1. ding
VE
RZ
AM
EL
IN
k
een oo G over de betekenis van het woord
DING
sc
b
r ap plakboek din
g
Ger t-Jan Vergeer
2. ‘OH
JA,
DA
Dingen T D
i n g ’.
ING
’
en d
is nu e
‘d i t
Afm. 47 x 63 cm.
Een heraldische tuin en het opschrif t ‘dit is een ding’ .
‘Ding’ heette de oude Germaanse rechtspraak die in een
omheinde ruimte gehouden werd. Ver volgens werd ‘ ding ‘
voor werp waarover de rechtshandeling ging.
3. Kent u dat?? Zo van die banale situaties die blijven knagen in uw hoofd? Van die
dingen waar je geen vat op kan krijgen? Dingen die u wilt definiëren maar niet kan
definiëren omdat de definitie er al is zonder dat die uitgesproken wordt?
Voorbeeld:
Het komt voor dat men tijdens bijvoorbeeld een verjaardag kreten slaat als ‘ik heb
laatst dat ding waar je het over had gekocht’. Of ‘dat ding uit die en die gids is echt
iets’. Of, men heeft het als antwoord over ‘oh ja, dat ding’.
Om wat voor mij nog niet duidelijke reden weet iedereen dan waar men het over
heeft. Persoonlijk heb ik al een aantal keren op het punt gestaan om iets uit mijn
broekzak te halen en te zeggen: ‘dit is nu een ding’.
Jaren heeft mij dit fenomeen achtervolgt. Al tijden loop ik rond met het idee er
wat mee te doen. Ik wilde tijdens mijn studie er een essay over schrijven, bij mijn
afstuderen een scriptie maar steeds liepen de dingen anders dan gepland. In de
tussenliggende periode ben ik blijven verzamelen en zoeken naar oplossingen hoe
ik het woord ding moest definiëren. Welke betekenis heeft het, waar komt het
vandaan, hoe kan je zoiets uitbeelden, zijn er meer van dergelijke woorden? Kan
het ook een situatie zijn?
In dit verzamelwerk probeer ik erachter te komen, hoe ik een voorwerp kan
???
uitbeelden, wat zowel WEL als NIET een abstractie defineerd.
5. Om nu daadwerkelijk tot een realisering te komen van het
begrip ‘ding’ is het wel zo handig om te weten wat het is
en welke definitie er bij geplakt kan worden. Het meest
gemakkelijk daarbij is het pakken van een woordenboek.
Nederlands
1. voorwerp, zaak, prul (gooi toch weg dat ~)
2. straattaal meid, stuk mokkel, lekker ding,
soms als neerbuigend gezien
3. penis, informeel, wordt gebruikt als een specifiekere
benaming sociaal ongewenst is
4. arch. samenkomst waar recht gedaan wordt
(oorspronkelijke betekenis), zie geding, beding,
bedingen, afdingen
5. gebeurtenis (ik wacht op de ~ die komen)
6. klein kind, meisje
VER RE
TAL
ING DE
N
EN
IN Z s o mAm i g e
OM AAR
WAT
TAL
EN
- Du
its:
- En ding
g
- Fr els: thi
ans: ng
- La c
tijn: hose
- Gr
ieks causa
- Sp : Πρ
a ά
- Po ans: co γμα
ols: sa
- Po rzec
rt z
Antoniemen - Ita ugees:
liaa cois
- Ho n a
- onding
ngaa s: cosa
- Ru rs:
ssis tárg
- dong ch: y
Вещ
- antiding ь
- gnid
7. ANG
A A N VON
O o r s p r o n g TSTAA N
taalkundige geschiedenis
930 – 1000 n.o.j. De ‘Heidense’ jaren in IJsland
Het einde van de kolonisatie periode wordt afgesloten met de oprichting van het
AlÞing in 930 te Þingvellir. Deze‘algemene ding’ had z’n oorsprong in het Þing
(volksvergadering) zoals de kolonisten dat al uit Noorwegen kenden. De meest
voorname boer, die tevens priester in de godentempel was, bracht voor zijn
streekgenoten het offer aan de goden, en beslechtte hun onderlinge geschillen.
Hij hield dan Þing voor zijn streekgenoten. Dit Þing werd gewoonlijk twee maal
per jaar gehouden, in het voorjaar en in de herfst. De hoofdboer die leiding had
van het Þing noemde zich goði (priester). Zijn functie hield echter tevens in dat
hij, tijdens het Þing, tegelijk ook bestuurshoofd en rechter was.
