1. Cultuur, nieuwe media en publiekseducatie
Het perspectief van de dynamische interactie
Kees van Overveld
december 2011
Cultuur en natuurkunde hebben, op het eerste gezicht,
niet zoveel met elkaar te maken. Toch zijn er wel
degelijk zinvolle verbanden te leggen. Hieronder
verwoord ik rondom welke notie zowel kunst als ook
natuurkunde draaien. Dan beschrijf ik hoe daar, vanuit
de natuurkunde, tegenaan wordt gekeken. En ik leg
uitgebreid uit hoe dat model zou kunnen helpen om
praktisch en toch onderbouwd te kunnen kijken naar
kunstwerken, de waarneming daarvan en de interactie
eromheen.
Naar een theorie over kunst & interactie
Festivals bieden verstrooiing. Bezoekers treden in wisselwerking met elkaar, met
kunstenaars en/of met kunstwerken1, en in die uitwisseling komt interactie tot
stand.
De notie van verstrooiing door interactie ligt ook ten grondslag aan vrijwel de
hele moderne natuurkunde: vanaf de verklaring dat de lucht blauw is, via de
branding aan het strand tot en met de werking van een kerncentrale: bij al die
verschijnselen speelt verstrooiing door interactie een doorslaggevende rol.
Sinds, pakweg, de jaren 1950, wordt verstrooiing in de natuurkunde beschreven
met een schematische notatie, de zogenaamde Feynman diagrammen. Hoewel
Feynman diagrammen behalve een conceptuele ook een belangrijke wiskundige
betekenis hebben, kan al in hun vorm de essentie van een interactieve
uitwisseling gezien worden. In een Feynman diagram lezen we de gang van zaken
af wanneer twee partijen (deeltjes, golven, biljartballen, …) met elkaar in
interactie treden. Een Feynman diagram is een procesweergave.
Wij laten ons door de structuur van Feynman diagrammen inspireren om naar het
bezoek van cultuurfestivals te kijken. Zie figuur 1.
4 5
3c
3b
3a
1
2
Figuur 1
1
Het woord ‘kunstwerk’ wordt hier steeds in de breedste zin opgevat. Ook muziekuitvoeringen,
lezingen en andere performances noemen we ‘kunstwerken’. ‘Bekijken van een kunstwerk’ kan dus
ook betekenen: ‘beluisteren van een concert’ of ‘bijwonen van een lezing’.
1
2. Als we de tijd van beneden naar boven laten lopen, is de eerste fase er een
waarbij de twee partijen (rood (1): de kunstenaar, blauw (2) de festivalbezoeker)
onafhankelijk van elkaar zich op de ontmoeting (het festival) voorbereiden. De
bezoeker heeft nog geen kennis van de kunstwerken; de kunstenaar weet nog
niet wie er komt kijken. Dan volgt de interactie – waarin opeenvolgende stadia
van impact onderscheiden kunnen worden (‘attentie’ - 3a: de bezoeker merkt
voor het eerst een bepaald kunstwerk op; ‘immersie’ – 3b: de bezoeker wordt
aangesproken door het kunstwerk; ’interventie’ – 3c: de bezoeker onderneemt
actie ten gevolge van het kunstwerk – bijvoorbeeld door feedback te geven, door
met anderen erover te communiceren, of door de interactieve mogelijkheden van
het kunstwerk te exploreren). Tenslotte is er de fase waarin de kunstenaar en de
bezoeker weer ieder huns weegs gaan – waarbij de ontmoeting echter wel zijn
sporen nalaat. De bezoeker (5) is verrijkt door het ondergaan van het kunstwerk,
en de kunstenaar (4) heeft reacties van zijn publiek ervaren en verwerkt.
Hiermee is de kous echter niet af. Festivals staan niet op zichzelf. Een kunstenaar
exposeert misschien op een volgend festival, en een bezoeker gaat ook nog weer
eens ergens anders kijken. Ook dit laat zich geschikt schematisch noteren. Zie
figuur 2.
Figuur 2
Feynman diagrammen vormen in de tijd een netwerkstructuur van kunstenaars
en bezoekers die achtereenvolgens reeksen ervaringen in festivals opdoen. Elk
rood of blauw spoor stelt een kunstenaar resp. een bezoeker voor en zijn
geschiedenis van achtereenvolgende festivals.
Het is daarnaast makkelijk om het diagram uit te breiden met interacties (anders
dan festivals) waarbij bezoekers elkaar ontmoeten en informeren, resp. waarin
kunstenaars dit doen. Zie figuur 3.
Figuur 3
2
3. Figuur 3 representeert het totale schema van alle interacties, voor zover ze
bepalend zijn voor, enerzijds, de ontwikkeling van de kunstenaar in interactie met
collega’s en bezoekers, en anderzijds de ontwikkeling van de bezoeker in
interactie met andere bezoekers en kunstenaars.
In de loop van dit proces veranderen zowel bezoeker als kunstenaar. Beiden
ontwikkelen zich: de kunstenaar verruimt of verdiept zijn oeuvre of repertoire; de
bezoeker raakt meer en meer ingevoerd in stijlen en stromingen. Dit laatste
noemen we publiekseducatie: een steeds belangrijker wordende functie van
cultuurfestivals.
