Oratorianenklooster & omgeving historische nota def_
1. Oratorianenklooster & omgeving / historische benadering
Het Oratorianenklooster en omgeving
in Scherpenheuvel
Een historische benadering
[ 1 / 46 ]
www.monument-in-ontwikkeling.be
2. Oratorianenklooster & omgeving / historische benadering
TEN GELEIDE
In functie van de ontwikkeling van een herwaarderingsconcept voor het
Oratorianenklooster en zijn omgeving lijkt het ons onontbeerlijk om
voorafgaandelijk inzicht te verwerven in de historische ontwikkeling
van Scherpenheuvel. In het begin van de 17de eeuw werd op de reeds als
bedevaartsoord fungerende ‘scherpe’ heuvel nabij het stadje Zichem
een artificiële nieuwe, versterkte stad gesticht, die het katholieke verzet
tegen de nabije calvinistische dreiging moest symboliseren.
Kenmerkend voor deze “ville neuve” was dat de mariale devotie zich
zowel voor wat de stad als de bedevaartskerk betreft, vertaalde in een
emblematische architectuur. Ook bij de verdere organische
ontwikkeling van de stad Scherpenheuvel bleef het initieel sterk
religieuze karakter bepalend. Tot op vandaag bleef én is
Scherpenheuvel het belangrijkste bedevaartsoord in Vlaanderen. Om
die reden wordt Scherpenheuvel ook wel eens het Jeruzalem van de
Lage Landen genoemd. Zoals in onderhavige nota wordt aangegeven
laat het initiële stedenbouwkundige concept met als bijzondere
structurende elementen de Hortus Conclusus met bedevaartskerk, het
Oratorie en de stadsfortificatie, zich nog altijd in het stadslandschap
aflezen (fig. 1).
Fig. 1 – Huidig stratenplan Scherpenheuvel.
[ 2 / 46 ]
www.monument-in-ontwikkeling.be
3. Oratorianenklooster & omgeving / historische benadering
DE EIK
In zijn boek ‘Historie van de Mirakelen’ vertelde Philips Numan,
griffier van de aartsbisschop van Mechelen, in 1604 dat er reeds in de
middeleeuwen op een ‘scherpe’ heuvel bij het stadje Zichem een eik
stond waarin een Mariabeeldje hing 1 (fig. 2). Volgens de overlevering
– vermeldde Numan – deed er zich omstreeks 1500 met betrekking tot
dit beeldje een wonderlijk feit voor. Op een dag zag een schaapherder
dat het Mariabeeldje op de grond lag. Toen hij het beeldje wou oprapen
om mee te nemen naar huis, bleek het beeldje niet alleen zo zwaar te
wegen dat het onmogelijk op te tillen was maar ook de benen van de
herder werden loodzwaar zodat hij geen stap meer kon verzetten.
Omdat de herder niet terugkeerde, ging zijn meester naar hem op zoek
en vond hij hem als het ware vastgenageld aan de voet van de
eikenboom. Pas toen hij het beeld terug in de boom hing kon de herder
zich opnieuw bewegen. Dit wonderlijk voorval verspreidde zich vlug in
de streek en werd gezien als een goddelijk signaal dat de Maagd Maria
wilde vereerd worden op de Zichemse heuvel. Vrij snel begaven zich
bedevaarders naar de eik met het wonderbaarlijke Mariabeeldje.
Gedurende de gehele 16de eeuw vonden pelgrims uit de streek de weg
naar dit nieuwe bedevaartsoord. Bij de inval van de Geuzen in 1580
verdween echter het oorspronkelijke Mariabeeldje. Pas zeven jaar later
werd een ander O.L.Vrouwbeeld geplaatst 2. Of dit beeldje, dat toen
door Agnes Frederix, een kosteres uit Diest, aan de Zichemse schepen
Jan Momboers werd gegeven, het oorspronkelijke beeldje betrof, is
1
In zijn ‘Spiegel Historiael’ schreef Lodewijk van Velthem in 1304 reeds over
een eik tussen Diest en Zichem die door vele pelgrims werd vereerd (Verhoelst
Fig. 2 – De miraculeuze eik op de ‘scherpe’ heuvel nabij Zichem. 2005: 4).
2
Dit O.L.Vrouwbeeld bestaat nog altijd en staat op het altaar van de basiliek.
[ 3 / 46 ]
www.monument-in-ontwikkeling.be
4. Oratorianenklooster & omgeving / historische benadering
weinig waarschijnlijk. Niemand van de tijdgenoten herkende immers
het beeldje 3.
3
Verhoelst 2005: 6.
[ 4 / 46 ]
www.monument-in-ontwikkeling.be
5. Oratorianenklooster & omgeving / historische benadering
WONDEREN IN SCHERPENHEUVEL
De eik die door ouderdom dreigde om te vallen, werd kort nadien op
initiatief van aartsbisschop Matthias Hovius en zijn Antwerpse
suffragaan Johannes Miraeus omgehakt. De Kerk had het trouwens niet
zo begrepen op het vurige, naar bijgeloof neigende volksgeloof dat zich
rond de eik had ontwikkeld. Uit de gevelde eik werden een aantal
Mariabeeldjes gesneden, die op diverse plaatsen terecht kwamen en in
niet onbelangrijke mate hebben bijgedragen tot het succes van de
Mariadevotie. Het O.L.Vrouwbeeld uit 1587 dat in de eik hing, werd
omstreeks 1602 in een houten kapelletje geplaatst. Kort na de bouw van
dit kapelletje vond een miraculeuze genezing plaats: de blinde
Petronellea Ridders uit Diest keerde na een bedevaart naar
Scherpenheuvel terug naar huis met “klaerheyd haerer oogen , …,
zonder eenig teeken of behoudenis van haer voorgaende pynen”. In
1604 werd deze genezing officieel erkend als mirakel, het eerste van de
157 wonderen die zich tussen 1602 en 1616 volgens de notities van de
vroeg 17de-eeuwse griffier Philips Numan voordeden 4.
In 1603 deed zich – opnieuw naar het boek van de vroeg 17de-eeuwse
griffier Numan – op de heuvel bij Zichem een tweede wonder voor.
Enkele schepenen uit het Hageland zagen bij hun bezoek aan het
O.L.Vrouwbeeld bloed opwellen uit de lippen van de Maagd Maria. Dat
O.L.Vrouw van Scherpenheuvel blijkbaar bloedde om de zonden van de
afvallige Nederlanders uit te boeten, verspreidde zich als een lopend
vuurtje en haalde bedevaarders uit alle delen van de Nederlanden naar
Scherpenheuvel.
4
Verhoelst 2005: 7.