Op IJsland waren al vroeg enkele Þings belangrijker dan andere. Deze dienden
dan om geschillen tussen verschillende districten te slechten. Onder deze
vooraanstaande Þingplaatsen was Kjalarnes ten westen van Reykjavik de meest
aanzienlijke. Dit kwam doordat deze Þingplaats in het gebied lag dat door
Ingólfr, de eerste nederzetter, in bezit genomen was. In Kjalarnes had Ingólf’s
zoon, Þorsteinn Ingólfsson, een tempel gesticht en een Þing geopend. Door zijn
afstamming en zijn grote verering van de goden, verwierf hij de functie van
allsherjargoði (goði voor het hele volk).
Al spoedig kwam de roep om een centralere locatie voor een gemeenschappelijk
Þing. De locatie van het AlÞing werd het Þingvellir (ding-vlakte), een ruime
grasrijke vlakte die nog in gemeenschappelijk bezit was en vlak bij een van
de grootste meren (Þhingvallavatn) van IJsland lag. Vanaf 930 werden nu een
keer per jaar ’s-lands wetten mondeling uitgedragen, en werd er rechtgesproken.
Er kan nu gesproken worden van de IJslandse vrijstaat die tot 1262 zal voort-
bestaan.
Ieder jaar in de voorzomer kwam nagenoeg de gehele bevolking enkele weken
samen. Men verbleef in tenten. Naast dat de wetgevende vergadering (lögrétta)
bijeenkwam, was het feesttijd met onder andere worstelen en paardengevechten.
Het lögrétta bestond uit 36 hoofdboeren (goði’s) die de leiding hadden over hun
district (goðorð). Daarnaast waren er nog de priester van het AlÞingi en de
wetspreker, die de gehele wet uit z’n hoofd kende.
Drie eeuwen van vrijheid en culturele bloei volgden. In het jaar 1000 werd op
het Þingvellir de beslissing genomen om tot het christendom over te gaan.
8. Germaanse oorsprong
Ding is de naam voor de Oudgermaanse volksvergadering. Op vaste tijden van
het jaar, vaak in het voorjaar, hielden de oude Germanen een grote bijeenkomst
van alle vrije mannen. Deze volksvergadering had een belangrijke functie, want
hier vonden alle heilige handelingen plaats, hier werd recht gesproken, werden
conflicten opgelost en nieuwe wetten aangenomen, maar hier werd ook over
oorlog en vrede beslist, de tweekamp gestreden, en de gemeenschappelijke
arbeid geregeld. De dingplaats was een heilige plaats, een vredesoord waar de
dingvrede heerste. Het dragen van wapens was daar verboden. Deze dingvrede
gold voor de hele duur van het ding, niet alleen op de dingplaats zelf, maar ook
daar buiten. Het was een onverstoorbare vrede tussen al diegenen die aanwezig
waren.
Het is logisch dat het ding als sacrale handeling aan bepaalde regels gebonden
was. Zo mocht de bijeenkomst alleen overdag -als de zon aan de hemel stond-
(vandaar de naam ‘dagding’ waar het woord ‘verdedigen’ uit ontstaan is) plaats
hebben. Om de dingplaats van de profane buitenwereld te isoleren werd deze
door een priester afgebakend met banden die aan hazelaarstokken waren
bevestigd. Na afloop van de zitting werd de dingplaats op even plechtige wijze
weer ontsloten. Zo lang het ding gehouden werd, werd een zwaard, schild of
vaandel opgericht gehouden. In later tijden werd in het midden van de ding-
plaats een beeld van één van de goden geplaatst. De beschermgod van het
ding was Tiwaz, ook bekend onder de Oudnoorse naam Tyr.
Tiwaz (strijder)
9. Etymologische oorsprong
De oorsprong van het woord “ding” ligt in het woord dat de Germanen
gebruikten voor een gevlochten wand. Deze kon zowel dienen als huismuur
maar ook als omheining voor een vee- of een opslagplaats, of om speciale
ruimtes zoals een tempel, een graf of een (volks)vergaderplaats. De naam
van het omheinde gebied nam in de loop der tijd de naam aan van de
omheining, en zo kwam de volksvergadering aan zijn naam: het ding.
Aangezien er tijdens de volksvergadering ook recht gesproken werd,
kreeg het woord “ding” de betekenis van “rechtszitting”.
