eze methodiek richt zich op begeleiding van adolescenten die moeten groeien in zelfredzaamheid maar dat (nog) niet zelfstandig kunnen of doen. Waar mogelijk wordt een beroep gedaan op de eigen verantwoordelijkheid en zelfredzaamheid van de jongere. Indien nodig wordt een jongere aangespoord en gemotiveerd en waar noodzakelijk wordt er ingegrepen. De methodiek is ontwikkeld met als uitgangspunt dat de begeleiding zo kort en licht mogelijk, en zo lang als zinvol ingezet wordt. Er wordt aangesloten bij de mogelijkheden van de jongere, waarbij de (ontwikkelings-) problemen vanuit een oplossingsgerichte aanpak worden benaderd. De vraag van de jongere en zijn toekomstdroom staan centraal.
De begeleiding is niet gericht op hulpverlenen, maar op het vergroten van de zelfredzaamheid van de jongere. Deze zelfredzaamheid kan vergroten door het “natuurlijke” leerproces en op basis van feedback van de begeleiding. De zelfredzaamheid kan ook vergroten door het versterken van het (professioneel) netwerk van de jongere. In dat geval zet de begeleiding zich in om de jongere wegwijs te maken binnen het enorme reguliere hulpaanbod. Samen met de jongere gaat de begeleiding op zoek naar de meest passende vorm van scholing, (tijdelijke) ondersteuning of behandeling. Door zich te verdiepen in het leven van de jongere, het verbreden van de kennis van de jongere en hem/haar verbinden met verschillende zorgaanbieders wordt er maatwerk geboden.
2. Rianne Cornelisse OnOvOnOntwikkeling
• Methodieken
• Instrument
• Kwaliteit
• Effectiviteit
Overdracht
• Deskundigheid
• Training
• “Good Practice”
Ondersteuning
• Delen van verantwoordelijkheid
• Casuïstiekbespreking
• Rapportage
• Intervisie
• Coaching on the Job
• Erkennen Verworven Competenties
3. Waarom kiezen voor de CCI?
1. Er is expliciet zicht op eigen krachten van de
jongere
2. Het instrument brengt de leerpunten helder
in kaart
3. Het instrument geeft een goed beeld van de
begeleidbaarheid van de jongere
4. Uitgangspunten CCI
ZVV vragen gericht op competentie model i.p.v. medisch model
-> duidelijker beeld hoeveel leerpunten er nog zijn (begeleidingsintensiteit)
-> aandacht voor krachten van jongere
-> eigen hulpvraag meer centraal
Instrument ontwikkeld op basis van TVA (veel gebruikt in Justitie), CIDI, UCL
en literatuur betreffende snelscrenen en risicofactoren
5. De CCI
(Cornelisse Competentie Index)
Taken :
• werkelijke taken
• taken in overdrachtelijke zin
• ontwikkelingstaken van de adolescentie (+ kort over ouderschap)
Beïnvloedende factoren:
• beïnvloedende factoren van de omgeving
• beïnvloedende factoren van de persoon
6. Taken
1. Positie ten opzichte van de opvoeders; verwerven van autonomie ten
opzichte van de opvoeders en het bepalen van een eigen plaats binnen
de veranderende relaties in het gezin en de familie.
2. Onderwijs of werk: kennis en vaardigheden opdoen om een beroep uit te
kunnen oefenen en een keuze te maken ten aanzien van werk.
3. Vrije tijd: ondernemen van leuke activiteiten in de vrije tijd en het zinvol
doorbrengen van de tijd waarin er geen verplichtingen zijn.
4. Eigen woonsituatie: zoeken of creëren van een plek waar je goed kunt
wonen en het omgaan met huisgenoten.
5. Autoriteit en instanties: accepteren dat er instanties en personen boven
je gesteld zijn, binnen geldende regels en codes opkomen voor eigen
belang.
7. Taken
6. Gezondheid en uiterlijk: zorgen voor een goede lichamelijke conditie, een
uiterlijk waar je je prettig bij voelt, een goede voeding en het vermijden
van overmatige risico’s.
