17. Heer, U doorgrondt en kent mij;mijn zitten en mijn staanen U kent mijn gedachten,mijn liggen en mijn gaan.De woorden van mijn mond, o Heer, die zijn voor U bekenden waar ik ook naar toe zou gaan,ik weet dat U daar bent.
18. Heer, U bent altijd bij mij,U legt uw handen op mijen U bent voor mijen naast mij en om mij heen.Heer, U bent altijd bij mij,U legt uw handen op mijen U bent voor mijen naast mij en om mij heen,elke dag.
19. Heer, U doorgrondt en kent mij,want in de moederschootben ik door U geweven;U bent oneindig groot.Ik dank U voor dit wonder, Heer,dat U mijn leven kenten wat er ook gebeuren zal,dat U steeds bij mij bent.
26. Lezing : Romeinen 13 vers 8 t/m 14 Geboden 8 Zijt niemand iets schuldig dan elkander lief te hebben; want wie de ander liefheeft, heeft de wet vervuld. 9 Want de geboden: gij zult niet echtbreken, gij zult niet doodslaan, gij zult niet stelen,
27. gij zult niet begeren en welk ander gebod er ook zij, worden samengevat in dit woord: gij zult uw naaste liefhebben als uzelf. 10 De liefde doet de naaste geen kwaad; daarom is de liefde de vervulling der wet.
28. 11 Gij verstaat immers de tijd wel, dat het thans voor u de ure is om uit de slaap te ontwaken. Want het heil is ons nu meer nabij, dan toen wij tot het geloof kwamen. 12 De nacht is ver gevorderd, de dag is nabij. Laten wij dan de werken der duisternis afleggen en aandoen de wapenen des lichts!
29. 13 Laten wij, als bij lichte dag, eerbaar wandelen, niet in brasserijen en drinkgelagen, niet in wellust en losbandigheid, niet in twist en nijd! 14 Maar doet de Here Jezus Christus aan en wijdt geen zorg aan het vlees, zodat begeerten worden opgewekt.
30. Joh de Heer 626 vers 1, 2 en 4 God is hier 1.God is hier, Hij wil ons zeeg’nen / met des Heil’geGeestes kracht.Zie, de wolk hangt zwaar reeds neder,/straks daalt regen op wie wacht.
31. Refrein: Wil nu komen, Heer, wij smeken ‘t,/ zend een stroom van zegen neer; zie ons wachten, zie ons wachten, / zend nieuw leven, dierb’re Heer!
32. God is hier, hier in ons middenWij aanbidden Zijne NaamO dat Zijn genaverkwikkeU en mij en allen saam
33. Refrein: Wil nu komen, Heer, wij smeken ‘t,/ zend een stroom van zegen neer; zie ons wachten, zie ons wachten, / zend nieuw leven, dierb’re Heer!
34. 4.Heiland, wil genadig horen, /in vertrouwen smeken w’U: open ons de hemelvenst’ren, / zend een rijke zegen nu.
35. Refrein: Wil nu komen, Heer, wij smeken ‘t,/ zend een stroom van zegen neer; zie ons wachten, zie ons wachten, / zend nieuw leven, dierb’re Heer!
36. Lezen Psalm 73 Het raadsel van de voorspoed der goddelozen 1 Een psalm van Asaf. Waarlijk, God is goed voor Israël, voor hen die rein van hart zijn. 2 Maar mij aangaande, bijkans waren mijn voeten afgeweken, bijna waren mijn schreden uitgegleden.
37. 3 Want ik was afgunstig op de hoogmoedigen, toen ik de voorspoed der goddelozen zag. 4 Want moeiten hebben zij niet, gaaf en welgedaan is hun lichaam; 5 in de kwelling der stervelingen delen zij niet,
38. en met andere mensen worden zij niet geplaagd. 6 Daarom is de trots hun een halssieraad, het geweld omhult hen als een kleed; 7 hun ogen puilen uit van vet, de inbeeldingen van hun hart lopen over;
39. 8 zij spotten, en boosaardig spreken zij van verdrukking, zij spreken uit de hoogte; 9 ze zetten een mond op tegen de hemel, en hun tong roert zich op de aarde.
40. 10 Daarom wendt zijn volk zich hierheen, en als water in overvloed wordt het door hen geslorpt; 11 zij zeggen: Hoe zou God het weten; zou er ook wetenschap zijn bij de Allerhoogste?
