Sociale media in de opsporing Een verkennend onderzoek naar de mogelijkheden van het betrekken van burgers bij de opsporing via sociale media in het korps Gelderland-Zuid
Ähnlich wie Sociale media in de opsporing Een verkennend onderzoek naar de mogelijkheden van het betrekken van burgers bij de opsporing via sociale media in het korps Gelderland-Zuid
Presentatie Raak, Van Informeren Tot Co Creerenbindje
Ähnlich wie Sociale media in de opsporing Een verkennend onderzoek naar de mogelijkheden van het betrekken van burgers bij de opsporing via sociale media in het korps Gelderland-Zuid (20)
Sociale media in de opsporing Een verkennend onderzoek naar de mogelijkheden van het betrekken van burgers bij de opsporing via sociale media in het korps Gelderland-Zuid
1. Sociale media in de opsporing
Een verkennend onderzoek naar de mogelijkheden van het
betrekken van burgers bij de opsporing via sociale media
in het korps Gelderland-Zuid
+ ?
Nick van den Bogaard
Recherchekundige in opleiding korps Gelderland-Zuid
nicky.van.den.bogaard@webmail.politieacademie.nl
nicky.van.den.bogaard@gelderland-zuid.politie.nl
3. Sociale media in de opsporing
Samenvatting
Indien aan de Nederlander wordt gevraagd naar bereidheid om een bijdrage te leveren aan de
bestrijding van criminaliteit dan blijkt hier een groot draagvlak voor te bestaan. Binnen de Nederlandse
politiekorpsen worden dan ook tal van (digitale) initiatieven ontwikkeld om burgers te betrekken bij de
opsporing. SMS-Alert en Burgernet zijn hier bekende voorbeelden van. Een bekend probleem is
echter dat de deelname onder burgers van 35 jaar en jonger achter blijft bij de deelname van hun
oudere medeburgers. Onderzoek in Midden- en West-Brabant heeft bijvoorbeeld aangetoond dat van
alle deelnemers aan SMS-Alert in deze regio slechts 7,1% jonger dan 26 jaar is. Dit kan deels te
maken hebben met het soort middel dat ingezet wordt. Sociale media, zoals Twitter, Hyves en
YouTube zijn virtuele ontmoetingsplekken van de jongere burger en lijken dus voor de opsporing
geschikte middelen om met hen in contact te treden. In Nederlandse politieregio’s wordt al op diverse
wijzen gebruik gemaakt van sociale media om burgers te betrekken bij de opsporing.
In deze studie wordt een inventarisatie gemaakt van populaire sociale media en het gebruik hiervan
door de Nederlandse politiekorpsen, teneinde te komen tot mogelijk nieuwe toepassingen voor het
korps Gelderland-Zuid. De geformuleerde probleemstelling luidt dan ook: “Op welke wijze wordt in
Nederlandse opsporingsonderzoeken gebruik gemaakt van sociale media en welke andere mogelijke
sociale media zijn hiervoor in Nederland beschikbaar die in te zetten zijn in het korps Gelderland-
Zuid?” De volgende drie onderzoeksvragen worden behandeld om tot een beantwoording van de
probleemstelling te komen:
1. Welke sociale media zijn bekend?
2. Welke sociale media worden in Nederlandse opsporingsonderzoeken gebruikt?
3. Op welke wijze worden deze sociale media in opsporingsonderzoeken gebruikt?
Door het uitvoeren van een literatuuronderzoek, het doorzoeken van de intranetten van de korpsen en
het afnemen van interviews worden deze drie onderzoeksvragen beantwoord.
Uit de resultaten van dit onderzoek blijkt dat een eenduidige definitie van sociale media ontbreekt. Uit
de verschillende definities komen wel een aantal gemeenschappelijke kenmerken naar voren. Volgens
Van Berlo (2008) zijn dit; open, sociaal en gebruiker centraal. Sociale media kunnen op drie manieren
bijdragen aan het betrekken van de burger bij overheidstaken; crowdsourcing, the wisdom of crowds
en cocreatie. Binnen het onderzoeksveld is ook geen duidelijke overeenstemming in de wijze van
categoriseren van sociale media. Hierdoor is gezocht naar een voor dit onderzoek bruikbare indeling.
Dit heeft geleid tot een indeling in technische en sociale middelen. De technische middelen zijn de
meer fundamentele, gedeeltelijk zichtbare ICT tools die het mogelijk maken (faciliteren) om aan
sociale behoeften te voldoen. De sociale middelen zijn vaak zichtbare platforms waarop interactie en
het delen van diverse soorten content plaatsvindt. Het woord ‘middel’ is gekozen, omdat sociale media
in het kader van dit onderzoek ingezet worden als middel om een (opsporings)doel te kunnen
bereiken. De bekeken technische middelen zijn de RSS feed, widget, API en social bookmarking. De
bekeken sociale middelen zijn Twitter, wiki, blog, beeld/geluid delen en sociale netwerken. Deze
middelen zijn geselecteerd op basis van populariteit en vertegenwoordigen slechts een deel van alle
sociale media. De uit de eerste onderzoeksvraag voortgekomen sociale media worden per maart
2010, op de wiki en social bookmarking na, op verschillende wijze, ingezet binnen de opsporing door
Nederlandse korpsen. Om de derde onderzoeksvraag te beantwoorden is de inzet van Twitter in
Brabant Zuid-Oost, YouTube (beeld/geluid delen) in Hollands-Midden en politieonderzoeken.nl
(beeld/geluid delen) in Utrecht nader bekeken. Twitter wordt in Brabant Zuid-Oost gebruikt als extra
kanaal voor pers- en opsporingsberichtgeving, zowel op regionaal- als op wijkniveau. Via de RSS feed
is dit een nagenoeg geautomatiseerd proces. Voor de gevallen waarin vlak na een gepleegd delict een
SMS-Alert wordt ingezet, wordt door de afdeling communicatie ook handmatig een Tweet-Alert
verzonden. Deze Tweet-Alert heeft vooral door de optie van retweeten een vergroting van het te
4. Sociale media in de opsporing
bereiken publiek ten gevolge. In Hollands-Midden wordt YouTube gebruikt als kanaal om jongeren te
bereiken. De afdeling communicatie maakt hiervoor in eigen beheer opsporingsfilmpjes. Hierbij is de
Aanwijzing Opsporingsberichtgeving leidend. Wat in Hollands-Midden opvalt, is de toepassing van een
marketingcommunicatiestrategie per opsporingsonderzoek. Tot slot is gekeken naar de geplande
wijze van inzet van de website politieonderzoeken.nl in Utrecht binnen een lopend TGO-onderzoek.
De wijze van verondersteld gebruik van deze website, sluit goed aan bij de drie basiskenmerken van
sociale media. Indien de interactie gewaarborgd kan worden, zal dit een sociaal middel worden
waarmee cocreatie tot stand kan komen. Het mee laten denken door de burger kan als middel tegen
tunnelvisie dienen en kan tevens nieuwe hypothesen en scenario’s opleveren. Ook kan de website
voor crowdsourcing ingezet worden om specialistische vragen bij de burger weg te zetten.
In hoofdstuk zes van dit paper wordt aan de hand van samenvattende conclusies bovenstaande
samenvatting meer uitgebreid weergegeven. Uiteindelijk leiden deze samenvattende conclusies tot
drie clusters van aanbevelingen aan het korps Gelderland-Zuid en één aanbeveling aan de
Nederlandse politie. Het eerste cluster heeft betrekking op het toevoegen van sociale media aan de
reeds bestaande communicatiekanalen. Binnen het tweede cluster zijn aanbevelingen terug te vinden
op welke wijze sociale media in een doelgroepgerichte, multimediale strategie ingezet kunnen worden.
Het derde cluster bevat enkele aanbevelingen gericht op het optimaliseren van de interne
randvoorwaarden voor het kunnen toepassen van sociale media. De aanbeveling aan de Nederlandse
politie betreft het opzetten van een centraal regiepunt voor de inzet van sociale media.
5. Sociale media in de opsporing
Inhoudsopgave
Hoofdstuk 1. Inleiding p. 1
1.1 Aanleiding p. 1
1.2 Doelstelling p. 2
1.3 Probleemstelling p. 2
1.4 Onderzoeksvragen p. 2
1.5 Afbakening p. 3
1.6 Definiëring van begrippen p. 3
1.7 Leeswijzer p. 4
Hoofdstuk 2. Methodologische verantwoording p. 5
2.1 Methoden van onderzoek p. 5
2.2 Beperkingen p. 6
Hoofdstuk 3. Resultaten onderzoeksvraag 1: Welke sociale media zijn bekend p. 7
3.1 Algemene kenmerken sociale media p. 7
3.2 Categorisatie sociale media p. 8
3.3 Technische middelen p. 8
3.4 Sociale middelen p.10
3.5 Discussie p.12
Hoofdstuk 4. Resultaten onderzoeksvraag 2: Sociale media in Nederlandse opsporing p.14
4.1 Technische middelen p.14
4.2 Sociale middelen p.15
4.3 Discussie p.18
Hoofdstuk 5. Resultaten onderzoeksvraag 3: Drie middelen nader bekeken p.21
5.1 Twitter in Brabant Zuid-Oost p.21
5.2 YouTube in Hollands-Midden p.22
5.3 Politieonderzoeken.nl in Utrecht p.24
5.4 Discussie p.25
Hoofdstuk 6. Samenvattende conclusies en aanbevelingen p.28
6.1 Samenvattende conclusies p.28
6.2 Aanbevelingen p.31
Literatuur p.33
Bijlagen p.35
6. Sociale media in de opsporing
Hoofdstuk 1. Inleiding
1.1 Aanleiding
Het huidige veiligheidsbeleid van BZK en dat van het Ministerie van Justitie is niet alleen gericht op
het terugdringen van feitelijke criminaliteit, maar ook op het terugdringen van gevoelens van
onveiligheid onder de burger (Oppelaar & Wittebrood, 2006). Bruinsma en Bernasco toonden in 2005
aan dat burgers die meer actief betrokken zijn bij criminaliteitsbestrijding een groter subjectief
veiligheidsgevoel ervaren. Van der Vijver toonde in 1993 al aan dat wanneer mensen meer grip
hebben op hun veiligheid, hun veiligheidsgevoel sterk toeneemt. Indien aan de Nederlander wordt
gevraagd naar bereidheid om een bijdrage te leveren aan de bestrijding van criminaliteit dan blijkt hier
draagvlak voor te bestaan. Uit een representatieve steekproef uitgevoerd door onderzoeksbureau
Trendbox, bleek dat 87% van de Nederlanders vindt dat burgers een plicht hebben bij de aanpak van
overlast en crimineel gedrag. Interessant is dat slechts 13% van de Nederlanders vindt dat de
overheid hiertoe de burger voldoende mogelijkheden biedt (www.trendbox.nl).
In mei 2009 startte een politieonderzoek naar aanleiding van een reeks autobranden in het korps
Gelderland-Zuid. Het onderzoeksteam had al snel een groep Nederlands-Marokkaanse jongeren op
het oog. Doordat de jongeren erg voorzichtig waren, was het voor het team lastig om hen te
observeren, of informatie via het afluisteren van telefoons te verkrijgen. Uit de internettap kwam naar
voren dat de jongeren veel tijd doorbrachten op MSN, Hyves en YouTube. Omdat bewakingsbeelden
van één van de branden voorhanden waren, werd door het onderzoeksteam het idee geopperd om
deze beelden op YouTube te zetten. De hoop was dat dit enerzijds zou leiden tot tips van burgers en
anderzijds tot het verkrijgen van ‘ruis op de lijnen’1
. Na overleg met de afdeling communicatie bleek
het niet mogelijk om gebruik te maken van YouTube. Dit omdat geen overeenkomst met YouTube was
gesloten. Volgens de Aanwijzing Opsporingsberichtgeving (College van procureurs-generaal, 2009)
kan opsporingsberichtgeving pas plaatsvinden als een overeenkomst is gesloten tussen de
betreffende mediapartner en de Staat der Nederlanden.
Met de ‘nodale oriëntatie’ introduceerde de Raad van Hoofdcommissarissen (2005) een strategie om
te reageren op maatschappelijke en technologische ontwikkelingen binnen de criminaliteit. Het idee
hierachter is dat de politie meer controle op deze nieuwe vormen van criminaliteit kan uitoefenen door
gezamenlijk met andere actoren te investeren in en aanwezig te zijn op knooppunten (nodes) van
virtuele stromen informatie en fysieke stromen van mensen, goederen en geld (Bekkers, van Sluis &
Siep, 2006). Eén van de mogelijkheden die binnen deze nodale oriëntatie valt, is het benutten van de
interactieve mogelijkheden die informatie- en communicatie-technologie (ICT) de politie biedt. Indien
het doel is om met ICT burgers meer te betrekken bij het verbeteren van publieke dienstverlening,
wordt ook wel gesproken over eParticipatie (burgerlink.nl). In diverse korpsen, waaronder Gelderland-
Zuid, wordt SMS-Alert gebruikt om burgers via de telefoon bij de opsporing te betrekken. Echter,
volgens Otten (persoonlijke communicatie, 5 februari 2010) heeft onderzoek in Midden- en West-
Brabant aangetoond dat van alle deelnemers aan SMS-Alert in deze regio slechts 7,1% jonger dan 26
jaar is. Om deze burgers te bereiken, zouden andere middelen ingezet moeten worden. Het internet
lijkt hier meer geschikt voor. Het huidige internet wordt door sommigen ook wel het ‘sociale web’,
‘sociale media’, of ‘web 2.0’ genoemd (Frissen et al., 2008). Sociaal, omdat op steeds meer manieren,
meer mensen met elkaar in contact kunnen treden via het internet. Web 2.0 is dus niet de tweede
versie van het world wide web, maar verwijst naar een tweede generatie van toepassingen van
internet waarin samenwerking tussen gebruikers en het delen van informatie door gebruikers centraal
staan (Frissen et al., 2008). In dit onderzoek wordt de meest gangbare term ‘sociale media’ gebruikt
1
Met ‘ruis op de lijnen’ wordt bedoeld dat verdachten, of personen rondom verdachten, met elkaar gaan communiceren over
misdrijven die worden onderzocht in het opsporingsonderzoek. Deze communicatie moet dan plaatsvinden via
communicatiemiddelen die door het onderzoeksteam afgeluisterd worden, veelal de telefoon of het internet.
