4. 1. Instap
a b a² b² a² - b² a + b a - b (a+b).(a-b)
6 4
9 -5
-8 7
-3 -2
36 2102016 20
4562581
64
14 56
15 -1 -15 1549
4 5 -5 -1 59
5. 2. Het product (a + b).(a – b)
(a + b).(a – b)
= a² - ab + ab – b²
= a² – b²
= (a + b).(a + (-b))
6. 2. Het product (a + b).(a – b)
In woorden:
In Symbolen:
Het product van de som en het verschil van twee getallen
is gelijk aan het verschil van hun kwadraten.
: (a + b).(a - b) = a² - b²,a b
11. 4. Het kwadraat (a + b)²
(a + b)²
= a.a + a.b + a.b + b.b
= a² + ab + ab – b²
= (a + b).(a + b)
= a² + 2ab– b²
12. 4. Het kwadraat (a + b)²
In woorden:
In Symbolen:
Het kwadraat van de som van twee getallen is gelijk aan
de som van 3 termen:
1. Het kwadraat van het eerste getal
2. Het dubbelproduct van beide getallen
3. Het kwadraat van het laatste getal
,a b : (a + b)² = a² + 2ab + b²