De tegenwoordige betekenis van het Nederlandse woord “ding” (voorwerp)
is te verklaren uit die van “voorwerp, waarover de rechtszitting gaat”.
Ons werkwoord “dingen” is afgeleid van “ding” en betekent zo “rechtszitting
houden over”, “aanspraak maken op”, “bepleiten”. Andere woorden die
afgeleid zijn van “ding” in deze betekenis zijn “geding” (rechtszaak),
“dingspel”, “dingstig” (onenig) en “dingtaal” (pleidooi). Uit het oude
gebruik om officiële handelingen driemaal te herhalen, zoals de indaging
tot het gerecht driemaal moest gebeuren, ontstond de uitdrukking “alle
goede dingen in drieën” (vergelijk: driemaal is scheepsrecht).
Er bestaat vrijwel zeker een verband met het Gotische woord “theihs”
(voor “tijd”), maar waarschijnlijk niet in die zin dat het ding op een
vastgestelde tijd plaats had. Beide woorden gaan terug op een
indogermaanse wortel “tenk” waarmee een oude leemtechniek
werd aangeduid.
1
Þ -
> U
IT
TE
SP
RE
KE
N A
LS
‘TH
’ Z
O AL
S H
ET
EN
GE
LS
E ‘
TH
IN
G’
11. God van het ding
Tiwaz is de naam van een god die in het oudnoors Tyr, in het oudhoogduits
Ziu en in het oudengels Tiu heet. Hij is de hemelvader en personifieert de
zon. Daarnaast is Tiwaz als god van het zwaard en de speer ook de
oorlogsgod. Tiwaz zorgt voor gerechtigheid, eer, moed en wijsheid in de strijd.
Aangezien Tiwaz voor gerechtigheid zorgt, is hij ook de god van het ding,
de volksvergadering.
Tiwaz was rond het begin van onze jaartelling één van de voornaamste
germaanse goden. Later -in de tijd van de Vikingen- is hij wat op de
achtergrond geraakt. Aangezien Tiwaz ooit zo’n belangrijke god is geweest,
is het waarschijnlijk dat hij de voortzetting is van een oudere Indogermaanse
godheid. De samenhang met de godennamen Zeus en Dyaus en woorden als
het Latijnse “deus” en het Franse “dieu” (voor “god”) is echter niet zo
doorzichtig dat van een onmiddellijke verwantschap gesproken mag worden.
In Noord-Engeland zijn twee gedenkstenen gevonden uit de Romeinse tijd
(ca. 222-235 na Chr.), die zijn gewijd aan Mars Thincsus. Deze stenen zijn
opgericht door Twentse soldaten die bij de cuneus Frisiorum (een Romeinse
hulptroep) hoorden. Deze Mars Thingsus -letterlijk ‘Mars van het ding’- is
vrijwel zeker dezelfde als de Germaanse god Tiwaz. Uit de vondst van de
gedenkstenen blijkt vooral ook dat hij blijkbaar in Nederland vereerd werd
als god van het ding.
Z
WA
TI
13. da
g
va
DINGDAG
n AG
tNi S D
DI w
AZ
/
az
T IW Din(g)sdagen
De benaming voor onze weekdagen is gebaseerd op de naamgeving zoals de
Germanen die gebruikten. Deze namen vinden hun oorsprong in de overname
van de Romeinse weekindeling door de Germanen in de derde eeuw na Christus.
Voor enkele dagen werd de naam rechtstreeks vertaald uit het Latijn
(saturnusdag, zondag en maandag), maar voor de andere dagen werd een
germaanse equivalent gekozen.
De namen die de Romeinen kozen voor hun dagen komen overeen met de
namen van de destijds bekende planeten (waar ook de zon en maan toe
werden gerekend). De planeten werden -net als de dagnamen- naar de
Romeinse goden genoemd. Er waren er zeven: Zon, Maan, Mercurius, Venus,
Mars, Jupiter en Saturnus. De aarde zelf werd nog niet als planeet gezien.
Dinsdag betekent niets anders dan ‘ding’s dag’, oftewel de dag die voor het
ding was bestemd. De naam hangt samen met die van de Germaanse rechts-
god Tiwaz. Dezelfde dag draagt ook in de andere Germaanse talen namen die
verbonden zijn met Tiwaz: in het Engels “tuesday” (“Tiw’s day”), in het Noors
“tirsdag” (“Tyr’s dag”), in het Duits “Dienstag” en in het Fries “tiisdei”. In het
zuidwesten van het Nederlandse taalgebied bewaart men de herinnering aan
de naam Tiwaz in de vormen “Diessendag” en “Dijssendag”.