41. 12 Zie, zo zijn de goddelozen, altijd onbezorgd vermeerderen zij het bezit. 13 Maar tevergeefs heb ik mijn hart rein gehouden, mijn handen in onschuld gewassen.
42. 14 De ganse dag word ik geplaagd, mijn bestraffing is er elke morgen. 15 Indien ik gezegd had: Ik zal aldus spreken, zie, dan ware ik afvallig geweest van het geslacht uwer kinderen.
43. 16 Ik tobde erover om dit te begrijpen, een kwelling was het in mijn ogen, 17 totdat ik in Gods heiligdommen inging, en op hun einde lette. 18 Waarlijk, Gij stelt hen op glibberige plaatsen, Gij doet hen instorten tot puin.
44. 19 Hoe worden zij in een oogwenk tot een voorwerp van ontzetting, zijn zij verdwenen, vergaan door verschrikkingen; 20 gelijk een droom na het ontwaken, o Here, versmaadt Gij, als Gij opwaakt, hun beeld.
45. 21 Toen mijn hart verbitterd was, en ik in mijn nieren geprikkeld werd, 22 toen was ik een grote dwaas en zonder verstand, ik was een redeloos dier bij U. 23 Nochtans zal ik bestendig bij U zijn, Gij hebt mijn rechterhand gevat;
46. 24 Gij zult mij leiden door uw raad, en daarna mij in heerlijkheid opnemen. 25 Wie heb ik (nevens U) in de hemel? Nevens U begeer ik niets op aarde;
47. 26 al zou mijn vlees en mijn hart bezwijken, mijns harten rots en mijn erfdeel is God voor eeuwig. 27 Want zie, wie verre van U zijn, gaan te gronde, Gij verdelgt al wie overspelig U verlaat,
48. 28 maar mij aangaande, het is mij goed nabij God te zijn, de HereHERE heb ik tot mijn toevlucht gesteld, en ik wil al uw werken vertellen.
49. Ps. 73 : 1Ja, God is goed voor Israël,is waarlijk goed, ik weet het wel,voor 't zuiver hart dat leeft in vrede.Maar ik was bijna uitgegleden.
50. Mijn afgunst groeide met de dag,daar ik der bozen voorspoed zag,hoe moeiteloos hun leven is,zo zonder kwelling en gemis.
51. Ps. 73 : 6Toen 'k dat in wanhoop overwoog,toen werd het donker voor mijn oog,ik tastte rond als in den blindeom van uw recht het spoor te vinden.
52. Totdat ik in de tempel ging,uw heilge stilte mij omving,toen heb ik pas het lot verstaanvan wie hun weg ten einde gaan.
54. Gez. 470 : 1Wat vlied' of bezwijk', getrouw is mijn God,Hij blijft aan mijn zij in 't wisselend lot;moog 't hart soms ook beven in 't heetst van de strijd,zijn liefd' en ontferming vertroosten altijd.
55. Gez. 470 : 4Ik roem in mijn God, ik juich in zijn trouw,de rots mijner ziel, waar 'k eeuwig op bouw.Ik zal Hem nog prijzen in 't uur van mijn dood,dan rijst nog mijn loflied: `zijn goedheid is groot!'
59. Geest van hierboven, leer ons geloven,hopen, liefhebben door uw kracht!Hemelse Vrede, deel U nu medeaan een wereld die U verwacht!Wij mogen zingen van grote dingen,als wij ontvangen al ons verlangen,met Christus opgestaan. Halleluja!
60. Eeuwigheidsleven zal Hij ons geven,als wij herboren Hem toebehoren,die ons is voorgegaan. Halleluja!Wat kan ons schaden,wat van U scheiden,Liefde die ons hebt liefgehad?Niets is ten kwade, wat wij ook lijden,
61. Gij houdt ons bij de hand gevat.Gij hebt de zege voor ons verkregen,Gij zult op aarde de macht aanvaardenen onze Koning zijn. Halleluja!Gij, onze Here, doet triomferendie naar U heten en in U weten,dat wij Gods zonen zijn.
64. 'k Heb geloofd en daarom zing ik,daarom zing ik van gena.Van ontferming en verlossing,door het bloed van Golgotha.Daarom zing ik U, die stervendalles, alles hebt volbracht.Lam Gods, dat de zonden wegneemt,Lam van God, voor ons geslacht.