3. 1 Daar ruist langs de wolken een heerlijke Naam,die hemel en aarde verenigt te zaam.Geen naam is er zoeter en beter voor 't hartHij balsemt de wonden en heelt alle smart.Kent gij, kent gij, die Naam nog niet?Die Naam draagt mijn Heiland,mijn lust en mijn lied!
4. 2 Die Naam is naar waarheid mijn Jezus ook waard,want Hij kwam om zalig te maken op aard;zo lief had Hij zondaars, dat Hij voor hen stierf,genade bij God door zijn zoenbloed verwierf.Kent gij, kent gij die Jezus niet,die, om ons te redden, de hemel verliet?
5. 3 Eens buigt zich ook alles voor Jezus in 't stof,en d'engelen zingen voortdurend zijn lof.O mochten w'om Jezus verheerlijkt eens staan,dan hieven wij juichend de jubeltoon aan:Jezus, Jezus, uw Naam zij d'eer,want Gij zijt der mensen en engelen Heer!
7. P 84 – 1, 6 Hoe lieflijk, hoe goed is mij, HEER,
8. 1Hoe lieflijk, hoe goed is mij, HEER,het huis waar Gij uw naam en eerhebt laten wonen bij de mensen.Hoe brand ik van verlangen omte komen in uw heiligdom.Wat zou mijn hart nog liever wensendan dat het juichend U ontmoetdie leven zijt en leven doet.
9. 6Want God onze Heer die ons mildbestraalt als zon, beschermt als schild,zal in genade ons verhogen.Zijn hand onthoudt het goede nietaan wie oprecht Hem hulde biedten eerlijk wandelt voor zijn ogenHEER, die het al in handen houdt,welzalig die op U vertrouwt.
10. Stil gebed Votum en groetEre zij de Vader en de ZoonEn de Heilige Geest,Als in den beginne, nu en immer,En van eeuwigheid tot eeuwigheid.Amen.
12. 2 Nochtans, op U, o God die heilig zijten troont op lofgezangen, U gewijddoor Israël dat Gij hebt uitgeleid,steunt ons vertrouwen,immers, de vaadren bleven op U bouwen,dat Gij hen naamt in heilige bescherming:Gij hebt, als zij U riepen om ontferming,hen niet beschaamd.
14. 9 Gij hebt verhoord! O God, mijn Heer, ik zalU loven voor mijn broeders overalen in de kring van uw verkoren taluw naam verkonden:"O broeders, die den HERE hebt gevonden,laat Hem uw spel, o zaad van Jakob, prijzen,en wil Hem vol ontzag uw eer bewijzen,o Israël!"
16. 11 Van U komt, HEER, het loflied dat ik zing:laat mij vergelden al wat ik ontving.Laat mij U loven in de grote kringvan die U vrezen!Gij needrig volk, gij zult gezeten wezenaan een festijn! Die God zoekt, moet Hem prijzen!O, haal uw hart op aan zijn gunstbewijzen,die eeuwig zijn.
24. 1 Hierna gebeurde het, dat God Abraham op de proef stelde. Hij zeide tot hem: Abraham, en deze zeide: Hier ben ik. 2 En Hij zeide: Neem toch uw zoon, uw enige, die gij liefhebt, Isaak, en ga naar het land Moria, en offer hem daar tot een brandoffer op een der bergen, die Ik u noemen zal.
25. 3 Toen stond Abraham des morgens vroeg op, zadelde zijn ezel, en nam twee van zijn knechten met zich, benevens zijn zoon Isaak; hij kloofde hout voor het brandoffer, begaf zich op weg en ging naar de plaats, die God hem genoemd had.
26. 9 Toen zij aan de plaats die God hem genoemd had, gekomen waren, bouwde Abraham daar een altaar, schikte het hout, bond zijn zoon Isaak en legde hem op het altaar boven op het hout. 10 Daarop strekte Abraham zijn hand uit en nam het mes om zijn zoon te slachten. 11 Maar de Engel des HEREN riep tot hem van de hemel en zeide:
27. Abraham, Abraham! En hij zeide: Hier ben ik. 12 En Hij zeide: Strek uw hand niet uit naar de jongen en doe hem niets, want nu weet Ik, dat gij godvrezend zijt, en uw zoon, uw enige, Mij niet hebt onthouden. 13 Toen sloeg Abraham zijn ogen op en daar zag hij een ram achter zich, met zijn horens verward in het struikgewas.