7. Sociale contacten en vriendschappen: contacten leggen en onderhouden,
oog hebben voor wat contacten met anderen kunnen opleveren,
openstellen voor vriendschap, vertrouwen geven en nemen, wederzijdse
acceptatie.
8. Intimiteit en seksualiteit: ontdekken wat mogelijkheden en wensen zijn in
intieme en seksuele relaties.
9. Financieel beheer: kunnen plannen, verantwoording dragen en gevolgen
inschatten van financiële keuzes.
10. (Alleenstaand) jong ouderschap: kunnen vormgeven van
ouderschapstaken.
8. Beïnvloedende factoren
Beïnvloedende factoren van de
persoon
• Eigenschappen
• Kernovertuigingen
• Risicovol gedrag
• Begeleidbaarheid
• Psychische beperkingen
• Life events
• Fysieke beperkingen
• Verstandelijke beperkingen
• Omgaan met problemen
• Beïnvloedende factoren van de
omgeving
• Gezin van herkomst
• Onderwijs & werk historie
• Maatschappij
9. Score Betekenis
-2
Het gevraagde item wordt sterk ontkenf.
De vaardigheid wordt nog niet beheerst en de jongere staat nog aan het
begin van het leerproces.
Het is sterke risicofactor waar rekening mee gehouden dient te worden.
-1
Het gevraagde item wordt ontkend.
De vaardigheid wordt nog niet voldoende beheerst, de jongere is lerende.
Er kan niet gesproken worden van een steunende factor, het is een lichte
risicofactor.
1
Het gevraagde item wordt bevestigd.
De jongere beheerst de vaardigheid leeftijdsadequaat.
Het is een beschermende factor, zou helpend kunnen zijn in begeleiding.
2
Het gevraagde item wordt sterk bevestigd.
De jongere beheerst de vaardigheid bovenmatig goed, beter dan
leeftijdsgenoten.
Het is een sterke beschermende factor die evt. ingezet kan worden in de
begeleiding.
10.
11. T2 Onderwijs of werk; kennis en vaardigheden opdoen om een beroep
uit te kunnen oefenen en een keuze maken ten aanzien van werk -2 -1 1 2
I T2.1 Kan zelf een dagbesteding zoeken
A
I T2.2
De jongere zorgt er zelf voor dat hij op tijd aankomt
AI
T2.3
Kan realistisch plannen en komt dit na (maakt gebruik van
een (digitale) agenda)
G
T2.4
De jongere weet een baan voor langere tijd vast te houden (-
2 een maand; +2 een jaar of langer)
T2.5 Is gemotiveerd voor werk of onderwijs en laat dit zien
N
T2.6
De jongere ontleent plezier aan bepaalde aspecten van zijn
daginvulling (ook aan niet georganiseerde daginvulling)
A
N T2.7
Kan geconcentreerd werken
G
B T2.8
Wanneer hij dat nodig heeft kan de jongere om hulp vragen
en deze accepteren
G
B
P T2.9
Wanneer de jongere een meningsverschil heeft met zijn baas
of docent, komt hij op een rustige maar duidelijke manier
voor zijn eigen belangen op
T2.1
0
Bij ouderschap; het kiezen voor en realiseren van (een
perspectief op) werk en bezigheden die recht doen aan de
eigen ambities en mogelijkheden, (en evt. de aspiraties van de
partner) en de financiële behoeften van het gezin
T2.1
1
Bij ouderschap; het nemen van verantwoordelijkheid voor en
het verdelen van de taken t a v de opvoeding van kinderen
Toelichting
12. -2 -1 1 2
BO1. Gezin van herkomst BO1. Gezin van herkomst
Onrealistische hoge of lage verwachtingen Ondersteunende open opvoedingssfeer
Afwijzing door gezin van herkomst Hechte gezinsbanden
Belastende relatie broertjes en zusjes Positieve relatie met broertjes / zusjes
Lage sociaal economische status gezin van herkomst (werkeloosheid, schulden, opleidingsniveau) Welgesteld gezin van herkomst
Taal problemen in gezin van herkomst Goede taalvaardigheid gezin van herkomst
Afkeurende houding van ouders t.o.v. hulpverlening voor jongere Steunende houding van ouders t.o.v. hulpverlening voor jongere
Ziekte van ouders (psychisch of lichamelijk) Gezonde ouders
Positieve houding van ouders t.o.v. geweld, criminaliteit, alcohol en drugmisbruik
Afkeurende houding ouders t.o.v. geweld, criminaliteit, alcohol en
drugmisbruik
toelichting max 100;