1
7. Sociale media in de opsporing
om deze toepassingen te duiden. Door de opkomst van sociale media ontstaan nieuwe
interactievormen tussen burgers onderling en tussen burgers en de politie. Diverse onderzoeken (o.a.
www.ruigrok.nl) tonen aan dat de burger beneden de 35 jaar relatief het meest gebruik maakt van
sociale media. Deze groep brengt de meeste tijd door op online netwerken, zoals Hyves en Facebook
en is actiever met het plaatsen van ‘user generated content’2
op sites zoals Marktplaats en Wikipedia.
In Nederlandse politieregio’s wordt naast het inzetten van SMS-Alert al op diverse wijzen gebruik
gemaakt van sociale media om burgers te betrekken bij de opsporing. In het korps Gelderland-Zuid
lijkt dit tot dusverre niet het geval.
1.2 Doelstelling
In het korps Gelderland-Zuid is burgerparticipatie een punt van aandacht. In het huidige visiedocument
2007-2010 ‘Veiligheid voorop in Gelderland-Zuid’ (Regionaal College, 2006) wordt als één van de zes
kernthema’s ‘actieve wederkerigheid’3
genoemd. Op het gebied van de opsporing heeft de regio zich
ten doel gesteld burgers meer actief te betrekken bij de opsporing door middel van het communiceren
van opsporingsinformatie, zoals foto- of videomateriaal van gepleegde feiten en geografische
informatie. Het inzetten van SMS-Alert in het korps is een zichtbare invulling van dit voornemen, maar
lijkt onvoldoende om de burger beneden de 30 jaar te bereiken. Sociale media bieden hier
mogelijkheden voor.
De doelstelling van dit onderzoek is tot een overzicht te komen van de beschikbare soorten sociale
media en welke hiervan op welke wijze in Nederlandse opsporingsonderzoeken gebruikt worden,
teneinde te komen tot mogelijk nieuwe toepassingen van eParticipatie voor het korps Gelderland-Zuid.
Met het gaan inzetten van sociale media kunnen mogelijk (meer) burgers gerichter bereikt worden dan
nu het geval is, waardoor de kans groter wordt dat bij de burger aanwezige opsporingsinformatie ook
bij de opsporing terecht komt. Bovendien zou dit onderzoek kunnen leiden tot nieuwe manieren voor
een onderzoeksteam om ‘ruis op de lijnen’ te kunnen krijgen. Naast deze praktische bijdrage aan de
opsporing in het korps Gelderland-Zuid, heeft dit onderzoek ook indirecte bijdragen tot gevolg. Het
afnemen van onveiligheidsgevoelens onder de burger, het bijdragen aan een moderner imago, het
toenemen van betrokkenheid bij de opsporing en een toename in tevredenheid over de opsporing zijn
hier voorbeelden van.
1.3 Probleemstelling
Op grond van de doelstelling en het voornemen van het korps Gelderland-Zuid om meer burgers actief
te betrekken bij de opsporing, kan onderstaande probleemstelling worden geformuleerd:
Op welke wijze wordt in Nederlandse opsporingsonderzoeken gebruik gemaakt van sociale
media en welke andere mogelijke sociale media zijn hiervoor in Nederland beschikbaar die in
te zetten zijn in het korps Gelderland-Zuid?
1.4 Onderzoeksvragen
De onderzoeksvragen die samen een antwoord moeten geven op de probleemstelling zijn:
1. Welke sociale media zijn bekend?
2. Welke sociale media worden in Nederlandse opsporingsonderzoeken gebruikt?
3. Op welke wijze worden deze sociale media in opsporingsonderzoeken gebruikt?
2
‘User generated content’ duidt op alle manieren waarop internetgebruikers media met elkaar delen, zonder dat hier ook maar
één professional bij betrokken is.
3
De termen actieve wederkerigheid en burgerparticipatie zijn nauw met elkaar verbonden. Actieve wederkerigheid wordt in dit
onderzoek gezien als een wens, een voorwaarde van de burger om aan burgerparticipatie (projecten) deel te nemen.
Burgerparticipatie is een algemene term voor activiteiten die de overheid onderneemt om de burgers te betreken bij haar
activiteiten.
2
8. Sociale media in de opsporing
Toelichting onderzoeksvragen
Ad 1. De beantwoording van de eerste onderzoeksvraag zal leiden tot een inventarisatie van het
gebruik van sociale media door Nederlandse overheden.
Ad 2. De tweede onderzoeksvraag zal leiden tot een inventarisatie van sociale media die in
Nederlandse opsporingsonderzoeken gebruikt worden.
Ad 3. Onderzoeksvraag drie zal inzichtelijk maken in welke situatie, voor welke misdrijven, op welke
manier, en voor welk(e) doel(en) de verschillende sociale media in opsporingsonderzoeken in korpsen
buiten Gelderland-Zuid gebruikt worden. Tevens zal deze onderzoeksvraag inzichtelijk maken welke
burger er mee bereikt wordt en op welke manier de verkregen informatie wordt verwerkt.
1.5 Afbakening
In dit onderzoek wordt voor de onderzoeksvragen twee en drie alleen gekeken naar toepassingen van
sociale media die door de Nederlandse politie geïnitieerd zijn en mogelijk in te zetten zijn voor de
opsporing in het korps Gelderland-Zuid. Door burgers geïnitieerde sociale media die in Nederlandse
opsporingsonderzoeken kunnen worden gebruikt, worden niet bekeken.
De opsporing in politieregio Gelderland-Zuid vindt plaats in de rechercheafdelingen van de districten
Stad Nijmegen, Tweestromenland en De Waarden. Daarnaast heeft het korps binnen de Divisie
Centrale Operationele Zaken een aantal specialistische diensten ondergebracht die
districtoverschrijdend zijn en het rechercheproces ondersteunen. Voorbeelden van deze diensten zijn
de technische, regionale, financiële en digitale recherche.
In dit onderzoek zal naar alle overige 24 politieregio’s gekeken worden, behalve het Korps Landelijke
Politiediensten (KLPD)4
.
In dit onderzoek wordt de bijstand aan de opsporing door burgers, opgenomen in het Wetboek van
Strafvordering (WvSv) buiten beschouwing gelaten. Dit betreft dan de bijstand genoemd in bijzondere
opsporingsmethoden (o.a. de artikelen 126v-z en 126zt-zu WvSv) en overeenkomsten die gesloten
worden met bijzondere getuigen (afgeschermde, bedreigde, en anonieme). Dit raakt het vlak van
burgeropsporing; het door burgers verrichten van opsporingshandelingen die als de politie ze zou
ondernemen, als toepassing van een opsporingsbevoegdheid zou doen gelden (Brinkhoff, 2008).
Tot slot worden in dit onderzoek de mogelijkheden die sociale media te bieden hebben voor
internetsurveillance, of internetrechercheren door rechercheurs niet onderzocht. Bij deze vormen heeft
de burger namelijk geen actieve rol en fungeert het internet niet als opsporingscommunicatiemiddel.
1.6 Definiëring van begrippen
Enkele begrippen die gebruikt worden in dit onderzoek worden hieronder nader uitgelegd. De
definiëring van deze begrippen leidt tot een verdere afbakening van de probleemstelling.
*Op welke wijze:
Met ‘op welke wijze’ wordt bedoeld in welke situatie, voor welk misdrijf, op welke manier en voor welk
doel de vorm ingezet wordt, evenals de manier waarop de verkregen informatie wordt verwerkt en
welke burger er mee bereikt wordt.
*Sociale media:
Een tweede generatie van toepassingen van internet waarin samenwerking tussen gebruikers en het
delen van informatie door gebruikers centraal staan (Frissen et al., 2008).
*Opsporingsonderzoeken:
Onderzoeken in verband met strafbare feiten onder gezag van de officier van justitie met als doel het
nemen van strafvorderlijke beslissingen (art. 132a WvSv). In het kader van dit onderzoek wordt onder
‘strafbare feiten’ alleen misdrijven zoals beschreven in Boek II van het Wetboek van Strafrecht
begrepen.
4
Gezien het verschil in de aard van opsporingsonderzoeken tussen het KLPD en de overige korpsen, wordt niet naar het
gebruik van sociale media door het KLPD gekeken.
3
9. Sociale media in de opsporing
*Het korps Gelderland-Zuid:
De politieregio Gelderland-Zuid.
1.7 Leeswijzer
In dit hoofdstuk zijn de aanleiding, de probleemstelling met de bijbehorende onderzoeksvragen en de
afbakening beschreven en zijn de belangrijkste begrippen uit de probleemstelling en de
onderzoeksvragen gedefinieerd. In hoofdstuk twee worden de gehanteerde methoden van onderzoek
beschreven en wordt ingegaan op de beperkingen van dit onderzoek. De resultaten van de drie
onderzoeksvragen zullen achtereenvolgens in hoofdstuk drie, vier en vijf gerapporteerd worden. Deze
hoofdstukken worden telkens afgesloten met een discussie over de bevonden resultaten. Uiteindelijk
zal dit leiden tot conclusies en praktische aanbevelingen voor de opsporing in hoofdstuk zes.
4
10. Sociale media in de opsporing
Hoofdstuk 2. Methodologische verantwoording
In dit hoofdstuk worden de gehanteerde methoden van onderzoek beschreven en wordt ingegaan op
de beperkingen van dit onderzoek.
2.1 Methoden van onderzoek
De onderzoeksvragen benoemd in paragraaf 1.4 kunnen aan de hand van diverse
onderzoeksmethoden beantwoord worden. Hieronder worden eerst de onderzoeksmethoden
beschreven en de beperkingen die hieraan verbonden zijn. Vervolgens zal per onderzoeksvraag
invulling gegeven worden aan de onderzoeksmethoden. Daar waar mogelijk worden meerdere
onderzoeksmethoden per onderzoeksvraag toegepast, om op deze manier een meer betrouwbaar
resultaat te verkrijgen.
Semigestructureerd interview
Veel informatie die nodig is voor dit onderzoek kan gehaald worden bij een beperkt aantal
sleutelfiguren dat binnen Nederlandse korpsen buiten het korps Gelderland-Zuid werkzaam is. Met
een directe, persoonlijke benadering wordt de kans groter dat er door hen de benodigde informatie
wordt verstrekt. Het interview verdient dus de voorkeur boven een afstandelijk vorm, zoals een survey-
onderzoek. Een voordeel van semigestructureerd interviewen boven ongestructureerd interviewen, is
het minder afhankelijk zijn van toeval en het meer nauwkeurig zijn. Tegelijkertijd wordt de mogelijkheid
opengelaten om nieuwe inzichten en verrassende antwoorden te krijgen door het interview niet
volledig gestructureerd af te nemen (Baarda & De Goede, 2001). De semigestructureerde interviews
zullen per respondent apart opgesteld worden en afhankelijk van de omstandigheden (reistijd,
werkdruk) mondeling of schriftelijk afgenomen worden. De invulling van de interviews is deels
afhankelijk van de mate waarin de onderhavige onderzoeksvraag reeds beantwoord is via overige
verkregen informatie. In bijlage IV is een voorbeeld van een interview te vinden. Een beperking van
het mondelinge interview is de grotere kans op sociaal wenselijke antwoorden dan bij een schriftelijk
interview (Baarda & De Goede, 2001). Hiermee zal rekening worden gehouden door zoveel mogelijk
om aanvullende, ondersteunende informatie te vragen. Mogelijk informatieverlies door de mondelinge
overdracht wordt ondervangen door het gebruik maken van een memorecorder.
Literatuuronderzoek
Als aanvulling op de verkregen onderzoeksresultaten uit de interviews, wordt ook literatuur
geraadpleegd. Vanwege de actualiteit van het onderzoeksonderwerp zal alleen literatuur bestudeerd
worden vanaf 1 januari 2008. Omdat de Nederlandse (overheids)situatie bekeken wordt, zal ook
zoveel mogelijk naar literatuur gezocht worden die de Nederlandse situatie beschrijft. Er wordt gezocht
naar boeken en literatuur over het gebruik van sociale media in het algemeen en het gebruik hiervan
binnen de overheid. Indien de tijdsplanning het toelaat wordt ook door de geïnterviewde respondenten
aanbevolen literatuur meegenomen. De startpunten voor het zoeken naar literatuur zijn de mediatheek
van de Politieacademie, de Interregionale Bibliotheek van de korpsen Gelderland-Zuid en Gelderland-
Midden, het internet en de intranetten van de Nederlandse korpsen.
Onderzoeksvraag 1
De eerste onderzoeksvraag wordt beantwoord door een semigestructureerd interview te houden met
mw. dr. ir. Idenburg, dhr. M. Hekster en mw. drs. M. Slot. Mw. Idenburg is projectcoördinator van het in
2009 gestarte project ‘Vertrouwen in de burger’ van de Wetenschappelijke Raad voor het
Regeringsbeleid. Dit project gaat in op de mogelijkheden die sociale media bieden voor het betrekken
van burgers bij beleid. Dhr. Hekster is projectleider bij het Interregionaal Bureau Digitale Expertise,
gevestigd in Nijmegen. Mw. Slot is werkzaam bij TNO in Delft en doet daar onder begeleiding van
prof. dr. Frissen promotieonderzoek naar de veranderende gebruikersrollen in het online domein. Dhr.
Hekster en mw. Slot hebben vanuit hun functies zicht op nieuwe digitale ontwikkelingen die mogelijk
5
11. Sociale media in de opsporing
interessant zijn voor eParticipatie. Tevens zal voor deze onderzoeksvraag literatuur worden
bestudeerd. De belangrijkste artikelen die hiervoor gebruikt gaan worden zijn het artikel van Frissen et
al. (2008) en de boeken van Van Berlo (2008;2009), Shirky (2008) en Tapscott & Williams (2008).