28. En Abraham ging en nam de ram en offerde hem ten brandoffer in plaats van zijn zoon. 14 En Abraham noemde die plaats: De HERE zal erin voorzien; waarom nog heden gezegd wordt: Op de berg des HEREN zal erin voorzien worden. 15 Toen riep de Engel des HEREN ten tweeden male van de hemel tot Abraham en zeide:
29. 16 Ik zweer bij Mijzelf, luidt het woord des HEREN: omdat gij dit gedaan hebt, en uw zoon, uw enige, Mij niet onthouden hebt, 17 zal Ik u rijkelijk zegenen, en uw nageslacht zeer talrijk maken, als de sterren des hemels en als het zand aan de oever der zee, en uw nageslacht zal de poort zijner vijanden in bezit nemen.
30. 18 En met uw nageslacht zullen alle volken der aarde gezegend worden, omdat gij naar mijn stem gehoord hebt.
32. Als een hert, dat verlangt naar water,zo verlangt mijn ziel naar U.U alleen kunt mijn hart vervullen;mijn aanbidding is voor U.U alleen bent mijn kracht, mijn schild.Aan U alleen geef ik mij geheel.U alleen kunt mijn hart vervullen,mijn aanbidding is voor U.
34. 32 Een ieder dan, die Mij belijden zal voor de mensen, hem zal ook Ik belijden voor mijn Vader, die in de hemelen is; 33 maar al wie Mij verloochenen zal voor de mensen, die zal ook Ik verloochenen voor mijn Vader, die in de hemelen is. 34 Meent niet, dat Ik gekomen ben om vrede te brengen op de aarde;
35. Ik ben niet gekomen om vrede te brengen, maar het zwaard. 35 Want Ik ben gekomen om tweedracht te brengen tussen een man en zijn vader en tussen een dochter en haar moeder en tussen een schoondochter en haar schoonmoeder; 36 en iemands huisgenoten zullen zijn vijanden zijn.
36. 37 Wie vader of moeder liefheeft boven Mij, is Mij niet waardig; en wie zoon of dochter liefheeft boven Mij, is Mij niet waardig; 38 en wie zijn kruis niet opneemt en achter Mij gaat, is Mij niet waardig. 39 Wie zijn leven vindt, zal het verliezen, maar wie zijn leven verliest om Mijnentwil, zal het vinden.
38. 1 Blijf bij ons, Jezus, onze Heer;de avond daalt op aarde neer;het helder licht, uw godlijk woord,moog' bij ons schijnen ongestoord.2 Geef ons in deze zware tijdvolharding en standvastigheid,opdat wij woord en sacramentbewaren tot aan 's werelds end.
39. 3 Bewaar uw kerk, zij is benard,want wij zijn boos en traag en hard;geef vrucht en zegen op uw woord,maak dat alom het wordt gehoord.4 Blijf Heer ons met uw woord nabijen maak ons van de vijand vrij,deel aan uw kerk genade mee,geduld en eenheid, moed en vrêe.
40. 5 Het is niet onze zaak, o Heer,'t gaat om uw eeuwig rijk, uw eer.Wil allen trouw terzijde staan,die op uw wegen willen gaan.6 Uw woord maakt onze harten sterk,het is de schutsmuur van uw kerk.Houd ons daarbij, opdat wij Heer,buiten uw woord niets zoeken meer.
43. 1lk bouw op U, mijn Schild en mijn Verlosser.Niet eenzaam ga ik op de vijand aan.Sterk in uw kracht, gerust in uw bescherming.Ik bouw op U en ga in uwen Naam.Sterk in uw kracht, gerust in uw bescherming.Ik bouw op U, en ga in uwen Naam.
44. 2 Gelovend ga ik, eigen zwakheid voelend.En telkens meer moet ik uw kracht verstaan.Toch rijst in mij een lied van overwinning.Ik bouw op U en ga in uwen Naam.Toch rijst in mij een lied van overwinning.Ik bouw op U en ga in uwen Naam.
45. 3Ik bouw op U, mijn schild en mijn Verlosser.Gij voert de strijd, de huld' is U gewijd.In 't laatste uur zal 'k zegevierend ingaanin rust met U die mij hebt voortgeleid.In 't laatste uur zal 'k zegevierend ingaanin rust met U die mij hebt voortgeleid.
49. 2De Heer moet gij vertrouwen,begeert gij de uitkomst goed,op Hem uw hope bouwen,zal slagen wat gij doet.Door geen bekommeringen,geen klagen en geen pijnlaat God zich iets ontwringen:Hij wil gebeden zijn.
50. 8Hoor onze smeekgebeden;Heer, red uit alle nood!Sterk onze wankle schredenen leer ons tot de doodvertrouwen op uw zegenen vaderlijk beleid,dan voeren onze wegennaar 't rijk der heerlijkheid.