2024 jan 14 - Hasper - 'We hebben een wonder nodig'
De muur afbreken
1. God heeft de muur
afgebroken, nu wij nog!!
Welkom
Voorganger dhr van Dijk
Organist Joh de Vries
Opname door Radio Centraal
Thema: “De muur afbreken!”
2. Lied voor de dienst
Gezang 434 – 1, 2, 5
Lof zij de Heer,
3. 1
Lof zij de Heer, de
almachtige Koning der ere.
Laat ons naar hartelust
zingen en blij musiceren.
Komt allen saam,
psalmzingt de heilige naam,
looft al wat ademt de Here.
4. 2
Lof zij de Heer, Hij omringt met
zijn liefde uw leven;
heeft u in 't licht als op
adelaarsvleuglen geheven.
Hij die u leidt,
zodat uw hart zich verblijdt,
Hij heeft zijn woord u gegeven.
5. 5
Lof zij de Heer met de
heerlijkste naam van zijn
namen,
christenen looft Hem met
Abrahams kinderen samen.
Hart wees gerust,
Hij is uw licht en uw lust.
Alles wat ademt zegt: Amen.
6. God heeft de muur
afgebroken, nu wij nog!!
Welkom
Voorganger dhr van Dijk
Organist Joh de Vries
Opname door Radio Centraal
Thema: “De muur afbreken!”
8. 1
Halleluja! laat opgetogen
een nieuw gezang den HEER
verhogen.
Laat allen die Gods naam belijden
zich eensgezind verblijden.
Volk van God, loof Hem die u
schiep;
Israël, dank Hem die u riep.
Trek, Sion, in een blijde stoet
uw Koning tegemoet.
9. 4
Gods lof zal in hun lied
weerklinken.
En in hun rechterhand zal blinken
een zwaard dat voor de trots der
volken
Gods wrake zal vertolken.
De tirannen die God weerstaan
zullen zij in de boeien slaan.
Zij juichen, nu het bruut geweld
voorgoed wordt neergeveld.
10. Stil gebed,
Votum en groet
Ere zij de Vader en de Zoon
En de Heilige Geest,
Als in den beginne, nu en
immer,
En van eeuwigheid tot
eeuwigheid.
Amen.
11. Gezang 75 – 2, 14, 15
Gij zijt het brood van God gegeven,
12. 2
Gij zijt het brood van God
gegeven,
de spijze van de eeuwigheid;
Gij zijt genoeg om van te leven
voor iedereen en voor altijd.
Gij voedt ons nog, o hemels
brood,
met leven midden in de dood.
13. 14
Gij zijt tot herder ons gegeven,
wij zijn de schapen die Gij
weidt;
waar Gij ons leidt is 't goed te
leven,
Heer, die ons voorgaat door de
tijd.
Wie bij U blijft en naar U ziet,
verdwaalt in deze wereld niet.
14. 15
O Christus, ons van God
gegeven,
Gij tot in alle eeuwigheid
de weg, de waarheid en het
leven,
Gij zijt de zin van alle tijd.
Vervul van dit geheimenis
uw kerk die in de wereld is.
18. Kijk eens om je heen,
kijk eens om je heen
geef elkaar een hand,
je bent niet alleen.
Want wij moet samen delen,
samen zingen, samen spelen
ook al zijn wij nog maar klein
samen spelen is pas fijn.
19. Kijk eens om je heen
kijk eens om je heen
wij zijn in de wereld
niet alleen.
God kent ieder kind bij name
zeg maar ja, en zeg maar amen
ook al zijn we nog maar klein
God wil onze Vader zijn.
21. 1 Maar eens zullen de kinderen van
Israël talrijk zijn als zandkorrels
aan de zee, die niet te meten en
niet te tellen zijn. En waar tegen
hen gezegd is: ‘Jullie zijn mijn volk
niet meer,’ zullen ze weer kinderen
van de levende God worden
genoemd. 2 Dan zullen de kinderen
van Juda en de kinderen van Israël
weer bijeenkomen en één leider
aanstellen.
22. Op de dag dat God zelf zal zaaien,
op de grote dag van Jizreël, zullen
ze uit de aarde opschieten. 3 Dan
noemen jullie je broeders weer
Ammi
en je zusters weer Ruchama.
23. Israëls ontrouw beantwoord
met liefde
4 Klaag jullie moeder aan!
Klaag haar aan! Want zij is mijn
vrouw niet meer en ik ben haar
man niet meer. Laat ze die
hoerige opschik wegdoen van
haar gezicht, de tekens van
overspel tussen haar borsten
weghalen.