De Franse benaming voor dinsdag is “mardi”, naar het Latijnse “dies Martis”
(de “dag van Mars”, waarbij Mars zoals hierboven al genoemd de Romeinse
equivalent is van de germaanse god Tiwaz).
De overgang van “dingsdag” op “dinsdag” (waarbij de eerste ‘g’ verloren is
gegaan) is waarschijnlijk te verklaren door de invloed van “woensdag”.
14. A N.
IA
A ST
S EB
N T
SI
N
VA
D AG
E ST
FE
DE
T
HE
S
R I I
N UA
JA
20
Sint-Sebastiaan door
Andrea Mantegna
15. PA R
AVD I R B E E L D E N
OO
GMA
Pijp
Zeg je pijp, dan denken veel mensen aan Sherlock Holmes of aan Magritte.
Heiligen
De christelijke kerk staat bol van de heiligen. Bij al die personen is wel een
situatie of voorwerp verbonden. Kijk bijvoorbeeld naar de 12 apostelen. De
adelaar (Joannes), de leeuw (Marcus), de os (Lucas) enz. De meest bekende
is natuurlijk Jezus aan het kruis. Kruis staat voor altijd verbonden met de
kruisiging van Jezus. Maar ook andere godsdiensten hebben heiligen waar
een voorwerp refereert naar wie ze zijn.
Sint Sebastiaan
Sint Sebastiaan werd in de tweede helft van de derde eeuw geboren in
Narbonne. In Milaan groeide hij op. Tijdens de grote christenvervolgingen
ging hij naar Rome. Hij werd officier in de lijfwacht van keizer Diocletianus.
In het geheim was hij christen: niet uit angst. Integendeel hij gebruikte zijn
belangrijke positie aan het keizerlijke hof om andere christenen te kunnen
steunen en beschermen. Vele mensen wist hij tot het christendom te bekeren.
Wanneer keizer Diocletianus dit ontdekt geeft hij boogschutters opdracht om
hem op het Marsveld te laten doden. Nadat hij met pijlen was doorboord,
werd Sint Sebastiaan voor dood achtergelaten. In de nacht kwam de Heilige
Irene om hem te begraven. Ze ontdekte dat hij niet dood was. In haar huis
werd hij verzorgd en herstelde van de vele verwondingen. Genoeg op krachten
gekomen ging Sebastiaan naar de keizer om zijn wreedheden tegen de
christenen te verwijten. Opnieuw werd hij gegrepen en in de renbaan van het
paleis met knuppels doodgeslagen. Zijn dode lichaam werd in het hoofdriool
van Rome geworpen. Dit om te vermijden dat de christenen zijn graf zouden
vereren.
In een droom aan de Heilige Luciana openbaart Sebastiaan de plaats waar
zijn lichaam zich bevind.Hij wordt begraven in de catacomben bij de Via Appia.
Daar wordt hij tot op de dag van vandaag vereerd als martelaar. Hij wordt
aangeroepen tegen de pest vanwege zijn attribuut. De pijlen zijn symbool van
onheil en pest. Dezelfde pijlen maken hem tot beschermheilige van de
schuttersgilde. 20 januari is het de feestdag van Sint Sebastiaan.
16. Grappig om te weten is dat St. Sebastiaan op het Marsveld is omgebracht
wat weer een afgeleide is van de God van Mars wat weer terug te leiden is
naar Dies Maris – de dag van mars – Tiwaz’ dag – din(g)sdag. Daarnaast is
St. Sebastiaan na de ontdekking van de anatomie van het lichaam in de
schilder/ beeldhouwkunst vaak zo mooi afgebeeld dat het weer een ding op
zichzelf is geworden. Gekscherend wordt het ook de beschermheilige van de
Homo’s genoemd omdat hij zo vaak als mooie jongeling is afgebeeld.
(Het voorwerp/ ding bij hem zijn de pijlen. Hij is een ding/ icoon geworden in
meerdere opzichten en hij is gestorven op het Marsveld. Dat zijn wel grappige
verbanden om te vinden.)