Uitdagingen
De huidige situatie kent een paar beperkingen.
1. Festivals worden nog veelal als losstaande evenementen gezien.
Weliswaar zal zich vaak binnen één soort festivals een groep ‘vaste
bezoekers’ kunnen vormen, die trouw op de achtereenvolgende edities
verschijnen, maar er is geen makkelijke manier om festivals te koppelen –
d.w.z., kunstenaars of bezoekers bij verschillendsoortige festivals te
betrekken. Zo blijft de potentiële mogelijkheid van smaakverbreding bij
het publiek onbenut.
2. Bezoekers zijn anoniem. Dat moet ook zo zijn met het oog op hun privacy,
maar het maakt het lastiger om ondersteuning te bieden aan de
individuele cultuurontwikkeling van een bezoeker, zoals die zich als een
‘blauwe lijn’ door figuur 2 of figuur 3 beweegt. Is het mogelijk om, met
behoud van privacywaarborgen, toch gepersonaliseerde cultuureducatie
aan te bieden?
3. Omdat in het voortraject (1,2 in figuur 1) en het natraject (4,5) bezoekers
en kunstenaars geen binding hebben met een festival, is het voor
kunstenaars moeilijk zich adequaat te profileren naar hun doelgroep (‘wie
zouden er komen kijken en hoe benader ik die mensen vooraf?’) Voor
bezoekers is het moeilijk zich een oordeel te vormen van de nieuwe
kunstwerken of artiesten (‘hoe kies ik het festival dat ik ga bezoeken, en
hoe stel ik mijn bezoekprogramma samen?’). Bij November Music noemen
ze dit het ‘voorsorteer’-probleem, iets waarvan ze graag minder last
zouden willen hebben.
4. Voor een aantal kunstenaars is feedback onontbeerlijk (andere laten zich
daar minder aan gelegen). Willen kunstenaars hun potentiële publiek
kunnen bereiken, dan moeten ze weten wat hun publiek over hun werken
denkt. Als het goed is, is dit publiek echter talrijk, en het is de vraag hoe
grote hoeveelheden uiteenlopende meningen en reacties zinvol
gereduceerd moeten worden tot een begrijpbare en representatieve
aggregatie (dit probleem treedt bijvoorbeeld ook op bij media zoals
Youtube: sommige filmpjes geven aanleiding tot honderden reacties –
maar wie is in staat daaruit daar een zinvol globaal oordeel te vormen?).
5. Wat is de betekenis van kunst? Dat is een eeuwenoude discussie. Op basis
van dit model en web-technologie, kan in ieder geval een nieuw antwoord
worden toegevoegd: de betekenis van een kunstwerk is de betekenis die
mensen eraan geven; niet in hun hoofd, maar via digitale technologie
waardoor ook anderen er deelgenoot van kunnen worden.
Zijn hiervoor al oplossingen beschikbaar?
Een deel van uitdagingen heeft te maken met communicatie, een ander deel met
aggregatie. Alle uitdagingen hebben te maken met presentatie en profilering.
3
4. 1. Communicatie: hoe bereik je wie je bereiken wil, hoe spreek je de taal van de
beoogde luisteraar, en hoe zorg je dat die luisteraar iets terug kan zeggen?
2. Aggregatie: hoe combineer je grote hoeveelheden uiteenlopende, maar toch
gerelateerde berichten (bijvoorbeeld: reacties van toeschouwers op een
kunstwerk) tot een begrijpbaar en overzichtelijk totaal – bijvoorbeeld als
feedback voor de kunstenaar?
3. Presentatie: De informatiebehoefte van gebruikers (kunstenaars of
toeschouwers) kan enorm uiteenlopen. Hoe ontsluit je informatie van
uiteenlopende soorten, en hoe help je de gebruiker met het navigeren door
die informatie?
4. Profilering: Kunstenaars zijn verschillend in wat zij te bieden hebben, maar
bezoekers zijn niet minder verschillend in wat zij wensen. Hoe doe je recht
aan die verschillen, zonder van bezoekers te vragen dat ze identificeerbare
informatie over zichzelf prijs geven?
Momenteel is een aantal afzonderlijke technieken beschikbaar om in elk van deze
aspecten te voorzien. We noemen profilering- en recommendation technieken,
semantische technieken (RDF, namespaces die als domeinspecifieke taal dienen),
draadloze mobiele communicatie inclusief NFC waardoor ‘de wereld klikbaar’
wordt, data mining ten behoeve van aggregatie, en interactieve widgets om op
een associatieve manier te browsen in structuurarme informatie. Binnen het
voorgestelde samenwerkingsverband is expertise op al deze gebieden voldoende
aanwezig – en we zien het als taak om die afzonderlijke technieken zinvol te
integreren.
Kort samengevat: er zijn al wel diverse soorten technieken voorhanden. In het
navolgende geven we aan hoe die op een samenhangende manier ingezet kunnen
worden.