24. 5 Anders zal ik haar uitkleden,
haar zo naakt laten staan als
toen ze geboren werd; anders
maak ik haar onvruchtbaar als
een woestijn, als een land van
grote droogte, en laat ik haar
omkomen van dorst. 6 Ook
ontferm ik me niet over haar
kinderen, want ze zijn geboren
uit overspel.
25. 7 Overspelig was immers hun
moeder; de vrouw die hen
gedragen heeft leefde in schande.
Ze zei: ‘Ik ga achter mijn minnaars
aan, want zij zorgen voor mijn eten
en drinken, voor wol en vlas,
olijfolie en wijn.’
8 Daarom zal ik haar met een
doornhaag de weg versperren,
26. met een muur zal ik haar insluiten,
zodat ze niet meer op pad kan
gaan. 9 Als ze dan achter haar
minnaars aan wil gaan kan ze hen
niet bereiken; ze zoekt maar kan
hen niet vinden. Dan zal ze zeggen:
‘Ik ga terug naar mijn eigen man,
want toen had ik het beter dan nu.’
27. met een muur zal ik haar insluiten,
zodat ze niet meer op pad kan
gaan. 9 Als ze dan achter haar
minnaars aan wil gaan kan ze hen
niet bereiken; ze zoekt maar kan
hen niet vinden. Dan zal ze zeggen:
‘Ik ga terug naar mijn eigen man,
want toen had ik het beter dan nu.’
28. 12 Ik zal haar de kleren van het lijf
rukken in het bijzijn van haar
minnaars, en niemand die haar uit
mijn greep kan redden. 13 Aan alle
dagen dat zij feestviert, haar
hoogtijdagen, nieuwemaan en
sabbat, aan al haar feestvreugde
zal ik een einde maken. 14 Ik
verwoest haar wijnstok en haar
vijgenboom, waarvan zij zei: ‘Het
zijn geschenken die mijn minnaars
me hebben gegeven.’
29. Ik laat ze verwilderen en geef ze
prijs aan de dieren. 15 Ik zal
haar straffen voor de feesten
die ze aan de Baäls wijdde en
waarop ze hun offers bracht;
uitgedost met ringen en
halssieraden liep ze achter haar
minnaars aan. Maar mij vergat
ze – spreekt de HEER.
30. 16 Daarom zal ik haar meelokken
naar de woestijn en dan tot haar
hart spreken. 17 Daar zal ik haar
wijngaarden aan haar teruggeven,
het Achordal maak ik tot een poort
van hoop. En zij zal mijn liefde
beantwoorden als in de tijd van
haar jeugd, als op de dag dat ze
wegtrok uit Egypte. 18 Dan, op die
dag – spreekt de HEER –, zul je
zeggen:
31. ‘Jij bent mijn man,’ en daarbij is
geen wanklank meer te horen.
19 De namen van de Baäls zul
je niet meer in de mond nemen,
ze zullen niet langer worden
gehoord. 20 Op die dag sluit ik
voor mijn kinderen een verbond
met de dieren van het veld en
met alles wat vliegt en kruipt.
32. Ik maak een einde aan het geweld
van boog en zwaard in hun land,
zodat ze in rust en vrede kunnen
leven. 21 Ik zal je voorgoed tot mijn
vrouw maken, ik zal je hecht aan
mij verbinden, door liefde en
ontferming. 22 Mijn vrouw zul je
zijn, want ik beloof je trouw, en jij
zult de HEER toegewijd zijn.
33. 23 Op die dag – spreekt de HEER –
zal ik antwoord geven.
Dan antwoord ik de hemel
en de hemel antwoordt de aarde,
24 en de aarde geeft antwoord aan
koren, olijfboom en wijnstok,
en zij antwoorden Jizreël,
34. 25 want het land zaai ik in met mijn
volk.
Over Lo-Ruchama zal ik mij
ontfermen,
Lo-Ammi noem ik weer mijn volk,
en dan antwoordt hij: ‘Mijn God.’
35. Eén in Christus
1 U was dood door de misstappen
en zonden 2 waarmee u de weg
ging van de god van deze wereld,
de heerser over de machten in de
lucht, de geest die nu werkzaam is
in hen die God ongehoorzaam zijn.