BO2. Onderwijs & werk heden /verleden BO2. Onderwijs & werk heden /verleden
Veelvuldig verzuim / geen dagbesteding Positieve inzet dagbesteding
Slechte schoolresultaten Goede schoolresultaten
Gebrek aan betrokkenheid bij de school / klasgenoten of werkplek / collega’s Betrokken bij school en klasgenoten / collega's
toelichting max 100;
BO3. Maatschappij BO3. Maatschappij
Sociale uitsluiting Groot sociaal netwerk
Criminaliteit in de directe sociale omgeving Afkeuring van criminaliteit door omgeving
Ziet geen rol voor zichzelf in deze maatschappij Ziet zichzelf als positieve bijdrage aan de maatschappij
Heeft geen of negatief rolmodel Heeft een positief rolmodel
Worstelt met culturele identiteit Voelt zich verbonden met een cultuur en voelt zich daar prettig bij
toelichting max 100;
Beïnvloedende factoren omgeving
13. BO1. Gezin van herkomst -2 -1 1 2
BO1. Gezin van
herkomst
Onrealistische hoge of lage
verwachtingen
Ondersteunende open
opvoedingssfeer
Afwijzing door gezin van herkomst Hechte gezinsbanden
Belastende relatie broertjes en zusjes
Positieve relatie met
broertjes / zusjes
Lage sociaal economische status gezin
van herkomst (werkeloosheid,
schulden, opleidingsniveau)
Welgesteld gezin van
herkomst
Taal problemen in gezin van herkomst
Goede taalvaardigheid
gezin van herkomst
Afkeurende houding van ouders t.o.v.
hulpverlening voor jongere
Steunende houding van
ouders t.o.v. hulpverlening
voor jongere
Ziekte van ouders (psychisch of
lichamelijk) Gezonde ouders
Positieve houding van ouders t.o.v.
geweld, criminaliteit, alcohol en
drugmisbruik
Afkeurende houding
ouders t.o.v. geweld,
criminaliteit, alcohol en
drugmisbruik
toelichting max 100;
14. Beïnvloedende factoren persoon
BP1. Indruk van de jongere BP1. Indruk van de jongere
Moeilijk temperament (boos, chagrijnig, driftig)
Gemakkelijk in de omgang
Hyperactiviteit Rustig
Impulsiviteit Doordacht
Inadequaat omgaan met emoties (opkroppen of ontploffen) Beheerst uiten van emoties
Sterke prikkelbaarheid (snel boos/geïrriteerd)
Veel incasseringsvermogen
Lage veerkracht
Sterke veerkracht
Achterblijvende taalontwikkeling Goede taalontwikkeling
Gebrek aan normbesef Sterke geïnternaliseerde normen en waarden
Focussed op één oplossing Kan meerdere oplossingen bedenken
Blijft oud gedrag, falende oplossing herhalen Kan zo nodig strategie bijstellen
Laat zich makkelijk leiden door emoties Kan objectief redeneren
Blijft eigen eisen herhalen Kan met iemand onderhandelen
Kan/wil feedback niet vertalen naar handelen
Kan feedback of advies omzetten in gedrag
Geleerde wordt niet gegeneraliseerd Kan feedback / advies in een andere situatie toepassen
Maakt herhaaldelijk zelfde fouten Leert van conflicten, sancties en negatieve uitkomsten
toelichting max 100;
BP2. Kernovertuigingen BP2. Kernovertuigingen
Aan mensen uit mijn netwerk heb ik niets Ik zie anderen als een bron van steun
Ik kan niks alleen ik kan op mijzelf vertrouwen
Het maakt niet uit wat ik doe Ik heb het lot in eigen hand
De maatschappij is verantwoordelijk voor het oplossen van mijn problemen Ik ben aan zet om mijn leven te verbeteren
De jongere heeft geen/negatieve toekomstplannen/overleven hier en nu De jongere heeft positieve (enigszins) realistische toekomstplannen
toelichting max 100;
BP3. Risicovol gedrag BP3. Risicovol gedrag
Legaal middelengebruik, maar houdt geen rekening met dagelijks functioneren en gezondheidsrisico’s
Geen problematisch gebruik (houdt rekening met dagelijks functioneren en
gezondheidsrisico’s)
Illegale middelen gebruik (cocaïne, xtc etc.) Gebruikt geen illegale middelen
Vechtpartijen (-2 maandelijks; 2 nooit voorgevallen) Geen verleden met vechten
Automutilatie Geen verleden van automutilatie
Suïcide gevaar Geen suïcide gevaar
toelichting max 100;
15. BP2. Kernovertuigingen -2 -1 1 2
BP2.
