3. 1 Komt, kinderen, niet dralen, want de avond is nabij! Wij zouden licht verdwalen in deze woestenij. Komt, vatten wij dan moed naar de eeuwigheid te streven, van kracht tot kracht te leven. in 't eind is alles goed.
4. 9 Komt, kindren, tot elkander en wandelt hand in hand! Verblijdt u in elkander in dit onzalig land! Komt, kinderen, weest wijs! Gaat onderweg niet strijden! De englen zelf geleiden als broeders onze reis.
5. Welkom Voorganger ds van Harten – Tip Organsitdhr Meinema Thema: “(Waar) staat u in de strijd?”
6. P 136 – 1, 2, 8 Looft den HEER, want Hij is goed,
7. 1 Looft den HEER, want Hij is goed, trouw in alles wat Hij doet. Want zijn goedertierenheid zal bestaan in eeuwigheid.
8. 2 Geeft den God der goden eer, jubelt voor den heren Heer. Hij doet wondren, Hij alleen trouw door alle tijden heen.
9. 8 Israël geleidde Hij veilig door de woestenij. Hij wijst ons het rechte spoor. Trouw is Hij de eeuwen door.
10. Stil gebed Votum en groet Erezij de Vader en de Zoon En de Heilige Geest, Als in den beginne, nu en immer, En van eeuwigheid tot eeuwigheid. Amen.
12. 1 Wees stil voor het aangezicht van God, want heilig is de Heer. Aanbid Hem met eerbied en ontzag, en kniel nu voor Hem neer, die zelf geen zonde kent en ons genade schenkt. Wees stil voor het aangezicht van God, want heilig is de Heer.
14. 2 Wees stil, want de heerlijkheid van God omgeeft ons in dit uur. Wij staan nu op heilige grond, waar Hij verschijnt met vuur. Een eeuwigdurend licht straalt van zijn aangezicht. Wees stil, want de heerlijkheid van God omgeeft ons in dit uur.
16. 3 Wees stil, want de kracht van onze God daalt neer op dit moment. De kracht van de God die vergeeft en ons genezing brengt. Niets is onmogelijk voor wie gelooft in Hem. Wees stil, want de kracht van onze God daalt neer op dit moment.
18. Ik zag een kuikentje, dat bij zijn moeder zat.
19. 1 Ik zag een kuikentje, dat bij zijn moeder zat. Onder haar vleugels, waar het veilig zat tegen regen, tegen zonneschijn. Heer, zo wil ik bij U zijn.
20. Refrein: In de schaduw van Uw vleugels wil ik schuilen, wil ik schuilen, in de schaduw van Uw vleugels wil ik schuilen, o Heer.
21. U bent mijn toevlucht, U bent mijn sterkte, U bent mijn schuilplaats, U, o Heer.
22. Refrein: In de schaduw van Uw vleugels wil ik schuilen, wil ik schuilen, in de schaduw van Uw vleugels wil ik schuilen, o Heer.
23. 3 Ik zag een kuikentje dat bij zijn moeder zat onder haar vleugels waar het veilig zat. Zoals dat kuikentje, klein en teer, wil ik schuilen, o Heer.
24. Refrein: In de schaduw van Uw vleugels wil ik schuilen, wil ik schuilen, in de schaduw van Uw vleugels wil ik schuilen, o Heer.
27. 1 De gehele vergadering der Israëlieten brak daarna op uit de woestijn Sin, trekkende van pleisterplaats tot pleisterplaats naar het bevel des HEREN, en legerde zich te Refidim, maar daar was geen water voor het volk om te drinken. 2 Het volk begon met Mozes te twisten en zeide: Geeft ons water, zodat wij kunnen drinken.
28. Maar Mozes zeide tot hen: Wat twist gij met mij? Wat stelt gij de HERE op de proef? 3 En het volk dorstte daar naar water, het morde tegen Mozes en zeide: Waarom toch hebt gij ons uit Egypte gevoerd, om mij, mijn kinderen en mijn kudde van dorst te doen omkomen? 4 Toen riep Mozes luide tot de HERE en zeide: Wat moet ik met dit volk doen?
29. Nog een ogenblik en zij gaan mij stenigen! 5 Daarop zeide de HERE tot Mozes: Ga vóór het volk uit en neem enige van de oudsten van Israël met u; neem ook de staf waarmee gij de Nijl geslagen hebt, in uw hand en ga heen. 6 Zie, Ik zal daar vóór u op de rots bij Horeb staan;
30. dan zult gij op de rots slaan en daaruit zal water te voorschijn komen, zodat het volk kan drinken. En Mozes deed alzo voor de ogen van de oudsten van Israël. 7 Hij noemde die plaats Massa en Meriba, wegens de twist der Israëlieten en omdat zij de HERE op de proef gesteld hadden door te zeggen: Is de HERE in ons midden of niet?
31. 8 Toen kwam Amalek en streed tegen Israël te Refidim. 9 En Mozes zeide tot Jozua: Kies ons mannen uit, trek uit, strijd tegen Amalek, morgen zal ik op de heuveltop staan met de staf Gods in mijn hand. 10 Jozua nu deed, zoals Mozes tot hem gezegd had en streed tegen Amalek; maar Mozes, Aäron en Chur hadden de heuveltop bestegen.