Onderzoeksvraag 2
De tweede onderzoeksvraag wordt beantwoord door middel van het bekijken van de intranetten van
de overige Nederlandse korpsen. Er zal gezocht worden op de zoektermen: ‘sociale media’, ‘web 2.0’,
‘2.0’, ‘internet’, ‘burgerparticipatie’, ‘eParticipatie’, ‘burger’, ‘Hyves’, Twitter’, ‘YouTube’ en
‘opsporingsberichtgeving’. Ter aanvulling en controle zullen de websites www.politie.nl en
www.politie20.nl bekeken worden. Op laatstgenoemde website worden korpsen verzocht om hun web
2.0 ontwikkelingen op deze site te plaatsen. De volledigheid en betrouwbaarheid van de site is
afhankelijk van de bereidheid tot medewerking van de diverse korpsen. Deze onderzoeksmethoden
samen zullen een betrouwbaar beeld opleveren van het gebruik van sociale media in de Nederlandse
korpsen.
Onderzoeksvraag 3
Voor deze onderzoeksvraag worden drie verschillende sociale media in drie verschillende korpsen
geselecteerd. Door het afnemen van semigestructureerde interviews met sleutelfiguren van deze
vormen zal een beeld worden verkregen op welke wijze de sociale media gebruikt worden. Door het
selecteren van drie toepassingen wordt verwacht dat er een redelijk beeld wordt verkregen van
overeenkomsten en verschillen in de wijze waarop deze toepassingen gebruikt worden. Tevens is
deze afbakening noodzakelijk om binnen de gestelde termijn van dit onderzoek te blijven. De korpsen
die geselecteerd worden zullen twee korpsen zijn die qua personele omvang en begroting
vergelijkbaar zijn met Gelderland-Zuid en één groter korps. Door het kijken naar vergelijkbare korpsen
wordt rekening gehouden met de haalbaarheid van een mogelijk over te nemen toepassing. Door te
kijken naar een groot korps worden mogelijk ideeën opgedaan die interessant zijn, maar enige
aanpassing nodig hebben om implementeerbaar te maken in een klein korps als Gelderland-Zuid.
2.2 Beperkingen
Naast de in de vorige paragraaf genoemde beperkingen in dit onderzoek zijn de volgende
beperkingen ook van belang.
1.Doordat het onderzoek een relatief korte tijdsperiode omvat (i.c. de studiebelasting), is het niet
mogelijk om uitputtend onderzoek te doen. Met het inzetten van meerdere onderzoeksmethoden wordt
geprobeerd om toch een zo volledig mogelijk beeld te krijgen van de materie.
2. Doordat een groot deel van het onderzoek door middel van interviews wordt gedaan, zullen de
resultaten afhankelijk zijn van de bereidheid en mogelijkheid tot medewerking van de beoogde
respondenten. Dit kan een beperking zijn voor de betrouwbaarheid van het onderzoek. Er zal zoveel
mogelijk gezocht worden naar alternatieve respondenten of aanvullende literatuur, indien beoogde
respondenten niet mee willen of kunnen werken.
3. Het gebruik van sociale media is een actueel onderwerp. De kans is groot dat op het moment van
beëindigen van het onderzoek de resultaten niet meer actueel zijn. Enerzijds kan dit zich uiten door de
ontwikkelingen van nieuwe sociale media, anderzijds kan dit betekenen dat binnen korpsen meer
sociale media omarmd zijn dan ten tijde van de inventarisatie.
6
12. Sociale media in de opsporing
Hoofdstuk 3. Resultaten onderzoeksvraag 1: Welke sociale media zijn bekend
In dit hoofdstuk wordt antwoord gegeven op de vraag welke sociale media bekend zijn binnen de
Nederlandse overheid. Om deze vraag te beantwoorden zullen eerst de belangrijkste kenmerken van
sociale media beschreven worden. Vervolgens zal vanuit een gekozen manier van categoriseren een
beschrijving gegeven worden van een aantal veel voorkomende sociale media.
3.1 Algemene kenmerken sociale media
In de inleiding is een beknopte definitie van sociale media gegeven. Een meer uitgebreide definitie
wordt gegeven door Frissen (2008). Volgens haar is sociale media te duiden als:
1. Het ontstaan van platforms op internet waar gebruikers zich kunnen organiseren,
samenwerken, vriendschappen onderhouden, delen, ruilen, handelen en/of creëren, die,
2. open toegankelijk zijn en decentraal georganiseerd,
3. waardoor een actieve inbreng van gebruikers mogelijk is
4. en waar alles wat op die platforms gebeurt maximaal geëxploiteerd wordt.
Volgens Van Berlo (2008) zijn de drie belangrijkste kenmerken die in deze definitie besloten zitten:
open, sociaal en de gebruiker centraal. De door TNO ontworpen eParticipatie Monitor is ook
voornamelijk op deze kenmerken gebaseerd5
. De monitor heeft in 2009 geleid tot de selectie van
vijftien eParticipatie initiatieven vanuit de overheid en vijftien vanuit de maatschappij. ‘De Amstel
Verandert’ is uiteindelijk de winnaar geworden in de categorie overheid. Eén van de belangrijkste
sterke punten van dit project was de combinatie van zowel virtuele (website) als fysieke
bijeenkomsten. In de categorie maatschappij heeft het initiatief ‘Verbeter de Buurt’ de eParticipatie
Award 2009 ontvangen. Dit project heeft aangetoond dat mensen graag meedenken over hun buurt.
Het gebruiken van sociale media biedt dus kansen voor de overheid.
Volgens Idenburg (persoonlijke communicatie, 19 februari 2010) kunnen sociale media op drie
verschillende manieren ingezet worden om de burger mee te laten denken met de overheid:
1. Crowdsourcing. Leg als overheid een probleem of een vraag voor aan een grotere groep mensen.
Op deze manier wordt de kans vergroot dat iemand in de groep een idee of oplossing heeft. Dit lijkt op
een (online) buurtonderzoek. Crowdsourcing is echter meer. Met crowdsourcing kan een beroep
worden gedaan op specifieke kennis aanwezig bij een beperkt aantal burgers. Doordat het internet
een enorme reikwijdte heeft, kunnen ook de niches van de samenleving bereikt worden.
Onderzoeksvragen die om gespecialiseerde kennis vragen, kunnen via internet onder de aandacht
van specifieke groepen burgers gebracht worden.
2. The Wisdom of crowds. In sommige omstandigheden kan de gemiddelde mening van een groep het
best de richting aangeven. Wisdom of crowds lijkt binnen opsporingsonderzoeken een geschikt middel
om tunnelvisie en groupthink tegen te gaan. Groupthink is het verschijnsel dat teamleden de neiging
hebben consensus te willen bereiken door conflictmijdende oplossingen en meningen aan te dragen.
De kans op groupthink wordt volgens Surowiecki (2004) kleiner als meer personen meedenken met
verschillende educatieve en beroepsmatige achtergronden.
3. Cocreatie. Letterlijk betekent dit gezamenlijk iets creëren. De reacties blijven voor iedereen
zichtbaar, iedereen kan op elkaars reacties reageren en op deze manier kunnen burgers elkaars
inzichten versterken. Een bekend voorbeeld is Wikipedia, maar dit kan ook met online mindmaps.
Cocreatie kan in opsporingsonderzoeken bijvoorbeeld ingezet worden door het online plaatsen van de
casus en burgers vragen om mee te denken wat er gebeurd zou kunnen zijn. Burgers gaan dan als
het ware vanzelf in hypothesen en scenario’s denken. Het grootste voordeel hiervan is het vergroten
van de potentie aan creativiteit binnen een onderzoek.
5
Deze monitor is een analysetool om op een gestructureerde manier karakteristieken (variabelen) van eParticipatie initiatieven
in kaart te brengen, waardoor deze initiatieven ook onderling vergeleken kunnen worden.
7
13. Sociale media in de opsporing
3.2 Categorisatie sociale media
Nu de algemene kenmerken van sociale media zijn beschreven, is de volgende stap om tot een
overzicht van sociale media te komen. Het aantal toepassingen is echter te groot om op te sommen.
Daarom is het handig om de toepassingen te categoriseren. In de literatuur zijn hier verschillende
manieren voor te vinden. Slot en Frissen (2007) kwamen op basis van een indeling in gebruikersrollen
tot de volgende vijf rolcategorieën: consumeren, creëren, delen, faciliteren, communiceren. Iedere
rolcategorie wordt vervolgens door Slot en Frissen verder ingedeeld in subrollen (zie tabel 1)6
.
Tabel 1: Rolclassificatie sociale media-gebruikers
Rolcategorie Subrollen
Consumeren Lezen, kijken, luisteren, downloaden, kopen, spelen (games), zoeken
Creëren Verpersoonlijken, content produceren, bijdragen
Delen Publiceren, uploaden, zenden naar groep
Faciliteren Taggen, aanbevelen, filteren, inschrijven (RSS), kanaal verstrekken
Communiceren Boodschap sturen, commentaar geven, beoordelen, chatten
Bron: Slot en Frissen (2007).
De indeling van Slot en Frissen sluit moeilijk aan bij de voorgestelde methodiek van onderzoeksvraag
twee. Een indeling die beter aansluit is de indeling van Stocker, Dösinger, Saed en Wagner (2007). Zij
kwamen vanuit een bedrijfsoogpunt beredeneerd tot een indeling in sociale, technische en
bedrijfsaspecten. Het sociale aspect geeft hierbij aan dat sociale media een uiting zijn van de behoefte
van mensen tot sociale interactie met gelijkgezinden die op het internet nu eenmaal makkelijker te
vinden zijn dan in het echte leven. Dit sociale contact heeft het karakter van een conversatie. De
inhoud van dit gesprek kan vele vormen aannemen: woorden, beeld, tekst, muziek en voorkeuren
kunnen met elkaar uitgewisseld worden. Met andere woorden: er wordt content gedeeld. Het
technische aspect duidt op het ontstaan van gemakkelijk te gebruiken tools waardoor aan deze
sociale behoeften tegemoet gekomen kan worden. Het bedrijfsaspect tot slot duidt op de nieuwe
mogelijkheden voor bedrijven om op een meer efficiënte en meer effectieve manier bedrijfsdoelen te
behalen. Dit bedrijfsaspect vertegenwoordigt de vraag wat het doel van de inzet van de toepassing is.
Dit aspect geeft aan dat de andere twee categorieën als een middel gezien kunnen worden om een
doel te behalen. De diverse doelen van de inzet van sociale media in opsporingsonderzoeken komen
in onderzoeksvraag drie aan de orde. Voor een indeling in middelen kan dit aspect weggelaten
worden. Om het doel-middel aspect te verduidelijken en tevens om aan te sluiten bij Stocker et al.
(2007) wordt in dit onderzoek gekozen voor een categorisering in technische- en sociale middelen.
3.3 Technische middelen
In deze paragraaf worden vier veel voorkomende technische middelen nader toegelicht. Bij ieder
middel wordt tevens een voorbeeld gegeven van een toepassing hiervan door een overheidsinstantie
buiten de opsporing. De werkelijke hoeveelheid technische middelen is veel groter, maar wordt
wegens de beperkte studiebelasting niet beschreven.
1. RSS feed
RSS (Really Simple Syndication) is een vereenvoudigde weergave van online inhoud. Met RSS wordt
het mogelijk gemaakt dat informatie van een website naar de gebruiker toekomt, in plaats van dat de
gebruiker zelf naar die website moet gaan. Met behulp van RSS wordt het belangrijkste deel van de
inhoud van een site in een ‘feed’ opgeslagen. De meeste sites geven de berichtkoppen en een korte
inhoud weer in deze feed, vaak gecombineerd met een link naar het volledige artikel op de originele
site. Met een ‘feedreader’ is het mogelijk om op verschillende feeds tegelijk geabonneerd te zijn. Zo
6
In dit onderzoek zal gamen, één van de subrollen, niet behandeld worden. Ten tijde van het schrijven van dit onderzoek is
volgens dhr. Hekster door korps Noord- en Oost-Gelderland een subsidieaanvraag bij het Programma Aanpak Cybercrime
gedaan voor het onderzoeken van de mogelijkheden van het betrekken van (jongere) burgers bij de opsporing via een online
game (persoonlijke communicatie, 19 maart 2010).
8
14. Sociale media in de opsporing
word je op de hoogte gehouden van nieuwe inhoud op je favoriete sites of blogs. Websites die RSS
feeds aanbieden zijn te herkennen aan het logo zoals afgebeeld in figuur 1. Veel overheidsinstanties
hebben een RSS feed op hun website ingebouwd. De provincie Noord-Brabant biedt bijvoorbeeld op
haar website de mogelijkheid om per onderwerp te abonneren. Zo kan de gebruiker kiezen om op de
hoogte gehouden te worden over nieuwsberichten over jeugd, of over de provinciale agenda.
Figuur 1: Het logo van een RSS feed
2. Widget
Een widget is een verplaatsbaar stukje website dat op een andere website geplaatst kan worden.
Widgets hebben een eigen, onafhankelijke functie op de website. Voorbeelden zijn een
evenementenagenda of een klok. De Nederlandse Spoorwegen bieden bijvoorbeeld de online
reisplanner als widget aan op hun website. Amber Alert, het landelijke waarschuwingssysteem bij
urgente kindervermissingen en –ontvoeringen, biedt op haar website (www.amberalertnederland.nl)
diverse widgets aan. Zo kan een screensaver gedownload worden voor op je computer. Deze
screensaver wordt actueel bijgehouden met foto’s van vermiste kinderen. Ook worden pop-ups
aangeboden die je op je eigen website (ook op intranetten) kunt installeren. Op
www.overheidswidgets.nl is het mogelijk om als overheidsorganisatie zelf widgets te maken en kennis
hierover met elkaar te delen.
3. API
Een API (Application Programming Interface) is een technisch middel waarmee computerprogramma’s
met elkaar kunnen communiceren. Hierdoor kan gegevensuitwisseling over het internet plaatsvinden.