36. 3 Net als zij lieten ook wij allen ons
eens beheersen door onze
wereldse begeerten, wij volgden
alle zelfzuchtige verlangens en
gedachten die in ons opkwamen en
stonden van nature bloot aan Gods
toorn, net als ieder ander. 4 Maar
omdat God zo barmhartig is, omdat
de liefde die hij voor ons heeft
opgevat zo groot is,
37. 5 heeft hij ons, die dood waren
door onze zonden, samen met
Christus levend gemaakt. Ook u
bent nu door zijn genade gered.
6 Hij heeft ons samen met hem uit
de dood opgewekt en ons een
plaats gegeven in de hemelsferen,
in Christus Jezus. 7 Zo zal hij, in de
eeuwen die komen, laten zien hoe
overweldigend rijk zijn genade is,
hoe goed hij voor ons is door
Christus Jezus.
38. 8 Door zijn genade bent u nu
immers gered, dankzij uw geloof.
Maar dat dankt u niet aan uzelf; het
is een geschenk van God 9 en geen
gevolg van uw daden, dus niemand
kan zich erop laten voorstaan.
10 Want hij heeft ons gemaakt tot
wat wij nu zijn: in Christus Jezus
geschapen om de weg te gaan van
de goede daden die God heeft
voorbereid.
39. 11 Bedenk daarom dat u – u die
eigenlijk door uw afkomst heidenen
bent en onbesnedenen genoemd
wordt door hen die door
mensenhanden besneden zijn –
12 bedenk dat u destijds niet
verbonden was met Christus, geen
deel had aan het burgerschap van
Israël en niet betrokken was bij de
verbondssluitingen en de beloften
die daarbij hoorden.
40. U leefde in een wereld zonder hoop
en zonder God. 13 Maar nu bent u,
die eens ver weg was, in Christus
Jezus dichtbij gekomen, door zijn
bloed. 14 Want hij is onze vrede, hij
die met zijn dood de twee werelden
één heeft gemaakt, de muur van
vijandschap ertussen heeft
afgebroken
41. 15 en de wet met zijn geboden en
voorschriften buiten werking heeft
gesteld, om uit die twee in zichzelf
één nieuwe mens te scheppen. Zo
bracht hij vrede 16 en verzoende hij
door het kruis beide in één lichaam
met God, door in zijn lichaam de
vijandschap te doden. 17 Vrede
kwam hij verkondigen aan u die ver
weg was en vrede aan hen die
dichtbij waren:
42. 18 dankzij hem hebben wij allen
door één Geest toegang tot de
Vader.
19 Zo bent u dus geen
vreemdelingen of gasten meer,
maar burgers, net als de heiligen,
en huisgenoten van God,
20 gebouwd op het fundament van
de apostelen en profeten, met
Christus Jezus zelf als de
hoeksteen.
43. 21 Vanuit hem groeit het hele
gebouw, steen voor steen, uit tot
een tempel die gewijd is aan hem,
de Heer, 22 in wie ook u samen
opgebouwd wordt tot een plaats
waar God woont door zijn Geest.
45. 1
Here Jezus, om uw woord
zijn wij hier bijeengekomen.
Laat in 't hart dat naar U hoort
uw genade binnenstromen.
Heilig ons, dat wij U geven
hart en ziel en heel ons leven.
46. 2
Ons gevoel en ons verstand
zijn, o Heer, zo zonder
klaarheid,
als uw Geest de nacht niet bant,
ons niet stelt in 't licht der
waarheid.
't Goede denken, doen en
dichten
moet Gij zelf in ons verrichten.
47. 3
O Gij glans der heerlijkheid,
licht uit licht, uit God geboren,
maak ons voor uw heil bereid,
open hart en mond en oren,
dat ons bidden en ons zingen
tot de hemel door mag dringen.
58. 1
Heer, wat een voorrecht om in
liefde te gaan,
schouder aan schouder in uw
wijngaard te staan;
samen te dienen, te zien wie U
bent,
want uw woord maakt uw
wegen bekend.
59. Samen op weg gaan, dat is ons
gebed,
als een volk dat juist daarvoor
door U apart is gezet.
Vol van uw liefde, genade en
kracht,
als een lamp die nog schijnt in
de nacht.
60. 2
Samen te strijden in woord en
in werk.
Een zijn in U,
dat alleen maakt ons sterk,
delen in vreugde, in zorgen, in
pijn,
als uw kerk, die waarachtig wil
zijn.
61. Samen op weg gaan, dat is ons
gebed,
als een volk dat juist daarvoor
door U apart is gezet.
Vol van uw liefde, genade en
kracht,
als een lamp die nog schijnt in
de nacht.