[ 5 / 46 ]
www.monument-in-ontwikkeling.be
6. Oratorianenklooster & omgeving / historische benadering
DE ZEVENHOEKIGE HORTUS CONCLUSUS (BESLOTEN TUIN)
De bedevaartskerk
Het houten kapelletje kon met zijn beperkte grootte (1,75 m lang en
1,50 m breed) geenszins de toevloed van bedevaarders opvangen. In
1604 werd het vervangen door een stenen kapel. De definitieve
aanleiding vormde de Spaanse overwinning nabij ’s Hertogenbosch op
het Staatse leger, waarop de aartshertogen Albrecht en Isabella als dank
aan O.L.Vrouw naar Scherpenheuvel eind november 1603 op bedevaart
kwamen en voor de bouw van deze kapel geld schonken. Tijdens dit
bezoek ontstond bij aartshertog Albrecht het idee om de heuvel uit te
bouwen tot een Hortus Conclusus (Besloten Tuin) voor de daar
residerende Maagd Maria. Het mariale symbool van de Besloten Hof 5
als centraal ordeningsprincipe moest – zo werd door de aartshertog
bevolen – “voorts met grachten ende hagen rontdomme bezet worden,
dat het sal wesen Hortus conclusus, den Besloten Hof, welcken naem
die schriftuere Onser Lieve Vrouwen is gevend” 6. Zoals een gravure
(1606) van Jan Wierix met een gedicht van de Brusselse kanunnik
StefaanYdens (fig. 3) laat vermoeden is het wellicht een tijdlang de
bedoeling geweest om de Scherpenheuvelse Hortus conclusus in te
richten als een botanische tuin 7.
Fig. 3 – De Hortus conclusus of Besloten Hof, gravure van Jan Wierix met een 5
Het beeld van de Hortus conclusus werd aangereikt door het Hooglied 4:12-
gedicht van Stefaan Ydens (1606).
15. Hierin werd de bruid vergeleken met een omheinde tuin vol rijpe vruchten
en sterk geurende kruiden. In die tuin ontsprong een leven gevende bron.
Vanaf de 15de eeuw gold de Besloten Tuin als een mariaal symbool dat de
maagdelijkheid en de Onbevlekte Ontvangenis van Onze-Lieve-Vrouw
voorafspiegelt (Duerloo & Wingens 2002: 175).
6
Duerloo& Wingens 2002: 175.
7
Duerloo & Wingens 2002: 176.
[ 6 / 46 ]
www.monument-in-ontwikkeling.be
7. Oratorianenklooster & omgeving / historische benadering
In het voorjaar 1604 werd de stenen O.L.Vrouwkapel door Matthias
Hovius, aartsbisschop van Mechelen, ingewijd. In september van
hetzelfde jaar werd de kapel echter reeds door de Noordnederlandse
legers geplunderd. Het Mariabeeld was evenwel tijdig door de Jezuïeten
in veiligheid gebracht. De kapel werd kort daarna hersteld en opnieuw
ingericht 8. Wanneer in september 1604 Oostende als laatste
Calvinistisch bastion valt, werd de Spaanse overwinning aan
O.L.Vrouw van Scherpenheuvel toegeschreven. Ditmaal betuigden de
aartshertogen hun dank aan de Maagd Maria door in november 1605
Scherpenheuvel tot stad te verheffen en deze nieuwe stad – in
aansluiting met het contrareformatorische ideeëngoed – vervolgens als
een allegorisch eerbetoon aan Maria uit te bouwen. In eerste instantie
werd ter vervanging van de stenen kapel een nieuwe kerk gebouwd naar
een ontwerp van hofarchitect Wenceslas Cobergher (1557/61 – 1634)
(fig 4).
Zijn Italianiserende vormentaal illustreert duidelijk zijn kennis van en
beïnvloeding door de antieke en moderne Italiaanse architectuur 9. De
bouw van de bedevaartskerk werd gestart in 1609 met een eerste
steenlegging door de aartshertogen. Het grondplan van de als een
koepelkerk opgevatte kerk – de eerste centraalbouw in de Nederlanden
Fig. 4 – Wenceslas Cobergher (1557/61 – 1634). 10
– was zevenhoekig met langs elke zijde een rechthoekige
nevenruimte, waarvan zes als kapel werden ingericht. In 1613 was de
bouw dermate ver gevorderd dat alle erediensten voortaan in het nieuwe
bedehuis konden doorgaan en de stenen kapel kon worden afgebroken.
8
Duerloo & Wingens 2002: 87.
9
Lemaire e.a. 1971: 344-347; Duerloo & Wingens 2002: 92-93.
10
Duerloo & Wingens 2002: 120.
[ 7 / 46 ]
www.monument-in-ontwikkeling.be
8. Oratorianenklooster & omgeving / historische benadering
In 1627 is de bedevaartskerk op de toren na, die bij gebrek aan
voldoende financiële middelen nooit helemaal zal worden afgewerkt,
voltooid. In aanwezigheid van aartshertogin Isabella werd de kerk
ingewijd door aartsbisschop Jacobus Boonen (1621-1655). In de loop
van de 17de eeuw werd tegenaan de kerk nog een tochtportaal gebouwd,
dat echter bij aan aanrijding door een automobilist in 1962 werd
vernield en niet meer werd heropgebouwd (fig. 5) 11.
Fig. 5 – De door Wenceslas Cobergher ontworpen bedevaartskerk.
11
Verhoelst 2005: 10-11.
[ 8 / 46 ]
www.monument-in-ontwikkeling.be
9. Oratorianenklooster & omgeving / historische benadering
Het kerkpark
Het park rond de koepelkerk was – vertelde Balthasar Moretus in zijn
reisdagboek – beplant “met mast boomen [dennen] in forme van eene
stralende sterre rontsomme de kercke” 12. Op de gravures van Quirinis
Boël (fig. 6) en Coenraad Lauwers werd het park aangeduid als het
‘groot kerkhof’ (in tegenstelling tot het “klein kerkhof’ dat zich tot
omstreeks 1900 onmiddellijk rond de kerk bevond). In werkelijkheid
werd het park echter nooit als begraafplaats gebruikt. In 1828 werd het
park in een register van de kerkgoederen nog als ‘de Dennebomen’
vermeld. Omstreeks 1900 stonden langs de smalle paden nog altijd vele
mooie dennensoorten. In 1829 en 1840 was men echter ook begonnen
met de aanplanting van andere boomsoorten. Omstreeks 1913 werden
de dennen omgehakt en vervangen door lindebomen. Aldus werd
eeuwenlang de in 1603 door aartshertog Albrecht geuite wens
geëerbiedigd om op de heuvel op die plaats een Hortus conclusus of
Besloten Hof, omgeven door grachten en hagen en beplant met bomen,
te voorzien 13.
De determinerende stervorm van de Hortus conclusus laat zich – zoals
de Kabinetskaart van graaf de Ferraris uit 1771-1778 (fig. 7) aangeeft –
sinds het laatste kwart van de 18de eeuw maar moeilijk meer aflezen 14.
Fig. 6 – Het kerkpark of de Hortus Conclusus (gravure Quirinus Boël, 1660).
12
Lantin 1971: 141.
13
Lantin 1971: 141.
14
Verhoelst 2005: 20.
[ 9 / 46 ]
www.monument-in-ontwikkeling.be
10. Oratorianenklooster & omgeving / historische benadering
Fig. 7 – Kabinetskaart van Graaf de Ferraris (ca. 1776). Scherpenheuvel.
Detail: de Hortus conclusus.