DI
ES
MA
RI
S
–
DE
DA
G
VA
N
MA
RS
–
TI
W
AZ
’ D
AG
–
DI
N(
G)
SD
AG
17. Situatie?
Kan een ding ook een situatie zijn? Is ‘je eigen ding’ doen niet een situatie??
Is een vast ritueel als ‘iedere ochtend eerst een glas melk nemen’ een ding?
...Het glas wellicht, evenals het pak melk... Maar die twee gecombineerd in een
handeling?? Als je die handeling in een vast gegeven zet wat specifiek bij één
persoon hoort dan zou het kunnen.
Mijn idee is dat een ding zeer zeker een situatie kan zijn. Bedenk daarbij de
kreet ‘ja, dat zul je altijd zien’ of ‘ja, dat gebeurt hem nou altijd’. Dan zijn
bepaalde situaties/ handelingen aan één persoon verbonden. Doordat je bij
deze situatie direct aan die ene persoon denkt is er een direct verband te
vinden tussen bijvoorbeeld de pijp van margritte en het pak melk inschenken
van het voorbeeld hierboven.
ne
tw
er
k
www ET
Situaties (geplukt van verscheidene internet fora)
R N ‘Ach weet je,’ zegt een jongen in de trein tegen zijn telefoon,
TE ‘hij doet gewoon zijn ding weet je wel. Hij doet zijn ding, jij doet jouw ding.’
IN De conducteur komt langs om zíjn ding te doen: het plaatsbewijs controleren,
en de jongen er op wijzen zijn voeten niet op het bankje te leggen of daar een
ding onder te leggen. Tegenover hem zit een dame háár ding te doen, de nieuwe
roman van Paul Auster lezen, die ook gewoon zijn ding deed. Buiten doen de koeien
hún ding, de nobele kunst van het dolce far niente, terwijl ik langzaamaan aan míjn
ding ga beginnen, een bespiegeling schrijven over het woord ding, want de deadline
nadert en dit ding moet toch geschreven worden.
Het Middelnederlandse dinc betekende ‘rechtszaak’ (denk aan kortgeding) en
ontwikkelde zich tot de betekenissen die Van Dale er zo aforistisch aan geeft:
1. alles wat buiten de mens een zelfstandig bestaan heeft.
2. iets waarvan men de naam niet kent.
3. iets dat reeds genoemd is of waaraan althans de hoorder ook denkt
(vooral om minachting of wrevel uit te drukken),
4. aanduiding voor een jong vrouwelijk persoon.
5. geslachtsdeel.
6. kleren. ft
, b li j
7. abstracte zaak. oudt
’ in h ms
doen e bforu
8. iets bezwaarlijks. d in g Op w
r w a t ‘j e ter net. l
9. voorval. maa e t in je ve ra
a le , n D
op h ep woon ie t o e k n
n Va bero li j f g e oo r in
e r va e en over da, b s ic h ? en w ande
H e ld k do nsus ( ‘L in g an hoev n, de g,
jk. I onse e d is t d in n en akke e d in
id e li e h e le
c
ste g
o
t is h
e
kunn
e
ood
b
dat e
n
ondu r a lg hoog t, wa s te in b r g t op dat
aat e en’ h
et he a ll e goed t o e le r op
best g do a t is n ie t n is je je d ig e in g
ar w dus e ee skun n le v
e d in . Ma n we g. D n . A ls n de ame
d a t ‘j h o o r !’) h oeve n d in ouwe ter e de s
d oen la t o ij n e ig e h u iz en b ds b
e
b in nen
d in g ft P oet z ok st
ee
n we
betre der d ande
r in
li j k o unne
wat tuur an k
Vo o r n. Ie een
t e z ij weer je na oet d
goed
in en e
n
word
t in g d
mak , dan en d ze
enen bent n e ig al on
scho e d in o z ij aan
ou z toch
je go een
n e li j k
waar ie d e
r
u it e in
d
d . A ls t we
g e b ie zoda
e lk aars aken
va n u ik m en.
gebr o ld o
sten en v
d ie n kunn
eften
beho
19. Pandora
Pandora was de eerste vrouwelijke mens. Zij werd geschapen op bevel van de
oppergod Jupiter uit aarde en water door de god Vulcanus.
