1. Welkom Voorganger ds mevr van Harten – Tip Organist Joh. de Vries Thema:” Weet ú wat u doet?”
2. Lied voor de dienst ELB 381 Daar ruist langs de wolken een heerlijke Naam, die hemel en aarde verenigt te zaam.
3. Elb. 381 : 1 Daar ruist langs de wolken een heerlijke Naam, die hemel en aarde verenigt te zaam. Geen naam is er zoeter en beter voor 't hart
4. Hij balsemt de wonden en heelt alle smart. Kent gij, kent gij, die Naam nog niet? Die Naam draagt mijn Heiland, mijn lust en mijn lied!
5. Elb. 381 : 2 Die Naam is naar waarheid mijn Jezus ook waard, want Hij kwam om zalig te maken op aard; zo lief had Hij zondaars, dat Hij voor hen stierf,
6. genade bij God door zijn zoenbloed verwierf. Kent gij, kent gij die Jezus niet, die, om ons te redden, de hemel verliet?
7. Elb. 381 : 3 Eens buigt zich ook alles voor Jezus in 't stof, en d'engelen zingen voortdurend zijn lof. O mochten w'om Jezus verheerlijkt eens staan,
8. dan hieven wij juichend de jubeltoon aan: Jezus, Jezus, uw Naam zij d'eer, want Gij zijt der mensen en engelen Heer!
9. Welkom Voorganger ds mevr van Harten – Tip Organist Joh. de Vries Thema:” Weet ú wat u doet?”
10. Ps. 107 : 1 Gods goedheid houdt ons staande zolang de wereld staat! Houdt dan de lofzang gaande voor God die leven laat. Al wie, door Hem bevrijd uit ongastvrije streken, naar huis werd heengeleid, zal van zijn liefde spreken.
11. Ps. 107 : 10 Laat ons nu voor den HERE zijn goedertierenheid toezingen en vereren de God die ons bevrijdt. Want wie zijn hulp verlangt, Hem aanroept in gebeden, verlost Hij uit de angst en leidt Hij tot den vrede.
13. Ps. 51 : 1 Ontferm U God, ontferm U, hoor mijn klacht, ik roep tot U, vergeef, vergeef mijn zonden. Herstel mijn hart, zie, hoe het is geschonden. Door eigen schuld verzink ik in de nacht.
14. Wees mij nabij naar uw barmhartigheid, reinig mij door uw diepe mededogen. Om al mijn kwaad kwelt zich mijn hart en schreit, mijn zonden staan mij dagelijks voor ogen.
15. Ps. 51 : 4 Voltrek de reiniging en raak mij aan met bloed en hysop, dan ben ik genezen. Was mij geheel, en uit de nacht herrezen zal ik dan sneeuwwit voor uw ogen staan.
16. Gun aan mijn oog een lichte ochtendstond, doe aan mijn oor uw blijde boodschap horen, dan juicht mijn hart, hoezeer door U gewond. Doe weg mijn kwaad, wis uit de laatste sporen.
18. Ps. 51 : 5 Schep in mij, God, een hart dat leeft in 't licht, geef mij een vaste geest, die diep van binnen zonder onzekerheid U blijft beminnen, verwerp mij niet van voor uw aangezicht.
19. Ontneem mij niet uw heilge Geest, o God, laat in uw heil mijn hart zich nu verblijden, en richt geheel mijn wil op uw gebod, dan zal ik zondaars op uw wegen leiden.
29. 1 Voor de koorleider. Op de wijze van: De hinde van de dageraad. Een psalm van David. 2 Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij mij verlaten, verre zijnde van mijn verlossing, bij de woorden van mijn jammerklacht?
30. 3 Mijn God, ik roep des daags, en Gij antwoordt niet, en des nachts, en ik kom niet tot stilte. 4 Nochtans zijt Gij de Heilige, die troont op de lofzangen Israëls. 5 Op U hebben onze vaderen vertrouwd, zij hebben vertrouwd, en Gij deedt hen ontkomen;
31. 6 tot U hebben zij geroepen en zij werden gered, op U hebben zij vertrouwd en zij zijn niet beschaamd. 7 Maar ik ben een worm en geen man, een smaad voor de mensen en veracht door het volk.