[ 10 / 46 ]
www.monument-in-ontwikkeling.be
11. Oratorianenklooster & omgeving / historische benadering
De waterput
In 1632 werd het bedevaartsoord uitgerust met een waterput van
oorspronkelijk 63 m diep. In het begin van de 19de eeuw was de put zo
erg vervallen dat hij in 1819 werd gerenoveerd. In 1872 werd het oude
puthuisje afgebroken en werd rond de waterput een paviljoen gebouwd.
Dit nog bestaande puthuis (fig. 8) is uitgerust met een tredrad (fig. 9)
voor het oppompen van het water. Tot het begin van de 20ste eeuw
bevoorraadde deze put de inwoners van Scherpenheuvel van water15.
Fig. 8 – Het puthuis.
15
Verhoelst 2005: 13.
[ 11 / 46 ]
www.monument-in-ontwikkeling.be
13. Oratorianenklooster & omgeving / historische benadering
De kerkhuisjes
Vermoedelijk ook in de 17de eeuw werden vóór de bedevaartskerk twee
kerkhuisjes gebouwd die als winkel, bergplaats en verblijfplaats van de
kerkbewaarders (die tevens de winkel bedienden) fungeerden. Hun
huidige verschijningsvorm kregen deze gebouwtjes aangemeten in de
jaren 1930 (fig. 10 & fig. 11)16.
Fig. 10 – Het rechter kerkhuisje.
Fig. 11 – Het rechter kerkhuisje.
16
Verhoelst 2005: 14.
[ 13 / 46 ]
www.monument-in-ontwikkeling.be
14. Oratorianenklooster & omgeving / historische benadering
De kruisweg
In 1842 en de daaropvolgende jaren werd op de helling achter de toren
in een ovale vorm een kruisweg (fig. 12) ingericht om de bedevaarders
de mogelijkheid te bieden om ook buiten de kerk te bidden. In 1849
was de Leuvense beeldhouwer Charles Geerts uiteindelijk klaar met de
veertiende statie met de Christusfiguur, die zich in de kapel ‘het H.
Graf’ onder de oude kloostergang of zogenaamde barokgang bevindt
(fig. 13). Het ijzeren traliewerk van de kapeldeur werd in 1842
vervaardigd door A. Serré 17. In 1850 werd de kruisweg in zijn geheel
door kardinaal Sterckx ingezegend. De taferelen in witte steen zitten
gevat in een arduinen nis op een massief arduinen voetstuk 18.
Een tweede kruisweg (fig. 14 & fig. 15) werd recent over een kleiner
traject en op vlak terrein voorzien in de nabijheid van de koepelkerk.
Fig. 12 – Eén van de 14 staties van de Kruisweg.
Fig. 13 – De 14de statie van de Kruisweg. 17
Lantin 1971: 144.
18
Boni 1953: 182-183; Verhoelst 2005: 12.
[ 14 / 46 ]
www.monument-in-ontwikkeling.be
15. Oratorianenklooster & omgeving / historische benadering
Fig. 14 – Recente tweede kruisweg nabij de koepelkerk.
Fig. 15 – 15de statie van de recente tweede kruisweg.
[ 15 / 46 ]
www.monument-in-ontwikkeling.be
16. Oratorianenklooster & omgeving / historische benadering
Het toilettenhuis
In het interbellum, meer bepaald omstreeks 1927, werden voor de
bedevaarders in de omgeving van de bedevaartskerk openbare toiletten
voorzien. Het gebouw, waarin deze zijn ondergebracht, betreft een
kopie van het puthuis uit 1872 (fig. 16) 19.
Fig. 16 – Het toilettenhuis.
19
Verhoelst 2005: 13.
[ 16 / 46 ]
www.monument-in-ontwikkeling.be
17. Oratorianenklooster & omgeving / historische benadering
De koepelkerk
Om tijdens drukke dagen de bedevaarders de kans te geven de
eucharistievoering in openlucht mee te maken werd in 1932 binnen de
Hortus conclusus een koepelkapel (fig. 17) gebouwd 20.
Fig. 17 – De koepelkerk.
20
Lantin 1971: 143-144; Verhoelst 2005: 14.
[ 17 / 46 ]
www.monument-in-ontwikkeling.be
18. Oratorianenklooster & omgeving / historische benadering
HET ORATORIE
Bij de verheffing van de bedevaartskapel tot parochiekerk van de
nieuwe stad Scherpenheuvel door aartsbisschop Hovius in 1610 werd
Joost Bouckaert, afkomstig uit Izegem, de eerste pastoor. Eén van de
problemen waarmee pastoor Bouckaert te kampen had, was een
permanent tekort aan mankracht. Tijdens het bedevaartseizoen kon
slechts met moeite voldaan worden aan de vraag naar
biechtgelegenheid. Uiteindelijk werd in 1624 een oplossing gevonden
in de oprichting van een gemeenschap (of ‘oratorie’) van seculiere
geestelijken (fig. 18) naar het voorbeeld van de congregatie van Filippo
Neri in Vallicella. De betrachting was dat deze congregatie op termijn
naast de overste twaalf priesters zou tellen waarvan de helft als
biechtvader zou optreden. Pastoor Bouckaert fungeerde als eerste
overste en zorgde ervoor dat het bestuur van de parochie in 1627 aan
het oratorium werd overgedragen 21.
Naast gewijde leden kende het Oratorie ook lekenbroeders die voor de
materiële noden van de cultuurplaats verantwoordelijk waren 22.
21
De oratorianen zongen het officie, verzorgden de sacramenten en de
kerkdiensten voor de bedevaarders, beheerden de kerkfabriek en hadden het
vruchtgebruik van de kerkgoederen. Gezien de nationale en internationale
Fig. 18 – Een oratoriaan. uitstraling van het bedevaartsoord overschreed hun pastorale invloed de
grenzen van hun parochie. Verder waren ze ook actief betrokken bij de
opvoeding van de jeugd. Niet alleen het middelbaar maar ook het lager
onderwijs berustten in hun handen (Verachten 2006: 6-16; Lemmens &
Verachten 2006: 25).
22
Boni 1953: 82-83; Duerloo & Wingens 2002: 47-49.