Zeus liet Pandora scheppen om wraak te nemen op Prometheus omdat hij het
vuur aan de mensen had gegeven. Pandora kreeg van Athene, Venus en Hermes
allerlei gaven, waarna zij haar naam kreeg. Pandora betekent dan ook “alle
gaven”. Pandora werd naar de broer van Prometheus gestuurd, Epimethus,
hij werd verliefd op haar en vergat waar zijn broer hem voor gewaarschuwd
had: ‘Neem nooit iets van Zeus aan’. Als huwelijksgeschenk nam Pandora een
verzegelde doos mee, waarin zich het ongeluk bevond. De doos werd geopend
waardoor alle rampen en ellende eruit vlogen. Op de bodem bleef alleen hoop
over.
Kist
De kist is waar ik het meest aan dacht toen ik ‘le petit prins’ las. De kist is
dan als voorwerp te beschouwen waar van alles in kan zijn. Het vormt een
mooi omhulsel waarbij iedereen mag bedenken wat daarin zit. Denk daarbij
ook aan bijvoorbeeld een cadeau; spannend verpakt, niet wetend wat erin
zit tot het uitgepakt is.
Antoine
de Saint-Exupery
De Kleine Prins
S
I N
PR
‘ L EE IP E H O O F D S T U K I I
N
L ETIT
E
K
PRIN
D
S’
20. Hoofdstuk 2
Zo leefde ik dus alleen, zonder ooit met iemand echt te kunnen
praten, totdat ik op een keer, zes jaar geleden, motorpech kreeg
in de Sahara-woestijn. Er was iets stuk gegaan binnen in mijn
motor, en omdat ik geen mecanicien en ook geen passagiers aan
boord had moest ik proberen om helemaal alleen een moeilijke
reparatie uit te voeren. Het was voor mij een kwestie van leven of
dood. Ik had nauwelijks voor acht dagen drinkwater bij me.
De eerste avond sliep ik dus in het zand, wel duizend mijl vervan
de bewoonde wereld. Ik was veel eenzamer dan een schipbreukeling op
een vlot midden op de oceaan. Je kunt je dus voorstellen, hoe
verrast ik was bij het aanbreken van de dag, toen een grappig
klein stemmetje me wekte. Het zei: ‘Toe - teken eens ‘n schaap
voor me.’
- Hé?
- Teken eens ‘n schaap voor me
Ik sprong op, alsof ik door de bliksem getroffen was, wreef mijn
ogen uit en keek eens goed. En ik zag een hÈÈl uitzonderlijk klein
kereltje, dat me ernstig aankeek. Kijk, dit is het beste portret,
dat ik later van hem heb kunnen maken (Tekening nummer 4). Maar
mijn tekening is natuurlijk vÈÈl minder aardig, dan het model.
Dat is mijn schuld niet. Toen ik zes was hadden de grote mensen
me afgeraden om schilder te worden en ik had niet leren tekenen,
behalve dan dichte boa constrictors en open boa constrictors.
Ik bekeek die verschijning dus met ogen die rond van verbazing
waren. Vergeet niet, dat ik duizend mijl van de bewoonde wereld
was. Maar dat kleine ventje zag er niet uit, alsof hij verdwaald
was, of doodmoe of hongerig, of dorstig of angstig. Hij had niets
van een verloren kind in de woestijn, duizend mijl van de bewoonde
wereld af. Toen ik eindelijk een woord kon uitbrengen, vroeg ik
hem: ‘Wat doe je hier eigenlijk?’ En toen herhaalde hij héél zacht,
alsof het iets héél ernstigs gold ‘Toe, teken eens ‘n schaap voor
me.’
Als het geheimzinnige al te veel indruk op ons maakt, moeten
wij wel gehoorzamen. Hoe zinloos het mij ook leek, op duizend mijl
21. van de bewoonde wereld en in doodsgevaar ik haalde een blaadje
papier en een vulpen uit mijn zak. Maar toen bedacht ik, dat ik
vooral aardrijkskunde, geschiedenis, rekenen en taal geleerd had
en ik zei, een beetje humeurig, tegen het kereltje, dat ik niet
tekenen kon. Hij antwoordde:
- Dat doet er niet toe. Teken maar ‘n schaap voor me. En omdat ik
nog nooit een schaap getekend had, maakte ik nog maar eens een
van de twee enige tekeningen waartoe ik in staat was voor hem. De
dichte boa constrictor.
