Ochtenddienst 2 oktober 2011 09:30
Voorganger: Dhr den Admirant
Organist: MW van der Pol
Thema: Doop, Israël en het binnengaan in het koninkrijk
Luister mee via www.kerknoordwolde.nl
3. 1 Laat de kind'ren tot Mij komen, alle allekind'ren Laat de kind'ren tot Mij komen, niemand mag ze hind'ren. Want de poorten van mijn rijk staan voor kind'ren open, laat ze allen groot en klein bij mij binnen lopen.
4. 2 Laat de mensen tot Mij komen over alle wegen. Laat de mensen tot Mij komen houdt ze toch niet tegen! Want de poorten van mijn rijk gaan ook voor hen open, als ze aan een kind gelijk bij Mij binnen lopen.
5. “Doop, Israël en het binnengaan in het koninkrijk” Voorganger: Dhr. Den Admirant Organist: Mw. Van dr Pol
7. 1 Heilig, heilig, heilig! Heer, God almachtig, vroeg in de morgen word' U ons lied gewijd. Heilig, heilig, heilig! Liefdevol en machtig, Drievuldig God, die één in wezen zijt.
8. 2 Heilig, heilig, heilig! Heiligen aanbidden, werpen aan de glazen zee hun gouden kronen neer. Eeuwig zij U ere, waar Gij troont te midden al uwe englen, onvolprezen Heer.
9. Stil gebed, Votum en groet Ere zij de Vader en de Zoon en de Heilige Geest als in de beginne, nu en immer en van eeuwigheid tot eeuwigheid. Amen
11. 3 Heilig, heilig, heilig! Gij gehuld in duister, geen oog op aarde ziet U zoals Gij zijt. Gij alleen zijt heilig, enig in uw luister, één en al vuur en liefde en majesteit.
12. 4 Heilig, heilig, heilig! Heer, God almachtig hemel, zee en aarde verhoogt uw heerlijkheid. Heilig, heilig, heilig! Liefdevol en machtig, Drievuldig God, die één in wezen zijt.
15. 1 Prijst Hem, prijst Hem, Jezus, de machtige Redder. Roemt zijn liefde, eeuwig en wereldwijd. Kroont Hem, kroont Hem, engelen van zijn glorie. Brengt Hem hulde, sterkte en heerlijkheid. Als een herder draagt Hij ons in zijn armen, waar Hij ons barmhartig zijn liefde geeft.
16. Prijst Hem, prijst Hem, om zijn geweldige grootheid. Prijst Hem, prijst Hem, alles wat adem heeft.
17. 2 Prijst Hem, prijst Hem, Jezus, de machtige Redder. Om ons dwalen droeg Hij een doornenkroon, Onze hoop, van wie wij verlossing verwachten. Kroont Hem, kroont Hem, Jezus de Mensenzoon. Als een offerlam heeft Hij de schuld gedragen. Wat een liefde, dat Hij ons leven geeft.
18. Prijst Hem, prijst Hem, om zijn geweldige grootheid. Prijst Hem, prijst Hem, alles wat adem heeft.
19. 3 Prijst Hem, prijst Hem, Jezus, de machtige Redder. Laat de hemel jubelen tot zijn eer. Jezus, Koning, Hij zal voor eeuwig regeren. Kroont Hem, kroont Hem, Priester, Profeet en Heer. Als Hij wederkomt, schitterend in zijn glorie. Buigt zich voor Hem al wat op aarde leeft.
20. Prijst Hem, prijst Hem, om zijn geweldige grootheid. Prijst Hem, prijst Hem, alles wat adem heeft. Prijst Hem, prijst Hem, om zijn geweldige grootheid. Prijst Hem, prijst Hem, alles wat adem heeft.