[ 18 / 46 ]
www.monument-in-ontwikkeling.be
19. Oratorianenklooster & omgeving / historische benadering
Het klooster
Met de bouw van het Oratorianenklooster (het oratorie) werd gestart in
1624. Vermoed wordt dat Frederik Kierurt en (later) Jacques
Francquart, die als ingenieur bij de bouw van de stadsvestingen waren
betrokken, hierbij als bouwmeester optraden, maar zekerheid
hieromtrent bestaat alsnog niet 23. Omstreeks 1627 was het oratorie, de
residentie van de priestergemeenschap met dezelfde naam, al
gedeeltelijk verrezen aan de achterzijde van de kerk 24. In zijn
reisdagboek beschreef Balthasar Moretus, die in 1668 Scherpenheuvel
bezocht, het Oratorianenklooster als een “seer regulier ende seer
schoon ghebout” 25. Volgens de houtsnede van Jan-Christoffel Jeghers
(ca. 1650) (fig. 19) en de gravures van Quirinus Boël (1660) (fig. 20) 26
en van Coenraad Lauwers (1661) (fig. 21) betrof het klooster een sober
vierkant gebouw bestaande uit drie vleugels met een verdieping. De
linkervleugel was bestemd voor de oratorianen terwijl de rechtervleugel
fungeerde als gastenkwartier voor belangrijke gasten zoals de
aartshertogin. Volgens A. Boni was deze vleugel, die E. Van Even ‘het
quaertier van Hare Hoogheid’ noemde, omstreeks 1660 nog niet
voltooid 27. In de oostvleugel, die beide vleugels verbond, stak in het
midden, en dus tegenover de inrijpoort in de westvleugel, de huiskapel
met torentje. Van deze oostvleugel werden beide uiteinden geflankeerd
door een toren 28. Uit archeologisch onderzoek (2004) bleek dat de
Fig. 19 – Oratorianenklooster op bedevaartsvaantje (houtsnede van Jan- oostvleugel over een kelder met aansluitend een water- of beerput
Christoffel Jeghers, midden 17de eeuw). beschikte 29.
23
Boni 1953: 83.
24
Lantin 1971: 74-76; Duerloo & Wingens 2002: 51.
25
Boni 1953: 109-110.
26
Gepubliceerd in A. Sanderus’ Chorographia sacra Brabantiae (1659-1669).
27
Van Even 1845: 61; Boni 1953: 84.
28
Boni 1953: 84.
29
Bogaerts 2004.
[ 19 / 46 ]
www.monument-in-ontwikkeling.be
20. Oratorianenklooster & omgeving / historische benadering
Fig. 20 – Gravure van Scherpenheuvel, door Quirinus Boël (1660) Fig. 21 – Gravure van Scherpenheuvel, door Coenraad Lauwers (1661).
(A. Sanderus, Chorographia sacra Brabantiae (1659-1669)).
[ 20 / 46 ]
www.monument-in-ontwikkeling.be
21. Oratorianenklooster & omgeving / historische benadering
Volgens L. Duerloo en M. Wingens, die zich hiervoor wellicht op de
Kabinetskaart van graaf de Ferraris (fig. 22) baseren, had het grote,
kloosterachtige gebouw echter (nooit maar) twee vleugels: één voor de
oratorianen en een tweede voor belangrijke gasten 30. Naar ons
vermoeden had het Oratorianenklooster (ooit) wel degelijk drie
vleugels. Belangrijke aanwijzingen voor deze stelling zijn ons inziens
ondermeer de muuropeningen in de meest zuidelijke en noordelijke
gevel van het poortvleugel (fig. 23; fig. 24: gevel ‘E’ & fig. 25: gevel
‘I’), die in oorsprong vermoedelijk als deuropening fungeerden.
Fig. 22 – Kabinetskaart van Graaf de Ferraris (ca. 1776).
Scherpenheuvel. Detail: plattegrond van het Oratorianenklooster.
Fig. 23 – Poortvleugel. Gevelaanduiding (Havelec e.a. 2002-2003).
30
Duerloo & Wingens 2002: 51.
[ 21 / 46 ]
www.monument-in-ontwikkeling.be
22. Oratorianenklooster & omgeving / historische benadering
Fig. 24 – De meest zijdelijke gevel (of gevel ‘E’) van de poortvleugel. Fig. 25 – De meest noordelijke gevel (of gevel ‘I’) van de
poortvleugel.
[ 22 / 46 ]
www.monument-in-ontwikkeling.be
23. Oratorianenklooster & omgeving / historische benadering
Opmerkelijk is ook dat deze gevels (zie fig. 24 & fig. 25) in
vergelijking met de andere (buiten-)gevels niet voorzien zijn van een
natuurstenen plint die het metselwerk moe(s)t beschermen tegen
waterinsijpeling (fig. 26: gevels ‘C’ & ‘B’). In tegenstelling met de
andere gevelhoeken van het gebouw (fig. 27: gevels ‘C’ &‘D’; fig. 28:
gevels ‘K’ & ‘J’) werden de hoeken van deze gevels evenmin met
kalkstenen geaccentueerd.
Fig. 26 – Natuurstenen plint van de gevels ‘C’ en ‘B’.
[ 23 / 46 ]
www.monument-in-ontwikkeling.be
24. Oratorianenklooster & omgeving / historische benadering
Fig. 27 – Accentuering van de hoek van gevels ‘C’ en ‘D’. Fig. 28 – Accentuering van de hoek van gevels ‘K’ en ‘J’.
[ 24 / 46 ]
www.monument-in-ontwikkeling.be
25. Oratorianenklooster & omgeving / historische benadering
Tot slot laten uiterst links pleistersporen op afgehouwen bakstenen (afb.
29: gevel ‘E’) veronderstellen dat de westelijke muur van de
poortvleugel – zoals de houtsnede van Jan-Christoffel Jeghers (ca.
1650) en de gravures van Quirinus Boël (1660) en Coenraad Lauwers
(1661) aangeven – verder doorliep 31.
Fig. 29 – Pleistersporen op gevel ‘E’.
31
Havelec e.a. 2002-2003: D19 & H4.
[ 25 / 46 ]
www.monument-in-ontwikkeling.be
26. Oratorianenklooster & omgeving / historische benadering
Op basis van al deze elementen mag ons inziens gesteld worden dat
zowel de meest zuidelijke gevel (‘E’) als de meest noordelijke gevel
(‘I’) van de poortvleugel oorspronkelijk geen buiten- maar
binnenmuren waren. Dit impliceert met andere woorden dat het
Oratorianenklooster met quasi zekerheid ook over een zuidvleugel heeft
beschikt. De zuidmuur die bij het beperkt archeologisch onderzoek in
2004/2006 werd gedetecteerd 32, mag ons inziens dan ook niet
geïnterpreteerd worden als een tuinmuur die de koer aan de zuidzijde
afsloot maar veeleer als de noordgevel (of een noordelijke binnenmuur)
van de zuidvleugel (fig. 30).
Of verder historisch onderzoek op deze vraagstelling een definitief
antwoord zal kunnen formuleren valt te betwijfelen daar er met
betrekking tot de Congregatie van de Oratorianen van Scherpenheuvel
nauwelijks nog archiefmateriaal bewaard is 33. Eigen onderzoek naar de
situatie op het einde van de 18de eeuw (cf. infra) leverde weliswaar een
opsomming van de (belangrijkste) gebouwen en / of bestemmingen op
maar bracht door de onmogelijkheid om ze te localiseren alvast geen
uitsluitsel. Een sluitend antwoord kan ons inziens enkel worden
aangereikt via verder archeologisch bodemonderzoek dat zich richt op
de zone ten zuiden van de vermelde, in 2004 vrijgelegde zuidelijke
muur.
Fig. 30 – Opmetingsplan archeologische vooronderzoek in mei 2006 door
archeoloog Bas Bogaerts.
32
Lemmens & Verachten 2006: 62.
33
Zie Verachten 1999: 77-89.