En stomverbaasd hoorde ik hem zeggen:
- Nee, nee! ik wil geen
tek
olifant in ‘n boa. ‘n Boa constrictor is veel te gevaarlijk en eni
ng
een olifant neemt zoveel ruimte. Ik woon erg klein. Ik heb ‘n num
mer
schaap nodig. Teken nou een schaap voor me. Toen tekende ik het 5
dan maar (tekening nummer 5). Hij bekeek het aandachtig en zei:
- Nee, dat schaap is nu al zo ziek. Maak er nog maar een.
Ik tekende. (tekening nummer 6) Mijn vriendje lachte vriendelijk
en toegeeflijk.
- Je ziet toch wel dat dat geen schaap is: ‘t is een ram, hij
6
heeft horens ... Nog eens maakte ik mijn tekening over. Maar die er
umm
n g n
werd ook al geweigerd, net als de vorigen. eni
tek
- Die is te oud. Ik wil een schaap, dat lang blijft leven. Toen
werd ik ongeduldig, want ik wilde gauw beginnen mijn motor uit
elkaar te halen. Ik maakte dit krabbeltje (tekening nummer 7)
en zei: ‘Dat is de kist. Je schaap zit erin.’ Tot mijn verbazing
zag ik het gezicht van mijn kleine kunstcriticus stralen. tekening nummer 7
- ja, zo wilde ik ‘t precies hebben!
- Denk je dat het schaap veel gras nodig heeft?
- Waarom?
- Omdat ik maar een héél klein tuintje heb.
- Dat zal best gaan. Ik heb je een héél klein schaapje gegeven.
Hij boog z’n hoofd over de tekening:
- Zo piepklein is het nu ook weer niet ... Hé! Het is ingeslapen
...
En dat was dan mijn kennismaking met de kleine prins.
22. r
hte
) ac
gen rde
(din o
tjes de volg pen
oon l j
er e ic be paa j begri ere
n.
Me erd en wi unic
ar in e en die co mm
elka en zinn aar te
m elk
vor et
zo m
om
23. AN
ng
DE nog m
eer di
RE
ANDERE VOORBELDEN VAN DING
DI
NG
EN
24.
25. O
PL
O
SS
IN
IN G
BEELDEND ALI
G
S ER
RE
Naar aanleiding van het verhaal van de kleine prins ben ik gaan nadenken. Wat
als ik nu een doos maak? - grote afmetingen om mensen stil te laten staan.
Zeg bijvoorbeeld een kubus met zijden die een lengte hebben van X meter. Laat
mensen in ieder geval stil staan om te kijken wat het is. Het valt op.
Maar dan komt de volgende vraag: Moet het een kleur hebben? Zo ja, welke?
Beperk ik het ding niet door de kubus een kleur te geven? Wie zegt mij dat het
nu juist DIE kleur moet zijn? Heeft het een link of is het onbewust gekozen?
Wit?? ...om neutraal te blijven... Moet men in de kubus kunnen? En waarmee
maak ik duidelijk wat ik wil? Ik kan er een grote vraagteken op maken. Maar
dat maakt het ook niet duidelijker. Ik kan het verhaal omschrijven van wat ik
probeer uit te beelden en daarbij vertellen dat ‘het ding’ in de doos zit en dat
de afmetingen niet op schaal zijn. Waarom niet op schaal? Omdat ik door middel
van de afmetingen het ding beperk. Wie zegt mij dat het niet groter is? Waarom
mag ik niet in de kubus om te kijken? Misschien moet ik het nog groter maken
en zwart aan de binnenkant. Geen licht en dan mensen maar laten zoeken en
dwalen...
26. Hall’s Iconografisch handboek
N,
PE
ER EN
W
ER LEN IN E
D O
ON MB VENEND
SY TIE ELD
MO BE
T ( I SBN
DE NS 90-7
K U 4 310
-05-
2)
27. Zoals ik eerder schreef, zijn veel mensen uit de (kunst)geschiedenis
...
herkenbaar aan een voorwerp/ ding wat ze bij zich dragen.
Hierbij volgen een aantal voorbeelden die voor (bijna) iedereen
herkenbaar kunnen zijn.
VOORBEELDEN:
- Vrouwe Justitia en haar weegschaal.
- Escher en zijn tekendingen.
- Maria en het kindje Jezus.
- Thor en zijn bliksemschichen.
- Neptunus en de drietand.
- J o h a n n e s e n d e a d e l a a r.
- Icarus en zijn vleugels.
- Amor en zijn pijlen.
