In deze presentatie ga ik in op het digitaal weerbaar maken van jongeren en hoe dit samengaat met het aanleren van een kritische houding. Weerbaarheid is per definitie een sociale vaardigheid. Kritisch zijn is een informatievaardigheid, maar beiden kunnen niet zonder elkaar.
1. eerbaar in cyberspace an digitale flirt tot cyberstalking_ Expertisecentrum E-Cultuur & Nieuwe Geletterdheid B e n e d i c t W y d o o g h e IPSOC KATHO-KORTRIJK V V
2. WAKKER? > W eerbaar > A lert > K ritisch Sociaal vaardig & informatievaardig
3. KRITISCH INFO EVALUEREN VOLUME TAAK BELANG BG Weinig Leren Weten 0 Veel Vinden Toegang AG Overvloed Selecteren Evalueren
13. “ De meeste tieners hoef je niets te vertellen over netrisico’s.” “ Ze zijn digitaal gepokt en gemazeld.” “ De zwakste groep zijn de 12 tot 14 jarigen.”
14.
15.
16.
17.
18.
19.
20.
21.
Editor's Notes
Goedemorgen dames en heren. Niet zolang geleden lazen we dat de helft van de jongeren de computer prefereert in plaats van de buitenlucht. Met andere woorden, ongeveer vijftig procent van de jeugd kiest voor een verblijf op internet of in games in plaats van de ‘echte’ wereld. Voor hen is ‘online gaan’ net als wandelen in een omgeving. Er is geen aparte cyberspace. Vandaar dat het thema ‘Digitale weerbaarheid’ hier niet mag ontbreken. Laten we binnenkijken in de digitale jongerenwereld. De vraag in deze korte bijdrage is drieledig en opgenomen in de hoofdtitel: Weerbaar, Veerbaar en Eerbaar. Eén. Is de jongere digitaal weerbaar? Twee. Beschikt hij of zij over voldoende veerkracht en, drie, hoe eerbaar gedragen zij zich op dat net. Waar flaneren ze, wat houdt hen bezig en over welke vaardigheden beschikken ze om zich staande te houden in cyberspace? De ondertitel ‘Van digitale flirt tot cyberstalking’ verwijst naar het spectrum van digitale vaardigheden waarmee ‘ de ’ jongere zich dagelijks mee bedient en toont dat hun digitaal gedrag uitgesproken prettig of bedreigend kan zijn. Hoe eerbaar is het internetgedrag van jongeren?
Deze overheidspublicatie veilig online pleit voor een wakkere houding op internet, een houding waarbij jongeren weerbaar, alert en kritisch. Vandaag wil ik ingaan op het weerbaar maken van jongeren en hoe dit samengaat met het aanleren van een kritische houding. Weerbaarheid is per definitie een sociale vaardigheid. Kritisch zijn is een informatievaardigheid, maar beiden kunnen niet zonder elkaar.
Een eenvoudig historisch schema… Nu, dat we kritisch moeten omgaan met informatie die we op internet vinden, was al langer duidelijk. In de begindagen vergelijkt men internet met de grootste bibliotheek ter wereld waar het licht uit is en de boeken door elkaar liggen. En toen kwam Google. Google werd het ijkingspunt, het jaar nul. Sindsdien spreken informatiehistorici van Before Google en After Google. Maar Google maakt geen onderscheid tussen info die ongecontroleerd of verantwoord was, maakt geen onderscheid tussen nonchalant of wetenschappelijk. Hoe weet je hoe waardevol, hoe relevant of hoe juist de informatie is die voor je ligt? Om dit probleem de wereld uit te helpen is het nodig dat jongeren, maar niet alleen jongeren, kritisch leren info verzamelen, verwerken en presenteren.
Als informatiesamenleving ter sprake komt, pleiten onderzoekers steevast voor de ontwikkeling en de integratie van informatievaardigheden. Met mondjesmaat worden deze informatievaardigheden in de eindtermen ingeschreven. Over de uitvoering ervan wil ik me niet uitspreken. Maar de basisvaardigheid is in elk geval te weinig zichtbaar als studenten in het hoger onderwijs arriveren.
