de naam van de Heer”
24. Met dank aan de St. Mary, KoptischOrthodoxekerkvoor de mooieplaatjes!
25. De tijdwaarinabraham en saraleefden Eenbewogenrecentegeschiedenis: De zondvloed, nogmaarruim 230 jaarvóór de geboorte van Abram en Sarai De verdeling van talen, nogmaarruim 130 jaarvóór de geboorte van Abram en Sarai Uiteengaan van de volkeren die uit de driezonen van Noachvoortkwamen Inzet van het proces van het vergeten van God … zosnel al
26. Gods roeping – Uitur Terach of Abram geroepen? “Toen Abraham, de vader van ons volk, nog in Mesopotamië woonde, voordat hij zich in Charan vestigde, verscheen God in al zijn luister aan hem en zei: “Trek weg uit je land, verlaat je familie, en ga naar het land dat ik je zal wijzen.” Toen trok Abraham weg uit het land van de Chaldeeën en vestigde zich in Charan. (Handelingen 7:2-4) Waarom Abram? “Door zijn geloof ging Abraham, toen hij geroepen werd, gehoorzaam op weg naar een plaats die hij in bezit zou krijgen, en hij ging op weg zonder te weten waarheen.” (Hebreeën 11:8) Waarom in Haran blijvensteken? “Na de dood van zijn vader bracht God hem naar dit land, waar u nu woont.” Handelingen 7:4
27. Sara – ookgeroepen? Ookzijstaat in de rij van geloofsgetuigen in Hebreeën 11. Uithaarwerd de zoon van de beloftegeboren! Eensoortvoorgangster van Maria. Sara deed mee in het geloofsavontuur: “Sara; zij gehoorzaamde Abraham en noemde hem ‘heer’” 1 Petrus 3:6 We zienlater in het leven van Abraham, dathijgrotewaardehechtteaanwat Sara zei.
28. Gods roeping – uitharan God herinnert Abram aanZijnroeping Alleen Lot gaatmee, rest familie blijftachter God bevestigt: dit is het land! Jesaja 30:21 “en wanneer u rechts of wanneer u links zoudt willen gaan, zullen uw oren achter u het woord horen: Dit is de weg, wandelt daarop.” Abram bevestigt door het bouwen van eenaltaar: ikgeloof U, Heer!
29. Abraham’s keuze – naaregypte Eenhongersnood – honger in het land van de belofte?! Wijverwachtensoms instant “vergoeding” natonen van gehoorzaamheid, terwijl God eenveeldiepere en groterezegenaan het bereiden is. “Want u hebt volharding nodig, om, de wil van God doende, te verkrijgen hetgeen beloofd is.” Hebreeën 10:36 Overgaan op eigenwijsheid … datkannietgoedgaan. Maar God laat het gebeuren
30. Gods ingrijpen – uitegypte In eersteinstantie leek allesnogkoek en ei “de faraooverlaadde Abram met geschenken”… maarniet in Gods ogen De HERE sloegFarao en zijnhelehuis met plagen……omwille van Sarai! (vgl. plagen 500 jaar later) Wie op de Heervertrouwenzullennietbeschaamduitkomen, maar hoe zou Abram zichhiergevoeldhebben? Inpakken en wegwezen – maarer was heel wat in tepakken (vgl. “zoberoofdenzij de Egyptenaren”) God geeft Abram en Sarainiet op; in zijngenadekeert God zelfsonzezwakheden ten goede.
31. Terug in het beloofde land Terugnaar de plekwaar God voor het laatstzoduidelijkaanwezig was; het altaarstondernog en Abram en Saraimoetenzichgevoeldhebbenalsofzethuiskwamen van eendramatischereis. THUIS! Thuis in Gods bestemming. En tochooknietechtthuis, nogniet: Als zij heimwee gekregen hadden naar het land dat ze verlaten hadden, hadden ze gemakkelijk kunnen terugkeren. Maar ze verlangden naar een beter vaderland, het hemelse. Daarom schaamt God zich niet hun God genoemd te worden; voor hen heeft hij immers een stad gebouwd. (Hebreeën 11:15-16)
32. Watkunnen we lerenvooronsleven nu? Waarzijnwij op onzegeloofsreis? Wie is de man die de HERE vreest? Hij onderwijst hem aangaande de weg die hij moet kiezen. (Ps. 25:12)
33. God roeptnog steeds mensen Uit Ur Nognooit Gods roepstemgehoordom Hem tegeloven en gehoorgevenaanZijnuitnodiging. ► Stel je vertrouwen op Hem en ga Hem zoeken, Hijzal je brengennaarovervloedigleven. Uit Haran Al eerdergeroepen, op weggegaan, maarblijvensteken in eenhalfhartigetoewijding. Niet in Ur, maarookniet in het beloofde land. ► Maakkeuzes en blijfnietsteken in lauwenavolging! Anders zul je nooit het overvloedigelevenkennendat God wilgeven.
34. God grijptnog steeds in UitEgypte Geroepen, op weggegaan, in het beloofde land geweestzijn, maar het weerverlaten en nu verdwaald. ► Ruim op en gainpakken – op weg, terugnaar je bestemming! (overweegeentijd van bidden en vasten)
35. Neemuw tent op ga op reis Door de wereldgaateenwoord En het drijft de mensenvoort. Neemuw tent op, ga op reis Naar het land datik u wijs. Here God wijzijnvervreemden Door teluist’rennaaruw stem. Brengonssaam met uwontheemden Naar het nieuwJeruzalem.
36. Reisgenoten, grijpthun hand! Velen, die de moedbegaf, Blijvenstaan, of dwalenaf. Hunk’rendnaarhunoude land; Reisgenoten, grijpthun hand! Here God wijzijnvervreemden Door teluist’rennaaruw stem. Brengonssaam met uwontheemden Naar het nieuwJeruzalem.
37. Naar Het land datik u wijs Door de wereldgaateenwoord En het drijft de mensenvoort. Neemuw tent op, ga op reis Naar het land datIk u wijs.