32. 8 Allen die mij zien, bespotten mij, zij steken de lip uit, zij schudden het hoofd: 9 Wentel het op de HERE – laat die hem verlossen, hem redden, Hij heeft immers welgevallen aan hem!
33. Elb. 114 : 1 Als ik in gedachten sta bij het kruis van Golgotha, als ik hoor wat Jezus sprak, voor zijn oog aan 't kruishout brak.
34. Elb. 114 : 3 Hoor ik dan, hoe Jezus bad voor wie Hem gekruisigd had, 'k weet dan: 'Bij de Heiland is ook voor mij vergiffenis.'
36. 33 En toen zij aan de plaats gekomen waren, die Schedel genoemd wordt, kruisigden zij Hem daar en ook de misdadigers, de ene aan zijn rechterzijde en de andere aan zijn linkerzijde. 34 En Jezus zeide: Vader, vergeef het hun,
37. want zij weten niet wat zij doen. En zij wierpen het lot om zijn klederen te verdelen. 35 En het volk stond erbij en zag toe. Ook de oversten hoonden en zeiden: Anderen heeft Hij gered, laat Hij nu Zichzelf redden,
38. indien Hij de Christus Gods is, de uitverkorene! 36 Ook de soldaten kwamen naderbij om Hem te bespotten en brachten Hem zure wijn, 37 en zeiden: Indien Gij de Koning der Joden zijt, red dan Uzelf! 38 Er was ook een opschrift boven Hem: Dit is de Koning der Joden.
39. Elb. 302 : 1 Heer, ik kom tot U, hoor naar mijn gebed. Vergeef mijn zonden nu en reinig mijn hart.
40. Elb. 302 : 2 Met uw liefde, Heer, kom mij tegemoet, nu ik mij tot U keer, en maak alles goed.
41. Elb. 302 : 3 Zie mij voor U staan, zondig en onrein. O Jezus, raak mij aan, van U wil ik zijn.
42. Elb. 302 : 4 Jezus, op uw Woord vestig ik mijn hoop. U leeft en U verhoort mijn bede tot U.
44. Elb. 342 Heer, ik prijs uw grote Naam. Heel mijn hart wil ik U geven. Want U bent de weg gegaan die mij redding bracht en leven. U daalde neer van uw troon om mens te zijn.
45. Van de stal naar het kruis droeg U mijn pijn; van het kruis naar het graf, uit het graf weer opgestaan. Heer, ik prijs uw grote Naam.
46. Heer, ik prijs uw grote Naam. Heel mijn hart wil ik U geven. Want U bent de weg gegaan die mij redding bracht en leven. U daalde neer van uw troon om mens te zijn.
47. Van de stal naar het kruis droeg U mijn pijn; van het kruis naar het graf, uit het graf weer opgestaan. Heer, ik prijs uw grote Naam.
48. Danken en bidden Collecte 1 ste st Mensenkinderen 2 de voor de eigen gemeente
49. Gez. 445 : 1 God heeft mij zijn Zoon gegeven, door 't geloof nam ik Hem aan; ja, ik weet het, ik zal leven, en door Hem ten hemel gaan.
50. Zelfs eer ik nog was geboren, heeft mij God in Hem verkoren, eer zijn woord met scheppersmacht dit heelal tot aanzijn bracht.
51. Gez. 445 : 2 Jezus Christus is gestorven, is verrezen, ook voor mij, heeft de zegepraal verworven en het leven, ook voor mij.
52. Aan Gods rechterhand gezeten, zal Hij nimmer mij vergeten, maar, uit deernis met mijn lot, treedt Hij voor mij in bij God.
53. Gez. 445 : 3 Ruwe stormen mogen woeden, alles om mij heen zij nacht, God, mijn God zal mij behoeden, God houdt voor mijn heil de wacht.
54. Moet ik lang zijn hulp verbeiden, zijne liefde blijft mij leiden: door een nacht, hoe zwart, hoe dicht, voert Hij mij in 't eeuwig licht.