Een informatievaardige student heeft technieken om na te gaan of informatie betrouwbaar, relevant en actueel is. Deze website die er voortreffelijk uitziet gebruik ik sinds 2005 als schoolvoorbeeld van een site met foute bedoelingen. Studenten ontdekken na enig onderzoek van deze site, dat deze gemaakt is door een lid van Ku Klux Klan. Het lijstje met voorbeelden kan ik moeiteloos langer maken. Hier heb ik mijn punt gemaakt, maar in het onderwijs kunnen scholieren en studenten niet genoeg dergelijke boodschappen krijgen om hun kritische zin te scherpen.
Bij web 1.0 hoort de bibliotheekmetafoor, hier zijn informatievaardigheden noodzakelijk om je weg te vinden, om je intellectueel weerbaar te maken. Met de komst van het interactieve internet, web 2.0 komen nieuwe vaardigheden om de hoek kijken: sociale weerbaarheid.
In allerlei vormen begeven wij ons op het web 2.0. Ik maak via Twitter een praatje met mijn buurman. Iets wat ik anders nauwelijks doe, want de man is bejaard en zit al in zijn pyjama als ik thuiskom. Ik gebruik Slideshare om mijn presentaties te delen, ik koop en verkoop via E-bay en informatie stockeer ik online via mijn Wiki, ik heb on-line bladwijzers via Delicious om tekstmateriaal terug te vinden en oma vraagt nooit meer om familiefoto’s: dank u wel Flickr en Picassa. Collega’s leren me kennen via Linked in. In mijn privétijd ben ik een jonge vader en mijn huis lijkt wel op een lunapark. Mijn oudste zoon speelt, chat en gaat internet op met zijn nieuwe Playstation. De afgedankte Playstation II staat op de kamer van de jongere kinderen. Onze Lowie is tien. Af en toe lees ik zijn opstelletje op zijn blog. Achiel zit in het eerste leerjaar en kreeg een fototoestel voor zijn eerste communie. Sinds kort zijn al onze huiselijke taferelen openbaar. Ons Marie is vijf en houdt van Youtube. Ze wil vooral K3 zien, zegt ze. Zelf maakte ze nog geen filmpjes, denk ik, hoop ik…. De kleinste kan net niet boven tafel kijken maar houdt nu al van die knopjes en de muis, tot ergernis van de rest van het gezin. En mijn vrouw? Die kijkt naar soaps, terwijl ik mijn weerbaarheid oefen, op facebook met haar vriendinnen. Cyberspace is niet langer een virtuele realiteit, maar een reële virtualiteit. Wie er flaneert, weet de digitale sociale codes te vergelijken met “echte” sociale vaardigheden, en echte communicatie.
Of je nu samenwerkt, meewerkt of tegenwerkt, of je nu vergadert, inspeelt op dingen, cyberspace blijft een plaats waar je kritisch bent en omgaat met kritiek, waar je een petitie ondertekent, waar je assertief bent of geplaagd wordt, waar jongeren de grens tussen pesten, plagen en stalken aftasten, waar verdriet en rouwprocessen, boosheid of woede tot uiting komen, een plaats waar we grappen maken en die bekijken, waar we lachen en vloeken, het is een plaats waar assertiviteit kan omslaan in agressiviteit. Enfin, ook op internet vraagt ons gedrag een stuk weerbaarheid. En daar kunnen we ons maar beter van bewust zijn.
Voor velen kwam het ‘sociale internet’ tot leven op Facebook. En na de ontdekking volgde ontnuchtering. Collega’s van me stellen vragen. Kunnen studenten mijn profiel zien? Wat als ik getagged ben? Roddelt men over mij? Tegelijk tonen die collega’s foto’s van zichzelf en hun kinderen, ze delen mee waar ze shoppen of wat ze eten. Ze vervloeken én bejubelen Facebook. Studenten zelf stellen minder vragen, alhoewel... Hogescholen en universiteiten worden zich bewust dat een profiel het imago versterkt, helpt bij het aantrekken van medewerkers en een band schept tussen collega’s, school en studenten. Sinds kort promoten diverse opleidingen zich via Facebook. Zo hopen ze op bekendheid bij potentiële studenten en een visualisatie van het netwerk rond de opleiding. Echter, wie zit er achter de account? Wie krijgt toegang tot het profiel van deze geïnteresseerde studenten? Goed om weten, niet?
