2. Structuur van de psalm 2a-2bLof op Gods naam 2c-3Grootheid van God in het heelal 4-5 Kleine plek voor de mens in de heelal 6-7 Grote plek voor de mens op aarde 8-9Grootheid van de mens op aarde 10 Lof op Gods naam
3. De stemmen van kindereneen macht tegen vijanden De hogepriesters en de schriftgeleerden zagen welke wonderen hij verrichtte en hoorden de kinderen in de tempel ‘Hosanna voor de Zoon van David!’ roepen, en ze waren hoogst verontwaardigd. Matteüs 21,15
4. De stemmen van kindereneen macht tegen vijanden Ze gingen hem vragen: ‘Hoort u wat ze zeggen?’ En Jezus antwoordde hun: ‘Jazeker! Hebt u dan nooit gelezen: “Door de mond van kinderen en zuigelingen hebt u zich een loflied laten zingen”?’ Matteüs 21,16
5. De stemmen van kindereneen macht tegen vijanden Zo liet hij hen staan, en hij ging de stad uit, naar Betanië, waar hij de nacht doorbracht. Matteüs 21,17
6. Wat is de mens? U hebt hem bijna een god gemaakt, hem gekroond met glans en glorie, hem toevertrouwd het werk van uw handen en alles aan zijn voeten gelegd:
7. Wat is de mens? Dat alles aan hem onderworpen is, zien wij echter nu nog niet; wel zien we dat Jezus-die voor korte tijd lager dan de engelen geplaatst was opdat zijn dood door Gods genade iedereen ten goede zou komen-vanwege zijn lijden en dood nu met eer en luister gekroond is. Hebreeën 2,9
8. Wat is de mens? Want om vele kinderen in zijn luister te laten delen achtte God, voor wie en door wie alles bestaat, het passend de bereider van hun redding door het lijden naar de uiteindelijke volmaaktheid te voeren. Hebreeën 2,10
9. Wat is de mens? Omdat die kinderen mensen zijn van vlees en bloed, is de Zoon een mens geworden als zij om door zijn dood definitief af te rekenen met de heerser over de dood, de duivel, en zo allen te bevrijden die slaaf waren van hun levenslange angst voor de dood. Hebreeën 2,14 en 15
10. Het moge duidelijk zijn: hij is niet begaan met het lot van engelen, hij is begaan met het lot van de nakomelingen van Abraham. Hebreeën 2,16