Door het beschikbaar stellen van een API kunnen anderen gebruik maken van de toepassingen die de
API te bieden heeft. De Google Maps API is één van de meest bekende. Google Maps is een service
van Google die geografische informatie kan combineren met zelf ingebrachte informatie. De gemeente
Nijmegen gebruikt de Google Maps API om de verschillende aanvragen van bouwvergunningen
binnen de gemeente weer te geven. Een API wordt vaak geïntegreerd in een zogenaamd mashup.
Een mashup is een verzameling van informatie, afkomstig van verschillende al bestaande bronnen
zoals websites, blogs en documenten. De gebruiker van de mashup koppelt de informatie uit de
bronnen tot één overzicht. Het is daarbij mogelijk een selectie toe te passen, waardoor alleen
bepaalde items in het uiteindelijke resultaat (de mashup) verschijnen. Het is op deze wijze mogelijk via
een mashup informatie van verschillende bronnen in één overzicht weer te geven op een website.
Mashups worden vaak gebruikt om verschillende RSS feeds, API’s en widgets te koppelen.
4. Social bookmarking
Social bookmarking maakt het mogelijk om je eigen favorieten op een online site te zetten en te delen
met anderen. Aan de favoriete sites kunnen tags en notities worden toegevoegd. Sites zoals YouTube
en Hyves bieden dit expliciet aan. Door gebruikmaking van tags zijn later clusters van favorieten over
hetzelfde onderwerp gemakkelijk terug te vinden. Tagging is ergens een label op plakken, waardoor
trefwoorden ontstaan. Als meerdere mensen trefwoorden kunnen toekennen aan een object en deze
trefwoorden bovendien onderling ook zichtbaar zijn, dan wordt dit social tagging genoemd. Door tags
visueel te maken in een ‘tagcloud’ is het mogelijk om in een oogopslag te zien welke onderwerpen
populair zijn. Tags kunnen in de vorm van een hashtag ook gebruikt worden bij het versturen van een
tweet (twitterbericht). Een hashtag wordt weergegeven door het teken # en werkt dan als een label die
je aan je tweet kunt hangen om aan te geven dat het over een bepaald onderwerp gaat.
3.4 Sociale middelen
9
15. Sociale media in de opsporing
In deze paragraaf worden een aantal veelvoorkomende sociale middelen nader toegelicht.
Bij ieder middel wordt tevens een voorbeeld gegeven van een dergelijke toepassing door een
overheidsinstantie buiten de opsporing. Deze voorbeelden zijn deels voortgekomen uit de afgenomen
interviews. Er bestaan verschillende manieren om tekst te delen met elkaar. In deze paragraaf worden
achtereenvolgens de blog, de wiki en Twitter (microblog) besproken7
.
1. Blog
Een blog, een verkorting van de term weblog, is een verslag of beschrijving van iets wat je bezig houdt
en wilt delen met anderen, die daar vervolgens op kunnen reageren (Van Berlo, 2009). Feitelijk is een
blog dus een digitale column, waarbij reacties voor iedereen zichtbaar zijn. Op blogger.com kan een
blog aangemaakt worden. De berichten op een blog (blog posts) worden meestal op datum
gesorteerd. Blog posts kunnen eenvoudig naar andere blogs doorverwijzen. Op die manier wordt er
een netwerk of een community gecreëerd rond specifieke onderwerpen. Sinds de introductie van
bloggen wordt nieuwswaarde niet alleen bepaald door journalisten, maar door het aantal personen dat
een nieuwsbericht op een blog leest. Hoe meer personen het bericht lezen, des te groter de
nieuwswaarde van het bericht. De blogosphere (alle verbonden blog-netwerken bij elkaar) is op deze
manier een uiting van the wisdom of the crowds (Viaene et al., 2009). Maar een blog kan ook als doel
hebben om tot nieuwe ideeën en oplossingen voor specifieke onderwerpen te komen. Indien dit het
doel is dan is de blog een middel om tot cocreatie te komen. Een voorbeeld hiervan is de blog van de
populaire krant NRC Next. Op deze blog (nextlab) wordt burgers gevraagd om oplossingen aan te
dragen voor maatschappelijke knelpunten. De mogelijkheid dat een ingezonden reactie geplaatst
wordt dient als een beloning. Enkele voorbeelden van populaire Nederlandse blogs zijn geenstijl.nl,
flabber.nl en frankwatching.com. In Groot-Brittannië is in 2008 de weblog www.lordsoftheblog.net
gestart. Op dit weblog schrijven ambtenaren van de House of Lords (de Eerste Kamer van Groot-
Brittannië) regelmatig een post over voor hen belangrijke zaken. Het doel van dit blog is het aangaan
van de dialoog met de burger om hiermee een verhoging van kennis over en het stimuleren van
betrokkenheid met de House of Lords te creëren.
2. Wiki
Een wiki is een ander voorbeeld van een online platform waar mensen tekstueel kunnen
samenwerken om tot een collectief resultaat te komen. Het grote verschil met een blog is dat bij een
wiki gebruikers elkaars ingebrachte informatie kunnen aanpassen. De lezer wordt op deze manier dus
tegelijkertijd schrijver (Shirky, 2008). Het inbrengen en aanpassen van informatie rondom een thema
gaat verder totdat er een soort van consensus ontstaat. Op deze manier kan van alle expertise, kennis
en creativiteit die aanwezig is op de wereld gebruik worden gemaakt. Alle wijzigingen worden
opgeslagen en kunnen dus altijd achteraf bekeken worden. De gemeente Smallingerland heeft de wiki
op een innovatieve manier toegepast. Op de website www.wijbouweneenwijk.nl wordt iedereen
uitgenodigd om mee te denken over het ontwerp van een nieuwe woonwijk. Alle facetten binnen de
nieuwe woonwijk liggen open voor creatieve inbreng. Op deze manier hoopt de gemeente te komen
tot een vernieuwend stedenbouwkundig ontwerp en tot meer betrokkenheid van de inwoners. Een
andere interessante toepassing van een wiki is Intellipedia (Ala-Mutka et al., 2009). Dit is een in 2006
opgezette wiki door de Central Intelligence Agency (CIA). Alhoewel Intellipedia alleen toegankelijk is
voor medewerkers van inlichtingen- en opsporingsdiensten, is deze wiki een actuele interne bron van
informatie geworden voor de gebruikers en realiseert deze wiki door cocreatie een effectieve manier
van werken.
3. Twitter
7
In dit onderzoek wordt geen onderscheid gemaakt tussen een blog en een forum. Het belangrijkste verschil is dat, in
tegenstelling tot het forum, het onderwerp in een blog door de schrijver bepaald wordt (Tapscott & Williams, 2008).
10
16. Sociale media in de opsporing
Tenslotte is Twitter een andere manier om tekst te delen met elkaar. Twitter is een dienst waarmee je
berichten van maximaal 140 tekens (20 minder dan bij een SMS-bericht) naar anderen kunt sturen.
Met een tweet laat je aan anderen zien wat je aan het doen bent. Op www.twitter.com kun je jezelf
aanmelden. Vervolgens kies je mensen uit die je wilt volgen. De tweets die door deze mensen
verstuurd worden, krijg je als volger (follower) op je Twitter-acount op je computer te zien. Indien je
mobiel internet hebt, kun je tweets ook op je telefoon ontvangen en versturen. Twitter heeft Google
Maps ingebouwd, waardoor het mogelijk is om te bekijken vanaf welke locatie een tweet werd gepost.
Twitter wordt al door veel overheidsinstanties voor meerdere doeleinden gebruikt. Onderzoek naar de
demografische kenmerken van Twitteraars toont aan dat de gemiddelde Twitteraar jonger wordt.
ComScore constateerde in september 2008 dat Twitter het meest populair was in de leeftijdscategorie
25-34 jaar. In september 2009 bleek dat het aantal jongeren op Twitter in hoog tempo aan het
toenemen is. Dat gold vooral voor de leeftijdsgroepen 12-17 en 18-24. De gemiddelde leeftijd van
Twitteraars blijft liggen op 31 jaar.
4. Beeld en geluid delen
Er bestaan diverse platforms voor het delen van beelden en muziek. Op Flickr en Picasa kunnen
online foto’s met elkaar gedeeld worden. Op YouTube en Vimeo is het mogelijk om een eigen digitaal
filmpje rechtstreeks op het internet te plaatsen. Ook opgenomen audio kan gedeeld worden. Indien
aan de beschikbaar gestelde audio tevens een RSS feed is gekoppeld, wordt ook wel gesproken over
podcasting. Wordt aan beschikbaar gestelde video een RSS feed gekoppeld dan heet dit vodcasting.
Op moderne mobiele telefoons is het mogelijk om digitale audio- en videobestanden te downloaden.
Een voorbeeld van een (particuliere) website waarop foto’s online gedeeld kunnen worden is
www.mybikelane.com. Op deze website kunnen fietsers zelf gemaakt foto’s van op fietspaden
geparkeerde voertuigen uploaden en voorzien van relevante informatie zoals tijdstip en locatie.
Vervolgens komt deze informatie bij betrokken overheidsinstanties terecht. In België is dit initiatief
overgenomen en omgevormd tot www.foutparkeerders.be.
Uit een recente enquête van Top-X8
(15 februari 2010) komt naar voren dat maar liefst 96,4% van de
Nederlandse jongeren het vaakst filmpjes bekijkt via YouTube. Dumpert is met 18,6% de site die na
YouTube het vaakst bezocht wordt om filmpjes te bekijken. Van de jongeren die het vaakst naar
YouTube kijken voor filmpjes geeft 48,1% aan dit dagelijks te doen. Jongens (60%) kijken vaker
dagelijks filmpjes op YouTube dan meisjes (40%). Ditzelfde percentageverschil geldt voor de
leeftijdscategorieën van 12 tot 17 (60%) en van 18 tot 24 jaar (40%). Hoewel de meeste jongeren nog
via de laptop of computer kijken, doet 25% dit al regelmatig via hun mobiele telefoon. Door de
verwachte toename van het aantal jongeren met een Smartphone zal dit percentage waarschijnlijk toe
gaan nemen. Het genre dat het meest bekeken wordt door jongeren is muziekclips (67,2%). De
categorie nieuwsfragmenten, waar opsporing onder zou vallen, wordt door 7,1% van de jongeren bij
de drie meest bekeken genres genoemd. Van de jongeren die op school zitten kan 80% YouTube op
school bekijken.
5. Sociale netwerken
Sociale netwerken zoals Hyves, Buurtlink en Facebook en de meest jonge telg in deze familie Google
Buzz, hebben een nieuwe manier gecreëerd om online te communiceren en informatie te delen.
Sociale netwerksites geven de mogelijkheid om een profiel aan te maken. Dit profiel bestaat meestal
uit een naam, een eigen profielfoto en andere persoonlijke informatie. Dit profiel kan gekoppeld
worden aan andere profielen: je vrienden. Bij de meeste sociale netwerksites moeten beide gebruikers
bevestigen dat ze hun profielen aan elkaar willen linken. Op deze manier ontstaan groepen ‘vrienden’.
Het gemiddelde aantal vrienden ligt onder de zestig, terwijl de mediaan (meest voorkomende aantal
8
Top-X is het onderzoekspanel van het tv-programma EénVandaag bestaande uit jongeren van 12 tot 24 jaar. Twee keer per
maand wordt onder het onderzoekspanel een enquête afgenomen over een maatschappelijk relevant onderwerp. Navraag bij
Top-X heeft duidelijk gemaakt dat de resultaten niet representatief zijn voor Marokkaanse jongeren, omdat deze groep
ondervertegenwoordigd is in het panel.
11
17. Sociale media in de opsporing
vrienden in een groep) vijf is (Shirky, 2008). Bij de meeste sites zijn er ook privacy instellingen
waarmee je kunt controleren wie wat van je profiel te zien krijgt. Aangezien de nadruk op
communicatie ligt, bieden sociale netwerksites meerdere manieren aan waarop je in contact kan
blijven met je vrienden. Dit kan door berichtjes uit te wisselen in de stijl van e-mail, maar ook door
bijvoorbeeld groepen te creëren die interesses delen, video’s te uploaden, of door middel van
forumdiscussies. Veel content sharing sites bieden ook een beperkte vorm van sociaal netwerking
aan. Een nieuwe trend hier is de integratie van sociale netwerken met mobiele telefonie.
In tabel 2 wordt een overzicht gegeven van het aantal unieke gebruikers van de vier meest populaire
sociale netwerken in Nederland van de afgelopen drie jaar volgens comScore9
.
Tabel 2: De vier meest populaire sociale netwerken in Nederland (2008-2010)
Dec 2008 Juli 2009 Jan 2010 Groei
(2009-2010)
% totaal NL
(2010)
Unieke
bezoekers
(x1000)
11812 12007 12653 -0.56% 100%
Hyves 5783 7110 7572 6.50% 59,84%
Facebook 794 1892 3302 74,52% 26,10%
Partyflock 682 1168 1075 -7,96% 8,50%
Myspace 605 830 704 -15,18% 5,56%
Bron: comScore.com
Sociale netwerken zijn vooral onder jongeren populair en zijn dus voor de opsporing een interessant
middel om jongeren te bereiken. Een enquête van Top-X (10 februari 2009) bevestigd dit beeld. Hyves
was volgens deze enquête de meest populaire sociale netwerksite onder jongeren. Maar liefst 47,2%
van de jongeren is lid van Hyves. Met 10,5% en 8,9% worden respectievelijk Windows Live space en
Facebook vervolgens het meest gebruikt door jongeren. Opvallend is dat slechts 2,2% lid is van
Twitter. Van de jongeren die lid zijn van Hyves geeft 49,7% aan één of meerdere keren per dag te
Hyven.
