2. Wij gaan op weg met brandend hart Lied voor de dienst: Opwekking 404
3. Wij gaan op weg met brandend hart, met een gebed bij elke stap. Het lied van hoop klinkt door de landen, zingend van de nieuwe dag.
4. Tweeduizend jaar - en dag en nacht brandt deze vlam, verlicht ons land. Mensen wachten, harten smachten naar een liefde die verwarmt.
5. Laat de vlam weer branden, als een helder baken; als heraut van 't morgenuur. Laat het lied weer sprank'len, laat de liefde branden, als een vuur, als een vuur.
6. De liefde roept, de waarheid spreekt; dat is de kracht waarmee wij gaan, om hen die vallen, hen die wank'len op te vangen in uw naam.
7. Laat de vlam weer branden, als een helder baken; als heraut van 't morgenuur. Laat het lied weer sprank'len, laat de liefde branden, als een vuur, als een vuur, als een vuur.
30. 11 Vervolgens zei hij: ‘Iemand had twee zonen. 12 De jongste van hen zei tegen zijn vader: “Vader, geef mij het deel van uw bezit waarop ik recht heb.” De vader verdeelde zijn vermogen onder hen.
31. 13 Na enkele dagen verzilverde de jongste zoon zijn bezit en reisde af naar een ver land, waar hij een losbandig leven leidde en zijn vermogen verkwistte. 14 Toen hij alles had uitgegeven, werd dat land getroffen door een zware hongersnood, en begon hij gebrek te lijden.
32. 15 Hij vroeg om werk bij een van de inwoners van dat land, die hem op het veld zijn varkens liet hoeden. 16 Hij had graag zijn maag willen vullen met de peulen die de varkens te eten kregen, maar niemand gaf ze hem.
33. 17 Toen kwam hij tot zichzelf en dacht: De dagloners van mijn vader hebben eten in overvloed, en ik kom hier om van de honger. 18 Ik zal naar mijn vader gaan en tegen hem zeggen: “Vader, ik heb gezondigd tegen de hemel en tegen u,
34. 19 ik ben het niet meer waard uw zoon genoemd te worden; behandel mij als een van uw dagloners.” 20 Hij vertrok meteen en ging op weg naar zijn vader. Zijn vader zag hem in de verte al aankomen. Hij kreeg medelijden en rende op zijn zoon af, viel hem om de hals en kuste hem.
35. 21 “Vader,” zei zijn zoon tegen hem, “ik heb gezondigd tegen de hemel en tegen u, ik ben het niet meer waard uw zoon genoemd te worden.” 22 Maar de vader zei tegen zijn knechten: “Haal vlug het mooiste gewaad en trek het hem aan, doe hem een ring aan zijn vinger en geef hem sandalen. 23 Breng het gemeste kalf en slacht het. Laten we eten en feestvieren,
36. 24 want deze zoon van mij was dood en is weer tot leven gekomen, hij was verloren en is teruggevonden.” En ze begonnen feest te vieren. 25 De oudste zoon was op het veld. Toen hij naar huis ging en al dichtbij was, hoorde hij muziek en gedans.
37. 26 Hij riep een van de knechten bij zich en vroeg wat dat te betekenen had. 27 De knecht zei tegen hem: “Uw broer is thuisgekomen, en uw vader heeft het gemeste kalf geslacht omdat hij hem gezond en wel heeft teruggekregen.”
38. 28 Hij werd woedend en wilde niet naar binnen gaan, maar zijn vader kwam naar buiten en trachtte hem te bedaren. 29 Hij zei tegen zijn vader: “Al jarenlang werk ik voor u en nooit ben ik u ongehoorzaam geweest als u mij iets opdroeg, en u hebt mij zelfs nooit een geitenbokje gegeven om met mijn vrienden feest te vieren.
39. 30 Maar nu die zoon van u is thuisgekomen die uw vermogen heeft verkwanseld aan de hoeren, hebt u voor hem het gemeste kalf geslacht.” 31 Zijn vader zei tegen hem: “Mijn jongen, jij bent altijd bij me, en alles wat van mij is, is van jou.