[ 26 / 46 ]
www.monument-in-ontwikkeling.be
27. Oratorianenklooster & omgeving / historische benadering
De kloostertuin
Een grote sier- en moestuin met boerderij en visvijver omsloot met
symmetrisch aangelegde percelen het klooster (fig. 31). Drie bastions
dekten de kloostersite in de rug 34. Balthasar Moretus beschreef in 1668
de kloostertuin als “eenen grooten ende schoonen hof ghelegd tegen de
vestingen, soo dat in den selven comen 2 bolwercken ende het
beschreven horenwerck, beplant met boschagie. In denselven syn
differente ryen van mastbomen als andre haegen van different
gheboomt, daer is notabel eenen vischput in forme van bolwerck, daer
veel visch op bewaert wort ende oock een capelleken, daer seer
constigh uiytghebelt wort in was de passie ons heeren”. Om naar de
kerk te gaan ging men “lanckx eene groote gallerye onder aerden” die
uitgaf “in de sacristye van de kercke, staende onder den toren selve” 35.
Fig. 31 – Gravure van Scherpenheuvel, door Coenraad Lauwers (1661).
Bovenaan: Oratorianenklooster met (deel van de) omgevende kloostertuin. 34
Boni 1953: 84.
35
Boni 1953: 109-110.
[ 27 / 46 ]
www.monument-in-ontwikkeling.be
28. Oratorianenklooster & omgeving / historische benadering
Zog. barokgang
Circa 1668 werd het Oratorianenklooster verbonden met de sacristie
achter het hoogaltaar via een gewelfde galerij, die aan de voet van de
heuvel gedeeltelijk onder de grond verdween (fig. 32)36. Tot op vandaag
daalt men van in de sacristie in de kloostergang of zogenaamde
Barokgang af langs drie trappen van 35 stenen treden. Bij de laatste trap
bevindt zich een mooie afsluitdeur met wentelschachten. De verlichting
valt binnen door kleine ovaalvormige vensters. Een deel van de
ongeveer 80 m lange gaanderij loopt door de heuvel. Ongeveer op de
helft wordt de gaanderij onderbroken door een klein transept, die rust
op pilaren met rijke barokarchitectuur in bogen en omlijstingen. In 1947
werd de gang voor tentoonstellingen aangepast. Het laatste deel van de
gaanderij, dat stilistisch gezien veel minder rijk is, loopt boven de
arcaden achter de kruisweg. Opmerkelijk zijn hier wel de witstenen
deuropeningen, die veel gelijkenis tonen met een oude deuropening in
het Ursulinenklooster, dat van 1656 tot aan de Franse Revolutie aan de
Oratorianen toebehoorde.
Boven de gaanderij bevindt zich een zoldering, die als bergplaats dienst
Fig. 32 – De zog. Barokgang. doet. In 1850 werd het dak door Van Stijnvoort uit Scherpenheuvel
voorzien van een dakruiter. Het klokje in de dakruiter kondigde de
kruiswegoefening aan. In 1907 werd het klokje overgebracht naar de
Rozenkranskerk. Het dak van de zogenaamde Barokgang werd
vernieuwd in 1924 en 1967 37.
36
Boni 1953: 84; Verachten 2006.
37
Lantin 1971: 146.
[ 28 / 46 ]
www.monument-in-ontwikkeling.be
29. Oratorianenklooster & omgeving / historische benadering
De opheffing van het Oratorianenklooster
Aan het klooster en het kloosterleven van de Oratorianen van
Scherpenheuvel kwam een einde naar aanleiding van de Franse
Revolutie. Op 1 september 1796 werden alle kloosters afgeschaft door
de Franse bezetter. De gebouwen werden genationaliseerd en verkocht.
In Scherpenheuvel werden de Oratorianen op 24 december 1797 door
de gendarmerie uit hun klooster verdreven 38. Vier van hen werden
gedeporteerd naar het eiland Ré en vonden er de dood. Proost Van Bael,
die ook werd opgepakt, kon ontsnappen door in de Demer te springen.
Na het concordaat keerde Van Bael samen met drie andere oratorianen
die eveneens aan de deportatie wisten te ontsnappen, naar
Scherpenheuvel terug en heropenden er de kerk. De congregatie stierf
langzaam uit. Met het overlijden van pastoor Petrus Franciscus
Aertgeerts verdween in Scherpenheuvel de laatste Oratoriaan 39. Het
bestuur van het bedevaartsoord kwam voortaan in handen van de
parochiepriesters 40.
Op 30 juli 1798 41 werd de bij het klooster horende hoeve, het
zogenaamd Paghthof, openbaar verkocht (fig. 33). De hoeve bestond uit
een koer, een woonhuis, een schuur, paardenstallen, stallen, een
rijtuigstalling en een paardenstal die voorheen door de Oratorianen zelf
werd gebruikt. Alle hoevegebouwen waren opgetrokken in baksteen.
De begrenzing van het hoevecomplex bestond uit de kloostertuin, de
stadswalgrachten en de weg naar Zichem. Samen met de hoeve werden
Fig. 33 – Proces-verbaal m.b.t. de openbare verkoop
38
van het voormalige Oratorianenklooster. Tessens & Debaets 2005.
39
Boni 1953: 166;Verachten 2006.
40
Verhoelst 2005: 35.
41
12 Thermidor l’an 6 (Republikeinse kalender).
[ 29 / 46 ]
www.monument-in-ontwikkeling.be
30. Oratorianenklooster & omgeving / historische benadering
ook 12 bunders 3 ‘journaux‘ en 75 roeden 42 aanpalende grond
verkocht. Deze grond bestond uit de volgende 12 percelen: 25 roeden
tuin, 2 bunders 2 ‘journaux’ akkerland, 9 ‘journaux’ akkerland, 7
‘journaux’ akkerland (het zog. Peerdekerchof), 2 ‘journaux’ akkerland
(de zog. Twee ‘Journaux’), 2 ‘journaux’ 50 roeden akkerland, 1 bunder
akkerland (het zog. Busschoppenhof), 3 ‘journaux’ akkerland
(zuidwaart grenzend aan de vijvers van de Oratorianen) 43, 2 ‘journaux’
akkerland (het zog. Verbrant), 1 bunder akkerland (de zog. Rossaert)
44
, 5 ‘journaux’ akkerland 45 en 3 ‘journaux’ weiland 46. Voor dit alles
betaalde de Brusselaar Antoine Joseph d’Elderen 47 als nieuwe eigenaar
168.000 lb. Op dat ogenblik was Jean Baptiste Gemoets er sinds 1795
pachter en dit voor twaalf jaar 48.
42
In de meierij Zichem werden oppervlaktes uitgedrukt in ondermeer
Leuvense roeden (van 20 voet) en Luikse roeden (van 20 voet 3 1/3 duin). Eén
Leuvense roede (van 20 voet) was gelijk aan 0,00324941 ha; één Luikse roede
(van 20 voet 3 1/3 duin) was gelijk aan 0,00345133 ha (Vandewalle 1984: 61).
43
Wat de localisering van dit perceel betreft vermeldt het Proces-Verbal “situé
aux fontaines”.
44
Op grondgebied van Zichem.
45
Op grondgebied van Zichem.