3.5 Discussie
Bij het tot stand komen van dit overzicht is duidelijk geworden dat er weinig wetenschappelijke
literatuur voorhanden is. Sociale media zijn nog een relatief nieuw fenomeen, wat als gevolg heeft dat
het onderzoek hieromtrent nog in een verkennende fase zit. Op verschillende websites worden
daarom overheidsinstanties uitgenodigd om te experimenteren met sociale media en de resultaten
bekend te maken. Van Berlo (2009) helpt overheidsinstanties hierbij door ze tien adviezen te geven
om succesvol op internet te kunnen participeren:
1. Breng in beeld waar gesprekken op internet plaatsvinden.
2. Wees aanwezig op drukke plekken.
3. Vertrouw je medewerkers.
4. Begeleid je medewerkers online.
5. Zorg voor goede voorzieningen.
6. Investeer in bestaande of creëer online platformen.
7. Ben proactief in het tackelen van negatieve online meningsvorming (webcare).
8. Stel vragen en initieer gesprekken.
9. Wees menselijk.
10. Analyseer online data.
Ook is gebleken dat er zeer veel sociale media bestaan en dat het gebruiken hiervan een hot item is
binnen de Nederlandse overheid. Voornamelijk op lokaal gebied ontstaan los van elkaar veel
9
Het bedrijf comScore is wereldwijd marktleider op het gebied van het meetbaar maken van de digitale wereld. Op de website
van comScore is het mogelijk om cijfers te achterhalen van het aantal unieke bezoekers van sociale netwerken. Uit deze cijfers
zijn geen leeftijden af te leiden.
12
18. Sociale media in de opsporing
eParticipatie initiatieven. Tot nu toe ontbreekt gestandaardiseerd onderzoek naar de opbrengsten van
dergelijke initiatieven. Er blijkt geen duidelijke formule te bestaan wanneer welke middelen ingezet
worden. De keuze voor een middel, of een mix van middelen, is afhankelijk van het probleem/de vraag
waar de overheid tegenaan loopt en het doel dat men wil bereiken. Ben je op zoek naar de mening
van je doelgroep, dan kan bijvoorbeeld in een blog een poll opgenomen worden. Op deze wijze wordt
gebruik gemaakt van “wisdom of crowds”. Ben je op zoek naar nieuwe ideeën, dan kan via een wiki of
een blog de burger aangezet worden tot cocreatie. Al deze mogelijkheden kunnen ook intern
toegepast worden, zonder de burger te betrekken. Hierbij geldt altijd: hoe groter het aantal gebruikers
van een wiki is, des te groter het zelfcorrigerend vermogen en des te betrouwbaarder de content
(Shirky, 2008).
Vaak is het handiger om naar het publiek toe te gaan, dan om het publiek naar je toe te trekken. Zoek
als overheid dus de virtuele ontmoetingsplekken van je doelgroep op. Dit sluit aan bij de eerste twee
adviezen van Van Berlo (2009) en bij de nodale oriëntatie binnen de politie. Een recent voorbeeld
hiervan is de Politieacademie die sinds maart 2010 sociale media inzet voor het werven van nieuw
personeel. Naast YouTube en Hyves wordt ook geprobeerd Nederlands-Marokkaanse jongeren te
bereiken via de community Marokko.nl. Een andere populaire website onder deze jongeren is
Maghreb.nl10
. Uit de enquête van Top-X bleek dat Hyves en YouTube de plekken zijn waar jongeren te
vinden zijn. Facebook lijkt echter in Nederland ook steeds populairder te worden. Ook in de Verenigde
Staten (VS) is Facebook steeds populairder aan het worden. Bijna vier op de vijf internetgebruikers
bezocht in 2009 op een maandelijkse basis een sociale netwerksite. Twitter werd in dit onderzoek ook
onder een sociaal netwerk geplaatst. Facebook en Twitter waren samen de belangrijkste veroorzakers
van de stijging in het gebruik van sociale netwerken in de VS in 2009. De early-adapters van Twitter in
de VS waren voornamelijk boven de 30 jaar. Sinds 2009 lijkt Twitter in de VS ook populair te worden
onder jongeren van 12 tot 24 jaar. De VS zijn een goede voorspeller van ontwikkelingen op de
Nederlandse markt. Misschien een nog wel belangrijkere conclusie die comScore trekt, is de stijgende
populariteit in het gebruik van smartphones en 3G-telefoons. Beide telefoons hebben een
internetverbinding en vaak een ingebouwde GPS-ontvanger. Met een 3G-telefoon is het daarbij ook
mogelijk om elkaar als beller te zien. In 2009 steeg in de VS het gebruik van de smartphone van 11 tot
17 procent van alle mobiele telefoon bezitters en het gebruik van de 3G-telefoon van 32 tot 43
procent.
Tot slot is de wijze van gebruik van sociale media mede bepalend voor de mate van succes van de
toepassing van sociale media. Hoe meer aan de drie kenmerken (open, sociaal en gebruiker centraal)
tegemoet gekomen wordt, des te groter de kans op succes. Hierbij geldt bovendien dat de (virtuele)
‘online’ aanwezigheid van de overheid versterkt wordt door (fysieke) ‘offline’ aanwezigheid. Als
bijvoorbeeld de blog van een korpschef alleen de mogelijkheid biedt om via e-mail te reageren, dan
heeft dit een negatief effect op de mogelijkheden tot interactie en de mate van openheid. Indien een
burger toch reageert en hier vervolgens geen antwoord op krijgt, dan wordt niet voldaan aan actieve
wederkerigheid. Het effect van een blog zal bovendien versterkt worden als de korpschef ook fysiek in
contact treedt met zijn doelgroep. De keerzijde van de medaille is dat met een toename in aandacht
een afweging gemaakt dient te worden tussen breedte en diepte (Shirky, 2008). Reageer je op
iedereen een beetje, of reageer je op een enkeling uitgebreid? Op deze manier kan een succesvolle
toepassing gebukt gaan onder haar eigen succes.
10
Uit interview met adviseur digitale media korps Hollands-Midden (persoonlijke communicatie, 8 maart 2010).
13
19. Sociale media in de opsporing
Hoofdstuk 4. Resultaten onderzoeksvraag 2: Sociale media in Nederlandse opsporing
In dit hoofdstuk wordt antwoord gegeven op onderzoeksvraag twee; welke sociale media worden in
Nederlandse opsporingsonderzoeken gebruikt? Bij ieder besproken middel worden voorbeelden
gegeven van het gebruik ervan binnen opsporingsonderzoeken in de Nederlandse korpsen. Indien van
toepassing wordt dit vergeleken met het gebruik ervan in Gelderland-Zuid. In bijlage I is een compleet
overzicht te vinden van de ontwikkelingen op het gebied van sociale media binnen de 25 Nederlandse
korpsen (minus KLPD). In bijlage II worden de in dit onderzoek gebruikte afkortingen van de
Nederlandse korpsen weergegeven.
4.1 Technische middelen
1. RSS feed
Op de intranetten van de korpsen was niet te achterhalen of de korpsen gebruik maken van RSS
feeds. Daarom is ervoor gekozen om de website politie.nl te bekijken. Op deze site is een overzicht te
vinden van de korpsen die RSS feeds aanbieden. Volgens dit overzicht stellen alle korpsen behalve
Flevoland, Rotterdam-Rijnmond, Gelderland-Midden en Limburg-Zuid één of meerdere RSS feeds
beschikbaar. Het bekijken van de politie.nl pagina’s van deze vier korpsen wijst echter uit dat alle vier
de korpsen wel gebruik maken van RSS feeds. Tussen alle korpsen is er verschil waar te nemen in
het aantal aangeboden feeds en het doel daarvan. Zo biedt het korps Amsterdam-Amstelland drie
feeds aan. Eén feed voor alle nieuwsberichten en twee voor de website depolitiezoekt.nl. Met de
eerste feed op depolitiezoekt.nl wordt je als gebruiker voorzien van alle berichten, van alle
deelnemende regio’s die op depolitiezoekt.nl geplaatst worden. Met de tweede feed krijg je alleen de
berichten over gezochte veroordeelden van alle deelnemende regio’s. Het korps Brabant Zuid-Oost
biedt RSS feeds voor alle persberichten en persberichten op wijkniveau aan. Haaglanden maakt een
onderscheid in RSS feeds voor nieuws-, pers- en opsporingsberichten.
Gelderland-Zuid heeft een nieuwsberichten feed en een opsporingsberichten feed. Het lijkt erop dat
niet optimaal gebruik wordt gemaakt van de opsporingsberichten feed in Gelderland-Zuid. Op moment
van bekijken op 8 maart 2010 dateert het meest recente opsporingsbericht van donderdag 21 januari
2010 (politie zoekt getuigen scooterongeval).
2. Widget
Op de website www.eco.netvibes.com is een overzicht te vinden van alle widgets op internet (meer
dan 188.000). Je kunt op deze website een selectie maken op land en categorie widget. Het bekijken
van de 148 widgets in de categorie “nieuws” in Nederland wijst uit dat alleen de korpsen Brabant Zuid-
Oost en Amsterdam-Amstelland widgets aanbieden voor hun pers- en opsporingsberichten. Brabant
Zuid-Oost biedt dit ook op wijkniveau aan. Ter indicatie, de meest geïnstalleerde widget is de widget
voor pers- en opsporingsberichten van het korps Brabant Zuid-Oost. Deze widget wordt sinds 5 juli
2009 aangeboden en is sindsdien 135 keer geïnstalleerd. Brabant Zuid-Oost is ook het enige korps
dat een eigen netvibes pagina heeft waar widgets, RSS feeds en API’s door bezoekers vandaan
gehaald kunnen worden.
3. API
Zoal in paragraaf 3.3 beschreven is de Google Maps API één van de meest bekende API’s. De
korpsen Brabant Zuid-Oost, Haaglanden en Utrecht maken gebruik van deze API. Brabant Zuid-Oost
gebruikt deze API om de locaties van overvallen (Crimemaps) en om actuele verkeerscontroles
binnen de regio in beeld te brengen. Hier is feitelijk sprake van een mashup, aangezien een API
gecombineerd wordt met gegevens van een andere bron. De overvallen worden wegens
privacyoverwegingen op straatniveau weergegeven. Aan de locatie wordt tevens een beschrijving van
de overval en een getuigenoproep gekoppeld (zie figuur 2). De burger wordt verzocht om met tips
naar het algemene politienummer (0900-8844) te bellen, of naar Meld Misdaad Anoniem (0800-7000).
14
20. Sociale media in de opsporing
Figuur 2: Crimemaps: Toepassing van de Google Maps API in korps Brabant Zuid-Oost
Tevens zijn links geplaatst naar de website en de Twitter-site van de wijk waar de overval heeft
plaatsgevonden.
In Haaglanden wordt de Google Maps API op de website www.onzewijkveilig.nu gebruikt voor het
aangeven van locaties van diefstallen, berovingen, mishandelingen, bedreigingen en vernielingen
gepleegd in de wijken Wassenaar en Loosduinen. Ook hier worden de locaties op straatniveau
weergegeven en worden getuigenoproepen bij de delicten geplaatst. Burgers kunnen hun tips
doorbellen, of mailen naar de politie. Het korps Utrecht heeft sinds juni 2009 op de website
www.stopdecriminaliteit.nl een Google Maps overzichtskaart geplaatst van gepleegde woninginbraken
in de stad Utrecht. De woninginbraken worden in negen verschillende modus operandi weergegeven.
Opgeloste woninginbraken worden niet getoond. Getuigen kunnen (anoniem) reageren via telefoon en
mail. Op de website worden drie verschillende RSS feeds aangeboden.
4. Social bookmarking
In de inventarisatie van de korpsen zijn geen toepassingen van social bookmarking in de opsporing
naar voren gekomen. Tagging wordt wel gebruikt in de vorm van hashtags bij het versturen van
tweets. Zo wordt in het korps Groningen op het geopende Twitter-account voor de branden in
Veendam ‘#Veendam’ gebruikt. Hierdoor is alles wat mensen zeggen over het onderwerp ‘Veendam’
op Twitter in één overzicht te zien.
4.2 Sociale middelen
1. Blog
Binnen een aantal korpsen wordt de blog gebruikt (zie bijlage I). De meeste hiervan hebben geen
betrekking op de opsporing. De blog wordt vooral ingezet om ervaringen en meningen van
wijkagenten en leidinggevenden binnen de handhaving weer te geven. Binnen sommige korpsen
wordt de blog alleen op intranet geplaatst, andere korpsen kiezen ervoor om het blog op internet te
plaatsen. In Brabant Zuid-Oost schrijft de politiechef van Eindhoven wekelijks een blogpost op
politieeindhoven.blogspot.com. Burgers kunnen op deze blogposts reageren. Op deze blog zijn ook de
laatste opsporingtweets geplaatst en de widget van Crimemaps. In Gelderland-Zuid heeft de
korpschef een blog op intranet. Medewerkers kunnen reageren op deze blog. Op het internet
(politie.nl) is een column van studenten van Gelderland-Zuid te vinden. Hierop kan niet gereageerd
worden. De enige toepassing van een blog die in Nederlandse opsporingsonderzoeken gebruikt wordt,
is de website www.politieonderzoeken.nl. Op deze site worden tot nu toe voornamelijk vastgelopen
onderzoeken naar ernstige delicten (cold cases) geplaatst. De onderzoeken worden zo volledig
mogelijk op internet gezet en burgers wordt gevraagd over specifieke vragen na te denken.
Ingezonden reacties worden eerst door het onderzoeksteam bekeken en worden vervolgens
geplaatst.
15
21. Sociale media in de opsporing
2. Wiki
De inventarisatie heeft geen toepassing van een wiki binnen Nederlandse opsporingsonderzoeken
aan het licht gebracht.
3. Twitter
Tabel 3 geeft een overzicht van de Nederlandse korpsen die op dit moment gebruik maken van
Twitter. Per maart 2010 zijn dit er twaalf. Enkele korpsen zijn voorbereidingen aan het treffen (o.a.
Gelderland-Midden).
Tabel 3: Gebruik van Twitter in Nederlandse korpsen per maart 2010
Korps www.twitter.com/ Wijze van gebruik Tweets Volgers
AA /depolitiezoekt Opsporingsberichten
depolitiezoekt.nl
58 581
BZO /politiebzo (regio)
+ 21 gemeenteaccounts
/politiebzozoekt
Pers- en opsporingsberichten
Alleen opsporingsberichten
*Tweet- en Video-Alert
2611
50-1468
293
677 (regio)
72-693
135
BN /politiebn Pers- en opsporingsberichten 91 841
FR /dadergezocht Opsporingsberichten
*TweetPhoto
203 557
GR /politie_grn/persvoorlichter
/fred_wilbrink (o.a.)