Kernovertuigingen
Aan mensen uit mijn netwerk
heb ik niets
Ik zie anderen als een
bron van steun
Ik kan niks alleen
ik kan op mijzelf
vertrouwen
Het maakt niet uit wat ik doe
Ik heb het lot in eigen
hand
De maatschappij is
verantwoordelijk voor het
oplossen van mijn problemen
Ik ben aan zet om
mijn leven te
verbeteren
De jongere heeft
geen/negatieve
toekomstplannen/overleven hier
en nu
De jongere heeft
positieve (enigszins)
realistische
toekomstplannen
toelichting max 100;
16. BP7. Psychische beperkingen ja nee
Heeft zich in de afgelopen 12 maanden wel eens 2
weken of langer bijna dagelijks het grootste deel van de
dag somber, leeg of depressief gevoeld
Heeft angsten die hem belemmeren te doen wat hij zou
willen doen of moeten doen (insecten, bloed, hoogtes,
menigte, spreken/eten in openbaar etc.)
Verliest de realiteit ernstig uit het oog (wanen &
hallucinaties).
Heeft last van bepaalde onplezierige gedachten die zich
spontaan en tegen zijn wil blijven opdringen (zoals het
idee dat er bacteriën op de handen zitten, mensen wat
aan kunnen doen, beschamende gedachten etc.)
Heeft het onplezierige gevoel dingen steeds te moeten
doen of in een bepaalde volgorde, expliciet tellen,
woorden herhalen (zoals controleren of de deur op slot
zit, handen wassen, stoeptegels tellen etc. )
Heeft een traumatische ervaring meegemaakt
(buitengewoon ernstige of schokkende gebeurtenis)
Heeft er nu nog nachtmerries over, een film in het hoofd
die zich steeds herhaalt.
Probeert daar hardnekkig niet aan te denken.
Is voortdurend schrikachtig, op zijn hoede of verdoofd
Is doorgaans snel afgeleid of chaotisch
Heeft van hyperactiviteit, impulsiviteit en chaotisch zijn
het hele leven al last.