46
In het oosten grenzend aan de Demer en gelegen in de Guysbrouck op het
grondgebied van Zichem.
47
Volgens A. Boni (1953: 167) was Antoine d’Elderen ex-hoofdmeier van
Zichem en Scherpenheuvel. Volgens A. Boni (1953: 167), die daarbij verwijst
naar het archiefstuk “Département de la Dyle, vente des domaines nationaux,
canton, commune de Montaigu, n° 16, affiche 19, an 6, 14 Messidor, 22
Fructidor” in het Archief van de Basiliek van Scherpenheuvel - Kerk
(A.B.S.K.), zou Antoine d’Elderen samen met Norbert Beutels, burgemeester
van Scherpenheuvel, de boerderij en de grond op de oude vestingen hebben
aangekocht, en dit voor 6.000 Franse franken.
48
Algemeen Rijksarchief Anderlecht, Vente des biens nationaux (Tihon 2003),
Affiche 104, art. 11.
[ 30 / 46 ]
www.monument-in-ontwikkeling.be
31. Oratorianenklooster & omgeving / historische benadering
Omtrent dezelfde periode, meer bepaald in juli / augustus 1798, werd
ook het klooster met de kloostertuin van de Oratorianen openbaar
verkocht. Volgens het Proces-verbal bestond het klooster uit een
priorskwartier, een religieuzenkwartier, een dormitorium, een
refectorium, een infirmerie, een brouwerij, paardenstallen,
rijtuigstallingen, een gebouw dat voorheen als “atelier laboratoire”
diende, een voorgebouw met inbegrip van de arcades en de gaanderij
boven de straat 49, en andere (niet nader gespecifieerde) gebouwen. Het
gebouwencomplex was omgeven door een terrein van ongeveer 2
bunders 3 ‘journaux’, bestaande uit een tuin, een koer, een
boomkwekerij en een aanplanting met hak- of schaarhout50 (met
inbegrip van de grachten). In functie van de openbare verkoop werd het
geheel in drie loten opgedeeld. Een eerste lot betrof enerzijds een groot
deel van het kloostergebouw, de paardenstallen, de rijtuigstallingen, het
zog. laboratorium en het voorgebouw met een deel van de vermelde
gaanderij, en anderzijds ongeveer 6 ‘journaux’ grond, bestaande uit een
koer, tuinen, een boomkwekerij, een aanplanting met hak- of
schaarhout en grachten 51. Het tweede lot omvatte het priorskwartier,
een belendend gebouw dat vroeger dienst deed als atelier, een
brouwerijgebouw en ongeveer 3 ‘journaux’ 50 roeden grond, bestaande
uit een tuin, een koer en grachten 52. In het westen grensde dit lot aan de
openbare weg, in het zuiden aan het eerste lot en in het noorden het
derde en laatste lot. Dit lot was samengesteld uit ongeveer 150 roeden
tuin en grachten. Een precieze localisering van deze loten is echter niet
mogelijk. Het ‘plan figuratif’, waarvan sprake in het respectieve proces-
verbaal, is niet langer bewaard.
49
Het betrof enkel het stuk van de gaanderij boven (of overeenstemmend met
de breedte van) de straat.
50
Bois de raspe.
51
Met inbegrip van de grond waarop de gebouwen stonden.
52
Met inbegrip van de grond waarop de gebouwen stonden.
[ 31 / 46 ]
www.monument-in-ontwikkeling.be
32. Oratorianenklooster & omgeving / historische benadering
Niettegenstaande deze opdeling in drie loten viel het geheel op 18
september 1798 53 voor 206.000 francs in handen van één nieuwe
eigenaar, namelijk Jean Philippe Pirlet 54.
In 1836 was het zogenaamde Oratorenhof in het bezit van een Brusselse
dame, die het als landbouwuitbating verpachtte 55. In 1841 werden 7/8
van de kloostertuin met muur en grachten na het overlijden van notaris
Louis van Mons, die met Maria Pirlet, een dochter van Jean Philippe
Pirlet, was gehuwd, verkocht aan de Kerkfabriek van Scherpenheuvel.
Het klooster zelf was omstreeks 1825 op de nog bestaande westelijke
vleugel na volledig (of quasi volledig) afgebroken (fig. 34)56. In 1845
verkocht Anna Pirlet, een zus van Maria Pirlet, het resterende 1/8 aan
de Kerkfabriek 57.
Fig. 34 – Oratorianenklooster. Uittreksel kadaster ca. 1822.
53
2 Complémentaire l’an 6 (Republikeinse kalender).
54
Volgens A. Boni (1953: 167), die zich baseert op het archiefstuk
“Département de la Dyle, vente des domaines nationaux, canton, commune de
Montaigu, n° 16, affiche 19, an 6, 14 Messidor, 22 Fructidor” in het Archief
van de Basiliek van Scherpenheuvel - Kerk (A.B.S.K.), betaalde deze
Leuvenaar hiervoor 100.000 francs. Uit het door ons geraadpleegde proces-
verbaal blijkt dat J.Ph. Pirlet er aanvankelijk weliswaar een lager bedrag voor
bood maar er uiteindelijk 206.000 francs voor betaalde.
55
Lantin 1971: 145.
56
Lantin 1971: 74.
57
Boni 1953: 182.
[ 32 / 46 ]
www.monument-in-ontwikkeling.be
33. Oratorianenklooster & omgeving / historische benadering
Volgens een getuigenis van E. Van Even uit 1845 was “op de plaets
waer het klooster der Oratoriën gestaen heeft, thands eene schoone
hoeve gebouwd” 58. Deze notitie houdt wellicht niet in dat er op de
voormalige kloostersite effectief een nieuwe boerderij was gebouwd
maar veeleer dat de kloosterrestanten een herbestemming als hoeve
hadden gekregen. Omstreeks 1848 werd de oostelijke kloostervleugel,
die ondermeer de kloosterkapel herbergde en door torens werd
geflankeerd, gesloopt (fig. 35 & fig. 36). Wellicht was dit grote,
residentiële gebouw niet echt geschikt voor de nieuwe landbouwfunctie.
Fig. 35 – Oratorianenklooster. Uittreksel kadaster ca. 1848.
Fig. 36 – Algemeen zicht op Scherpenheuvel. Litho van
J. Hoolans (1863). Detail: het Oratorianenklooster.
58
Lantin 1971: 145. Verhoelst 2005: 36.
[ 33 / 46 ]
www.monument-in-ontwikkeling.be
34. Oratorianenklooster & omgeving / historische benadering
In de vroege 20ste eeuw kende de voormalige kloostersite enige
ontwikkeling in kader van de bestemming als landbouwbedrijf. Zo werd
rond 1907 tegen de zuidoostgevel (gevel ‘D’) van de poortvleugel een
stal bijgebouwd. Ten oosten van de poortvleugel verrees ter hoogte van
de verdwenen oostelijke kloostervleugel een vrijstaand gebouw
(waarvan de functie alsnog niet gekend is) (fig. 37). Omstreeks 1981
werd dit gebouw gesloopt (fig. 38).
Fig. 37 – Oratorianenklooster. Uittreksel kadaster ca. 1907.