28. ...
flu
ffi
g
di
er t
tje och
... gez
H ulp
..
ing’.
p ‘d
.I
egri
en b er-
ord
t wo riptie in-
r he n sc e
ek naa n ik ee . Het uit .
ET erzo is be meling liseren
ond rwerp rza rea
eb een onde mooi ve nog te -
Ik h reed ls een g toch r ge
en b achte n,
et e hrijven a ieme din ik er schrijve
at h sc ult ben
Doord an het m HET n
S
men zoeken e
over
a is o te ko t
ke doel ke doel kst moe n
delij delij boel te cht e
itein ekto to
at u erst een e. ijn zo eeld/ fo e
tot d
GR
e ti nm b nd
Om n dat ik ze scrip ing va ventuele derstaa
e
kom ar ook d
e fsluit e n
en a tot een g van o heel.
vand
a lijk e e
s ge riaal om twoordin in het g
is du mate ean orden
IJ
riptie g ze b w
De sc rzamelin en. De nomen
ve m e
een nnen ko dus opg rking
.
n ewe
te ku n kunne med
PB
e
vrag or alle
kt vo
st b edan rafi e)
Alva otog
eer (F
Verg
AA
-Jan
Gert
.
DING
t bij
enli jst: denk is he
t? ).
aan wat (foto
RS
Vrag aar je ven, vlak
w ge latte
rste ING d); p
et ee je D
1. H zou lijk (3
itie imte ?
defin . Ru elke
..
elke lden ja, w
2. W itbee n. Zo
het u e zij ?
ou je ituati elke
... 3. H
oe z
ook
e en s
ja, w
elke
?
) Zo
ja, w
.
ie een
DING id zij
n. Zo
(anti
-ding
ts 4. ka
n
G oo
k ge
lu
l voo
r DIN
G.
me n ee
n DIN
tege
npoo
ilen
naar:
t e 5. Ka een g-ma
t er
ook teru <-- mij g
e-
.net
n je
en 6. B e
staa oord
en ka
gmx
oet je
en m s nog an -
dere
Reacties op e-mail rondvraag
Antw krijg
ho ing@ il g
ven n teru
e-ma je te
hetd
e
r per . Mocht invullen
op --> agen
lieve p
lijst je wat o st willen
r lij
ijz t je
de vr n ik stuu vragen
e
Moch mailen n die de d.
ze
er n e
woo n kenn g dat alt
ij
en se
men n dan m
maile
a
bu dankt
.
ize Alva
st be
n.
..
...
ee
n a
u tog
ord
elh
ou
de
...e
r. .
.
en
ba
na
an
....
..v
oo
rw
er
p
m
et
ro
nd
e
vo
rm
en
...
29. MAIL:
Gezien mijn onderzoek naar het woord en begrip ‘ding’ zoek ik naar alle
mogelijke manieren om aan antwoorden te komen. Eén van die manieren is
om mensen te vragen wat zij denken en vinden.
Het uiteindelijke doel is nog steeds om een voorwerp dan wel een foto te maken
wat ‘Het Ultieme ding is’. Zo is het ooit begonnen en dat doel staat nog steeds
vast.
Om tot dat uiteindelijke doel te komen ben ik er achter gekomen dat ik eerst
een boel tekst moet zoeken en schrijven, vandaar ook deze scriptie.
De scriptie is dus gelijk een afsluiting van mijn zoektocht en een verzameling
materiaal om tot een eventuele beeld/ foto te kunnen komen. Deze mail en
eventuele beantwoording kunnen dus opgenomen worden in het geheel.
Alvast bedankt voor alle medewerking.
:
VR IJST DING
.
GENL
G
AD I N t bij het?
N G G EV R A aan
denk
n, w
at is
DI N aar j
e geve 3d);
NG ste w DING ijk (
DI He t eer z ou je ui mtel
itie n. R
1. defin elde e?
elke uitbe welk
W
u je
het o ja,
2. zo ij n. Z
Hoe foto)
. tie z welk
e?
3. ak ( situa g)
te vl een o ja, i-din
plat ook jn. Z (ant
D ING i d zi DI NG.
een gelu oor
kan ook ool v
4. DING te genp
een een
Kan ook
5. a at er
Best ?
6. elke
Zo ja, w
Antwoorden kan je terug-mailen of per briefpost aan mij sturen.
Over verdere vorderingen mag je mij altijd mailen. Mocht je tevens nog andere
mensen kennen die dut vragenlijst willen invullen en terug-mailen dan mag dat
altijd.