21. Jeremia 31:31-34 Belofte van het Nieuwe Verbond: (Vertaling: HSV)
22. 31 Zie, er komen dagen, spreekt de HEERE, dat Ik met het huis van Israël en met het huis van Juda een nieuw verbond zal sluiten, 32 niet zoals het verbond dat Ik met hun vaderen gesloten heb op de dag dat Ik hun hand vastgreep om hen uit het land Egypte te leiden – Mijn verbond, dat zij verbroken hebben, hoewel Ík hen getrouwd had, spreekt de HEERE.
23. 33 Voorzeker, dit is het verbond dat Ik na die dagen met het huis van Israël sluiten zal, spreekt de HEERE: Ik zal Mijn wet in hun binnenste geven en zal die in hun hart schrijven. Ik zal hun tot een God zijn en zíj zullen Mij tot een volk zijn. 34 Dan zullen zij niet meer eenieder zijn naaste en eenieder zijn broeder onderwijzen door te zeggen: Ken de HEERE, want zij zullen Mij allen kennen, vanaf hun kleinste tot hun grootste toe, spreekt de HEERE. Want Ik zal hun ongerechtigheid vergeven en aan hun zonde niet meer denken.
25. 6 In een dichte wolk / sprak Hij tot zijn volk. Wat Hij metterdaad / openbaarde, staat in hun hart gegrift / als zijn heilig schrift. 't Woord, door God gegeven, / is voor hen het leven.
27. 1 Toen sprak God al deze woorden: 2 Ik ben de HEERE, uw God, Die u uit het land Egypte, uit het slavenhuis, geleid heeft. 3 U zult geen andere goden voor Mijn aangezicht hebben.
28. 4 U zult voor uzelf geen beeld maken, geen enkele afbeelding van wat boven in de hemel, of beneden op de aarde of in het water onder de aarde is. 5 U zult zich daarvoor niet neerbuigen, en die niet dienen, want Ik, de HEERE, uw God, ben een na-ijverig God, Die de misdaad van de vaderen vergeldt aan de kinderen, aan het derde en vierde geslacht van hen die Mij haten, 6 maar Die barmhartigheid doet aan duizenden van hen die Mij liefhebben en Mijn geboden in acht nemen.
29. 7 U zult de Naam van de HEERE, uw God, niet ijdel gebruiken, want de HEERE zal niet voor onschuldig houden wie Zijn Naam ijdel gebruikt. 8 Gedenk de sabbatdag, dat u die heiligt. 9 Zes dagen zult u arbeiden en al uw werk doen,
30. 10 maar de zevende dag is de sabbat van de HEERE, uw God. Dan zult u geen enkel werk doen, u, noch uw zoon, noch uw dochter, noch uw slaaf, noch uw slavin, noch uw vee, noch uw vreemdeling die binnen uw poorten is. 11 Want in zes dagen heeft de HEERE de hemel en de aarde gemaakt, de zee, en al wat erin is, en Hij rustte op de zevende dag. Daarom zegende de HEERE de sabbatdag, en heiligde die. 12 Eer uw vader en uw moeder, opdat uw dagen verlengd worden in het land dat de HEERE, uw God, u geeft.
31. 13 U zult niet doodslaan. 14 U zult niet echtbreken . 15 U zult niet stele 16 U zult geen vals getuigenis spreken tegen uw naaste. 17 U zult niet begeren het huis van uw naaste. U zult niet begeren de vrouw van uw naaste, noch zijn slaaf, noch zijn slavin, noch zijn rund, noch zijn ezel, noch iets wat van uw naaste is.
37. 1 Welk een vriend is onze Jezus, die in onze plaats wil staan! Welk een voorrecht, dat ik door Hem altijd vrij tot God mag gaan. Dikwijls derven wij veel vrede, dikwijls drukt ons zonde neer, juist omdat wij 't al niet brengen in 't gebed tot onze Heer.