40. 32 Maar we konden toch niet anders dan feestvieren en blij zijn, want je broer was dood en is weer tot leven gekomen. Hij was verloren en is teruggevonden.”’
42. Genade, zo oneindig groot. Dat ik, die 't niet verdien het leven vond, want ik was dood en blind, maar nu kan 'k zien.
43. Genade die mij heeft geleerd te vrezen voor het kwaad. Maar ook - als ik mij tot Hem keer - dat God mij nooit verlaat.
44. Want Jezus droeg mijn zondelast en tranen aan het kruis. Hij houdt mij door genade vast en brengt mij veilig thuis.
45. Als ik daar in zijn heerlijkheid mag stralen als de zon, dan prijs ik Hem in eeuwigheid dat ik genade vond. dan prijs ik Hem in eeuwigheid dat ik genade vond.
47. 1 'k Heb Jezus nodig, heel mijn leven. 'k Heb Jezus nodig, dag aan dag, in m'n handel, in m'n wandel, in m'n slapen en ontwaken, 'k heb Hem nodig, dag aan dag.
48. 2 'k Wil Jezus volgen, heel mijn leven, 'k Wil Jezus volgen, dag aan dag in m'n handel, in m'n wandel, in m'n slapen en ontwaken, 'k wil Hem volgen, dag aan dag.
64. 1 Grote God, wij loven U, Heer, o sterkste aller sterken! Heel de wereld buigt voor U en bewondert uwe werken. Die Gij waart te allen tijd, blijft Gij ook in eeuwigheid.
65. 2 Alles wat U prijzen kan, U, de Eeuwge, Ongeziene, looft uw liefd' en zingt ervan. Alle englen, die U dienen, roepen U nooit lovensmoe: `Heilig, heilig, heilig' toe!
66. 3 Heer, ontferm U over ons, open uwe Vaderarmen, stort uw zegen over ons, neem ons op in uw erbarmen. Eeuwig blijft uw trouw bestaan - laat ons niet verloren gaan.
68. Onze Vader in de hemel, (1) heilig is uw naam. Laat uw koninkrijk spoedig komen. Laat uw wil worden gedaan. In de hemel, zo ook hier op aard'.
69. Onze Vader in de hemel, (2) heilig is uw naam. Laat uw koninkrijk spoedig komen. Laat uw wil worden gedaan. In de hemel, zo ook hier op aard'.
70. Want van U is het koninkrijk, de kracht en de heerlijkheid, tot in eeuwigheid. Want van U is het koninkrijk, de kracht en de heerlijkheid, tot in eeuwigheid.
71. Onze Vader in de hemel, geef ons daaglijks brood. En vergeef ons onze schulden, gelijk ook wij dat doen. Hen vergeven die ons iets schuldig zijn.
72. Want van U is het koninkrijk, de kracht en de heerlijkheid, tot in eeuwigheid. Want van U is het koninkrijk, de kracht en de heerlijkheid, tot in eeuwigheid.
73. En leidt ons niet in verzoeking, maar verlos ons van het kwaad.
74. Want van U is het koninkrijk, de kracht en de heerlijkheid, tot in eeuwigheid. Want van U is het koninkrijk, de kracht en de heerlijkheid, tot in eeuwigheid. Amen. Amen.
77. Over al wat leeft, bent U de hoogste Heer, als de zon opkomt elke morgen weer. Daarom vraag ik U, Heer van zee en land: neem ook mijn leven in uw hand.
78. Regeer in mij met al uw kracht in mijn mooiste droom, in mijn zwartste nacht. Er is één ding dat ik U vraag: o Heer, regeer in mij vandaag.
79. Laat alles wat ik zeg en alles wat ik denk als een spiegel zijn van wie U in mij bent. U bent zoveel meer dan ik verlangen kan: Heer, neem mijn leven in uw hand.
80. Regeer in mij met al uw kracht in mijn mooiste droom, in mijn zwartste nacht. Er is één ding dat ik U vraag: o Heer, regeer in mij vandaag.