/brandenveendam
Pers- en opsporingsberichten via
persvoorlichter.
Drie buurtagenten, jeugdagent, drie
wijkchefs, plaatsvervangend
korpschef.
Berichtgeving over branden in
Veendam.
*Burgers verzocht optie DM te
gebruiken.
237
117-246
7
313
100-200
450
HM /politieHM Pers- en opsporingsberichten
Twitterende wijkagenten, teamchef
*Aankond. controles
1178
99-175
725
51-295
HL /politieHL Pers- en opsporingsberichten 167 269
LN /politieln Pers- en opsporingsberichten
*twitterende rechercheurs in
overvallenteam
96 476
MWB /politiemwb pers- en opsporingsberichten
(per district op aparte website)
1090 539
NOG /politieGldNO
+ 19 wijken
pers- en opsporingsberichten 2369
47-470
150
27-192
RR /politierr
+ 2 districten
Pers- en opsporingsberichten 270
83/52
756
105/64
UT /politieutrecht Pers- en opsporingsberichten
*Nieuwsbericht van de dag /aankon.
controles
169 876
Opmerking: De Twitter-accounts in deze tabel zijn op verschillende dagen in maart 2010 geraadpleegd. De drie
korpsen waar naast regionale berichtgeving ook wijkgebonden berichtgeving plaatsvindt, zijn per korps echter op
dezelfde dag geraadpleegd.
Het bekijken van de Twitter-accounts van de twaalf reeds twitterende korpsen wijst uit dat er op
verschillende manieren gebruik wordt gemaakt van Twitter. Alle twaalf korpsen, met uitzondering van
Amsterdam-Amstelland, Friesland en Groningen, hebben een regionaal Twitter-account waarop
politieberichten in de meeste gevallen via RSS feed op het Twitter-account komen. Hiermee is het
Twitter-account dus feitelijk niet meer dan een extra kanaal om pers- en opsporingsberichten te
verspreiden. Van deze negen korpsen heeft Utrecht met 876 de meeste en Noord- en Oost-
16
22. Sociale media in de opsporing
Gelderland met 150 de minste volgers. Doordat er verschillen zijn in de datum van het openen van de
Twitter-accounts zegt het aantal volgers niets over de populariteit van het Twitter-account. De eerste
tweets van Utrecht dateren namelijk van mei 2009. De eerste tweets van Noord- en Oost-Gelderland
dateren van oktober 2009. Het aantal verzonden tweets zegt niet veel over het aantal volgers. Het lijkt
juist van belang om niet te veel tweets te versturen. Een teveel aan tweets kan zorgen voor
ongeïnteresseerdheid bij volgers. In Noord- en Oost-Gelderland zijn bijvoorbeeld 2369 tweets
verstuurd, in Utrecht slechts 169. Utrecht stuurt in de tweets ook een nieuwsbericht van de dag mee.
In drie korpsen is een apart Twitter-account geopend voor opsporingsberichtgeving: Amsterdam,
Brabant Zuid-Oost en Friesland. In Groningen en Hollands-Midden hebben enkele wijkagenten en
leidinggevenden een eigen Twitter-account. Andere korpsen, waaronder Utrecht en Noord- en Oost-
Gelderland, zijn voorbereidingen aan het treffen voor het laten Twitteren van wijkagenten. Alleen
Brabant Zuid-Oost, Rotterdam-Rijnmond en Noord- en Oost-Gelderland hebben naast accounts voor
de regio, ook aparte accounts voor de wijken. Opvallend hierbij is dat de grootse wijken van twee van
deze drie korpsen meer volgers hebben dan de regionale accounts. Dit lijkt erop te wijzen dat
wijkgebonden berichtgeving een meerwaarde kan hebben. Binnen de twaalf twitterende korpsen wordt
op verschillende manieren gebruik gemaakt van de functionaliteiten van Twitter. In Friesland worden
bijvoorbeeld foto’s met de tweets meegestuurd via de functionaliteit TweetPhoto. In Brabant Zuid-Oost
wordt met iedere SMS-Alert handmatig een Tweet-Alert rondgestuurd. Aan deze Tweet-Alert wordt
tevens het verzoek gedaan om de boodschap te retweeten (doorsturen). Ook worden in Brabant Zuid-
Oost zogenaamde Video-Alerts gestuurd. Dit is een tweet met daarin een link naar een specifieke
passage van een op televisie uitgezonden opsporingsbericht. In Groningen worden Twittervolgers
verzocht om te reageren via de optie Direct Message. Een Direct Message is een bericht dat alleen te
lezen is door degene aan wie het bericht is verstuurd, de politie in dit geval. Voorwaarde voor het
kunnen sturen van een Direct Message is dat beide partijen hebben aangegeven elkaar te volgen. In
Limburg-Noord tenslotte, zijn rechercheurs actief op Twitter binnen een overvallen onderzoek. De
inzet van Twitter heeft volgens Van Ginderen van de afdeling communicatie van dit korps tot nu toe
geleid tot de oplossing van een overval en een woninginbraak (persoonlijke communicatie, 25 maart
2010).
4. Beeld en geluid delen
Binnen de Nederlandse korpsen wordt op verschillende manieren gebruik gemaakt van het inzetten
van beeldmateriaal in de opsporing. De meest gebruikte wijze is het door de politie publiceren van
beeldmateriaal op politie.nl of op een regionale opsporingssite. De inventarisatie heeft zes regionale
websites opgeleverd waarop beeldmateriaal binnen opsporingsonderzoeken beschikbaar wordt
gesteld. In tabel 4 worden de belangrijkste aspecten van deze zes websites weergegeven. De kolom
“beheer” toont welk korps beheerder is van de website. In de kolom “korpsen” is te zien welke korpsen
(beeldmateriaal van) hun onderzoeken op deze website plaatsen. In de kolom “misdrijven” is te zien
welke misdrijven op de website geplaatst worden. In de kolom “beeldmateriaal” wordt aangegeven wat
voor een soort beeldmateriaal geplaatst wordt (foto’s, dynamische/statische bewakingsbeelden). In de
laatste kolom wordt aangegeven of de website de mogelijkheid biedt om zelf beeldmateriaal te
uploaden. De website pit.tv van Limburg-Zuid is op dit moment de enige website waar burgers hun
beeldmateriaal via computer en telefoon kunnen uploaden. Pit.tv, depolitiezoekt.nl en
politieonderzoeken.nl zijn de enige websites waarop filmpjes afgespeeld worden. Vaak zijn dit beelden
van bewakingscamera’s. Op pit.tv is ook geluid bij deze films te horen en zijn ook door de politie
gemaakte filmpjes te bekijken. In totaal zijn er 14 korpsen die naast hun politie.nl mogelijkheid, ook op
één van de zeven websites beelden plaatsen. Het korps Gelderland-Zuid is hierbij niet
vertegenwoordigd. Gelderland-Zuid plaatst alleen beelden op politie.nl. Dit heeft als nadeel dat de
beelden statisch zijn. De Aanwijzing Opsporingsberichtgeving stelt de juridische kaders voor het
publiceren en verwijderen van beeld- en geluidsmateriaal. In bijlage III zijn de belangrijkste criteria en
richtlijnen van deze aanwijzing samengevat.
17
23. Sociale media in de opsporing
Tabel 4: Regionale opsporingswebsites
Website (www.:) Beheer Korpsen Misdrijven Beeldmateriaal Uploaden
depolitiezoekt.nl AA AA GV
RR KL
HM LN
straatroof
levensdelict
overvallen
veroordeelden
Foto’s
verdachte/veroordeelde
Dynamische
bewakingsbeelden
Nee
politieonderzoeken.nl UT IJL UT
HL NOG
Kapitale delicten Foto’s
verdachte/slachtoffer
voorwerpen plattegrond
Dynamische
bewakingsbeelden
Nee
dadergezocht.nl FR FR GR
DR
Alle misdrijven Statische bewakingsbeelden
Foto’s voorwerpen
Nee
pit.tv LZ LZ Alle misdrijven Foto’s en dynamische
bewakingsbeelden
Ja
stopdecriminaliteit.nl UT UT inbraken Foto’s Nee
politie-rijnmond.nl RR RR Coldcases:
moord/doodslag
verkrachting
Foto’s slachtoffer
(3D-reconstructie)
Foto’s locatie
Nee
Soms wordt voor incidenten tijdelijk een nieuwe website geopend waarop burgers zelfgemaakt
beeldmateriaal kunnen uploaden. Dit was bijvoorbeeld het geval tijdens de strandrellen in Hoek van
Holland in augustus 2009. De korpsen Gelderland-Zuid en Haaglanden hebben voor het uploaden van
beeldmateriaal van incidenten tijdens de jaarwisseling 2009-2010 de website overlastmelden.nl
geopend. In Amsterdam is hiervoor gebruik gemaakt van een website van de KLPD. Tien korpsen
plaatsen beeldmateriaal op YouTube. De korpsen die op dit moment een eigen YouTube kanaal
hebben zijn: de drie Brabantse korpsen via het regionale tv-programma Bureau Brabant, Drenthe,
Friesland, Groningen, Haaglanden, Hollands-Midden, Noord- en Oost-Gelderland en Utrecht. Zoals
eerder beschreven sturen sommige korpsen in hun tweets en RSS feeds rechtstreeks, of via een
doorverwijzende link, beeld- en fotomateriaal mee.
5. Sociale netwerken
De inventarisatie toont aan dat weinig korpsen gebruik maken van het in contact treden met de burger
via sociale netwerken. Facebook, het snelst groeiende sociale netwerk, wordt op dit moment niet
gebruikt binnen de Nederlandse opsporing. Vier korpsen hebben een profiel op Hyves. Dit zijn
Gelderland-Midden (gelderland-midden.hyves.nl), Limburg-Noord (politie-lbn.hyves.nl), Noord-en
Oost-Gelderland (nogpol.hyves.nl) en IJsselland (politie-zwolle.hyves.nl). Opvallend is dat dit allemaal
korpsen in het Zuidoosten van het land betreft. Hyves is in deze korpsen een aantal keren in
opsporingsonderzoeken ingezet. In IJsselland stonden beelden van bewakingscamera’s van twee
overvallen op 21 maart 2010 op het Hyves-account. Vorig jaar heeft de politie IJsselland zelfs
advertentieruimte gekocht op Hyves waarin aandacht werd gevraagd voor de uitzending van
Opsporing Verzocht. In Limburg-Noord is sinds februari 2010 een Hyves-account geopend. Op dit
account zijn YouTube films van Opsporing Verzocht geplaatst en zijn diverse opsporingsberichten te
vinden. Onlangs hebben drie rechercheurs gedurende een uitzending van Opsporing Verzocht live
getwittert en een blog op Hyves bijgehouden.
4.3 Discussie
Dit onderzoek heeft niet de pretentie om een uitputtende inventarisatie te maken van de reeds
toegepaste sociale media om burgers te betrekken bij de opsporing. Alleen een aantal veel
voorkomende toepassingen is bekeken. De enige API die bekeken is, is bijvoorbeeld de Google Maps
API. Interessante constatering is dat deze populaire API slechts in drie Nederlandse korpsen wordt
gebruikt. Volgens dhr. Bodrij, programmamanager burgerparticipatie van het korps Haaglanden, heeft
de website onzewijkveilig.nu tot op heden weinig opgeleverd voor de opsporing (persoonlijke
communicatie, 22 maart 2010). Ook de website stopdecriminaliteit.nl van het korps Utrecht heeft
18
24. Sociale media in de opsporing
volgens projectleider Brugge (persoonlijke communicatie, 23 maart 2010) slechts enkele tips binnen
onderzoeken opgeleverd. Deze tips hebben niet geleid tot de oplossing van de betreffende
woninginbraken. De vraag kan gesteld worden of de startkosten11
, subsidies van respectievelijk
500.000 en 30.000 euro van het Ministerie van Binnenlandse Zaken, in dit geval tegen de baten
opwegen. Deze tegenvallende resultaten steken vreemd af bij de bevindingen van Scholte (2008). Na
een media-inventarisatie van twee jaar concludeerde hij dat vooral concrete inbraken en vernielingen
burgers lijken te mobiliseren (p.229). Wellicht is de meerwaarde van deze websites niet zo zeer in de
opsporing gelegen, maar meer in de preventieve kant en in het opbouwen van een vertrouwensband
met de burger. Dit blijkt ook uit het feit dat geen opsporingsdoelen, maar wel communicatieve doelen
zijn gekoppeld aan de website in Utrecht12
. Het gebruik van de Google Maps Api in het korps Brabant
Zuid-Oost is heel wat goedkoper. Het voordeel van deze toepassing is bovendien dat deze als widget
aangeboden wordt op een netvibes-pagina. Het beschikbaar stellen van verplaatsbare widgets kan
ervoor zorgen dat de boodschap op meerdere plekken op het internet verschijnt, bijvoorbeeld op
profielen op sociale netwerken.
De inventarisatie heeft geen toepassing van een wiki binnen opsporingsonderzoeken aan het licht
gebracht. Het lijkt erop dat wiki’s binnen een organisatie van grotere waarde kunnen zijn dan buiten
een organisatie. De wiki van de CIA, Intellipedia, is hier een goed voorbeeld van. Een interne wiki kan
bijvoorbeeld gebruikt worden als mindmap tool, kan aanwezige kennis bij het personeel naar boven
halen en bundelen en kan een tool bieden om groepen mensen op afstand met elkaar te laten
samenwerken (Tapscott & Williams, 2008). Een wiki zou binnen een opsporingsteam gebruikt kunnen
worden, maar kan ook toegankelijk gemaakt worden voor politiemedewerkers buiten het
opsporingsteam, maar binnen de politieorganisatie. Het Internet Recherche Netwerk (IRN) heeft een
ingebouwde wiki en kan hiervoor gebruikt worden. Het IRN is een beveiligd intern politienetwerk
waarop onder andere internetsurveillance kan plaatsvinden. Gelderland-Zuid is hierop aangesloten en
volgens De Beijer13
zijn er plannen om dit netwerk landelijk te implementeren (persoonlijke
communicatie, 13 april 2010). Het open stellen voor collega’s buiten een onderzoeksteam vergroot de
gezamenlijke intelligentie, maar verhoogt tegelijkertijd ook het afbreukrisico van het onderzoek. Het
onderzoeken van de afwegingen die hiermee gepaard gaan, valt buiten de scope van dit onderzoek.
