6. Intochtslied P 75 – 1, 4 U alleen, U loven wij,U loven wij, onze Heer,
7. 1U alleen, U loven wij,U loven wij, onze Heer,want uw naam zo rijk van eeris tot onze vreugd nabij.Men vertelt in heel het landal de wondren van uw hand.
8. 4Of gij oost- of westwaarts ziet,om hulp zoekt in de woestijn,alle grootheid is slechts schijn:God is Rechter die gebiedt.Hij verhoogt en Hij slaat neernaar zijn recht, Hij is de Heer.
10. Gez 187 – 1 Daar gaat een lam en draagt de schuld
11. Daar gaat een lam en draagt de schuldder wereld met zich mede;het boet in eindeloos geduldvoor al wat wij misdeden.Daar gaat het en het wordt zo moe,stil gaat het naar de slachtbank toe,
12. 't vindt nergens meer een weide.Smaad neemt het op zich, hoon en spot,wonden en doodsangst zijn zijn loten zegt: dit wil ik lijden.
14. Ik zal daarvoor mijn leven langU danken, dit gedenken:de liefde, die 'k van U ontvang,U, Jezus, wederschenken.Gij zijt het licht, Heer, van mijn hart;wanneer het in de dood verstart,
15. dan zijt Gij nog mijn leven.Niets heb ik van mijzelve meer,zie, alles wat ik ben, o Heer,zij in uw hand gegeven.
17. Gij die alles hebt gedragen,al de haat en al de hoon,die beschimpt wordt en geslagen,Gij rechtvaardig, Gij Gods Zoon,als de minste mens gebonden,aangeklaagd om onze zonde.Duizend, duizendmaal, o Heer,zij U daarvoor dank en eer.
20. 1 'k Heb Jezus nodig, heel mijn leven. 'k Heb Jezus nodig, dag aan dag, in m'n handel, in m'n wandel, in m'n slapen en ontwaken, 'k heb Hem nodig, dag aan dag
21. 2 'k Wil Jezus volgen, heel mijn leven, 'k Wil Jezus volgen, dag aan dag in m'n handel, in m'n wandel, in m'n slapen en ontwaken, 'k wil Hem volgen, dag aan dag.
24. 1 Na dit gezegd te hebben, ging Jezus met zijn discipelen naar de overzijde van de beek Kidron, waar een hof was, die Hij met zijn discipelen binnenging. 2 En ook Judas, zijn verrader, wist die plaats, omdat Jezus daar dikwijls was samengekomen met zijn discipelen.
25. 3 Judas dan kwam daar, die een afdeling soldaten tot zijn beschikking had gekregen en dienaars van de overpriesters en de Farizeeën, voorzien van lantaarns, fakkels en wapenen. 4 Jezus dan, alles wetende, wat over Hem komen zou, kwam naar voren en zeide tot hen: Wie zoekt gij? 5 Zij antwoordden Hem: Jezus de Nazoreeër.
26. Hij zeide tot hen: Ik ben het. En ook Judas, zijn verrader, stond bij hen. 6 Toen Hij dan tot hen zeide: Ik ben het, deinsden zij terug en vielen ter aarde. 7 Wederom dan stelde Hij hun de vraag: Wie zoekt gij? En zij zeiden: Jezus, de Nazoreeër. 8 Jezus antwoordde: Ik zeide u, dat Ik het ben. Indien gij dan Mij zoekt, laat dezen heengaan;
27. 9 opdat het woord vervuld werd, dat Hij gesproken had: Wie Gij Mij gegeven hebt, uit hen heb Ik niemand laten verloren gaan. 10 Simon Petrus dan, die een zwaard had, trok het, en hij trof de slaaf van de hogepriester en sloeg hem het rechteroor af; de naam nu van de slaaf was Malchus.
28. 11 Jezus dan zeide tot Petrus: Steek het zwaard in de schede; de beker, die de Vader Mij gegeven heeft, zou Ik die niet drinken?
29. ELB 65 – 1, 3, 4 't Is middernacht en in de hof
30. 1't Is middernacht en in de hofbuigt, tot de dood bedroefd, in 't stofde Levensvorst, in zijn gebeendoorworstelt Hij zijn strijd alleen.
31. 3't Is middernacht, maar Jezus waakt,en 't zielelijden, dat Hij smaakt,bant uit zijn hart de bede niet:Mijn Vader, dat uw wil geschied'.
32. 4't Is middernacht, en 't Vaderhartsterkt en verstaat de Man van smart,die 't enig lijden, dat Hij torst,ten eind doorstrijdt als Levensvorst.
35. Wij knielen voor uw zetel neer,wij, Heer, en al uw leden,en eren U als onze Heermet liedren en gebeden.Dat alle macht, hoe hoog, hoe groot,voor U, o Godsgetuige,o Eerstgeboren' uit de doodzich diep eerbiedig buige!
36. U, die als Heer der heerlijkheidverreest tot heil der volken,verwachten wij in majesteiteens weder op de wolken.Hij komt, elks oog zal Hem dan zien,ook die Hem heeft doorsteken!Elk zal Hem juichend hulde biênof om ontferming smeken.
37. Hoe ras of traag de tijd verdwijnt,die dag zal zeker komen.Het licht, dat aan de kim verschijnt,wordt reeds van ver vernomen.Ja, halleluja, ja Hij komt!Juicht, mensen, englen, samen.Juicht met een vreugd, die 't al verstomt,juicht allen! Amen, amen!
41. 1Geprezen zij de Heer die eeuwig leeft,die vol ontferming ieder troosten alle schuld vergeeft,die al het aards gebeuren vast in handen heeft.
42. Refrein:Hem zij de glorie, want Hij die overwonzal nooit verlaten wat zijn hand begon.Halleluja, geprezen zij het Lam,dat de schuld der wereld op zich nam.
43. 2Verdreven is de schaduw van de nacht,en wie Hem wil aanvaarden wordteens veilig thuisgebracht.Voor hem geldt ook dit wonder: alles is volbracht.
44. Refrein:Hem zij de glorie, want Hij die overwonzal nooit verlaten wat zijn hand begon.Halleluja, geprezen zij het Lam,dat de schuld der wereld op zich nam.
45. 3Hij doet ons dankbaar schouwen in het licht,dat uitstraalt van het kruis, dat eensvoor ons werd opgericht;en voor ons oog verrijst een heerlijk vergezicht.
46. Refrein:Hem zij de glorie, want Hij die overwonzal nooit verlaten wat zijn hand begon.Halleluja, geprezen zij het Lam,dat de schuld der wereld op zich nam.