5. Jan Pietersz. Sweelinck
De beroemdste organist van de Oude Kerk was
Sweelinck (1562 - 1621). Hij begon op vijftien
jarige leeftijd en bleef hier vierenveertig jaar.
Hij bespeelde het orgel voor en na de
erediensten en bovendien nog een aantal uren
per dag “promenade concerten”
6. Jan Pietersz. Sweelinck
De beroemdste organist van de Oude Kerk was
Sweelinck (1562 - 1621). Hij begon op vijftien
jarige leeftijd en bleef hier vierenveertig jaar.
Hij bespeelde het orgel voor en na de
erediensten en bovendien nog een aantal uren
per dag “promenade concerten”
7. Jan Pietersz. Sweelinck
Sinds de Reformatie, respectievelijk Alteratie
in 1578, was de organist geen kerkelijke
functionaris meer, maar een burgerlijke.
8. Jan Pietersz. Sweelinck
Sinds de Reformatie, respectievelijk Alteratie
in 1578, was de organist geen kerkelijke
functionaris meer, maar een burgerlijke.
Het orgel had geen plaats in de christelijke
eredienst van die dagen. De orgels waren dan
ook niet eigendom van de Kerk, maar van de
stad.
9. Jan Pietersz. Sweelinck
Hoewel het niet direct tot zijn taak behoorde
speelde Sweelinck af en toe op de banketten
van de Burgemeesters en de Magistraten met
belangrijke gasten. Hij stond bekend als een
groot improvisator.
10. Jan Pietersz. Sweelinck
Hoewel het niet direct tot zijn taak behoorde
speelde Sweelinck af en toe op de banketten
van de Burgemeesters en de Magistraten met
belangrijke gasten. Hij stond bekend als een
groot improvisator.
14. Jan Pietersz. Sweelinck
Geen opwindend leven dus. Eerder een
onopvallend burger-bestaan in een woelige
tijd.
De kerk was nog katholiek toen Jan
Pieterszoon achter het orgel plaats nam en hij
was het waarschijnlijk ook.
15. Jan Pietersz. Sweelinck
Dagelijks gaf hij voor en na de dienst
orgelconcerten en ’s morgens deed hij er nog
een promenadeconcert bij.
16. Jan Pietersz. Sweelinck
Dagelijks gaf hij voor en na de dienst
orgelconcerten en ’s morgens deed hij er nog
een promenadeconcert bij.
Die laatste term moeten we letterlijk nemen,
want de kerken stonden in het
maatschappelijk leven veel meer centraal dan
nu en uit talloze prenten en schilderijen
kennen we de sociale functie van het gebouw:
17. Jan Pietersz. Sweelinck
de sociale functie van het gebouw:
de deuren stonden open en men wandelde er
binnen om zich te verpozen, om een afspraak
na te komen, om een praatje te maken. De
organist begeleidde deze bedrijvigheid met
een “achtergrondmuziekje”.
18. Jan Pietersz. Sweelinck
Er is geen reden om aan te nemen dat dit
anders werd toen het gebouw in protestantse
handen kwam.
In de protestantse eredienst had het orgel
geen liturgische functie en hoewel er na de
Reformatie heel wat katholieke ambtsdragers
hun Post aan protestanten moesten afstaan, de
organisten liet men doorgaans ongemoeid.
19. Jan Pietersz. Sweelinck
Sweelinck speelde dus rustig verder; hij was
zo vergroeid met zijn kerk en zijn orgel, zijn
positie was zo onaantastbaar dat niemand
eraan dacht hem lastig te vallen.
Bij zijn dood op 21 oktober 1621 werd hij dan
ook in ‘zijn’ kerk bijgezet.
20. Jan Pietersz. Sweelinck
Wat is nu de reden van Sweelincks roem?
In de eerste plaats zijn orgelspel. Wat we zelf
kunnen constateren is zijn plaats in de
ontwikkeling van de instrumentale muziek.
Hij verenigde de nieuwe vormen die uit
Venetië waren overgekomen met de
technieken van de Engelse virginalisten, die
hij goed moet hebben gekend en gewaardeerd
en die omgekeerd bewondering hadden voor
hem.
21. Jan Pietersz. Sweelinck
“De organistenmaker”
Deze bijnaam dankt hij aan een door hem
ontwikkelde methode en aan zijn werken voor
orgel en clavecimbel, die in feite in drie
groepen uiteenvallen: gewijde en wereldlijke
variaties, toccata's en fantasieën.
22. Jan Pietersz. Sweelinck
Met zijn variaties op psalmmelodieën opende
hij de weg voor de indrukwekkende
ontwikkeling van het orgelkoraal. Met zijn
fantasieën legde hij de basis voor de evolutie
van de fuga. Met zijn toccata’s paste hij op
geniale wijze de Venetiaanse techniek van het
dubbelkoor aan, aan de twee manualen van
het orgel.
23. Jan Pietersz. Sweelinck
De toccata (van het Italiaanse woord toccare:
“aanraken”) is een virtuoze, fantasie-achtige
instrumentale compositie zonder vaste vorm.
Met een Toccata konden musici doorgaans ook
de mogelijkheden van een instrument
uitproberen, omdat veel Toccata's van de
extremen in dynamiek, snelheid en ambitus
van het instrument gebruik maakten.