38. 2 Leidt de weg soms door verzoeking, dat ons hart in 't strijduur beeft, gaan wij dan met al ons strijden, tot Hem, die verlossing geeft. Kan een vriend ooit trouwer wezen, dan Hij, die ons lijden draagt! Jezus biedt ons aan genezing; Hij alleen is 't die ons schraagt.
39. 3 Zijn wij zwak, belast, beladen, en ter neer gedrukt door zorg, dierb're Heiland! Onze Toevlucht! Gij zijt onze Hulp en Borg. Als soms vrienden ons verlaten, gaan wij biddend tot de Heer; in zijn armen zijn wij veilig. Hij verlaat ons nimmermeer.
42. 1 En ik wil niet, broeders, dat u er geen weet van hebt dat onze vaderen allen onder de wolk waren en allen door de zee zijn gegaan, 2 en dat allen in Mozes gedoopt zijn in de wolk en in de zee,
43. 3 en allen hetzelfde geestelijke voedsel gegeten hebben, 4 en allen dezelfde geestelijke drank gedronken hebben. Zij dronken namelijk uit een geestelijke rots, die hen volgde; en die rots was Christu
44. 5 Maar in de meesten van hen heeft God geen welgevallen gehad, want zij zijn neergeveld in de woestijn. 6 En deze dingen zijn gebeurd als voorbeelden voor ons, opdat wij niet zouden verlangen naar kwade dingen, zoals ook zij verlangd hebben.
51. 1 Wat zullen wij dan zeggen? Zullen wij in de zonde blijven, opdat de genade toeneemt? 2 Volstrekt niet! Hoe zullen wij, die aan de zonde gestorven zijn, nog daarin leven? 3 Of weet u niet dat wij allen die in Christus Jezus gedoopt zijn, in Zijn dood gedoopt zijn?
52. 4 Wij zijn dan met Hem begraven door de doop in de dood, opdat evenals Christus uit de doden is opgewekt tot de heerlijkheid van de Vader, zo ook wij in een nieuw leven zouden wandelen. 5 Want als wij met Hem één plant zijn geworden, gelijkgemaakt aan Hem in Zijn dood, dan zullen wij ook aan Hem gelijk zijn in Zijn opstanding.
53. 6 Dit weten wij toch, dat onze oude mens met Hem gekruisigd is, opdat het lichaam van de zonde tenietgedaan zou worden en wij niet meer als slaaf de zonde zouden dienen. 7 Want wie gestorven is, is rechtens vrij van de zonde.
65. 1 Heer, uw licht en uw liefde schijnen, waar U bent zal de nacht verdwijnen. Jezus, licht van de wereld, vernieuw ons. Levend Woord, ja uw waarheid bevrijdt ons. Schijn in mij, schijn door mij.
66. Kom, Jezus kom, vul dit land met uw heerlijkheid. Kom Heil'ge Geest, stort op ons uw vuur. Zend uw rivier, laat uw heil heel de aard' vervullen. Spreek, Heer uw woord dat het licht overwint.
67. 2 Heer, 'k wil komen in uw nabijheid. Uit de schaduwen in uw heerlijkheid. Door het bloed mag ik U toebehoren. Leer mij, toets mij, uw stem wil ik horen. Schijn in mij, schijn door mij.
68. Kom, Jezus kom, vul dit land met uw heerlijkheid. Kom Heil'ge Geest, stort op ons uw vuur. Zend uw rivier, laat uw heil heel de aard' vervullen. Spreek, Heer uw woord dat het licht overwint.
69. 3 Staan wij oog in oog met U Heer, daalt uw stralende licht op ons neer, zichtbaar, tastbaar wordt U in ons leven, U volmaakt wie volkomen zich geven. Schijn in mij, schijn door mij.
70. Kom, Jezus kom, vul dit land met uw heerlijkheid. Kom Heil'ge Geest, stort op ons uw vuur. Zend uw rivier, laat uw heil heel de aard' vervullen. Spreek, Heer uw woord dat het licht overwint.