32. 11 En wanneer Mozes zijn hand ophief, had Israël de overhand, maar wanneer hij zijn hand liet zakken, had Amalek de overhand. 12 Toen de handen van Mozes zwaar werden, namen zij een steen, legden die onder hem neer, zodat hij daarop kon gaan zitten; en Aäron en Chur ondersteunden zijn handen, de een aan de ene en de ander aan de andere zijde,
33. zodat zijn handen onbeweeglijk bleven tot zonsondergang. 13 Zo overwon Jozua Amalek en diens volk door de scherpte des zwaards. 14 En de HERE zeide tot Mozes: Schrijf dit ter gedachtenis in een boek, en prent het Jozua in, dat Ik de herinnering aan Amalek onder de hemel volledig zal uitwissen.
34. 15 Toen bouwde Mozes een altaar en noemde het: de HERE is mijn banier. 16 En hij zeide: De hand op de troon des HEREN! De HERE heeft een strijd tegen Amalek, van geslacht tot geslacht.
36. 1 Ik heb U lief van ganser harte, HERE. Gij immers zult het onheil van mij weren. Gij zijt mijn steenrots, mijn bevrijder Gij, Gij zijt een muur, een vestingwal om mij. Mijn God, mijn schild, mijn schuilplaats in gevaren,
37. mijn rots die mij beschermt en blijft bewaren, o hoorn des heils, U loof ik voor altijd, ik roep het uit, want Gij hebt mij bevrijd.
38. 14 De HERE leeft en zij alleen geprezen. Hij is mijn rots en ik heb niets te vrezen. Hij is de God die mij voldoening geeft en volken aan mij onderworpen heeft.
39. Hij heeft het altijd voor mij opgenomen, Hij deed mij aan mijn vijanden ontkomen. Van haat en opstand hebt Gij mij bevrijd en mij verlost van der tirannen nijd.
41. 31 Wat zullen wij dan van deze dingen zeggen? Als God vóór ons is, wie zal tegen ons zijn? 32 Hoe zal Hij, die zelfs zijn eigen Zoon niet gespaard, maar voor ons allen overgegeven heeft, ons met Hem ook niet alle dingen schenken? 33 Wie zal uitverkorenen Gods beschuldigen? God is het, die rechtvaardigt; 34 wie zal veroordelen?
42. Christus Jezus is de gestorvene, wat meer is, de opgewekte, die ter rechterhand Gods is, die ook voor ons pleit. 35 Wie zal ons scheiden van de liefde van Christus? Verdrukking of benauwdheid, of vervolging of honger, of naaktheid, of gevaar, of het zwaard? 36 Gelijk geschreven staat: Om Uwentwil worden wij de ganse dag gedood, wij zijn gerekend als slachtschapen.
43. 37 Maar in dit alles zijn wij meer dan overwinnaars door Hem, die ons heeft liefgehad. 38 Want ik ben verzekerd, dat noch dood noch leven, noch engelen noch machten, noch heden noch toekomst, noch krachten, 39 noch hoogte noch diepte, noch enig ander schepsel ons zal kunnen scheiden van de liefde Gods, welke is in Christus Jezus, onze Here.
44. G 446 O Jezus, hoe vertrouwd en goed klinkt mij uw naam in 't oor,
45. 1 O Jezus, hoe vertrouwd en goed klinkt mij uw naam in 't oor, uw naam die mij geloven doet: Gij gaat mij reddend voor;
46. Gez. 446 : 2 uw naam die onze wonden heelt en ons met manna spijst, die onze dood en zonde deelt en onze vrees verdrijft.
47. Gez. 446 : 3 Mijn herder en mijn held, mijn vriend, mijn koning en profeet, mijn priester die mijn schuld ontbindt, mijn weg waarop ik treed;
48. Gez. 446 : 4 al wat ik doe, al wat ik wil, het is te zwak, te koud, maar sterk en vurig wordt de ziel wanneer zij U aanschouwt.
49. Gez. 446 : 5 Zolang Gij nog onzichtbaar zijt, een zon diep in de nacht, roep ik uw nadering reeds uit omdat ik U verwacht.
50. Gez. 446 : 6 O Jezus, hoe vertrouwd en goed klinkt mij uw naam in 't oor, als ik van alles scheiden moet gaat nog die naam mij voor.
51. 7 O naam, eeuwige ademtocht, een sterveling ben ik, als eens mijn eigen adem stokt dan draagt mij uw muziek.
53. ELB 246 lk bouw op U, mijn Schild en mijn Verlosser.
54. 1 lk bouw op U, mijn Schild en mijn Verlosser. Niet eenzaam ga ik op de vijand aan. Sterk in uw kracht, gerust in uw bescherming. Ik bouw op U en ga in uwen Naam. Sterk in uw kracht, gerust in uw bescherming. Ik bouw op U, en ga in uwen Naam.
55. 2 Gelovend ga ik, eigen zwakheid voelend. En telkens meer moet ik uw kracht verstaan. Toch rijst in mij een lied van overwinning. Ik bouw op U en ga in uwen Naam. Toch rijst in mij een lied van overwinning. Ik bouw op U en ga in uwen Naam.
56. 3 Ik bouw op U, mijn schild en mijn Verlosser. Gij voert de strijd, de huld' is U gewijd. In 't laatste uur zal 'k zegevierend ingaan in rust met U die mij hebt voortgeleid. In 't laatste uur zal 'k zegevierend ingaan in rust met U die mij hebt voortgeleid.
60. 1 Gods goedheid houdt ons staande zolang de wereld staat! Houdt dan de lofzang gaande voor God die leven laat. Al wie, door Hem bevrijd uit ongastvrije streken, naar huis werd heengeleid, zal van zijn liefde spreken.
61. 4 Laat ons nu voor den HERE zijn goedertierenheid toezingen en vereren de God die ons bevrijdt. Want wie zijn hulp verlangt, Hem aanroept in gebeden, verlost Hij uit de angst en leidt Hij tot den vrede.