Binnen het lectoraat Intelligence van de Politieacademie zullen de mogelijke manieren waarop wiki’s
en andere virtuele communities bijdragen aan de kracht van samenwerken onderzocht worden (Den
Hengst-Bruggeling, 2010).
In de opsporing wordt ook weinig tot geen gebruik gemaakt van een blog. Alleen op
politieonderzoeken.nl kunnen burgers op vragen reageren en worden hun reacties geplaatst. Hiermee
fungeert dit als een soort van blog, hoewel het hier geen meningen of ervaringen van een persoon
betreft, maar voorgelegde problemen vanuit een onderzoeksteam. Een blog kan echter op meer
manieren van nut zijn voor de opsporing. Een bloggende wijkagent en/of politiechef kan bijvoorbeeld
aandacht vragen voor de opsporing. In de blog van een wijkagent in Noord- en Oost-Gelderland
gebeurt dit bijvoorbeeld. Op deze blog wordt wijkbewoners gevraagd om tips over recent gepleegde
auto-inbraken. Een andere mogelijkheid is het plaatsen van opsporingsberichten en links naar en
widgets voor de opsporing. In Brabant Zuid-Oost gebeurt dit al.
Nog weinig korpsen delen hun profiel op een sociale netwerksite. Alleen Hyves wordt door vier
korpsen hiervoor gebruikt. Gezien de stijgende populariteit van Facebook is het ook het overwegen
11
Het up-to-date houden van de websites kost in beide regio’s weinig geld/tijd. De informatiestroom van aangifte tot plaatsing
op de websites zijn bijna volledig geautomatiseerd.
12
De gekozen communicatieve doelstelling van Utrecht (‘binnen een jaar is de website door 8000 huishoudens in stad Utrecht
bekeken’) is ruimschoots gehaald. Na zes maanden hadden al 60.000 huishoudens de website bezocht. De resultaten van de
pilot in Haaglanden worden eind 2010 verwacht.
13
De Beijer is medewerker van het Interregionale Bureau Digitale Expertise in Nijmegen.
19
25. Sociale media in de opsporing
waard om hier een profiel aan te maken. Doordat korpsen niet bijhouden via welk kanaal burgers met
tips zijn bereikt, is het lastig om uitspraken te doen wat het gebruik van een sociale netwerksite de
opsporing oplevert. Wel kan gesteld worden dat in ieder geval meer mensen bereikt zullen worden.
Enkele aangetroffen toepassingen binnen de korpsen zijn niet ondergebracht in de toegepaste
indeling in technische en sociale middelen. Deze toepassingen zijn te vinden in de kolom ‘overig’ in
bijlage I. De digitale nieuwsbrief, SMS- en Mail-Alert en Burgernet zijn in deze kolom het meest terug
te vinden. In Midden- en West-Brabant wordt de mailalert op wijkniveau als aanvulling op het fysieke
buurtonderzoek verzonden: voorlopig alleen nog in de gemeente Breda en alleen voor
woninginbraken, overvallen en straatroven. In Amsterdam-Amstelland (acht wijken) en Groningen
wordt een digitale nieuwsbrief aangeboden met de optie tot aanmelden voor Mail-Alert. In totaal wordt
in dertien korpsen een digitale nieuwsbrief verzonden. Waar met SMS-Alert de burger ingeschakeld
wordt voor zojuist gepleegde delicten, kan met de nieuwsbrief de hulp van de burger gevraagd worden
voor lopende opsporingsonderzoeken. De verkregen gegevens van de deelnemende burgers aan
projecten zoals SMS-Alert en een digitale nieuwsbrief dienen met enige voorzichtigheid behandeld te
worden. De abonneegegevens van de deelnemende burgers zijn politiegegevens: persoonsgegevens
die in het kader van de uitoefening van de politietaak zijn verkregen (art. 1 Wet politiegegevens
(Wpg)). Deze gegevens dienen volgens art. 15 lid 1 Wpg verplicht ter beschikking te worden gesteld
indien door personen binnen de organisatie, ten behoeve van de uitvoering van hun taak, hierom
gevraagd wordt. Het is niet ondenkbaar dat deze politiegegevens informatie bevatten die binnen een
opsporingsonderzoek van pas kunnen komen. Uit het oogpunt van zorgvuldigheid en proportionaliteit,
is het verstandig om als korps afspraken te maken hoe hiermee om te gaan. Volgens Warner de Boer,
privacyfunctionaris van het korps Gelderland-Zuid, kan de korpsbeheerder als verantwoordelijke
hiervoor kaders opstellen. Hij kan bijvoorbeeld bepalen dat de gegevens naast het oorspronkelijke
doel, ook gebruikt mogen worden voor verwerking in het kader van opsporingsonderzoeken (artt. 9 en
10 Wpg), maar niet voor de uitvoering van de dagelijkse politietaak (art. 8 Wpg). Indien een burger
zich meldt als nieuwe abonnee dan zou in het vervolg aangegeven kunnen worden dat zijn gegevens
worden geregistreerd onder de Wet politiegegevens en dat deze kunnen worden gebruikt voor
opsporingsdoeleinden. Dit kan een negatieve invloed hebben op de bereidheid onder burgers om mee
te werken.
De inventarisatie laat zien dat de inzet van sociale media gebruikt kan worden voor (oneway)
opsporingsberichtgeving of als (twoway) –communicatiemiddel. De kennis en kunde lijken hiervan
vooral te liggen bij de afdelingen communicatie. De vraag is of de gemiddelde rechercheur zich
voldoende bewust is van de mogelijkheden die sociale media bieden voor de opsporing. In het korps
Utrecht is uit onderzoek (Hensen, 2009) gebleken dat rechercheurs op de afdeling Zware Criminaliteit
van mening zijn dat in hun onderzoeken te weinig gebruik wordt gemaakt van internet. Onbekendheid
met de mogelijkheden die het internet de opsporing kan bieden en de hieraan gekoppelde procedures
bleek hiervoor een belangrijke oorzaak. Onder deze rechercheurs is de wens geuit om hier in
geschoold te worden. De korpsen Utrecht en Brabant Zuid-Oost zijn op dit moment dan ook bezig met
het ontwikkelen van een cursus 23-opsporingsdingen. De cursus zal in de zomer van 2010
gebruiksklaar zijn. De cursus is een afgeleide van de cursus 23-politiedingen voor de handhaving en
kan grotendeels zelfstandig gevolgd worden.
20
26. Sociale media in de opsporing
Hoofdstuk 5. Resultaten onderzoeksvraag 3: Drie middelen nader bekeken
In dit hoofdstuk worden drie toepassingen van sociale media die uit onderzoeksvraag twee zijn
voortgekomen nader bekeken. In de betreffende korpsen zijn semigestructureerde interviews
afgenomen met medewerkers van de afdelingen Communicatie en is aanvullende documentatie
bestudeerd. In Brabant Zuid-Oost is Jan Leenen geïnterviewd, in Hollands-Midden Renate den Elzen
en in Utrecht Natalie Hensen.
5.1 Twitter in Brabant Zuid-Oost
In welke situaties wordt Twitter in opsporingsonderzoeken ingezet?
Twitter wordt in het kader van de opsporing in Brabant Zuid-Oost sinds begin 2009 voornamelijk
ingezet als extra communicatiemiddel voor opsporingsberichtgeving. Op dit moment zijn in dit korps
twee mogelijkheden van Twitter van meerwaarde voor de opsporing: de Tweet-Alert en de Video-Alert.
De Tweet-Alert is een handmatig geschreven tweet door de afdeling communicatie. De tweet wordt
tegelijkertijd verzonden met een SMS-Alert. Hiermee ligt de meerwaarde van de Tweet-Alert voor de
opsporing vooral in het creëren van extra ogen en oren. De Video-Alert is een tweet met daarin een
link naar een specifieke passage van een op televisie uitgezonden opsporingsbericht (zie figuur 3). Dit
kan Opsporing Verzocht of Bureau Brabant, het regionale Brabantse Opsporingsprogramma zijn.
Figuur 3: Voorbeeld van een verzonden Video-Alert in Brabant Zuid-Oost
Indien er geen beelden zijn dan wordt in de tweet een link meegestuurd naar het opsporingsbericht op
politie.nl. Ook kan de tweet als attendering op een nog uit te zenden bericht dienen. De Video-Alert
vervult hiermee dus dezelfde functie als een item op Opsporing Verzocht: het vragen om tips en het
oproepen van getuigen.
Voor welke misdrijven kan Twitter ingezet worden?
De Tweet-Alert kan in Brabant Zuid-Oost ingezet worden in alle waarin ook een SMS-Alert verstuurd
kan worden. Ter indicatie: in het korps Gelderland-Zuid betreft dit inbraken, zedendelicten, overvallen
en babbeltrucs die vallen binnen artikel 67 WvSv én waarbij sprake is van een heterdaadsituatie met
specifieke daderinformatie waarbij het vermoeden bestaat dat de dader mogelijk nog in de omgeving
aanwezig is en de politie dus ook aan het zoeken is. Indien er geen heterdaadsituatie is, maar bij
dezelfde misdrijven vermoeden is van seriematigheid, dan kan SMS-Alert/Tweet-Alert ook ingezet
worden om te waarschuwen voor een Modus Operandus, of gebruikt worden voor een
getuigenoproep. Hierbij moet altijd rekening gehouden worden met de richtlijnen van de Aanwijzing
Opsporingsberichtgeving. Ook voor vermissingen kan Twitter ingezet worden.
Op welke manier wordt Twitter ingezet?
De afdeling communicatie is verantwoordelijk voor het versturen van de (gratis) tweets. In Brabant
Zuid-Oost is de regio op politie.nl ingedeeld in wijken. Op iedere wijkpagina komen alleen de voor die
wijk geldende pers- en opsporingsberichten. Via de RSS feed komen deze berichten ook automatisch
terecht op de voor iedere wijk gecreëerde Twitter-accounts. Alle opsporingsberichten komen
bovendien op het hiervoor geopende /politiebzozoekt Twitter-account. De Tweet-Alerts en Video-
Alerts worden via de computer handmatig door de persvoorlichters doorgestuurd naar de wijksite waar
het misdrijf zich heeft afgespeeld. De volger wordt, net zoals bij een SMS-Alert, verzocht om met tips
naar 0900-8844 of Meld Misdaad Anoniem (0800-7000) te bellen. De optie om via een tweet te
reageren is uitgeschakeld. Dit is besloten, omdat volgens de webadviseur van Brabant Zuid-Oost niet
waargemaakt kan worden dat op iedere tweet gereageerd wordt: wederkerigheid is dus niet aan de
21
RT @politiehelmond: VIDEO-ALERT! Help mee om deze laffe berovers achter de tralies te
krijgen http://tinyurl.com/lafheid PLEASE RT
27. Sociale media in de opsporing
orde. Bij de verzonden Alerts zit standaard het verzoek om het bericht te retweeten (Please RT, zie
figuur 3). Dat betekent dat het verzoek wordt gedaan aan de volgers van het betreffende Twitter-
account om de tweet door te sturen naar hun volgers. De volgers van de volgers kunnen het dan ook
weer doorsturen naar hun volgers etc. Zo kan in een zeer korte tijd een grote groep mensen bereikt
worden. Zo is bij een vermissing van een meisje rond de vijf jaar in een korte tijd de Tweet-Alert bij
meer dan 10.000 twitterende mensen terecht gekomen.
Voor welk doel wordt Twitter ingezet?
Zoals aangegeven wordt Twitter in Brabant Zuid-Oost ingezet als extra communicatiekanaal. Voor de
opsporing betreft dit opsporingsberichtgeving. Het doel hiervan is de hulp van het publiek inroepen om
voor het opsporingsonderzoek relevante informatie te verkrijgen (College van PG’s, 2009).
Twitter wordt in Brabant Zuid-Oost ook ingezet voor webcare. Webcare is het nagaan van
communicatie op internet waarin (in dit geval) de politie Brabant Zuid-Oost genoemd wordt. Via de
applicatie Twitterfall kan realtime gemonitord worden wat op internet gezegd wordt. Soms wordt
gesproken over criminaliteit. Een voorbeeld hiervan is “We gaan dadelijk naar de Amsterdam-Arena,
sneeuwballen gooien naar de politie”.
Op welke wijze wordt de verkregen informatie verwerkt?
De afdeling communicatie is verantwoordelijk voor het in stand houden van de Twitter-accounts. Sinds
de komst van Twitter en de bijbehorende web 2.0 communicatiemiddelen is de tijd binnen de afdeling
communicatie anders verdeeld. Er wordt meer aandacht geschonken aan de externe communicatie en
minder aan de interne communicatie. Door Brabant Zuid-Oost wordt niet bijgehouden via welk
communicatiemiddel een informatiedragende burger is bereikt. Daardoor is ook niet te achterhalen wat
Twitter tot nu toe heeft opgeleverd. Doordat de optie om direct op een tweet te reageren is
uitgeschakeld, worden burgers gedwongen om hun informatie via de telefoon of via een formulier op
de website te melden. Uiteindelijk komt deze informatie dan via het servicecentrum bij het
opsporingsteam terecht.
Welke burgers worden met Twitter bereikt?
Naast de burgers die zich hebben aangemeld als volger van de Twitter-accounts, is door de
mogelijkheid van het retweeten de groep te bereiken Twitteraars enorm groot. Veel van de primaire
volgers betreffen journalisten en collega’s. Uit de theorie
5.2 YouTube in Hollands-Midden
In welke situaties wordt YouTube in opsporingsonderzoeken ingezet?