Fig. 38 – Oratorianenklooster. Uittreksel kadaster ca. 1981.
[ 34 / 46 ]
www.monument-in-ontwikkeling.be
35. Oratorianenklooster & omgeving / historische benadering
In de voormalige kloostertuin werd in 1971 als opvangruimte voor de
bedevaarders bij slecht weer de Mariahal (fig. 39), een zeer
tijdsgebonden sobere constructie van 60 m op 30 m, opgericht 59.
Fig. 39 – De Mariahal.
59
Verhoelst 2005: 14.
[ 35 / 46 ]
www.monument-in-ontwikkeling.be
36. Oratorianenklooster & omgeving / historische benadering
DE ZEVENHOEKIGE STAD ALS KATHOLIEK BASTION
In de zomer van 1605 werden rond de stad-in-wording de eerste
verdedingswerken uitgevoerd. Door ingenieur Sylvain Boullin werd ten
oosten van de Hortus Conclusus een schans gebouwd die ervoor moest
zorgen dat niets of niemand nog de cultus van Onze-Lieve-Vrouw van
Scherpenheuvel kwam verstoren 60. Bij de voltooiing van deze werken
in november van hetzelfde jaar werd Scherpenheuvel door de
aartshertog tot stad verheven met dezelfde voorrechten, vrijheden en
vrijstellingen als in 1604 aan Oostende werden gegeven. De definitieve
stadsversterkingen die Scherpenheuvel tot een bastion van het
katholieke verzet tegen de nabije calvinistische dreiging uitbouwde 61,
waren evenwel maar een twintigtal jaren later voltooid. Naar analogie
met de bedevaartskerk was de stadsfortificatie zevenhoekig en verwees
ze eveneens naar de Zeven Weeën van de Moeder Gods. Het cijfer
zeven bleef duidelijk in grote mate de verdere ontwikkeling van het
bedevaartsoord bepalen. De oorspronkelijk met zeven bastions
versterkte stad werd ontsloten door drie, door twee wachthuisjes
geflankeerde stadspoorten. Deze bevonden zich respectievelijk op de
weg naar Zichem, naar Leuven en naar Diest. De grachten van de
stadswallen waren 10 voet diep en 16 voet breed. Op het einde van de
18de eeuw waren deze nog 8 voet diep en 6 voet breed 62. Op de
stadswallen waren eikenhouten palissaden voorzien. De drie
tussenliggende stadspoorten waren daarentegen in harde materialen
60
Duerloo & Wingens 2002: 87.
61
Deze fortificatiewerken stonden aanvankelijk onder leiding van ingenieur
Sylvain Boullin (Boni 1953: 44-45). De definitieve verdedigingswerken
Fig. 40 – Afbakeningsplan van het kerkelijke en wereldlijke werden in de jaren 1620 uitgevoerd onder leiding van ingenieur Frederik
gedeelte in Scherpenheuvel (1631). Kierurt en (zijn opvolger) ingenieur Jacques Francquart (Boni 1953: 77).
62
Boni 1953: 139.
[ 36 / 46 ]
www.monument-in-ontwikkeling.be
37. Oratorianenklooster & omgeving / historische benadering
gemetseld 63. Op het einde van de 17de eeuw werden de aarden
stadswallen beplant met “soo met doornen als aenders” om te
vermijden dat er over de vestingen werd geklommen 64. Intra muros
bleef het gebied ten oosten van de kerk gereserveerd voor de oratorie
met haar boomgaarden en bouwland (fig. 40). Ten westen van de kerk
werd tussen het kerkhof en de stadsversterkingen, in het bijzonder
tussen de Dietse en de Zichemse poort, een regelmatig stratenplan
uitgemeten dat het heptagonale patroon van kerk en omwalling volgt 65.
Het bouwen van stadswoningen was enkel toegelaten binnen de
demarcatielijnen van het oorspronkelijke stedenbouwkundige ontwerp
dat door aartshertog Albrecht was goedgekeurd. Het feit dat de
aartshertogen, en na hun dood de Spaanse koning, de verordening
dienaangaande herhaaldelijk opnieuw moeten uitvaardigen, wijst op een
blijkbaar moeilijke handhaving ervan 66.
Door de sterke verbondenheid van het stadsleven met de cultus van
Onze-Lieve-Vrouw van Scherpenheuvel moesten de mensen die zich in
de nieuwe stad wilden vestigen, een bewijs van goed gedrag kunnen
voorleggen 67. Hun kost verdienden ze met commerciële activiteiten die
samenhingen met het heiligdom, zoals het uitbaten van herbergen, het
verhuren van slaapplaatsen en het verkopen van voedsel, drank,
devotionele en andere goederen. De devotionele artikelen moesten door
de Oratorianen voorafgaandelijk worden goedgekeurd 68.
63
Boni 1953: 44.
64
Boni 1953: 104.
65
Duerloo & Wingens 2002: 53-55.
66
Duerloo & Wingens 2002: 56.
67
Duerloo & Wingens 2002: 56.
68
Duerloo & Wingens 2002: 55.
[ 37 / 46 ]
www.monument-in-ontwikkeling.be
38. Oratorianenklooster & omgeving / historische benadering
Vanaf de stichting in het begin van de 17de eeuw onderging het
oorspronkelijke concept van de stad tot de late 18de eeuw weinig of
geen ingrijpende wijzigingen. In de jaren 1780 bracht de aanleg – dwars
door Scherpenheuvel – van een nieuwe steenweg tussen Aarschot en
Diest hierin een vrij drastische verandering (fig. 41). Voor deze
infrastructuurwerken dienden de Leuvense poort en de Diestse poort
evenals een deel van de stadsversterking gesloopt. De Zichemse poort
kreeg een nieuwe functie als gevangenis. Omstreeks 1816 werd deze
poort uiteindelijk ook afgebroken 69. Een deel van de stadsgrachten, die
bovendien geen functie meer hadden, bleken omstreeks 1782 reeds
door de stadsmagistraat afgedamd om bij brand over een voldoende
groot waterreservoir te beschikken. De twee waterputten waarover de
stad beschikte, namelijk één bij de Oratorianen en één in de stad,
volstonden immers geenszins om stadsbranden onder controle te krijgen
70
. Het versteningsproces was immers net als op het platteland ook
intra muros nog ver van voltooid. Het definitieve verbod in 1780 om in
de stad daken nog langer met stro, riet of andere gemakkelijk
ontvlambare materialen te bedekken, zorgde vanaf het einde van de 18de
eeuw dan ook door het gebruik van harde materialen, zoals schaliën of
grofkeramische dakpannen 71, voor een belangrijke verandering van het
stadsbeeld.
Fig. 41 – Kabinetskaart van Graaf de Ferraris (ca. 1776). Scherpenheuvel.
69
Jacquemyn [s.d.]: 6.
70
Boni 1953: 138-139.
71
Boni 1953: 137-138.