Kranten publiceren tips om het cool te houden op FB. We kunnen ze alleen maar herhalen, zij het iets minder normatief of moralistisch… In het secundair onderwijs ligt de problematiek anders. Onlangs stelde De Standaard zich de vraag of leerkrachten en leerlingen met mekaar bevriend mogen zijn. De vraag leverde honderden reacties op. Er zijn ervaringen, pleidooien voor vorming, er zijn meningen die variëren van uiterst progressief tot ultra conservatief.
Ondertussen heeft Facebook de status van een zoekmachine. Sollicitanten, belastingontduikers en oorlogsmisdadigers worden één voor één gescreend. Cliënten van een sociale dienst melden best geen zwartwerk, extra inkomsten, of dure reizen. Amerikaanse studenten doorlopen een soort sollicitatie voor een plaats op een universiteit. In 40 procent van de gevallen beïnvloedt FB de aanvraag negatief, in 25 procent positief. Oud studenten vragen aan de universiteit om berichten uit het online archief te verwijderen. Hun uitspraken worden tegen ze gebruikt bij sollicitaties. De universiteitskranten gaan niet in op de verzoeken omdat ze hun archief compleet willen houden.
Vijftien jaar geleden reageerde de goegemeente gechoqueerd op deze beelden. Inmiddels verschoof de pijnlijkheidsgrens in de andere richting. We lachen dit weg, maar wie loopt niet verveeld bij het zien van onkuise tienermeisjes, of van kinderen die elkaar verrot schoppen terwijl een mobiele telefoon filmt? Wie breeddenkend is argumenteert dat er altijd al achterpoortjes waren om te doen wat niet mag, te proeven, te experimenteren. Wie wat smaller denkt, wie niet zo van brede perspectieven houdt, stelt dat internet geen achterpoortje is, maar de stadspoort van Babylon die zonder ophaalbrug wagenwijd openstaat. Maar is dat wel zo? Populaire media bieden geen juist beeld: je kan niet weerbaar genoeg zijn op internet. Overdrijving is nooit ver weg. Wetenschappelijk onderzoek en gezond verstand relativeren.
Deze publicatie zet een juiste toon. De meeste tieners moet je niets te vertellen over internetrisico’s, schrijven Justine Pardoen en Remco Pijpers. Door vallen en opstaan maken ze geregeld onprettige dingen mee. Hoe sterker ze in hun schoenen staan, hoe beter ze er mee omgaan. Evaring leert dat oneerbare voorstellen doorgaans niet van onbekenden komen, maar van leeftijdsgenoten, vrienden of familie. En wees gerust: de meeste jongeren gaan er niet op in. Mogen we op onze twee oren slapen? Ik weet het niet. Vooral twaalf tot veertien jarigen zijn kwetsbaarst: zij praten minst met hun ouders over seks en als jonge puber zijn ze beïnvloedbaar. Bovendien doen zij zich graag ouder voor. Op internet is dat eenvoudig. Precies daarom heeft deze groep steun of begeleiding nodig: ze stellen zich ongedekt op en hebben geen wapens.
Maar internet is niet tastbaar, voelbaar, argumenteert men soms. Je ‘voelt’ de virtuele wereld niet en dus is het ook niet echt. Internet zonder gevoelens? Voor jongeren zeker niet, net alsof we via een telefoon niet emotioneel zouden betrokken geraken. Toch wel.
Het onderzoek in Nederland in 2006 telde 10.000 respondenten en is representatief voor Vlaanderen. Recenter Vlaams onderzoek bevestigt deze cijfers alleen maar. De kaders zijn bewust groot en klein gemaakt: de grote berichten, die hoor je in de media, de kleinere, daarover zijn de media veel stiller.
Archlord. Deze kaart toont de spelwereld waarin BenX zich beweegt. Niet alleen op internet maar ook in de spelletjeswereld is een portie weerbaarheid geen luxe. Als je bang bent dat je kinderen zullen verdwalen kan je hen een enkelband aanbinden of je kan ze opsluiten. Een afbouw van je online leven als het ware. Het lijkt op de terugkeer naar de natuur zoals Rousseau het formuleerde. Het behoedt het kind tegen de slechte invloeden maar het verhoogt zijn weerbaarheid niet. Komt daar tegenwoordig bij kijken dat ouders en leerkrachten niet altijd weten wat er zich in cyberspace afspeelt. De leerkracht en de ouders zijn een stuk autoriteit kwijt. Toch zijn negatie en verbod geen goede strategie. De pedagogische taak verschuift naar het luisteren en het inspelen waar mogelijk. Het net dwingt alle generaties tot leren, waarbij de jongeren van de volwassen kunnen leren, en omgekeerd. Laat ons eerlijk zijn. Ontsnappen aan het web is onmogelijk. Met kleine kinderen ga je spelen in een parkje en eenmaal ze het parkje gewoon zijn kijk je van op een bankje toe. Later leer je hen het stadsplan, het verkeersreglement en het openbaar vervoer kennen. Zo kunnen ze tegen hun puberteit zelf op verkenning. Dat zijn informatievaardigheden. Je kan ze beleefd de weg leren vragen of ze uitleggen dat je bij het liften niet in elke auto stapt. Dat is weerbaarheid.