17. Pilot
• September 2013 tot en met januari 2014
• 35 jongeren zijn beoordeeld met de CCI
• Door ongeveer 12 medewerkers
• Woonbegeleiders en ZVV onderzoekers geven aan het prettig te vinden
ook zicht te hebben op de krachten van de jongere. Het geeft een meer
compleet en “positief” beeld van de jongere
• Er is geen mogelijkheid om neutraal (0) te scoren. Deze wordt ook niet
meer gemist
• Kernovertuigingen en rolmodellen zijn heel leuk om uit te vragen, deze
geven een goed beeld van de jongere en zorgt voor enthousiaste verhalen
19. Pilot gemiddelde berekenen
O9 Financiële vaardigheden: kunnen
plannen, verantwoording dragen en gevolgen
inschatten -2 -1 1 2
1 Koopt prijsbewust 6% 44% 41% 9%
2 Kan pinnen / internetbankieren 0% 11% 69% 20%
3 Begrijpt bankafschriften 0% 6% 74% 21%
4 De jongere stemt zijn uitgevenpatroon af op zijn
inkomsten 3% 53% 35% 9%
5 Kan consequenties overzien m.b.t. aangaan van
financiële verplichtingen 0% 51% 34% 14%
20. Pilot opvallende scores
• Opvallende scores uit de pilot
– 56 % Heeft zich in de afgelopen 12 maanden wel eens 2 weken of
langer bijna dagelijks het grootste deel van de dag somber, leeg of
depressief gevoeld
– 26 % Heeft angsten die hem belemmeren te doen wat hij zou willen
doen of moeten doen (insecten, bloed, hoogtes, menigte,
spreken/eten in openbaar etc.)
– 60% Heeft een traumatische ervaring meegemaakt (buitengewoon
ernstige of schokkende gebeurtenis)
• 27% heeft jeugdhulpverlening met uithuisplaatsing, gehad en 67% daarvan wil
daarover praten
21. Onderliggende constructen
Letter Cluster
A Items welke kunnen wijzen op problemen met aandachtregulatie
S Items welke kunnen wijzen op problemen met sociale interactie
G Items welke kunnen wijzen op problemen met gedragsproblemen
a Items welke kunnen wijzen op problemen met angstregulatie
T Items welke kunnen wijzen op problemen met traumaverwerking
B
Items welke kunnen wijzen op problemen met begeleidbaarheid
van de jongere
N
Items welke kunnen wijzen op problemen met
stemmingsregulatie / neerslachtigheid
I Items welke kunnen wijzen op een verlaagd intelligentieniveau
P
Items welke kunnen wijzen op problemen met
persoonlijkheidsontwikkeling
22. T2 Onderwijs of werk; kennis en vaardigheden opdoen om een
beroep uit te kunnen oefenen en een keuze maken ten aanzien
van werk -2 -1 1 2
I
T2
.1
Kan zelf een dagbesteding zoeken
A I
T2
.2
De jongere zorgt er zelf voor dat hij op tijd aankomt
AI
T2
.3
Kan realistisch plannen en komt dit na (maakt gebruik
van een (digitale) agenda)
G
T2
.4
De jongere weet een baan voor langere tijd vast te
houden (-2 een maand; +2 een jaar of langer)
T2
.5
Is gemotiveerd voor werk of onderwijs en laat dit zien
N T2
.6
De jongere ontleent plezier aan bepaalde aspecten van
zijn daginvulling (ook aan niet georganiseerde
daginvulling)
A N
T2
.7
Kan geconcentreerd werken
GB
T2
.8
Wanneer hij dat nodig heeft kan de jongere om hulp
vragen en deze accepteren
G B P T2
.9
Wanneer de jongere een meningsverschil heeft met zijn
baas of docent, komt hij op een rustige maar duidelijke
manier voor zijn eigen belangen op
23.
24. Voorbeeld begeleidbaarheid
bp3.2 Gebruikt geen illegale middelen 0 35 0% 6% 26% 69%
bp3.3 Geen verleden met vechten 0 35 0% 23% 40% 37%
bp3.5 Geen suïcide gevaar 0 35 0% 9% 31% 60%
bp4.1
Wanneer dat ter sprake komt, praat de
jongere over eigen aandeel in negatieve
gebeurtenissen 0 35 9% 9% 63% 20%
bp4.2
De jongere ervaart veel last van zijn
probleem/gedrag/keuzes 0 35 9% 11% 69% 11%
bp4.3
In gesprekken over de toekomst praat de
jongere op reële wijze over materiële
zaken als geld en bezittingen (niet
crimineel) 0 35 6% 0% 60% 34%
bp4.4
Kan negatieve feedback (bijv. kritiek)
geven. 0 35 3% 29% 63% 6%
bp4.5 Kan positieve feedback ontvangen. 0 33 3% 36% 48% 12%
25. Voorbeeld angst
ontwikkelingstaken (3&7) 0
o3 2 2 Kan nieuwe activiteiten ondernemen 1 34 6% 26% 65% 3%
o7 7
7 Kan adequaat reageren wanneer hij/zij
geëmotioneerd is (woede, verdriet, zenuwen) Schaadt
niet zijn eigen belangen of die van anderen en kan
zichzelf herpakken -1 35 0% 63% 34% 3%
0
beïnvloedende factoren persoon 0
kernovertuiging 2 0
bp2.
