3. 1 Ik geloof in God de Vader die een bron van vreugde is, louter goedheid en genade, licht in onze duisternis. Hij, de Koning van de kosmos, het gesternte zingt zijn eer heeft uit liefde mij geschapen en tot liefde keer ik weer.
4. 2 Ik geloof in Jezus Christus die voor ons ter wereld kwam. Zoon van God en Zoon des Mensen goede Herder, Offerlam. Door te lijden en te sterven groot is het geheimenis schenkt Hij mij het eeuwig leven, dat uit God en tot God is.
5. 3 Ik geloof dat mijn Verlosser door de dood is heengegaan en op Pasen, God zij glorie, uit het graf is opgestaan. Door het brood, dit is mijn lichaam door de wijn, dit is mijn bloed geeft de Vredevorst mij vrede, maakt Hij alle dingen goed.
7. G 460 – 1, 2, 3Loof de Koning, heel mijn wezen,
8. 1 Loof de Koning, heel mijn wezen, gij bestaat in zijn geduld, want uw leven is genezen en vergeven is uw schuld. Loof de Koning, loof de Koning, tot gij Hem ontmoeten zult.
9. 2 Looft Hem als uw vaadren deden, eigent u zijn liefde toe, want Hij bergt u in zijn vrede, zegenend wordt Hij niet moe. Looft uw Vader, looft uw Vader, tot uw laatste adem toe.
10. 3 Ja, Hij spaart ons en Hij redt ons, Hij kent onze broze kracht. Hij bewaart ons, Hij ontzet ons van de boze en zijn macht. Looft uw Heiland, looft uw Heiland, die het licht is in de nacht.
11. Stil gebed Votum en groet Ere zij de Vader en de Zoon En de Heilige Geest, Als in den beginne, nu en immer, En van eeuwigheid tot eeuwigheid. Amen.
13. Ps. 32 : 2 Nu heb ik, HEER, mijn zonde U beleden: ik weet dat ik uw wet heb overtreden. Ik was ontrouw, ik was van kwaad vervuld, maar Gij vergaaft het, Gij verzoent mijn schuld.
14. Laat daarom tot U komen uw beminden, stoot hen niet af, doch laat U door hen vinden. Duistere vloeden stormen op hen aan, Gij stelt een perk, Gij zult ons vast doen staan.
16. Ps. 32 : 3 Gij zijt, o HEER, mijn schuilplaats en mijn haven, Gij zult aan mij al uw beloften staven. Wat mij benauwt, Gij stelt U aan mijn zij, omringt met liedren van bevrijding mij!
17. Gij zult mij voortaan door uw trouw bewaken, Gij zult mijn leven vol van vreugde maken. Ik zal mijn weg lichtvoetig verder gaan, Gij gaat mij voor, Gij maakt voor mij ruim baan.
20. Een wijs man bouwde zijn huis op de rots, een wijs man bouwde zijn huis op de rots, een wijs man bouwde zijn huis op de rots en de regen stroomde neer en de regen stroomde neer en de vloed kwam op en de regen stroomde neer en de vloed kwam op en de regen stroomde neer en de vloed kwam op en het huis op de rots stond vast.
21. Een dwaas man bouwde zijn huis op het zand een dwaas man bouwde zijn huis op het zand een dwaas man bouwde zijn huis op het zand en de regen stroomde neer en de regen stroomde neer en de vloed kwam op en de regen stroomde neer en de vloed kwam op en de regen stroomde neer en de vloed kwam op en het huis stortte in met een plof.
22. Dus bouw je huis op Jezus, de Rots, dus bouw je huis op Jezus, de Rots, dus bouw je huis op Jezus, de Rots en de zegen daalt dan neer en de zegen daalt dan neer en 't gebed stijgt op, en de zegen daalt dan neer en 't gebed stijgt op, en de zegen daalt dan neer en 't gebed stijgt op. Bouw je levenshuis op Hem.
25. 9 Ik weet uw verdrukking en armoede, hoewel gij rijk zijt, en de laster van hen, die zeggen, dat zij Joden zijn, doch het niet zijn, maar een synagoge des satans. 10 Wees niet bevreesd voor hetgeen gij lijden zult. Zie, de duivel zal sommigen uwer in de gevangenis werpen, opdat gij verzocht wordt,
26. en gij zult een verdrukking hebben van tien dagen. Wees getrouw tot de dood en Ik zal u geven de kroon des levens. 11 Wie een oor heeft, die hore, wat de Geest tot de gemeenten zegt. Wie overwint, zal van de tweede dood geen schade lijden.
28. Machtig God, sterke Rots, U alleen bent waardig. Aard' en hemel prijzen U, glorie voor uw Naam. Lam van God, hoogste Heer, heilig en rechtvaardig, stralend Licht, Morgenster, niemand is als U. Prijst de Vader, prijst de Zoon, prijst de Geest die in ons woont. Prijst de Koning der heerlijkheid, prijst Hem tot in eeuwigheid.
30. P 57 – 2Ik roep tot God, de heerser van 't heelal,
31. 2 Ik roep tot God, de heerser van 't heelal, de Here, die 't voor mij voleinden zal; Hij zal zijn redding zenden, mij bevrijden van allen die bedacht zijn op mijn val. Zijn waarheid en zijn trouw staan mij terzijde.
33. G 358 – 2Gij hebt mij, Heer, geroepen aan uw dis,
34. 2 Gij hebt mij, Heer, geroepen aan uw dis, het heilig feest van uw gedachtenis; schenk mij uw Geest, opdat ik U ontmoet in 't teken van uw lichaam en uw bloed.
36. 3 Gij, die voor armen rijkdom hebt bereid, voor onrechtvaardigen gerechtigheid, zie, hoe naar U zich mijn verlangen wendt en leid mij zelf, Heer, tot uw sacrament.
37. 4 Wie geeft het brood, dat hongerigen voedt, waar is de bron waaruit ik drinken moet? Gij, Heer, alleen kunt mijn genezing zijn; voed mij en drenk mij met uw brood en wijn.
39. 5 Nu ik mijn hand strek naar 't gebroken brood en neem de beker, die Gij zelf mij boodt, hoe komt Gij met uw goedheid mij nabij; berg me in uw liefde, Heer, en zegen mij.
42. 3 Hij is goedgunstig in gerechtigheid, Hij wil zich altijd over ons ontfermen. Zijn kracht kwam mij, eenvoudige, beschermen. Rust nu, mijn ziel, de HEER heeft u bevrijd.
44. 6 U wil ik danken, grote Levensvorst; Gij hebt gestild mijn honger en mijn dorst. Uw kracht, uw leven daalde in mij neer; in uw gemeenschap wil ik blijven, Heer.
46. G 312 – 1, 2, 3Behoed uw kerk, zet uit, o God, haar palen,
47. 1 Behoed uw kerk, zet uit, o God, haar palen, zij kenn' eerlang geen grenzen meer! Dat elk in naam van onze Heer de knieen voor U buig', en alle talen uw lof herhalen.
48. 2 Door Hem gekocht, door Hem verlost zijn we allen als kindren van één groot gezin. Ontgloei' heel de aard in broedermin! Moog' elke muur, die nog haar duizendtallen vaneen scheidt, vallen!
49. 3 Blijf door uw trouw ons zwak geloof beschamen, ontfermend Vader, de aard' word' één in uwe Zoon, door Hem alleen! Breng in uw huis eens al uw kindren samen voor eeuwig! Amen!