Het korps Hollands-Midden heeft een duidelijke doelgroepenbenadering in haar
opsporingsberichtgeving. Per onderzoek wordt door de onderzoekscoördinator en het Bureau
Communicatie de wijze van opsporingsberichtgeving bepaald. De volgende onderdelen worden
vastgelegd:
1. De informatie die gemeld kan worden en gehaald dient te worden.
2. De momenten van inzetten van de opsporingsberichtgeving.
3. De te bereiken doelgroep met de grootste kans op informatie.
4. De in te zetten middelenmix om de doelgroep te bereiken
YouTube wordt hierbij vaak als één van de middelen ingezet om jongeren te bereiken. Echter, alleen
als de kans groot genoeg is dat zich getuigen onder YouTubers bevinden en de zaak groot genoeg is
voor landelijke YouTube aandacht. De politieproducer is verantwoordelijk voor het wegen van de
zwaarte van de zaak. Hiervoor is de Aanwijzing Opsporingsberichtgeving leidend. Indien het een
onderzoek betreft in de omgeving van Alpen aan den Rijn wordt hiervoor ook vaak de jongerenwebsite
www.alphen.nu als middel gebruikt.
22
28. Sociale media in de opsporing
Voor welke misdrijven kan YouTube ingezet worden?
Alle misdrijven waarvan beeldmateriaal is of waarvan een reconstructie gemaakt kan worden die
vallen binnen de richtlijnen van de Aanwijzing Opsporingsberichtgeving.
Op welke manier wordt YouTube ingezet?
De politie Hollands-Midden maakt sinds begin 2008 in eigen beheer filmpjes met gegevens en
videobeelden. Hollands-Midden is zelf verantwoordelijk voor de productie, verspreiding en het
verwijderen van de opsporingsfilmpjes. Daarom is volgens de adviseur nieuwe media ook geen
overeenkomst noodzakelijk tussen Hollands-Midden en YouTube (persoonlijke communicatie, 12 april
2010). De filmpjes dienen wel op een duidelijke wijze als ‘opsporingsberichtgeving’ weggezet te
worden. Bovendien zal de hoofdofficier van justitie per filmpje zijn toestemming moeten geven, nadat
de zaaksofficier, na overleg met de persofficier, een voorstel bij hem heeft gedaan. De filmpjes worden
op het YouTube kanaal geplaatst onder de titel ‘Gesnapt!’ en voldoen aan een standaard format met
een vast intro en afsluiting. Het intro en de afsluiting zijn door een mediabedrijf gemaakt. De
videobeelden bestaan uit camerabeelden van het incident. Indien deze ontbreken wordt een
reconstructie gemaakt. Onder de camerabeelden is voor jongeren aansprekende muziek gezet. De
vragen van het onderzoeksteam lopen in beeld mee. Burgers kunnen op de YouTube pagina een
reactie achterlaten, kunnen eigen beeldmateriaal uploaden op de website of kunnen bellen. De
ervaring in Hollands-Midden is dat de filmpjes vooral niet te lang mogen duren. Uitzendingen van
Opsporing Verzocht of het regionale opsporingsprogramma Team worden niet één op één op het
YouTube kanaal geplaatst. De jongeren doelgroep kan zich volgens Bureau Communicatie niet vinden
in deze uitzendingen, bedoeld voor een oudere doelgroep. Het plaatsen van een opsporingsfilmpje op
YouTube is altijd onderdeel van een marketingcommunicatiestrategie en wordt dan ook gezien als een
campagne. Burgers zullen via andere kanalen gewezen moeten worden op de aanwezigheid van een
nieuw filmpje. Mogelijkheden hiervoor zijn het versturen van persberichten naar traditionele en
internetgerelateerde media. Gemiddeld besteedt het Bureau Communicatie één uur per week aan het
YouTube kanaal. De opstartfase van een nieuwe campagne (filmpje) is de meest tijdsintensieve
periode. De voornaamste bezigheden zijn het nalezen en reageren op reacties, het uploaden van
nieuwe filmpjes, het plaatsen van teksten bij filmpjes en het toevoegen van tags (trefwoorden
waardoor de filmpjes te vinden zijn).
Voor welk doel wordt YouTube ingezet?
Het YouTube kanaal wordt in Hollands-Midden voor vijf doeleinden gebruikt, waarvan twee relevant
zijn voor de opsporing14
. Deze twee worden nader toegelicht.
Opsporingsberichtgeving. Het aanbieden van opsporingsfilmpjes heeft als doel om bij te dragen aan
het oplossen van misdrijven. Hollands-Midden heeft bij aanvang van het kanaal zichzelf ten doel
gesteld dat drie van elke tien misdrijven waarvan een opsporingsfilm op het YouTube kanaal wordt
geplaatst, opgelost worden. Tot nu toe is deze doelstelling niet gehaald, omdat niet aan het aantal van
tien filmpjes is gekomen. Volgens een medewerker van Bureau Communicatie had het plaatsen van
het eerste filmpje wel meteen succes (persoonlijke communicatie, 5 april 2010). Binnen twee weken
werd een overvaller gepakt die gezocht werd voor een overval op een tankstation in Leiden.
Uploaden beeldmateriaal. Via het Youtube kanaal kan iedereen films, opgenomen met digitale camera
of telefoon, uploaden als bewijsmateriaal/melding/ter ondersteuning van een aangifte.
Op welke wijze wordt de verkregen informatie verwerkt?
Het Bureau Communicatie geeft op alle gestelde vragen antwoord. Kwetsende of beledigende
reacties worden verwijderd. Zo’n gebruiker wordt geblokkeerd en krijgt hier bericht van.
14
De overige drie doeleinden van het gebruik van YouTube zijn publieksvoorlichting, opiniëring en werving van sollicitanten.
23
29. Sociale media in de opsporing
Voor de opsporing interessante reacties worden gestuurd naar de coördinator van het onderzoek.
Personen die beeldmateriaal uploaden krijgen altijd reactie, via e-mail of in persoon. Ook deze
afhandeling wordt geborgd in de opsporingsprocessen. Indien een zaak is opgelost, wordt dit op het
YouTube kanaal onder de aandacht gebracht.
Welke burgers worden met YouTube bereikt?
Het Bureau Communicatie heeft geen zicht op persoonlijke gegevens van de gebruikers van het
YouTube kanaal. Tot nu toe is het kanaal 290.000 keer bezocht en is 234.000 keer een filmpje
bekeken. Aan de reacties van de gebruikers te zien, lijken veel hiervan afkomstig van jongeren.
5.3 Politieonderzoeken.nl in Utrecht
In welke situaties wordt politieonderzoeken.nl ingezet?
Tot op heden wordt de website gebruikt als platform voor het onder de aandacht van het publiek
brengen van voornamelijk cold cases die zich ervoor leenden om burgers mee te laten denken met
onbeantwoorde onderzoeksvragen. De burgers kan op deze manier gevraagd worden om mee te
denken over bijvoorbeeld het motief en het moordwapen. Een probleem hierbij is dat er vaak weinig
ontwikkelingen binnen deze onderzoeken zijn waardoor de burger moeilijk betrokken gehouden kan
worden bij het onderzoek. Daarom worden door het korps Utrecht op dit moment voorbereidingen
getroffen om een actueel TGO te gaan plaatsen op de website. De volgende vragen zullen
beantwoord worden vanuit de mogelijkheid om burgers mee te laten denken met een lopend TGO-
onderzoek.
Voor welke misdrijven kan politieonderzoeken.nl ingezet worden?
Voor alle TGO-waardige delicten, zoals omschreven in het Raamwerk Team Grootschalige Opsporing
(OM, Politie & NFI, 2006). Dit zijn kapitale misdrijven, zoals een (mogelijk) opzettelijk levensdelict,
zeer ernstig zedendelict, brandstichting met ernstige gevolgen, gijzeling, ontvoering en andere
misdrijven tegen de lichamelijke integriteit waarop een strafbedreiging van twaalf jaar gevangenisstraf
of meer staat, waarbij geen ondubbelzinnig daderschap kan worden vastgesteld. Hierbij moet tevens
sprake zijn van een (te verwachten) grote maatschappelijke impact. Tevens moet de zaak zich
inhoudelijk lenen voor plaatsing op internet.
Op welke manier wordt politieonderzoeken.nl ingezet?
Vanaf het moment dat wordt geconstateerd dat een kapitaal delict is gepleegd, wordt een bepaalde
procesroute bewandeld om tot het besluit te komen om een TGO in te stellen. Op het moment dat de
startpresentatie van de zaak plaatsvindt, dienen de teamleider, zaaksofficier en woordvoerder te
bepalen of het TGO geschikt is voor plaatsing op politieonderzoeken.nl. Ieder korps kan geschikte
zaken in overleg met het hostingbedrijf Avant Garde Media plaatsen. In eerste instantie kan
publieksvriendelijk gemaakte informatie uit het persbericht geplaatst worden op de website. Een
recherchekundige zal dit samen met de teamleider, woordvoerder en zaaksofficier bepalen. Naarmate
meer informatie kan worden vrijgegeven zal de informatie op de website uitgebreid worden. Aan de
website zal een Twitter-account gekoppeld worden als verspreidingskanaal. Ook kan aan de hand van
Google Maps en/of een panoramische 3D scan geschikte informatie van de plaats delict weergegeven
worden. Vaste onderdelen zoals de getuigenoproep en het buurt- en passantenonderzoek kunnen op
de website geplaatst worden. Hieraan kan een digitaal tipformulier gekoppeld worden en de
mogelijkheid gecreëerd worden om beeldmateriaal te uploaden. De website kan actueel gehouden
worden door middel van nieuwsberichten over de voortgang van de zaak, het weergeven van de
reacties, aankondigingen van overig gebruik van media (zoals flyeracties en tv-/radio-uitzendingen) en
het ontkrachten van verkeerde beeldvorming. Ook kan de website gebruikt worden voor het creëren
van ruis op de lijnen en om knelpunten binnen het onderzoek aan het publiek voor te leggen.
Daarnaast kunnen informatievragen gesteld worden waarin om specifieke wetenschap gevraagd
24
30. Sociale media in de opsporing
wordt. Tenslotte kan door het hostingbedrijf inzicht gegeven worden in de vijftig IP-nummers van
waaruit de website het meest is bezocht (zie ook bijlage III).
Voor welk doel wordt politieonderzoeken.nl ingezet?
De in de vorige vraag weergegeven mogelijkheden hebben ieder voor zich een eigen doel voor ogen.
In de meeste gevallen is het doel het betrekken van het publiek bij de activiteiten van het
onderzoeksteam om nieuwe informatie en/of zoekrichtingen te verkrijgen. Zoals aangegeven kan de
website ook als tactisch middel ingezet worden om onrust te veroorzaken of om daders te lokken naar
de website. Op de website zelf staat dat het doel van de website is:
“De burgers op interactieve wijze betrekken bij het oplossen van ernstige misdrijven. De politie zet een
zaak zo volledig mogelijk op deze site en schakelt hiermee het publiek in om samen met het
rechercheteam tot nieuwe aanknopingspunten te komen”.
Op welke wijze wordt de verkregen informatie verwerkt?
Een recherchekundige zal de schakel zijn om de verkregen informatie bij de teamleiding in te brengen.
De recherchekundige zal hierbij gesteund worden door een denktank bestaande uit de woordvoerder,
een adviseur nieuwe media en een aantal recherchekundige collega’s. Vervolgens zal de informatie
eerst op betrouwbaarheid gecontroleerd moeten worden om vervolgstappen te kunnen ondernemen.
Binnen het korps Utrecht wordt het aantal formatie-uren hiervoor geschat op 0.3 fte per week voor de
recherchekundige en anderhalf uur per week voor de leden van de denktank.
Welke burgers worden met politieonderzoeken.nl bereikt?
In 2009 is de website tijdelijk in beheer geweest van het KLPD. Het aantal unieke bezoekers was toen
in bijna vier maanden tijd (1 juli – 23 oktober 2009) ruim 13.000. Dit komt neer op 765 bezoekers per
week (ruim 100 per dag). Ondanks de beperkte nieuwswaarde van cold cases is dit toch nog een
groot aantal. Welk type burger de website bekijkt en eventueel reageert is niet te herleiden middels de
ingezonden reacties.
5.4 Discussie
Het nader bekijken van de drie toepassingen is tevens een extra controle geweest op de volledigheid
van de resultaten van onderzoeksvraag twee. Uit de interviews met de drie sleutelfiguren bleek dat de
inventarisatie van deze korpsen compleet was15
. De voorgestelde zoektermen waren niet allemaal
even bruikbaar. De zoektermen ‘internet’,‘burger’ en ‘2.0’ leverden in de meeste gevallen te veel hits
op. In het korps Midden- en West-Brabant bijvoorbeeld leverden de zoektermen respectievelijk 268,
300 en 299 hits op. Wegens de beperkte tijd is ervoor gekozen om in dit soort gevallen alleen de
eerste 40 hits te bekijken. Indien deze hits niets opleverden, zijn de andere hits niet meer bekeken.
Het gebruik van Twitter in Brabant Zuid-Oost beperkt zich op dit moment tot zakelijke,
geautomatiseerde opsporingsberichtgeving op wijkniveau. Alleen de Tweet-Alerts worden handmatig
verstuurd door medewerkers van de afdeling communicatie. De meerwaarde van het gebruik van
Twitter lijkt te liggen in de extra burgers die bereikt kunnen worden. Het aantal volgers van de
accounts is hiervan slechts een indicatie. Het aantal volgers is namelijk niet gelijk aan het aantal
mensen dat de Tweet daadwerkelijk leest. In tegenstelling tot bij een SMS, is het voor Twitter namelijk
nodig dat je op je computer of op mobiele telefoon ingelogd bent in het programma. Bovendien blijkt
uit cijfers van onderzoeksbureau Nielsen dat 60% van de gebruikers op Twitter een maand na
inschrijving de dienst alweer verlaat. De potentie van een groter bereik is vooral gelegen in het
verzoeken om een retweet. Zarella (2009) beargumenteerde dat de waarde van een retweet ligt in het
feit dat hierdoor meerdere netwerken aangeboord kunnen worden. Hierdoor kan de tweet zich als een
15
Dit geldt niet voor de korpsen Amsterdam-Amstelland en Rotterdam-Rijnmond, omdat deze intranetten niet te bekijken zijn
buiten het korps.
25