De film BenX brengt ons moeiteloos bij het thema cyberpesten. Het thema is voer van gevoerd en lopend onderzoek. Dat cyberpesten stevig is doorgedrongen in het leven van de Vlaamse tiener, is duidelijk. Alhoewel. Veel minder duidelijk is de ernst van de problematiek. Waarom? Het debat is voor een stuk in de media gevoerd en belicht dus vaak uitzonderingen in plaats van wetmatigheden. Het debat gebruikt juridische termen zoals daders en slachtoffers. Sommige onderwijsmensen en ouders dit jargon te vlug over. Bovendien polariseren de begrippen daders en slachtoffers het debat in een zwart wit denken, terwijl er bij pesten vaak sprake is van een interactie waar goed en slecht niet altijd uit elkaar te houden zijn. Zijn de gevolgen van cyberpesten erger of net niet erger dan gewoon pesten? Jonge vorsers en de media beklemtonen het schrikwekkende terwijl sommige onderwijzers en ouders vaak genuanceerder zijn. Cyberpesten laat veel sporen na en dat vergroot de opsporingskansen. En dat is geruststellend, aldus de ouders van ‘slachtoffers’. De discussie is hierbij geopend. Informeer je voor je een standpunt inneemt, negeer geen persoonlijke ervaringen, die zijn minstens even waardevol. Goede bronnen zijn: http://www.klasse.be/leraren/index.php?p=archief&id=12130 en http://www.viwta.be/files/Eindrapport_cyberpesten_(nw).pdf.
Weerbaarheid is durven. Durven is alles, klinkt het in BenX. Laat ik het volgende besluit formuleren: weerbaarheid en kritische zin zijn twee belangrijke vaardigheden om je staande te houden op internet. Digitale weerbaarheid bouw je 1. op lange termijn op en 2. in diverse plekken op. Weerbaarheid houdt een leerproces in gaande van de kleuterleeftijd tot de volwassenheid en realiseer je dus niet met een financiële ingreep of een cursus. Digitale weerbaarheid leer je niet alleen thuis, of in de zogenaamde derde plek maar ook in het onderwijs. Een mooi voorbeeld hoe het onderwijs het thema kan aansnijden vind je in het lespakket dat bij de film Ben X hoort. Het werd gemaakt door Sylvain De Bleeckere en is gratis te downloaden op www.benx.be/ndl/downloads/BenXscholendossierleerkracht.pdf.
Om af te sluiten nog dit. Het is nodig dat weerbaarheidsinitiatieven zich richten naar de zwakste groepen in de samenleving. Deze screenshot vat het cliché van de digitale kloof samen, maar Google afbeeldingen vertelt onjuistheden over de kloof: ze is te overbruggen, te dichten, met goedkope pc’s voor de derde wereld en een goed beleid, we zien senioren met een achterstand en kinderen met digitale voorsprong, we zien een leerkracht die een leerling begeleidt. Het beeld van de digitale kloof suggereert een kloof tussen man en vrouw, tussen rijk en arm, tussen jong en oud, tussen autochtoon en allochtoon. Niets is echter minder waar. Deze namiddag ga ik hier uitgebreider op in. Hier volstaat het te zeggen dat er een pak jongeren zijn zonder toegang en een nog groter aantal die het toestel niet kan gebruiken. Het is onjuist aan te nemen dat de generatie die geboren is na 1990 zich moeiteloos beweegt in de digitale wereld. Tot deze groepen moeten digitale weerbaarheidsprojecten zich richten, want zij zijn onvoldoende gewapend voor de wereld van morgen.
Ik dank u voor uw aandacht. Deze presentatie kunt u vinden op sideshare.