2 ik kan op mijzelf vertrouwen, ik red mij wel 0 35 0% 9% 74% 17%
psychische beperkingen 5 0
bp5.
2
Heeft angsten die hem belemmeren te doen wat hij zou
willen doen of moeten doen (insecten, bloed, hoogtes,
menigte, spreken/eten in openbaar etc.) 34 26% 0% 0% 74%
bp5.
9 Is voortdurend schrikachtig, op zijn hoede of verdoofd 20 30% 0% 0% 70%
omgaan met problemen
bp9.
3 3. Vermijden van het probleem, afwachten 35 54% 0% 0% 46%
26. Pilot aandachtpunten
• Naar fysieke beperkingen wordt op een andere plek in Evita al gevraagd.
• Oefening en een training is gewenst.
• Onderzoekers geven (na oefening) aan niet veel langer bezig te zijn met
het onderzoeken en invullen van dit instrument t.a.v. de voorgaande
versie. De extra tijd die zij kwijt zijn, zien zij tevens als een goede
investering voor de informatie die het oplevert.
• Bij de gegeven score is een toelichting noodzakelijk om als lezer goed te
kunnen begrijpen waarom de onderzoeker scoort wat hij/zij scoort. Scores
zonder uitleg hebben minder waarde. Er is een maximum afgesproken van
100 woorden.
• Het uitvragen van psychische problematiek wordt als zinvol ervaren. De
achterliggende constructen die getracht zijn te maken zijn niet
onderscheidend gebleken.
27. Pilot positieve punten
• De CCI als instrument lijkt problematiek van de individuele cliënt goed te
onderscheiden, over het algemeen zijn er geen overheersende
antwoorden.
• Woonbegeleiders en ZVV onderzoekers geven aan dat zij aan de hand van
enkel dit instrument goed in kunnen schatten welk hulpverleningstraject
ingezet moet worden. Daarbij kunnen zij tevens zien waar de
aandachtspunten van de begeleiding moeten liggen.
• Een profiel met veel -1 / +1 scores geeft weinig informatie. Dit roept direct
vragen op bij de lezer over de leerpunten en begeleidingsvragen van de
jongere. Dit maakt het lastig om zonder goede gesprekken en doorvragen
tot een representatieve scoring te komen.
• Het instrument is te bespreken met en begrijpen door de jongere.
• Zowel de woonbegeleiders als de zvv onderzoekers zien het als een
verbetering ten opzichte van de oude situatie
28. Advies
• Advies pilotgroep;
Unaniem besloten dat dit instrument CCI een verbetering is ten
opzichte van de voorgaande vragen.
De CCI is een noodzakelijke aanvulling op de gegeven ZRM scores
om tot een begeleidingsvoorstel te komen.
• Advies van de betrokken woonbegeleiders;
Op basis van enkel dit instrument kun je goed inschatten of de jongere
binnen deze voorziening te begeleiden is.
• Advies studenten Hogeschool Rotterdam;
Instrument is een verbetering t.o.v. oude vraagstellingen.
• Advies OnOvOn;
Het instrument is een verbetering
Verder onderzoeken onderliggende constructen na ongeveer een jaar
dataverzameling zou heel wenselijk zijn.
29. Waarom kiezen voor de CCI?
1. Er is expliciet zicht op eigen krachten van de
jongere
2. Het instrument brengt de leerpunten helder
in kaart
3. Het instrument geeft een goed beeld van de
begeleidbaarheid van de jongere
4. Alle betrokkenen vinden het een verbetering!