Festivals 2.0
We moeten dus gaan kijken hoe we die technieken kunnen toepassen om de
problemen zoals hierboven genoemd te adresseren. De meest eenvoudige vraag
is: kunnen we die technieken combineren met onze (door Feynman diagrammen
geïnspireerde) kijk op interactie? Wij stellen voor om de hierboven genoemde
technieken in te zetten om het diagram van figuur 1 te opwaarderen.
Schematisch als volgt:
4 5 4’
5’
3c 3’c
3b
3a 3’b
3’a
1
2 1’ 2’
Figuur 4
Wat is het voordeel van deze opwaardering? We kunnen nog altijd de twee
vervlochten ervaringen in beeld brengen. Bovendien kunnen we nu momenten in
die ervaringen met elkaar in verband brengen. We kunnen bijv. ‘het voortraject’
onderscheiden: de onderkant van figuur 4 tussen de punten 1’ en 2’. Of het ‘na-
traject’ (de bovenkant), tussen de punten 4’ en 5’.
Specifiek kunnen we dan over het volgende nadenken:
4
5. • 1’ 2’ (d.w.z. de onderkant van het vierkant, die van rood naar blauw
verloopt): Al in het voortraject krijgt de kunstenaar de middelen om naar zijn
doelgroep te communiceren over het kunstwerk-in-wording. Omdat de
doelgroep – in de vorm van profilering – bekend is kan de communicatie
gericht verlopen. Kunstenaars kunnen ook hun eigen, nieuwe werken
associëren (koppelen, in verband brengen) met eerder werk – ook van andere
kunstenaars - waardoor het voor het publiek mogelijk wordt een verwachting
te vormen over wat hen te wachten staat. Dit vereenvoudigt het keuzeproces
van de bezoeker;
• 5’ 4’ (d.w.z. de bovenkant van het vierkant, van blauw naar rood):
Aggregatie speelt een grote rol bij het samenbundelen en analyseren van
publieksreacties ten behoeve van de kunstenaar, alsmede ten behoeve van
bezoekers van dit en volgende festivals;
• 5’ 2’ (de rechterkant): Het zal mogelijk worden om de ervaringen van de
bezoeker automatisch te loggen. Een bezoeker kan daarom bij een volgend
festival informatie krijgen van het soort ‘je ziet hier X; dit heeft te maken met
Y dat je twee festivals geleden gezien hebt, weet je nog wel dat je het toen
ook zo leuk vond? Het verband is …’. Op deze manier kan de individuele
bezoeker in zijn cultuurontwikkelingsproces ondersteund worden;
• 4’1’ (de linkerkant): door analyse van de (geaggregeerde) profielen van
bezoekers van festivals kan een kunstenaar informatie krijgen over te
verwachten verschillen in publieksreacties. Dit kan hem desgewenst helpen in
zijn eigen artistieke ontwikkeling;
• 3’a: als een bezoeker zijn festivalbezoek meer gedetailleerd heeft voorbereid,
kan hij bij de eerste kennismaking met een nieuw werk al beter geïnformeerd
zijn;
• 3’b: als een bezoeker bereid is zijn aanwezigheid kenbaar te maken
(polsbandje, NFC, …) ‘weet’ het kunstwerk wie het voor zich heeft, en kan het
desgewenst inspelen op de profiel-identiteit van de bezoeker (gebruikmakend
van de profielinformatie voor zover die beschikbaar is);
• 3’c: als deel van de interventie kan de feedback van de bezoeker dienen;
desgewenst kan de instantane feedback van de bezoeker op een kunstwerk
deel gaan uitmaken van de achterhaalbare betekenis van het kunstwerk (‘van
dit kunstwerk zijn tot dusver 344 bezoekers blij geworden, waarvan 243 nog
blijer dan u’). Met feedback naar het kunstwerk toe, wordt tegelijkertijd dus
feedback naar de bezoeker mogelijk: ‘proficiat, uw oordeel komt overeen met
dat van 88% van de als ‘kunstkenners’ aangemerkte bezoekers’.
Concluderend
We hebben de structuur van het Feynman diagram gebruikt om een model te
ontwikkelen over kunst- en cultuurbeleving. Daarvan hebben we twee versies aan
bod laten komen: de eenvoudige, waarin de individuele ontmoeting tussen
toeschouwer en kunstwerk weergegeven kan worden. En het opgewaardeerde
model dat ons gaat helpen over zinvolle onderdelen in het proces na te denken:
het voortraject, het na-traject, het ‘tracken’ van de ervaring van de bezoeker, het
zinvol maken van de feedback voor de kunstenaar, en de concrete interactie
tussen toeschouwer en kunstwerk.
Waarom hebben we dat gedaan? De huidige situatie heeft een aantal problemen
waarvoor nog geen eenduidige en makkelijke oplossing voorhanden is. Door onze
benadering te laten inspireren door inzichten uit de natuurkunde, gaat het
opgewaardeerde model het ons mogelijk maken ons onderzoek naar die oplossing
te baseren op een overzichtelijk schema voor verstrooiing door interactie.
5