[ 38 / 46 ]
www.monument-in-ontwikkeling.be
39. Oratorianenklooster & omgeving / historische benadering
De stadsuitbreiding die zich in de daaropvolgende decennia –
ondermeer door de bloeiende bedevaarteconomie vanaf het einde van
de 19de eeuw – geleidelijk voordeed, zorgde ervoor dat de
oorspronkelijk stervormige stedenbouwkundige aanleg zich enkel nog
via het stratenpatroon laat beleven (fig. 42 & fig. 43). De grachten rond
de stad getuigden nog een tijdlang van het versterkte karakter van de
bedevaartstad maar verdwenen voor een groot deel tegen de jaren 1920.
Fig. 42 – Scherpenheuvel omstreeks 1850.
[ 39 / 46 ]
www.monument-in-ontwikkeling.be
41. Oratorianenklooster & omgeving / historische benadering
Langs het traject van de oude vestingsgracht (fig. 44), gelegen achter de
voormalige kloostertuin, werd in het prille begin van de 20ste eeuw de
Rozenkransweg aangelegd. In 1904 werd deze laan, ook wel de
Rozenkranslaan genoemd, met de vijftien mysteries van de Rozenkrans
ingewijd (fig 45)72.
Eveneens in het prille begin van de 20ste eeuw werd intra muros de
Rozenkranskerk, toegewijd aan de H. Johannes Berchmans uit Diest,
gebouwd. Deze in 1908 voltooide kerk werd in het bijzonder gebruikt
voor de viering van jeugdmissen. Tijdens het drukke bedevaartseizoen
gingen in deze kerk ook begrafenisplechtigheden en
eucharistievieringen voor de bedevaarders door 73. Omstreeks 1977
werd de Rozenkranskerk afgebroken 74.
Fig. 44 – Restant van de oude vestingsgracht in het oosten van de Hortus
Conclusus.
72
Lantin 1971: 147-148; Verhoelst 2005: 13.
73
Lantin 1971: 147.
74
Verhoelst 2005: 13.
[ 41 / 46 ]
www.monument-in-ontwikkeling.be
42. Oratorianenklooster & omgeving / historische benadering
.
Fig. 45 – Eén van de 15 mysteries van de Rozenkrans langsheen
de oude vestingsgracht.
[ 42 / 46 ]
www.monument-in-ontwikkeling.be
43. Oratorianenklooster & omgeving / historische benadering
GECITEERDE LITERATUUR
Bogaerts, B. 2004 – Rapport Archeologisch proefonderzoek
Oratorianenklooster Scherpenheuvel, [s.l.]: 14 pp.
Boni, A. 1953 – Scherpenheuvel: basiliek en gemeente in het kader van
de vaderlandsche geschiedenis, Antwerpen.
Duerloo, L. & M. Wingens 2002 – Scherpenheuvel. Het Jeruzalem van
de Lage Landen, Leuven, Daividsfonds: 192 pp.
Havelec, H., N. Jurgec, B. Lemmens, M. Scholz & M. Van Landegem
2002-2003 – IPW 3: Former Oratorian Monastery Scherpenheuvel,
RLICC.
Jacquemyn, R. [s.d.] – Scherpenheuvels stedelijk en architecturaal
uitzicht van ontstaan tot heden, pro manuscripto: 16 pp.
Lantin, A. 1971 – Scherpenheuvel, oord van vrede: ontstaan van de
bedevaartplaats, beschrijving van koepelkerk en kunstschatten, Retie.
Lemaire, M. e.a. 1971 – Bouwen door de eeuwen heen. Inventaris van
het cultuurbezit in Vlaanderen. Architectuur. Deel 1. Provincie
Brabant. Arrondissement Leuven, Brussel-Liège, Ministerie van
Nederlandse Cultuur: 462 pp.
Lemmens, B. & L. Verachten 2006 – Niet toevallig Oratorianen in
Scherpenheuvel, tentoonstellingscatalogus, 1 juli – 31 september 2006,
Parochie en Kerkfabriek van Onze-Lieve-Vrouw van Scherpenheuvel
m.m.v. Stadsbestuur Scherpenheuvel: 64 pp.
[ 43 / 46 ]
www.monument-in-ontwikkeling.be
44. Oratorianenklooster & omgeving / historische benadering
Tessens, L. & Debaets, E. 2005 – De herschikking van het onroerend
goed op het einde van de 18de eeuw en in het begin van de 19de eeuw,
in: Jaarverslag 2004 Belastingsdienst voor Vlaanderen/Onroerende
Voorheffing: 70-86.
Tihon, C. 2003 – Vente des biens nationaux (Algemeen Rijksarchief en
Rijksarchief in de Provinciën, Toegangen in Beperkte Oplage, 84),
Brussel.
Vandewalle, P. 1984 – Oude maten, gewichten en muntstelsels in
Vlaanderen, Brabant en Limburg, Oostende: 70 pp.
Verachten, L. 1999 – De Congregatie van het Oratorium van de Heilige
Philippus Neri, Bibliografische inleiding tot de Belgische
kloostergeschiedenis, Brussel, Algemeen Rijksarchief: 116 pp.
Verachten, L. 1999 – De Congregatie van het Oratorium van de Heilige
Philippus Neri, Bibliografische inleiding tot de Belgische
Kloostergeschiedenis vóór 1796, Brussel, Rijksarchief: 116 pp.
Verachten, L. 2006 – Oratorianen in Scherpenheuvel, in: Lemmens, B.
& L. Verachten 2006 – Niet toevallig Oratorianen in Scherpenheuvel,
tentoonstellingscatalogus, 1 juli – 31 september 2006, Parochie en
Kerkfabriek van Onze-Lieve-Vrouw van Scherpenheuvel m.m.v.
Stadsbestuur Scherpenheuvel: 6-16.
Verbouwe, A. 1940 – Iconografie van Vlaamsch-Brabant. Kanton
Diest. Gezichten, plannen en kaarten uit vorige eeuwen. Assent,
Averbode, Bekkevoort, Deurne, Diest, Kaggevinne, Kortenaken,
Messelbroek, Molenbeek-Werbeek, Schatten, Scherpenheuvel, Testelt,
Waanrode, Webbeko, Brussel, uitgave Eigen Schoon & De Brabander.
[ 44 / 46 ]
www.monument-in-ontwikkeling.be
45. Oratorianenklooster & omgeving / historische benadering
Verhoelst, B. 2005 – Pelgrims en Keerskatten. Een tocht doorheen vier
eeuwen Scherpenheuvel, Scherpenheuvel-Zichem / Leuven,
tentoonstellingscatalogus: 48 pp.
[ 45 / 46 ]
www.monument-in-ontwikkeling.be
46. Oratorianenklooster & omgeving / historische benadering
COLOFON
Opdrachtgever: Stad Scherpenheuvel-Zichem
Project: Studie herwaardering Oratorianenklooster en
omgeving (met inbegrip van de restanten van
de stadswallen)
Titel: Het Oratorianenklooster en omgeving in
Scherpenheuvel. Een historische benadering.
Auteur: Frank Becuwe, Monument in Ontwikkeling
bvba
Datum: 31 juli 2009
Bestandsnaam: Oratorianenklooster & omgeving_historische
nota (def)
[ 46 / 46 ]
www.monument-in-ontwikkeling.be